Bij interculturele vriendschap denk je misschien aan de uitwisseling van talen, ideeën of gedachtegoed. Maar wat betekent het echt om onderdeel te zijn van een interculturele vriendschap en op welke manieren verrijkt het de vriendschap?
Shara Gaffaf (22, Koerdisch-Nederlands) en Daria Scharnhorst (22, Duits-Nederlands): ‘We begrijpen waar de ander vandaan komt’
Bij hun ontmoeting sloeg de vonk niet direct over. Maar nadat Daria Shara had uitgenodigd voor haar verjaardag in groep 8, bloeide er die nacht, in pyjama en al, een bijzondere vriendschap op. Shara vertelde dat zij ging verhuizen naar Iraaks-Koerdistan, waar haar ouders vandaan kwamen. Haar ouders dachten dat het daar beter voor hen was, bovendien woonde hun familie er.
Daria: ‘Een heftig moment, vooral omdat je naar een ander werelddeel zou verhuizen. Ik denk dat onze vriendschap dat moment begon. Ik herinner me dat we een jaar later op brugklaskamp gingen en we toen al hecht waren.’
Shara: ‘Mijn moeder stapte meteen op jou af: of je een oogje in het zeil wilde houden. Mijn ouders vluchtten in 1997 uit Iraaks-Koerdistan en moesten hier een kind opvoeden, maar snapten het systeem niet meteen – ze hadden geen idee wat een brugklaskamp was.’
Aan het begin van vorig decennium verhuisden Shara en haar ouders naar Iraaks-Koerdistan. Hun verblijf daar werd korter dan haar ouders zich hadden voorgesteld. IS begon op te komen en een deel van het gezin keerde uit veiligheidsredenen terug naar Nederland.
Shara: ‘Toen wij terugkwamen uit Iraaks-Koerdistan, woonde ik bij mijn oma omdat we niet meteen een woning toegewezen kregen. Dus sliepen we daar, in een klein appartement. Ik moest mijn zusje vaak ophalen van de crèche, omdat mijn moeder werkte en mijn vader niet in Nederland woonde. Soms haalde jij haar op en zorgde je voor haar. Mijn thuissituatie was toen niet ideaal. Mijn moeder belandde in een burn-out. Als grote zus neem je op zo’n moment veel zorg over. Dat jij altijd voor mij klaarstond, maakte onze vriendschap zo sterk.’
Daria: ‘Ook nu is jouw huis mijn huis en andersom. We trekken letterlijk als eerste de koelkast bij elkaar open. Onze relatie is gewoon heel familiair. Vanaf het begin was er ook een diep basisvertrouwen tussen ons, een gevoel van veiligheid. Wij hebben echt het gevoel dat we begrijpen waar de ander vandaan komt.’
Waar komt dat vandaan?
Shara: ‘Misschien is er niet altijd begrip. Ik schijn op mijn tiende mijn moeder te hebben gevraagd of Daria als niet-moslim naar de hel gaat. Vooral op liefdesgebied zijn we het niet altijd eens, maar ik weet dat zij een goed mens is. Ik werd van kleins af aan met de islam opgevoed en ik moest vijf keer per dag bidden, wat ik vaak niet begreep. Ik zat op een witte school; dan clashen de culturen wel en ga je je afvragen of bijvoorbeeld drank slecht is. Nu denk ik: schaadt iemand een ander als hij alcohol drinkt? Nee. Schaadt diegene zichzelf? Misschien, maar dat is niet automatisch mijn probleem.’
Daria: ‘Ik denk dat eventuele verschillen tussen ons er ook mogen zijn, dat er respect en ruimte is. Ik leerde veel van hoe Shaar denkt. Ik denk dat, als ik niet veel bij Shaar thuis was geweest, ik de diversiteit van de islam niet had gekend. Ik ben actief als feminist en zag bijvoorbeeld de hijab als vrouwenonderdrukking. Dat zie ik nu anders. Wij hadden samen veel gesprekken over de betekenis van een hijab en vrouw-zijn. En als niet-moslim zonder hijab kan ik misschien niet automatisch een mening hebben over iets dat mij niet aangaat.’
Shara: ‘Ik vond dit gesprek ook moeilijk, omdat ik het moeilijk vond vrouwen met hijab als mens te zien in plaats van alleen als moslima. Mijn moeder droeg vroeger een hijab en vertelde dat het vrouwenonderdrukking was. Dat heb ik pas afgeleerd toen ik bevriend raakte met hijabi’s die ook gewoon studeren en vrijwilligerswerk doen. Ook ik heb mijn eigen stereotypes moeten leren doorbreken.’
Shara: ‘Wat ik ook van jou heb geleerd: dat het ook oké is om voor jezelf te kiezen. Ik kom zelf uit een cultuur waarin familie op één staat. Bij jou zag ik soms dat je, ongeacht wat je ouders vonden, deed wat je zelf wilde. In die zin plukte ik wel de vruchten van het individualisme. Maar culturele identiteit is niet iets vasts; in verschillende contexten voel ik me meer verbonden met de ene cultuur dan met de andere.’
Daria: ‘Dat herken ik. Mijn ouders komen uit de DDR. In Duitsland voel ik me echt een Nederlands meisje, maar in Nederland voel ik me vaak Duits – vooral Oost-Duits. Toen ik in Berlijn studeerde, herkenden veel mensen mijn Oost-Duitse achtergrond. Die zien ze aan de woorden die je gebruikt, of aan de manier waarop je over de DDR praat. Of hoe je denkt over de val van de Muur. Ik kende ook Russische comics. Maar ja, eigenlijk bestaat die cultuur niet meer.’
Hoe is dat, Daria, om binding te voelen met een cultuur die alleen nog in het hoofd bestaat?
Daria: ‘Gek en soms ingewikkeld: het gaat ook over een strijd tussen kapitalisme en socialisme. Ook in Nederland merk ik dat mijn ouders vrij socialistisch zijn, daar werd ik tijdens de geschiedenisles in Nederland ook mee geconfronteerd. Het socialisme en de DDR werd vaak negatief belicht. Maar uiteindelijk heb ik vooral een Europese achtergrond en vinden mensen het leuk dat ik meerdere talen spreek. Dat is voor Shara toch wel anders.’
Shara: ‘Klopt, daar wordt eerder een probleem van gemaakt. Ook best vermoeiend: als ik me begeef in een witte groep die zich negatief uitlaat over de islam, dan voel ik me verplicht voor de Midden-Oosterse cultuur op te komen. Daarom is het zo fijn dat ik jou heb. Jij en Angela (een andere vriendin, red.) waren er altijd. Ik hoef niets te verdedigen, ik kan gewoon mezelf zijn.’
Daria: ‘Het maakt in onze vriendschap niet uit welke culturele aspecten er spelen, het is er gewoon en het is goed zo. Er wordt nooit op een vervelende manier gevraagd hoe iets zit. Weet je wat het vooral is? Ik kan onbezonnen zijn in onze vriendschap.’
Ānanda Hegeman (26, Surinaams-Nederlands) en Melle Rigter (22, Nederlands): ‘Onze grootste gemeenschappelijke deler: onze politieke idealen’
Ānanda en Melle zijn naast vrienden ook schoonzus- en broer. De verbindende factor tussen de twee is vriend én broer Jesse, maar de twee vinden elkaar vooral in hun politieke idealen.
Melle: ‘Ānanda en ik zijn het vrijwel altijd met elkaar eens, ook omdat ik denk dat wij elkaar beter begrijpen op thema’s als racisme en seksisme, hoewel ik denk dat Ānanda’s positie als vrouw van kleur in onze huidige samenleving een anders is dan die van mij. Het is minder zichtbaar om homoseksueel te zijn, natuurlijk.’
Ānanda: ‘Tegelijkertijd kan ik wel gewoon hand in hand lopen met Jesse en moet jij daar misschien toch drie keer over nadenken voordat je dat doet. Dus in die zin is dat ook wel een beperkende factor. Maar het is natuurlijk wel zo dat ik in het verleden op een vervelende wijze ben benaderd, doordat ik op school bijvoorbeeld werd gepest om mijn dikke lippen.’
Melle: ‘Aan dat soort dingen zie je ook hoe gevaarlijk latent racisme kan zijn. Dat kan net zo gevaarlijk zijn als zichtbaar racisme op basis van huidskleur. Thema’s waar wij het veel over hebben en waarin we elkaar vinden.’
Ānanda: ‘Als wij met z’n drieën zijn, heeft Jesse toch meer een perspectief van de witte heteroman, terwijl wij allebei andere ervaringen hebben. Dat bindt ons. Tijdens corona zijn we nog hechter geworden. Dat was voor mij een vrij moeilijke periode, ook omdat ik toen in een depressieve periode raakte. Toen zijn Melle en ik veel samen gaan wandelen.’
Melle: ‘Omdat mijn vader destijds ook in een burn-out zat, huurde hij een huis aan het strand in Schoorl en zijn we daar met z’n allen heengegaan. In die periode groeiden we nog dichter naar elkaar toe, ook door er juist samen op uit te gaan en naar buiten te gaan.’
Hoe verrijkt interculturaliteit jullie vriendschap?
Melle: ‘Ik denk dat ik veel heb geleerd over bijgeloof. Ik heb alleen een Nederlandse achtergrond en ik ben vrij nuchter opgevoed, dus ik was eigenlijk nooit echt bezig met spiritualiteit of bijgeloof. Maar door Ānanda maak ik kennis met bijgeloof en leer ik steeds meer hoe dat werkt.’
Ānanda: ‘Ik moet zeggen dat ik zelf ook heel Nederlands ben opgevoed, ook omdat ik uit Badhoevedorp kom, een echte kakkersplek. Mijn vader is Nederlands, maar mijn moeder is Surinaams en geboren in Paramaribo. Zij is op haar zestiende naar Nederland gekomen om te studeren en na haar studie heeft ze hem ontmoet. Maar ik heb natuurlijk door haar ook de Surinaamse cultuur leren kennen. Ondanks het feit dat ze heel rationeel is, is ze wel heel bijgelovig. Dat heb ik wel overgenomen. Als er zout op tafel valt, moet ik dat zout pakken en over mijn schouder gooien, omdat het anders ongeluk brengt.’
Melle: ‘Als ik de bus mis en ik ben net daarvoor onder een hoogwerker doorgelopen, gaat dat toch soms even door me heen.’
Ānanda: ‘Over het algemeen is mijn moeder over Suriname juist vrij kritisch. Zij is de armoede daar min of meer ontvlucht. Wij zien natuurlijk alleen maar de mooie dingen, zoals de jungle. Toen ik daar was met Jesse en Melle, zag ik ook veel dingen die politiek gezien beter konden. Tegelijkertijd dacht ik, als hoogopgeleide Surinaamse vrouw die in Nederland woont: waarom doe ik dan niks? Ik heb nu wel het idee dat ik dit schuldgevoel kan omzetten naar iets positiefs, omdat ik voor een aantal grote musea werk en veel schrijf. Kunst en literatuur zijn de manieren om dit soort verhalen te kunnen vertellen.’
Melle: ‘Door Ānanda leerde ik veel meer over de geschiedenis van Suriname. Maar ik denk dat onze grootste gemeenschappelijke deler onze politieke idealen zijn.’
Ānanda: ‘Melle studeert politicologie en is veel met dit soort thema’s bezig. Dus ik denk ook dat zijn idealen en gedachten zich voor hem later als journalist of politicus wel kunnen worden ingezet om allerlei soorten verhalen te vertellen – misschien ook wel over Suriname.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!