De plotselinge explosie van Europa-liefde is opvallend. Is hier nu een nieuwe generatie opgestaan die zich voornamelijk Europeaan voelt? De Kanttekening sprak erover met politicoloog Ian Down en bezocht het partijcongres van de nieuwe politieke partij Volt Europe.
‘Leden uit alle hoeken van het continent delen dezelfde energie, spanning voor de toekomst en hoop op een nieuw Europa; voor hen die niet gevormd willen worden door het verleden, maar de toekomst willen vormen!’ Zoals elke politieke bijeenkomst, staat ook de General Assembly van Volt Europe bol van de sterke retoriek. Het is 27 oktober en oprichter en voorman Andrea Venzon, een jonge Italiaan met een zachte stem, opent het grootste partijcongres tot dan toe in het Koninklijk Tropeninstituut in Amsterdam. Zijn woorden maken veel los: uit ruim vijfhonderd veelal jonge kelen klinkt bij elke inspirerende zinsnede gejuich en gejoel. Het is tekenend voor de energie die er dat weekend rondwaart. ‘We hebben geen geld en geen bekende namen’, geeft Venzon toe. Maar wat ze wel hebben: jonge energie en grensoverschrijdende ambities. ‘We zullen niet stoppen totdat wij in Europa niet alleen een familie zijn, maar ook één volk!’, besluit hij zijn speech. Wederom gejuich.
In de afgelopen decennia hebben zelfs de grootste eurofielen moeite gehad om de Europese Unie als iets anders te zien dan een technocratische kolos, een anonieme bureaucratie waar moeilijk passie voor op te brengen is. Pakweg de laatste twee jaar, sinds de brexit-stem, lijkt daar voorzichtig verandering in te komen. Net nu de EU in het nauw is gedreven en ze haar bestaansrecht ziet afkalven, zijn er op sociale netwerken bewegingen opgedoken die blaken van de liefde voor het Europese project. Met namen zoals Pulse of Europe en My country? Europe promoten deze pagina’s het bestaan van één gedeelde Europese identiteit. Ook Volt Europa omhelst de Europese gedachte en mikt daarbij op concrete politieke macht bij de Europese parlementsverkiezingen van volgend jaar.
Affectie en utilisme
Het schamele wetenschappelijk onderzoek dat naar Europese identiteit is gedaan, lijkt bevestigend te antwoorden. De Amerikaanse politicoloog Ian Down (48), die verbonden is aan The University of Tennessee, Knoxville, is gespecialiseerd in Europese politiek en heeft onderzoek gedaan naar de houding van verschillende leeftijdsgroepen tegenover de EU en Europa. In een paper met de suggestieve titel A rising generation of Europeans? constateert hij dat elke generatie niet alleen meer verbintenis heeft met Europa, maar dat die verbintenis ook anders van aard is. Van oudsher hecht men vooral aan de EU vanuit utilistische motieven: ze beschouwen Europa op een berekenende manier en wegen de kosten en baten van de EU tegen elkaar af in hun oordeel. ‘Maar steeds meer hechten mensen aan de EU op een emotionele manier’, zo ziet Down. ‘Dat is de groei in affectieve houding tegenover de EU: geen koele berekening maar een diepe, emotionele band.’
Het verschil tussen de affectieve en utilistische binding is ook zichtbaar binnen de Nederlandse tak van Volt. Voorzitter Reinier van Lanschot (29) zegt zich niet heel erg Europees te voelen. ‘Ik zie de EU vooral als een middel om onze vrijheden en welvaart te waarborgen, niet als mijn identiteit. Hoogstens als ik op een ander continent ben, voel ik me Europees. Maar vooral ben ik Amsterdammer en Nederlander.’
Medelid Jasper Munnichs (20) daarentegen blijkt zich veel meer een Europeaan te voelen. ‘Ik denk niet over problemen na met een Nederlandse blik, maar ik vraag me af hoe wij kunnen overleven als Europa. Ik wil ook echt vertegenwoordigd worden als Europeaan.’ Daarna, met een grijns: ‘Ik heb mijn Europese vlag ook al besteld. Binnenkort komt ‘ie binnen.’
Europese symboliek
De belangrijkste oorzaak voor het verschil tussen de generaties is volgens professor Down de wereld waarin ze zijn opgegroeid. ‘Ouderen kunnen zich nog herinneren hoe hun land eruitzag zonder de EU, maar voor de jongeren is een wereld met meer EU niet minder onbekend en onzeker dan eentje zonder – en houden ze meer van wat ze weten dat goed voor hen heeft gewerkt’, aldus Down. ‘Wat Europa dus gewoon nodig heeft om geliefder te worden, is blijven bestaan. En ondertussen niet catastrofaal falen, natuurlijk.’ De nieuwe generatie is niet alleen opgegroeid in een wereld waarin Europa meer regelgeving bepaalt, maar waarin Europa ook allerlei specifieke symbolen heeft gekregen – waaraan dan weer positieve gevoelens opgehangen kunnen worden. Anchor points noemt professor Down ze en hij wijst op dingen zoals de EU-vlag, de euro en kentekenplaten. ‘Door die concrete symbolen wordt de liefde voor een wereld met de EU zichtbaar.’
Aan Europese symboliek ontbreekt het ook zeker niet op de bijeenkomst van Volt. Op de trappen van het Tropeninstituut zijn grote EU-vlaggen gehangen en de sterren van Europa zijn veelvuldig terug te zien op stickers en sweaters. Sommigen zijn daar erg expliciet in – We <3 the EU kondigt een populaire sticker onomwonden aan. Hoogtepunt van het Europese vertoon is de mars die op de middag gepland staat en die uitmondt in een grote stoet uitgedost in paars – de kleur van Volt – en het Europese blauw. De Europese vlaggen ontelbaar en opbeurende Europese leuzen worden per luidspreker omgeroepen.
Ook Tobias (27) uit Aken zwaait rondjes met de EU-vlag terwijl hij meeloopt. ‘Ik woon dichtbij de grens met België en Nederland. Voor mij is het best normaal om te shoppen in Nederland, dagtripjes te maken naar België en te werken in Duitsland. Ik voel me niet zozeer Duits, maar meer Europees. Die verbondenheid is ook waarom ik hier ben vandaag.’
Bij navraag lijken de stickers en vlaggen echter de grootste liefhebbers van de EU. Dat past bij de naoorlogse politieke in Europa, waar vaderlandsliefde wordt geschuwd. Meerdere omstanders zijn terughoudend in het betuigen van concrete liefde en ook als de vlaggen zwaaiende Tobias gevraagd wordt of hij ook echt van Europa houdt, lacht hij ongemakkelijk: ‘Zo patriottisch ben ik niet. Ik mag Europa graag, maar ik houd er niet van.’
Actie
‘Een gezonde dosis Europees patriottisme heeft de EU wel degelijk nodig’, stelt professor Down. ‘Voor iemand die niet op een emotioneel niveau gehecht is aan de EU, kan de houding van dag tot dag veranderen, naargelang de omstandigheden. Een affectieve relatie daarentegen gaat dieper en is ook duurzamer. In tijden van crisis, wanneer door slechte prestaties het nut van een instituut in twijfel wordt getrokken, heeft het affectieve steun nodig om te blijven overleven: men moet ervan houden. Wat we zien gebeuren bij de jongerengroepen zijn een weerspiegeling van de resultaten uit het onderzoek.’ Volgens Down moeten zij inderdaad gezien worden in het licht van de recente opkomst van het nationalisme en extreemrechts. ‘Dit is de jongere generatie die denkt ‘wacht eens even, dit is niet de toekomst die ik wil’.’
Dat is precies de boodschap van Venzon. ‘Op de dag van brexit zat ik te praten over de toekomst die ons bang maakte. Toen zeiden we tegen elkaar: we willen dat iemand iets verandert, maar waarom doen we dat zelf niet?’ Omstanders mompelen instemmend met serieuze gezichten.
Voor wie de jeugdigheid en de energie van Volt ziet, is het verleidelijk om inderdaad te spreken van een nieuwe Europese generatie. Het is echter de vraag of de breuk daadwerkelijk zo groot is. In de Eurobarometer wordt een peiling gedaan onder Europeanen over hun band met Europa. Daarin zegt de jongste generatie inderdaad een sterkere band te hebben dan de ouderen, maar veel verschilt het niet: factoren als het opleidingsniveau lijkt een belangrijkere voorspeller te zijn dan leeftijd.
De voorzitter van de Bulgaarse tak van Volt, Nastimir Ananiev (43), bewijst dat jeugdigheid geen voorwaarde is voor Europa-liefde. ‘Oh, absoluut!’, roept hij wanneer hij wordt gevraagd of hij van Europa houdt. ‘Maar ik denk dat je moeilijk iemand kunt vinden hier die dat niet doet.’ Als hij hoort dat zijn jongere mede-Volters weifelend afstand nemen van het begrip ‘houden van’, wendt hij zich onthutst af. Nastimir en zijn Europa-liefde lijken teleurgesteld in de jonkies van Volt.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!