10.1 C
Amsterdam

Turkse ontkenning van de Armeense Genocide: hoe te verklaren?

Tayfun Balcik
Tayfun Balcik
Journalist en historicus.
Ewout Klei
Ewout Klei
Journalist gespecialiseerd in politiek en geschiedenis.

Lees meer

Op 24 april staan Armenië en veel westerse landen stil bij de Armeense Genocide. In 1915 vermoordde het Jong-Turkse regime anderhalf miljoen Armeense en Assyrische burgers van het Ottomaanse Rijk. Turkije, een aanzienlijk deel van de Turkse bevolking en ook veel Turkse Nederlanders ontkennen dat dit genocide was. Hoe zit dat precies?

Om ontkenning te begrijpen, vertelt genocidewetenschapper Anthonie Holslag (Vrije Universiteit) aan de telefoon, moeten we ons focussen op de intentie van genocidaal geweld. ‘En dat is de vernietiging van een volk, niet alleen in fysieke zin, maar ook door middel van de uitroeiing van de gehele identiteit van een bevolkingsgroep. Dus met inbegrip van hun hele cultuur en geschiedenis. Niks mag er meer aan herinneren dat het vernietigde volk ooit heeft bestaan.’

Genocide is een proces dat dat niet bij het werkelijke doden van mensen begint, vervolgt hij. ‘Het begint met uitsluitende taal, wetgeving, het verbieden van rituelen, kledij te vernietigen, enzovoort. De laatste fase is het wegnemen – en dus ontkennen – van de geschiedenis van de slachtoffergroep.’

Slechts weinig genocides worden door daderlanden erkend, merkt Holslag op. ‘In Rwanda wordt de genocide ook door het land zelf erkend. Zij hebben zelfs nationale tribunalen gehad. Maar Servië ontkent de genocide op moslimmannen in Srebrenica, Cambodja de genocide van de Rode Khmer en Turkije de Armeense Genocide. Ontkenning is veel meer de regel.’

De Turks-Nederlandse historicus Armand Sag, die zich bij het door hemzelf opgerichte Instituut voor Turkse Studies bezighoudt met de Armeense Genocide, zou zelf het woord ‘ontkennen’ niet gebruiken. ‘Het ligt genuanceerder. Turken hebben een andere visie op de gebeurtenissen dan Armeniërs en westerse historici. Die nuance maken websites van Turkse ministeries ook. Daarop staat te lezen dat beide partijen – Armeniërs en Turken – hebben geleden.’

Het Turkse beeld is nu dat het Ottomaanse Rijk tijdens de Eerste Wereldoorlog in een soort burgeroorlog belandde, waarbij veel burgerslachtoffers zijn gevallen. Sag: ‘In Turkse televisiedocumentaires vertellen Turkse mensen hoe hun voorouders zijn vermoord door Armeense strijders. Bram Vermeulen maakte een documentaire over Turkije. Toen hij bij de Armeense grens stond, kwam hij een boze oude Turkse man tegen, die hem vertelde dat zijn grootouders waren vermoord door de Armeniërs. Die kant van de geschiedenis, daar is in Nederland en Armenië nauwelijks aandacht voor.’

‘Typisch bij ontkenning: incidenten van Armeens geweld uit hun verband rukken in een verhaal van twee gelijke partijen’

Holslag zegt dat hij de laatste is die zal beweren dat de Turken niet hebben geleden tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maar hij noemt het verhaal van Sag een both sides-truc. De Serviërs vertellen eenzelfde verhaal over de Joegoslavische Burgeroorlog.

‘Ik was bijvoorbeeld in Banja Luka, waar een monument is opgetrokken voor de slachtoffers van de zogenaamde Servische genocide. En ik zag allemaal namen van Servische soldaten. Daarna ging ik naar een genocide-monument van Bosnische moslims, daar zag je ook namen van vrouwen en van kinderen van twee en drie jaar. Dat is het verschil tussen een genocide en oorlog. In een oorlog sterven soldaten, in een genocide gaat het om iedereen. Dus om te zeggen dat Turken en Armeniërs beiden hebben geleden in een ‘burgeroorlog’ is een totale miskenning van wat een genocide behelst en wat oorlog is. De Turken zijn gestorven als soldaten. De Armeniërs zijn massaal met vrouwen en kinderen afgeslacht.’

Armand Sag ziet dit anders. Er zijn ook veel Turkse burgers omgekomen, die zijn vermoord door Armeense rebellen en het Russische leger. Ook vermoordden Armeense strijders in 1918 veel Azeri’s, een Turks volk. Holslag spreekt echter van incidentele moordpartijen, terwijl hij uitlegt dat tijdens de Armeense Genocide maar enkele dorpen zich succesvol konden verdedigen tegen de uitmoording van hun gemeenschap.

‘De meeste Armeniërs maakten simpelweg geen kans tegen de enorme staatsmachinerie die tegen hen is ingezet: treinen, boten, hele legereenheden. Ook werden vrouwen tot slaaf gemaakt en verkocht. Het is typisch bij ontkenning om incidenten van Armeens geweld uit hun verband te rukken in een verhaal van twee gelijke partijen, waarbij ook de Turken in diezelfde mate zijn aangevallen. Totale onzin.’

De moeizame Turkse omgang

Sag vertelt dat het Turkse verhaal in de loop der tijd is veranderd. ‘Turkije heeft lange tijd de gebeurtenissen van 1915 verzwegen. Ik heb in de archieven gelezen dat de ambassadeur van Libanon in 1950 klaagde over een Armeense demonstratie voor de deur van de Libanese ambassade. Hij wilde weten wat er aan de hand was, maar Turkije antwoordde dat de ambassadeur dit alles gewoon moest negeren.’

Dit beleid van negeren heeft volgens Sag ‘kwaad bloed’ gezet bij de Armeniërs die daarna ‘overgingen tot terroristische aanslagen op Turkse diplomaten, met meer dan honderd doden tot gevolg. Het standpunt dat Turkije nu uitdraagt is beter, omdat er nu ook oog is voor het Armeense leed’.

Volgens Holslag maakt Sag hier een ‘vreemde historische sprong’. ‘Hij vergeet een heleboel, bijvoorbeeld de Ottomaanse tribunalen van 1919, waarin de meesterbreinen van de genocide het doodvonnis hebben gekregen. De Armeense Diaspora strijdt al vanaf 1919 om erkenning in wat toen de Armeense Catastrofe werd genoemd. En overigens heeft ook Kemal Atatürk dat wat de Armeniërs is overkomen onmenselijk genoemd.’

De discussie over het genocidebegrip is volgens Sag te ‘politiek’ en ‘juridisch’. ‘In de volksmond betekent genocide gewoon dat veel burgers zijn omgebracht. Als je die terminologie aanhoudt, dan zijn de gebeurtenissen van 1915 inderdaad een genocide en is de slavernij dat ook. Maar als je het juridisch gaat maken, dan zal Turkije de Armeense Genocide ontkennen, en ontkent Mark Rutte de genocide op tot slaaf gemaakten. 99 procent van de mensen is geen juridische expert.’

We moeten daarom wegblijven van zulke discussies, vindt Sag. ‘Als ik in mijn colleges de discussie met Armeniërs zou aangaan over de Armeense Genocide vanuit juridisch oogpunt, dan kun je dat vergelijken met een rechter die tegen een moeder zegt: de automobilist die haar kind doodreed heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag en niet aan moord. Voor haar voelt het als moord; ze zal de rechter niet begrijpen.’

In zijn wetenschappelijke publicaties gebruikt Sag nu ook de term ‘Armeense Genocide’, wat hij vroeger niet deed. ‘Maar in navolging van de Canadese historicus Gwynne Dyer bedoel ik hiermee dat ik erken dat er veel Armeniërs zijn omgekomen, niet dat de gebeurtenissen van 1915 in juridische zin een genocide waren. Ik ben een historicus, geen jurist.’

Elk land heeft moeite met zijn zwarte bladzijden, nuanceert Sag ook. ‘Nederland kampt met een duister slavernijverleden en de koloniale misdaden die gepleegd zijn in Indonesië.’ Maar volgens Holslag is die vergelijking ‘pure nonsens’. ‘In de genocide-conventie wordt duidelijk gemaakt dat de vernietigingsintentie fundamenteel is. Bij slavernij is dat juist niet het geval. De slaven moesten juist in leven blijven om als koopwaar doorverkocht te kunnen worden.’

Hij zucht bij de term ‘juridische discussie’ die Sag noemt. ‘De Internationale Associatie van Genocide-Wetenschappers heeft de Armeense genocide al jaren geleden erkend. En de uitvinder van het begrip, de Poolse jurist van Joodse komaf Raphael Lemkin, heeft die term genocide mede op basis van de geschiedenis van Armeense genocide bedacht. Dus ook juridisch gezien is het genocide.’

Lemkin bedacht de term in 1948. Holslag kan wel begrijpen, omdat de term voor 1948 niet bestond en dit voor enige verwarring kan leiden, dat Turkije zegt dat je die term niet op de Armeense genocide kan toepassen. ‘Maar dat gaat totaal voorbij aan zoveel onderzoek van wetenschappers, die feitelijk hebben aangetoond dat het om genocide ging met alle facetten van dat woord. Dus vernietiging van de taal, cultuur, infrastructuur, noem alles maar op. Het is heel kwalijk dat wetenschappelijke kennis zo gemakkelijk terzijde wordt geschoven.’

Maar volgens Sag speelt voor Turkije nog iets anders, namelijk dat het fundament van de Turkse Republiek wordt aangetast als de Armeense Genocide juridisch wordt erkend. ‘1915 is voor Turkije een cruciaal jaar, omdat Mustafa Kemal Atatürk toen de Britten en Fransen versloeg bij Gallipoli. De Turken waren in hun eigen beleving de underdog tegen de geallieerden. Ze willen niet dat dit zelfbeeld in twijfel wordt getrokken, dat helden van hun voetstuk worden gehaald.’

Holslag: ‘Nogmaals: Atatürk heeft in een beroemd interview erkend dat er buitensporig geweld tegen de Armeniërs en Assyriërs is gebruikt. Er zijn in 1919 dan ook Ottomaanse tribunalen geweest. Maar in het regime van Atatürk zaten ook mensen die betrokken waren bij de genocide, zoals Ziya Gökalp (een denker en politicus, red.). Er kwam een mythisch onderscheid tot stand tussen het Ottomaanse Rijk en de Turkse Republiek. En alles wat tot het Ottomaanse Rijk behoorde was verleden tijd, een afgesloten hoofdstuk. Daar wilde niemand het meer over hebben in het nieuwe Turkije.’

Volgens Sag zit Holslag ernaast wat betreft de Ottomaanse tribunalen en de kijk van Atatürk op de gebeurtenissen van 1915. ‘De tribunalen van 1919 werden in door Britten bezet İstanbul gehouden en niet door de Ottomanen. De Ottomanen eisten daarop een nieuw tribunaal op neutraal gebied: de Malta-tribunalen. Daar is iedereen vrijgesproken. En Atatürk sprak van ‘a shameful act’ van geallieerden door minderheden op te stoken tegen de Turken. Een immens groot verschil met wat Holslag beweert, maar goed, Anthony spreekt geen woord Turks of Ottomaans. Zijn beweringen slaan helemaal nergens op.’

Hoe nu verder?

Hoewel Holslag en Sag het over veel zaken niet eens zullen worden, vinden ze allebei dat je van Turken niet kunt eisen dat ze Armeense Genocide moeten erkennen. ‘De Nederlandse overheid heeft jarenlang gehamerd op erkenning’, zegt Holslag, ‘maar het zou nuttiger zijn om te investeren in een dialoog tussen de twee bevolkingsgroepen.’

Wat Nederlanders vinden is volgens Holslag bijzaak. ‘Als ik in bijzijn van de gemiddelde Nederlander begin over de Armeense Genocide, dan vragen ze: ‘Waar ligt Armenië?’ Het zou beter zijn als er toenadering tot stand komt tussen die twee bevolkingsgroepen.’

‘Je wel kunt eisen dat Turken schuld erkennen, maar dat werkt contraproductief’

Sag: ‘De Turkse cultuur is nou eenmaal nationalistisch en patriottisch. Je wel kunt eisen dat Turken schuld erkennen, maar dat werkt contraproductief. Een kritische reflectie op het eigen verleden moet van de Turken zelf komen.’

Sag wijst op de voetbaldiplomatie van toenmalig Abdullah Gül, die als president in 2008 en 2009 aanwezig was bij voetbalwedstrijden tussen Armenië en Turkije en daaromheen met zijn Armeense collega sprak. ‘Dat initiatief was niet onder druk van het Westen tot stand gekomen, het initiatief kwam van de Turken zelf.’

En het is verstandig dat het Westen ook deze keer het initiatief aan de Turken laat, aldus Sag: ‘Want hoe meer druk op Turkije wordt uitgeoefend, hoe extremer het Turkse nationalisme wordt.’

In een eerdere versie van dit artikel miste de reactie van Sag op Holslag. Dit is aangepast.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -