Moskeebestuurders geven de landelijke overheid een rapportcijfer 4,0, een stevige onvoldoende. ‘Het vertrouwen in de overheid is tot een dieptepunt gedaald.’
In juni kwam het rapport Tussen Minaret en Ministerie uit. In opdracht van de NCDR sprak kennisinstituut Movisie met bestuursleden van 82 moskeeën over hun relatie met de overheid. Dat deze relatie zich op glad ijs bevond, was wel bekend. Toch was het de eerste keer dat dit op grote schaal werd onderzocht. ‘Dit onderzoek heeft bevestigd wat we al langer hoorden’, zegt Rabin Baldewsingh.
Vier jaar geleden werd de functie van Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme in het leven geroepen. Aan Baldewsingh was de eer om deze rol als eerste te vervullen. In die periode heeft hij dialoogsessies georganiseerd om partijen nader bij elkaar te brengen, zonder succes, vertelt hij. ‘Het is tot nu toe niet gelukt om warme banden te creëren. Dit komt onder andere door discriminatoir handelen van overheden. Het vertrouwen in de overheid is nu tot een dieptepunt gedaald.’

Dit dieptepunt is geen figure of speech. De afgelopen vijf jaar nam het vertrouwen stevig af. Geen enkele respondent in het onderzoek gaf aan meer vertrouwen in de overheid te hebben gekregen; 94 procent van de moskeebestuurders gaf aan dat het wantrouwen alleen maar was gegroeid. Dit kwam door politieke standpunten – zoals over Israël, asiel en migratie of de Maccabirellen – maar ook door specifieke gebeurtenissen zoals de geheime NTA-onderzoeken naar moskeeën en structurele tegenwerking bij islamitisch onderwijs. De verkiezingsuitslag van november 2023 maakte de zaak er niet beter op.
Uit het rapport blijkt dat 72 procent van de moskeebesturen weinig tot zeer weinig vertrouwen heeft in de overheid. Ze geven hun vertrouwen in de overheid een 4,0, een dikke onvoldoende. Een duidelijke boodschap, denkt Baldewsingh. ‘Dit onderzoek was voor mij cruciaal. Ik ben er niet alleen om kritiek te leveren, maar ook om te verbinden. Het rapport laat zien waar het fout gaat. Nu we zien welke koers we moeten nemen, kunnen we gaan werken aan herstel’, aldus Baldewsingh.
Verschil tussen rijksoverheid en gemeente
Voor die juiste koers biedt het rapport een aantal handvatten, zegt Jeroen Vlug van Movisie. ‘Wat opviel, was het verschil tussen het vertrouwen in landelijke en gemeentelijke overheden.’
Bijna driekwart van de besturen geeft aan weinig vertrouwen te hebben in de rijksoverheid; bij gemeentelijke instanties geldt dat voor een derde. Een kwart heeft juist wel vertrouwen in gemeentelijke instanties. ‘De afstand van moskeeën tot een gemeente is kleiner’, legt de onderzoeker uit. Maar de uitkomsten verschilden veel van elkaar. ‘Er zijn gemeenten waar het juist heel goed gaat, en ook gemeenten waar helemaal geen contact is. Bovendien hebben ook een aantal gemeenten meegewerkt aan de heimelijke moskeeonderzoeken.’
Toch zijn de meer positieve geluiden op gemeentelijk niveau een voorbeeld van hoe het ook kan. ‘Grotere gemeenten, zoals bijvoorbeeld Amsterdam, proberen volgens politicoloog en onderzoeker Roemer van Oordt tegenwicht te bieden aan het polariserende beleid en het islamofobe discours van de landelijke politiek. In gemeenten met een andere politieke samenstelling van het bestuur is meer ruimte voor nuance en verbinding. Het beleid is daar, zeker sinds het aantreden van het kabinet-Schoof, meer expliciet gericht tegen discriminatie en vóór inclusie. Dat is natuurlijk niet in elke gemeente zo, maar in gemeenten die daar een wat langere traditie in hebben, zie je dat zij actief werk willen maken van deze thema’s. Dat spreekt moskeebesturen aan.’
‘In gemeenten met een andere politieke samenstelling van het bestuur is meer ruimte voor nuance en verbinding’
Het blijft volgens Van Oordt wel zaak om moskeebestuurders niet alleen naar aanleiding van veiligheidsincidenten, maar juist op een structurele manier te betrekken bij gemeentelijke ontwikkelingen die voor hen en hun achterban relevant zijn. Alleen dan kan het vertrouwen groeien.

Landelijke overheden daarentegen vinden veel minder makkelijk hun weg naar de moskee, tenzij het over veiligheid of radicalisering gaat. Juist op dit onderwerp willen ze met moskeebesturen aan tafel, en dat is een pijnpunt binnen de gemeenschap. Moskeeën willen niet alleen meepraten als er een veiligheidsrisico uitgaat van de moslimgemeenschap. Ze willen ook meepraten over maatschappelijke vraagstukken, zoals armoede, ouderenzorg of polarisatie, zo blijkt uit het onderzoek.
‘Ook dit is niet overal hetzelfde’, vertelt Vlug. Sommige moskeeën hebben meer interesse in samenwerking dan andere. Sommige willen juist wel over opvoedingsondersteuning praten, anderen juist weer niet. Maar wat in dit onderzoek vooral naar voren kwam, is dat moskeebesturen niet gestigmatiseerd of gecriminaliseerd willen worden. Ze hebben veel meer te bieden aan de samenleving en hebben het gevoel dat ze institutioneel worden uitgesloten.’
Meer moskeekoepels
Movisie werkte voor het onderzoek samen met Moslimpeil, een onderzoeksplatform dat vanuit de Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR) peilingen uitvoert onder verschillende moslimorganisaties. Er was daarom een oververtegenwoordiging van moskeeën in de omgeving Rotterdam. Bovendien deed de Islamitische Stichting Nederland (Diyanet), een van de grootste Turkse moskeekoepels in Nederland, niet mee aan het onderzoek. ‘Deze koepel is wat terughoudender en dat is wel een gemis in het onderzoek’, erkent Vlug. ‘Maar dat maakt het onderzoek niet minder indicatief. Milli Görüs, de andere grote Turkse moskeekoepel in Nederland, deed bovendien wél mee,’ benadrukt hij.
Met wie zit de overheid dan aan tafel? De twee grootste koepels van Nederland zijn het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) en de K9. De CMO is al jaren de officiële gesprekspartner van de overheid, maar veel mensen binnen de moslimgemeenschap weten niet echt wat de CMO doet. ‘Er is een zekere afstand tussen de CMO en de gemeenschap’, vertelt Vlug.
K9
De K9 is een koepel van koepels en is onlangs uitgebreid, waardoor het een steeds groter deel van de moslimgemeenschap vertegenwoordigt. Bij de uitbreiding sloot ook Milli Görüs zich aan. ‘Daarmee wordt de vertegenwoordiging van het Nederlands-Turkse deel van de islamitische gemeenschap binnen de koepel breder gewaarborgd’, merkt Van Oordt op.
‘Deze koepel is een stuk zichtbaarder voor de moslimgemeenschap’
‘Deze koepel is een stuk zichtbaarder voor de moslimgemeenschap, vooral onder jongeren. Ze spreken zich meer uit, ook over politieke en maatschappelijke ontwikkelingen, en daar is behoefte aan. Hoewel het eerst vooral de CMO was die, zeker als het ging over religieuze zaken, aan tafel zat in gesprekken met de overheid, wordt K9 nu steeds vaker betrokken, vooral als het gaat over maatschappelijke thema’s. De overheid heeft ingezien dat alleen praten met het CMO of met andere moskeekoepels over issues die spelen binnen de moslimgemeenschap niet voldoende is. Nu worden ook andere vertegenwoordigers uitgenodigd, zoals de Moslim Studenten Associatie Nederland (MSA), het Collectief Jonge Moslims en organisaties die zich specifiek inzetten voor moslima’s. Dat is een positieve ontwikkeling.’
Waar gaat het dan toch fout? Volgens Vlug worden de gesprekken met de overheid niet ervaren als zinvol. ‘Er wordt niet zo veel in gezien. Moskeebesturen zouden graag terugzien wat er wordt gedaan met de input die moslimorganisaties geven bij dit soort gesprekken, maar deze terugkoppeling ontbreekt vaak. Juist dit vinden ze belangrijk. Het gaat om gelijkwaardigheid, erkenning en structureel contact. En om een zichtbare, structurele aanpak van moslimdiscriminatie. De discussie hierover wordt in de Tweede Kamer niet serieus genoeg genomen.’
Wel een taskforce antisemitismebestrijding
Over dit laatste is Baldewsingh het eens. ‘Moslimdiscriminatie is de afgelopen jaren gestegen. Er moet een taskforce komen om moslimdiscriminatie tegen te gaan. Hier moet geld voor worden uitgetrokken. Maar daar was in de afgelopen periode geen politiek draagvlak voor’, zegt hij.
Dat deze aanpak er wél is voor antisemitisme, vindt hij extra wrang. ‘Op deze manier heeft het kabinet een hiërarchie aangebracht. Sommige vormen van discriminatie zijn erger dan andere. Het is goed dat de ene vorm wordt aangepakt, maar doe dat dan voor alle vormen van discriminatie. Je zou hier niet over moeten wedijveren, je zou moeten zorgen dat het niet gebeurt.’
‘Vooral jongeren voelen zich tweederangsburgers’
‘Wat me zorgen baart, is dat er nu een generatie moslims opgroeit die niet anders gekend heeft. Want dit gaat al verder terug; al sinds 9/11 worden moslims in het verdomhoekje gedrukt. Ze worden gezien als een risico en we slagen er als samenleving niet in om dit frame te veranderen. Vooral jongeren voelen zich tweederangsburgers, want zij worden al hun hele leven vanuit dit frame bekeken.’
Kans op herstel

Het rapport dat nu op tafel ligt, biedt ruimte voor optimisme, denkt Vlug. ‘Het laat zien dat er kans op herstel is. Moskeeën staan open voor samenwerking. De overheid zet hier ook op in, er is van alles in beweging. In grote steden als Amsterdam en Den Haag gaat het al best goed, dit kan als voorbeeld dienen.’
De Nationaal Coördinator is volgens hem een luis in de pels van regeringsleiders. ‘Hij is zichtbaar. Hij kan ervoor zorgen dat dit onderzoek bij de ministeries terechtkomt.’ Baldewsingh ziet zijn rol precies zo. ‘Met dit rapport heb ik een tool in handen’, zegt hij. Maar hij beseft ook dat herstel niet gebeurt door een aantal bijeenkomsten te organiseren. ‘Hier moeten we de tijd voor nemen. Gelukkig is de termijn van de Nationaal Coördinator verlengd tot 2030. Vier jaar is ook niet voldoende, maar ik ben wel heel blij dat we door kunnen.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!