5.2 C
Amsterdam

In Sri Lanka: ‘Overal wordt alles boeddhistisch gemaakt’

Sara-May Leeflang
Sara-May Leeflang
Journalist en verslaggever die Azië heeft rondgereisd en in verschillende landen artikelen heeft geschreven voor de Kanttekening, waaronder India, Sri Lanka, Thailand, Nepal en Birma. Momenteel in Italië.

Lees meer

Sri Lanka kampt nog steeds met de naweeën van een burgeroorlog die bijna 26 jaar duurde. Veel Tamils zijn geëmigreerd, terwijl Tamils die bleven zich nog altijd tweederangsburgers voelen. Onze correspondent Sara-May Leeflang doet verslag vanuit Sri Lanka.

De Sri Lankaanse burgeroorlog begon op 23 juli 1983 kwam op 18 mei 2009 tot een eind. In het oosten en noorden van het land zijn er nog veel zaken die herinneren aan de oorlog. Die is gevoerd tussen de regering en de separatistische strijdgroep Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE), die streed voor een onafhankelijk gebied voor de Tamils. De meerderheid van de Tamils is hindoe, maar onder hen zijn ook moslims en christenen. De regering voerde tijdens de oorlog een nationalistisch boeddhistisch bewind waarbij minderheden het moesten ontgelden.

Circa een derde van de ruim twee miljoen Tamils is tijdens de oorlog geëmigreerd. Sanjeevan (45) werkt als directeur bij een detailhandel in de hoofdstad Colombo. Hij komt oorspronkelijk uit Nallur, een pelgrimsplaats in de noordelijke provincie Jaffna waar de befaamde tempel Nallur Kovil staat. Veel hindoetempels in Europa en Noord-Amerika zijn vernoemd naar Nallur Kovil. In 1985 verhuisde hij met zijn familie naar Colombo. Hij was toen veertien jaar oud. ‘Toen de oorlog uitbrak was het te gevaarlijk om in Nallur te blijven. We hebben het land verkocht en zijn vertrokken. Ik was jong en weet er niet veel meer van. We praten thuis ook niet echt over de oorlog.’ Hij is drie jaar geleden voor het eerst teruggegaan naar zijn geboortestad. ‘We hebben leren leven met het rouwen om onze verloren familie en vrienden.’

De oorlog speelde zich voornamelijk in het noorden van het land af, de kuststreken werden gecontroleerd door de LTTE. Langs de kustweg van Arugam Bay naar Jaffna zijn de restanten van de oorlog nog steeds te zien. Ruïnes van huizen zijn bijna in elk dorpje te vinden. Deels door de oorlog, deels ook door de tsunami die in 2004 enorme verwoestingen achterliet. Gevechtsboten liggen nog steeds op verlaten stranden. In het dorpje Mulankavil runt de oud-LTTE-strijder Adhavan (42) nu een restaurant. Hij is zijn arm verloren in de oorlog. Meer wil hij er niet over zeggen.

Kalil (44) heeft dertig jaar in Hamburg gewoond. Hij werkte daar in Italiaanse restaurants. Hij groeide op in een klein dorpje in het oosten van Sri Lanka. In 1984 emigreerde hij naar Duitsland. ‘In 1983 brak de oorlog uit in het noorden, pas in 1985 in het oosten. Ik ben een jaar voor de oorlog geëmigreerd.’ Sinds anderhalf jaar woont hij weer in Sri Lanka vanwege familieomstandigheden. Maar hij weet niet of hij hier nog wil blijven. Hij heeft namelijk het gevoel dat de Tamils niet dezelfde rechten hebben als de andere burgers van Sri Lanka. ‘We worden nog steeds behandeld als tweederangsburgers.’

‘De politiek voert nog steeds een sterk pro-boeddhistische, nationalistische koers’, zegt Kalil. ‘Alles wat boeddhistisch en Singalees is, wordt voorgetrokken en daar gaat het geld naar toe. Vergelijk het oosten en noorden waar veel Tamils leven met de Singaleze gebieden. De Singaleze gebieden zien er prachtig uit, de wegen zijn goed, overal zijn watervoorraden en andere voorzieningen. In onze gebieden is er niets. Veel is kapot gegaan tijdens de oorlog. Watervoorziening is een groot probleem. We kunnen niet het water uit de kraan drinken. De wegen zijn slecht. Er wordt bijna niet geïnvesteerd, dus de ontwikkeling blijft uit. Daarnaast kunnen Tamils zich niet gemakkelijk in de Singaleze gebieden vestigen. Er wordt simpelweg geen land aan ons verkocht. Singalezen kunnen zich wel gemakkelijk in het noorden en oosten vestigen, we verliezen veel land.’

Volgens Kalil is één van de hoofdoorzaken van de discriminatie de politiek van de boeddhistische extreem-nationalistische organisatie Bodu Bala Sena (BBS). ‘De Singalezen zijn goede mensen, maar ze worden gebrainwasht door fanatieke monniken die gelieerd zijn aan de BBS. Ze zijn tegen alles wat islamitisch, Tamil of anders is. De vorige regering liep hand in hand met de BBS. De huidige regering heeft afstand genomen van de organisatie, maar dat is niet genoeg. In 2014 zijn onder leiding van de BBS veel onschuldige mensen gestorven en duizenden mensen zijn ontheemd geraakt door rellen. De daders lopen vrij rond en de BBS kan nog steeds doen wat ze wil. Het boeddhisme is eigenlijk niet eens een religie, maar overal wordt alles boeddhistisch gemaakt.’

Kalil ziet de toekomst van Sri Lanka somber in. ‘Zolang de regering niet inziet dat Sri Lanka niet alleen van de boeddhistische Singalezen, maar van iedereen is, zal de situatie niet beter worden. Ik heb dertig jaar in Duitsland gewoond, daar heeft iedereen dezelfde rechten. Daar worden bepaalde mensen niet voorgetrokken. Bovendien is het zo dat de Tamils in de politiek niet aan hun eigen mensen denken. Ze willen alleen hun eigen zakken vullen. Er is grootschalige corruptie. Ik voorspel dat het tweeduizend jaar zal duren alvorens Sri Lanka dezelfde rechten toepast als West-Europese landen.’

Sareen (74) is gepensioneerd. Hij woont sinds veertien jaar in Engeland. Hij bezoekt zijn geboortestad Point Pedro, een dorpje in het uiterste noorden. ‘In Point Pedro was het veel te gevaarlijk, er waren veel bombardementen.’ Hij werkte tijdens de oorlog voornamelijk in Colombo en Kandy. ‘Ik heb 33 jaar als accountant gewerkt bij een Brits-Amerikaanse tabaksfirma. Er werkten zowel Singalezen als Tamils. Ik kan het goed vinden met hoogopgeleide Singalezen. Op mijn werk waren het mijn vrienden, maar buiten mijn werk ging ik voornamelijk met Tamils om. Ik heb toch vaak het gevoel dat ik Singalezen niet echt kan vertrouwen.’ Toen zijn vrouw overleed en zijn kinderen emigreerden naar Engeland, begon hij zich eenzaam te voelen. ‘Ik had niemand die voor me zorgde. Iedereen in mijn omgeving emigreerde tijdens de oorlog, niemand bleef.’

De nieuwe huizen die in de noordoostelijke provincies staan, zijn vaak gebouwd met hulp van het Rode Kruis. Ook India heeft veel woonprojecten in de omgeving. Het noordoostelijke dorpje Mallaitivu, het laatste strijdtoneel van de LTTE en de Sri Lankaanse regering, heeft veel geleden onder de oorlog. Zo zijn er nog veel huizen met kogelgaten. Mallaitivu was een belangrijke basis van de LTTE. Om deze plek is genadeloos gestreden. Honderdduizenden burgers kwamen vast te zitten in het gevechtsgebied. In het plaatsje komen vandaag de dag nog steeds familieleden van vermiste personen bij elkaar. Zij willen weten wat er met hun familieleden is gebeurd en eisen dat de verantwoordelijken worden vervolgd met hulp van de Verenigde Naties. De foto’s van de vermiste familieleden hangen aan een muur. De vrouwen spreken geen Engels, maar vouwen toch een spandoek uit met de tekst UN! Sign MoU (Memorandum of Understanding, red.) with Sri Lanka for a joint transitional justice initiative.

Tijdens de marxistische opstanden in de jaren zeventig en tijdens de oorlog zijn veel jonge mensen verdwenen. Volgens onofficiële schattingen gaat het om zo’n 90.000 personen, van wie rond de 65.000 zouden zijn ontvoerd. Zij werden zonder aanklacht gearresteerd en opgesloten in detentiecentra waar mishandelingen en martelingen werden uitgevoerd die slachtoffers vaak het leven kostten. Sinds een jaar heeft de regering toegegeven dat de verdwenen personen allemaal het leven hebben gelaten. Maar bij een enkeling is nu het dna bevestigd. De regering wordt van alle kanten bekritiseerd voor haar trage werkwijze.

Nilan (48) werkt bij het ijssalon Lingan in de noordelijke hoofdstad Jaffna. Volgens hem verdwenen veel mensen in Jaffna. ‘Tijdens de oorlog in Jaffna moest je overal je identiteitskaart laten zien. In de stad waren overal legerposten. Nu zijn er meer grote kampen aan de rand van de stad. Maar het leger valt ons niet lastig. Veel mensen zijn verdwenen. In de meeste gevallen is het nog steeds niet duidelijk wat er is gebeurd. De situatie in Jaffna is nu veel beter. We zijn nu vrij om te staan en gaan waar we willen en worden niet meer gecontroleerd.’ Nilan probeerde in 1997 Europa te bereiken en is in zeven dagen van Rusland naar Oekraïne gelopen. Maar bij aankomst kwam hij vast te zitten. ‘Veel mensen bereikten West-Europa over land. Maar mij lukte het niet. Ik zat zestien maanden vast in Oekraïne. In de regio waren destijds veel problemen met Tsjetsjenië, daarom is het denk ik niet gelukt. Ik wilde naar Duitsland om drie tot zes jaar te werken en geld te verdienen om vervolgens weer terug te keren.’ In plaats daarvan werd na zestien maanden de hulp van de ambassade ingeschakeld en werd hij terug naar Sri Lanka gevlogen.

Oorlogstoerisme
Na het einde van de oorlog konden mensen weer vrij reizen in het land. Ondanks de vele legerposten was het mogelijk om naar de oude LTTE-gebieden af te reizen. Veel Singalezen reisden af naar het noorden om de kampen te bezichtigen, zoals Asoka (59) uit Colombo. ‘Het was indrukwekkend, eindelijk konden we de kampen van de LTTE zien. Dat was spannend, na al die jaren van terreur.’ Naast de kampen is ook het trainingszwembad van de LTTE waarin marineactiviteiten werden voorbereid, te bezichtigen.

De overheid maakt gebruik van dit oorlogstoerisme door veel overwinningsmonumenten te plaatsen, zoals het monument Puthukkudiyiruppu, dat is opgedragen aan het regeringsleger. Een Singalees koppel stopt bij het monument om er een bloem neer te leggen. Het monument staat in de omgeving van het Nanthikadal lagune. Daar vluchtte de LTTE-leider Velupillai Prabhakaran met zijn belangrijkste mensen de mangroves in. Hun lichamen werden na een offensief van het leger gevonden in de lagune.

Bij de Elephant Pass, een landstrook die het schiereiland Jaffna verbindt met het vasteland, is het aan de rechterzijde nog niet veilig om het water in te gaan. ‘Er kunnen nog mijnen liggen’, waarschuwt een soldaat, terwijl het gebied officieel veilig is verklaard. De regering heeft veel hulp gehad van Australische ontmijningseenheden. De Elephant Pass is van groot strategisch belang geweest door de eeuwen heen. Ooit hebben Nederlanders er een fort neergezet. En ook voor de Britten was het een belangrijk gebied. Aan het begin van de pas staat één van de belangrijkste oorlogsmonumenten, de Bulldozer. Die herinnert aan het trieste lot van soldaat Gamini Kularatne. Hij offerde zijn leven op door met een handgranaat een bulldozer op te blazen, om te voorkomen dat die het legerkamp kon bereiken. Lokale toeristen eren de soldaat en lopen rond in het kleine fotomuseum.

Veel geëmigreerde Tamils komen jaarlijks terug. Vaak voor een vakantie en om hun familieleden weer te zien, zoals Rochikan (28), Rezel (51) en Sareen (35). Rochikan is tijdens de oorlog met zijn familie geëmigreerd naar Engeland. Hij werkt in de Britse luchtvaart. Hij heeft een maand vakantie en spendeert een week in zijn geboortedorpje om daarna te backpacken in Vietnam en Thailand. ‘Het is fijn om vrienden van de basisschool weer te zien.’ Rezel fietst rond in zijn geboortestad Jaffna. Hij woont sinds dertig jaar in Canada en werkt bij een kabelbedrijf. Hij is nu voor twee weken terug om vakantie te vieren. Volgens hem zijn Europa en Noord-Amerika de beste continenten om in te wonen. ‘Sri Lanka heeft te veel problemen. Overal in het noorden is het leger nog aanwezig en de economische situatie is ook slecht. Mensen zijn hier niet gelukkig.’ Rezel is erg blij dat hij in Canada woont. Ook Sareen neemt een maand de tijd om door Sri Lanka te reizen. ‘Ik vier mijn vakantie nu hier. Ik heb een gids bij me, de zoon van een oud-collega die mij vergezeld. We bezoeken de historische plekken in Sri Lanka. Ik ben een dagje ouder en ik wil niet alleen reizen.’

Sommige Tamils zijn na de oorlog teruggeëmigreerd naar Sri Lanka, zoals Ratja (26) uit Zwitserland. Hij heeft landbouwkunde gestudeerd. Zijn verworven kennis gebruikt hij nu in zijn eigen land. ‘Ik ben blij dat ik weer terug ben, maar ik moet wennen aan het weer. De zomermaanden zijn voor mij veel te heet.’

Volgens Sanjeevan is de situatie sinds het beëindigen van de oorlog ondanks de negatieve verhalen verbeterd. ‘Het noorden heeft veel te bieden. Het heeft een geweldige kust met veel mooie stranden. En de regering investeert in het gebied. Maar je moet het wat tijd geven. Mensen verwachten altijd direct resultaten, maar feit is dat het gebied moet herstellen van een bloedige oorlog die bijna dertig jaar duurde.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -