De gevangen Turkse romanschrijver Ahmet Altan schreef een wonderschone getuigenis over zijn arrestatie, gevangenschap en zijn drang tot creatie.
Het bespreken en beoordelen van sommige boeken lijkt impertinent. Zoals in dit geval. Het spreekt voor zich met zoveel duidelijkheid, zekerheid en wijsheid, dat er maar één ding over gezegd hoeft te worden: lees het. En lees het dan nóg een keer. Het is een dun boekje, onderverdeeld in korte hoofdstukken, sommige niet langer dan hooguit twee pagina’s, elk met een beschrijving van een incident uit de gevangeniservaring van de auteur. Het is prachtig gedistilleerd, maar veroordeelt niet: zelfs in het extreme verliest Altan (1950) nooit zijn helderheid en doorzichtigheid, zo levendig als dromen kunnen zijn – wat kenmerkend is voor zijn andere werk. Althans, zijn andere werk dat in het Engels is vertaald. Like a Sword Wound (Als een Zwaardwonde), het prachtige eerste deel van zijn Ottomaanse Kwartet; en Endgame (Eindspel), een fantasmagorisch misdaadverhaal. Zelfs dat laatste heeft, te midden van alle geweld, de dromerige kwaliteit die zo typerend voor Altan lijkt te zijn. Te oordelen naar Ik zal de wereld nooit meer zien, is en blijft het zijn redding.
Zijn arrestatie verbaasde hem niets – hij bevond zich immers vooraan in de frontlinie. Als auteur van ‘Atakurt’, een veelgelezen stuk in de krant Milliyet pleitte hij voor een gelijkwaardige status voor de Koerden. Het leverde hem in 1995 een voorwaardelijke straf van twintig maanden op en een boete van 10.600 euro. In 2007 richtte hij de satirische krant Tara op, daarin schreef hij een jaar later het stuk ‘O, Mijn Broer’. Op grond van het draconische artikel 301 van het Turkse wetboek van strafrecht, dat het ‘beledigen van de Turkse identiteit’ strafbaar stelt, werd Altan hiervoor aangeklaagd, maar op dat moment nog niet gevangengezet. In de wetenschap hoe kwetsbaar zijn positie was, droeg hij altijd een pistool bij zich.
Dissident zijn zit de Altans in het bloed: Ahmets vader Cetin was een polemisch journalist, romanschrijver, redacteur en parlementslid. Een halve eeuw eerder werd Cetin aangehouden door een eerder repressief regime. Toen de politie hem kwam halen, bood Altan senior de agenten thee aan. Ze weigerden. ‘Het is geen omkoping’, zei hij, ‘Je kunt het gewoon drinken.’ De grap viel niet in goede aarde. Vierenhalf decennium later deed Ahmet hetzelfde met de agenten die hem kwamen halen. En ook zij waren not amused. Grappen maken onder die omstandigheden verraadt een haast ondenkbare koelbloedigheid. Ahmet wist dat de kans op een eerlijk proces nihil was en dat het vonnis al van tevoren vast stond.
Nooit meer zou ik de vrouw van wie ik houd nog kussen, mijn kinderen omhelzen, mijn vrienden ontmoeten, de straat op gaan …. nooit meer eieren met worst eten, een glas wijn drinken of naar een restaurant gaan en vis bestellen. Nooit meer de zonsopgang zien.
Tijdens de rit naar de gevangenis, bood de bewaker hem een sigaret aan. ‘Ik rook alleen als ik nerveus ben’, antwoordde Altan. Hij had, zei hij, geen idee waar de woorden vandaan kwamen. Maar ze hebben zijn leven veranderd. ‘Sommige woorden en daden worden door de situatie bepaald, door de gevaren en de realiteiten om je heen. Als je echter weigert deze jou toegewezen rol te spelen, en in plaats daarvan het onverwachte doet of zegt, dan wordt de werkelijkheid zélf verrast; ze botst tegen de opstandige aanlegsteigers van je geest en breekt in stukken.’ Dit inzicht – ‘De werkelijkheid kreeg mij niet klein, ik haar wel’ – gaf hem de kracht om wat zou volgen onder ogen te zien. Hij zag dat dit mentale vermogen het verlengde was van zijn beroep als romanschrijver: het creëren van een alternatieve werkelijkheid. Ik zal de wereld nooit meer zien gaat over schrijven en over de gevangenis, maar bovenal gaat het over vrijheid. Een vrijheid die belichaamd wordt door verbeeldingskracht.
Het kostte hem moeite om zijn geest vrij en onafhankelijk te houden: want hoe sterk je innerlijke textuur ook is, een gevangenis werkt per definitie verlammend en debiliserend. ‘In een tijdsbestek van vijf uur had ik vijf eeuwen gereisd om in de kerkers van de inquisitie te belanden.’
De zintuigelijke onthouding werkte onmiddellijk desoriënterend: net als Oscar Wilde ontdekte hij dat tijd niets meer betekent. ‘Lucht en licht in onze kooi veranderden nooit. Elke nieuwe minuut was hetzelfde als de voorgaande. Het was of een zijtak van de rivier van de Tijd op een dam was gestuit en zich een meer had gevormd. En wij zaten op de bodem van die onbeweeglijke poel.’
Eenmaal voor het gerecht bleef de gedesoriënteerdheid. De rechters waren rechtstreeks afkomstig uit Kafka, maar niet woest of wreed, maar grillig, verbijsterend, surrealistisch. Hij ontdekte dat hij niet, zoals ze hem eerder verteld hadden, gearresteerd was voor het steunen van de coup, maar voor daadwerkelijke deelname aan de staatsgreep. Toen de rechter gevraagd werd de veranderde aanklacht toe te lichten, merkte deze rechter luchtig op dat ‘onze aanklagers graag woorden gebruiken waarvan ze de betekenis niet kennen.’
Hij werd vrijgelaten en keerde terug naar huis; later die avond wordt er een nieuw arrestatiebevel uitgevaardigd en wordt hij weer gevangen gezet, in een cel met de vermelding ‘Ziekenafdeling voor Vrouwen’. Hij gaat in beroep, zijn veroordeling is immers afgewezen door het Hooggerechtshof: terwijl hij op het vonnis wacht, probeert hij ‘de bleke flikkerende dromen’ te verwerpen die ‘gevoed worden door hoop’ en die ‘zich verlegen roeren in de schimmige plooien van mijn geest’. Terwijl hij wacht begint hij zich te realiseren dat hij dezelfde scène beleeft die hij jaren geleden schreef in zijn roman Like a Swordwound, waarin ook een personage voorkomt dat wacht op een vonnis. ‘Jaren geleden zwierf ik in dat niet omlijnde, raadselachtige en wazige gebied waar literatuur en realiteit elkaar ontmoeten. Ik had mijn eigen lot ontmoet, maar herkende het niet; ik schreef dat het van iemand anders was. Ik voel me meegesleurd in een duizelingwekkende, woeste draaikolk waarin roman en leven verstrikt zijn, waar wat echt is en wat geschreven is elkaar imiteren en van plaats veranderen, de een vermomd als de ander.’
Het vonnis is keihard: levenslang, zonder kans op vervroegde vrijlating. Ik zal de wereld nooit meer zien. Nooit zal ik een lucht zien die niet omlijst wordt door de muren van de binnenplaats. Ik daal af naar Hades. Ik loop de duisternis in als een god die zijn eigen lot schrijft. Mijn held en ik verdwijnen samen in de duisternis.
Maar bijtijds wordt hij gered door zijn verbeelding: Net als Odysseus zal ik handelen met moed en lafheid, met eerlijkheid en list. Ik zal victorie en nederlaag kennen, mijn avontuur zal alleen eindigen in de dood… middenin mijn cel staat een schip van krakend hout. Aan dek een conflicterende Odysseus.
Één adembenemend moment denkt hij: Wat een prachtige scène om te beschrijven. Ik reik naar een pen met een hand die wit is in het spookachtige licht. Ik kan zelfs in het donker schrijven. Ik neem het door de storm kreunende schip in de palm van mijn handen en begin te schrijven. De gesloten gevangenisdeur achter me.
Ik zal de wereld nooit meer zien, samengesteld uit aantekeningen die Altan aan zijn advocaten gaf en voortreffelijk in het Engels vertaald door zijn vriendin Yasemin Congar, is qua vorm heel bevredigend. Het is niet Midnight Express; het is niet From the House of the Dead, en het is niet De Profundis. In zekere zin overstijgt het al deze drie.
Het is een stralende viering van de innerlijke menselijke hulpbronnen, en vooral die door de verbeelding worden getriggerd. Het verslag van het creatieve proces is subliem, één van de meest perfect tot uitdrukking gebrachte analyses van dat eeuwig ongrijpbare fenomeen. En het is een triomf van de geest. ‘Je kunt me gevangen zetten, maar je kunt me hier niet houden. Omdat ik, net als alle schrijvers, magie heb’, schrijft Altan in zijn laatste zinnen. ‘Ik kom met gemak door jullie muren heen.’ Ja, maar genoeg is genoeg. Hij zit nog steeds gevangen. Tachtig Nobelprijswinnaars hebben inmiddels tegen zijn detentie geprotesteerd. Zonder succes. We zullen hemel en aarde moeten bewegen om hem vrij te krijgen.
‘I Will Never See the World Again’, vertaald door Yasemin Çongar, is in het Engels uitgegeven door Granta. In mei 2019 geeft uitgeverij De Bezige Bij het boek uit onder de titel ‘Ik zal de wereld nooit meer zien’.
Deze recensie verscheen eerder bij The Guardian en is voor de Kanttekening vertaald door Mark van Harreveld.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!