4.9 C
Amsterdam

De oorlogshonden jagen weer over de Kaukasus

Tieme Hermans
Tieme Hermans
Journalist die de wereld rondreist; momenteel in India. Verslaggever.

Lees meer

De oorlog om Nagorno-Karabach drijft Armeense en Azerbeidzjaanse vredesactivisten tot wanhoop. Toch willen ze de moed niet opgeven. ‘Vooral op dit kritieke moment moeten mensen de verbinding niet verliezen – althans: zij die er nog in geloven.’

Na bijna dertig jaar vruchteloos onderhandelen zagen de Armeense en Azerbeidzjaanse regering het diplomatieke pad steeds meer als een doodlopend spoor. Beide landen begonnen de afgelopen jaren hun toon te verharden en een militaire koers als enige uitweg te zien. Op internationale conferenties en tijdens onderhandelingen bleven oude trauma’s opgerakeld, zoals de Armeense Genocide van 1915, de deportatie van honderdduizenden Azerbeidzjanen uit Nagorno-Karabach en omliggende provincies in de jaren negentig, en een flink aantal massamoorden en pogroms door beide kampen. De publieke opinie aan weerszijden van de grens werd steeds vijandiger, waardoor een weerwoord binnen beide samenlevingen nauwelijks meer wordt getolereerd.

Het Nagorno-Karabachconflict is een strijd tussen twee internationale principes: het principe van territoriale integriteit, dat wordt bepleit door Azerbeidzjan, en het principe van zelfbeschikking, waar de bevolking van Nagorno-Karabach zich op beroept. Daarbij wordt de bevolking gesteund door Armenië. Hoewel geen enkel land de onafhankelijkheid van de Armeense republiek Artsach erkende, meende Azerbeidzjan dat onderhandelingen een doodlopend spoor waren. Dit dwong de regering tot de keuze om of het verlies van Nagorno-Karabach te incasseren of om ervoor te vechten. Aangezien de Arbeidzjaanse president Ilham Aliyev een groot deel van zijn repressieve en nationalistische beleid baseert op het streven om Nagorno-Karabach goedschiks dan wel kwaadschiks te heroveren, werd een militaire oplossing steeds waarschijnlijker.

Ook aan Armeense zijde is een verharding in opstelling te zien, sinds minister-president Nikol Pashinyan in 2018 aan de macht kwam. Een jaar na zijn aanstelling verwierp hij de zogenoemde Madrid Principles, een raamwerk van afspraken voor een vreedzame oplossing van het conflict dat sinds 2007 als basis voor onderhandelingen diende. Ook werd Pashinyans beleid steeds provocatiever, door onder meer etnische Armeens vluchtelingen uit Syrië en Libanon land en woningen aan te bieden in Nagorno-Karabach. Tevens heeft de Armeense premier voormalig Azerbeidzjaans land uit de geannexeerde bufferzone tussen Nagorno-Karabach en Armenië laten bebouwen.

Nagorno-Karabach (Beeld: Wikimedia Commons)

Syrische kolonisten

Tijdens de eerste oorlog om Nagorno-Karabach van 1988-1994 werd de gehele Azerbeidzjaanse bevolking uit Nagorno-Karabach verjaagd of vermoord. Honderdduizenden bewoners van het grensgebied zagen zich gedwongen het geweld te ontvluchten. Ook vrijwel de gehele Armeense bevolking ontvluchtte Azerbeidzjan, na enkele massamoorden en pogroms.

Een van de prioriteiten van de Armeense autoriteiten in Nagorno-Karabach is het herbevolken van voormalig Azerbeidzjaanse dorpen. Het ging vooral om arme Armeniërs, maar ook om dertig families van etnisch Armeense vluchtelingen uit Syrië. Ze kregen een woning, land, goedkope leningen en een klein geldbedrag aangeboden om zich te settelen in het dunbevolkte berggebied.

In een interview met nieuwsorganisatie Eurasianet vertelde de 39-jarige Syrisch-Armeense Andranik dat hij geen slecht leven had in Syrië, maar dat hij wilde dat zijn kinderen zouden opgroeien in hun historische vaderland. ‘Dit is ons echte thuis en we zullen het behouden, koste wat kost. Dit voelt meer als onze oorlog dan die in Syrië.’

Keurslijf van haat

Voor de overgrote meerderheid van mensen aan beide kanten van de grens blijft het buurland een abstracte vijand, waarmee normaal contact onmogelijk en levensgevaarlijk is. ‘Het probleem is dat onze overheid zich vooral heeft gefocust op een diplomatieke top-down-oplossing en weinig initiatieven aan het volk gaf’, vertelt de Azerbeidzjaanse politicoloog en vredesactivist Jeyhun Veliyev. ‘De Armeense regering doet het niet veel beter. Maar omdat Armenië een iets minder autocratisch systeem heeft en meer vrijheid van meningsuiting, is het daar iets makkelijker voor activisten om zich uit te spreken.’

Volgens hem zijn er in beide landen jongeren die op zoek zijn naar andere vormen van dialoog. Echter zijn de kansen zo gering om elkaar te ontmoeten, dat ze maar zelden de mogelijkheid krijgen zich echt te bevrijden uit het keurslijf van haat.

De Armeense journaliste Arpi Bekaryan bevestigt dit beeld. ‘Mensen willen deel uitmaken van de samenleving en betrokken zijn bij de pijn en het geluk van de meerderheid, zelfs als ze hier diep van binnen niet in geloven’, zegt zij. ‘Als ze dan een ander geluid laten horen, worden ze uitgemaakt voor verraders. Daardoor is er zeker nu nauwelijks weerwoord op de barrage van haat en de absurditeit van de oorlog.’

Jeyhun vertelt hoe hij de afgelopen weken vredesactivisten aan beide kanten van de grens ineens oorlogszuchtige en haatzaaiende taal zag verspreiden op Facebook. ‘Mensen zeggen me dat ik niet over vrede moet praten in oorlogstijd, maar volgens hen is het al dertig jaar oorlog. Ze denken dat als je het over vrede hebt, je het opgeeft en wil dat je dierbaren worden vermoord.’

Ander perspectief

‘Toen ik ging studeren in Georgië waarschuwde mijn vader mij dat ik uit moest kijken voor Armeniërs’, vertelt Aziz (24). ‘Mijn broertje vroeg me zelfs verbaasd: ‘Ga je daar echte Armeniërs ontmoeten?’, alsof het een soort bloeddorstige aliens zijn die het op je leven voorzien hebben. Maar’, lacht Aziz, ’binnen een week was ik bevriend geraakt met mijn nieuwe Armeense klasgenoten.’

Toch blijft het volgens zijn Armeense medestudent Tigran (23) moeilijk elkaar te vertrouwen. ‘Ik ben opgegroeid in de Verenigde Staten en heb de hele wereld over gereisd, maar nog steeds trekt mijn maag soms samen als ik een Azerbeidzjaan zie. Kun je nagaan hoe dat is voor Armeniërs die nooit hun neus buiten eigen gemeenschap steken?’

‘Van jongs af aan leerde ik al om Armeens te zijn’, vertelt Arpi. ‘Een goede patriot, bang voor Turken en met haat jegens Azerbeidzjanen. Dat waren de regels, dat was deel van mijn identiteit. En ik nam die rol aan zonder vragen te stellen, net als mijn vrienden aan de andere kant van de grens. Die diepgewortelde haat, dat wantrouwen en de pijn van mijn voorouders zit mij in het bloed. We komen allemaal uit een oorlogsgeneratie die is opgegroeid met verhalen die we van onze ouders hoorden over wanhoop, verlies en de leegte van talloze ontheemde gezinnen. De verhalen blijven mij achtervolgen en het is niet makkelijk ze af te schudden.’

‘We willen allemaal aandacht voor de pijn die wijzelf geleden hebben, niet voor de pijn van een ander’

‘Natuurlijk willen de Armeniërs vrede’, zegt Arpi, ‘maar we willen het alleen volgens onze eigen vastgeroeste voorwaarden. Het is altijd makkelijker om in conflict te zijn dan het op te lossen. We willen allemaal aandacht voor de pijn die wijzelf geleden hebben, niet voor de pijn van een ander. Het is veel makkelijker om te zwelgen in gevoelens van zelfmedelijden, dan om de genuanceerde werkelijkheid eerlijk onder ogen te zien. Toch hebben mijn Azerbeidzjaanse vrienden, die ik in het buitenland ontmoette, mij laten zien dat er ook een andere kant is.’

‘Mijn Azerbeidzjaanse klasgenoten en ik hebben met vallen en opstaan van elkaar geleerd dat de enige uitweg is om het conflict te bekijken vanuit een ander perspectief’, zegt Tigran. ‘Helaas hebben beide kampen zich de afgelopen dertig jaar alsmaar dieper ingegraven in hun eigen verstoorde versie van de werkelijkheid, die met de tijd steeds grimmiger wordt. Decennialang hebben we toegekeken hoe beide partijen dit conflict gebruikten voor politiek gewin.’

‘Mijn regering is zo corrupt’, zegt Aziz. ‘Soms lachen we erom en doen mijn Armeense vrienden en ik een wedstrijdje welke regering het meest corrupt is, maar echt grappig is het niet. Bijna dertig jaar na de oorlog zitten er nog altijd duizenden Azerbeidzjaanse oorlogsvluchtelingen in waardeloze, tijdelijke onderkomens. De overheid weigert hun situatie daadwerkelijk te verbeteren, want dan kunnen ze niet meer gebruikt worden als troef om te laten zien hoeveel leed de Armeniërs hebben veroorzaakt. Deze leiders gebruiken Nagorno-Karabach om goed te praten waarom we nog altijd in een halve dictatuur leven, onze gevangenissen uitpuilen en er in ons land barbaarse mensenrechtenschendingen plaatsvinden. Sterker nog, als je ook maar iets in durft in te brengen tegen Aliyev en zijn kliek, word je zonder pardon weggezet als landverrader.’

‘Helaas hebben beide kampen zich de afgelopen dertig jaar alsmaar dieper ingegraven’

‘Na een periode in het buitenland wilde ik mijn nieuwe inzichten delen met familie en vrienden’, vertelt Arpi, ‘maar toen ik merkte dat dit totaal zinloos was, begon ik mij steeds verder geïsoleerd te voelen van de wereld waar ik vandaan kwam. Ik weet zeker dat ik met sommige vrienden nooit meer een normaal gesprek kan voeren. Ik kan niet eens meer naar mijn favoriete muziek luisteren, omdat ik erachter kwam hoeveel haat en nationalisme erin verborgen zit.’

Kindsoldaten en kalasjnikovs

In Armenië en in Azerbeidzjan bestaat de militaire dienstplicht voor mannen vanaf 18 jaar. Ook krijgen kinderen aan beide kanten al eerder militaire en patriottische training op school. Volgens Stichting Child Soldiers International hebben beide landen zeventienjarigen opgeroepen als militair kadet en zijn er enkele gevallen bekend waar kinderen tussen de elf en vijftien jaar in Nagorno-Karabach wapentraining kregen.

‘Dit conflict moet worden opgelost door gewone mensen, niet door mannen in vergaderzalen of mannen met kalasjnikovs en drones’

‘Vind je het gek dat een wapenstilstand geen oplossing is?’, zegt Tigran. ‘We doen dit keer op keer, maar er zijn inmiddels generaties voorbij gegaan voor wie het perspectief niet veranderd is. We zouden een pijnlijk gesprek met onszelf moeten aangaan. Ik geloof niet dat het gaat werken om duizend mensen in een conferentiezaal te proppen om te praten. Dit conflict moet worden opgelost door gewone mensen, niet door mannen in vergaderzalen of mannen met kalasjnikovs en drones.’

Diplomatie

Het conflict in de Kaukasus lijkt de afgelopen jaren een lage prioriteit te hebben gehad in het Westen. De regio is al jaren een geopolitiek kruitvat, waar Oost en West, autocratie en democratie, islam en christendom en enkele zeer nationalistische volkeren direct naast elkaar wonen. Westerse landen bemoeien zich liever niet met het conflict, te meer omdat Azerbeidzjaans belangrijkste bondgenoot – Turkije – lid is van de NAVO.

Toch kan de-escalatie van het conflict volgens Jeyhun alleen in gang worden gezet door geloofwaardige bemiddelingsinspanningen vanuit de westerse wereld. ‘Niet alleen om een fragiele status quo te handhaven, maar om dit conflict voor eens en voor altijd op te lossen.’

‘Mijn hoop is dat we door constructieve dialoog tussen changemakers, activisten en maatschappelijke organisaties kunnen werken aan wederzijds vertrouwen’, zegt hij. ‘Vooral op dit kritieke moment moeten mensen de verbinding niet verliezen. Althans, zij die er nog in geloven.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -