Ondanks het rapport van de VN-onderzoekscommissie die stelt dat Israël genocide pleegt in Gaza, wil het Nederlandse kabinet niet spreken van genocide. Het beroept zich daarbij op het nog uitblijvende oordeel van het Internationaal Gerechtshof, een strategie die eerder ook door andere staten – zoals Turkije bij de Armeense genocide – werd toegepast.
Deze week concludeerde een onafhankelijke VN-commissie van rapporteurs dat Israël genocide pleegt op de Palestijnen in Gaza. Daarmee sluit de VN zich aan bij de reeks genocide-experts, mensenrechtenorganisaties – waaronder Israëlische – en ngo’s die dat eerder al vaststelden
Toch beweegt het Nederlandse kabinet niet mee en houdt het daarmee bondgenoot Israël de hand boven het hoofd. Volgens demissionair minister David van Weel (VVD) is deze houding in lijn met het eerder vastgestelde kabinetsstandpunt dat Nederland ‘in de regel terughoudend is om situaties als genocide te kwalificeren’.
In de Tweede Kamer is bovendien geen meerderheid voor erkenning van genocide in Gaza, dat Van Weel bagatelliseert tot een ‘situatie’. Volgens de demissionair minister moet de weigering om van genocide te spreken echter ‘niet worden gezien als ontkenning van de ernst van de situatie in Gaza’. ‘Het menselijk leed is ongekend en gaat niet aan het kabinet voorbij’, aldus Van Weel.
In Turkse ontkenningsretoriek wordt steevast gewezen op ‘het lijden’ van de Armeniërs, waarbij tegelijkertijd het Turkse lijden wordt aangehaald om te concluderen dat beide bevolkingsgroepen hebben geleden. Dat het Armeense lijden, vergelijkbaar met het huidige Palestijnse, van een andere orde was, raakt daarbij ondergesneeuwd.