18.7 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 860

‘Ineens wist ik: ik hou van Nederland’

0

De Kanttekening vroeg vijf ‘nieuwe’ Nederlanders wat vaderlandsliefde voor hen betekent.

Vaderlandsliefde kan betekenen dat je juicht als je land een doelpunt maakt op het wereldkampioenschap voetbal, maar het kan ook betekenen dat je je leven wil geven voor dat land. Nieuwe Nederlanders kunnen twee landen kiezen waar zij trots op zijn: Nederland en hun herkomstland. De Kanttekening vroeg enkele weken geleden zes ‘nieuwe’ Nederlanders wat vaderlandsliefde voor hen betekent. Deze week deel twee.

Ubaldo Sichi (65, Florence, Italië)

‘Ik woon in Nederland sinds 1975. Als tiener trok ik door Europa en van alle steden beviel Amsterdam mij het beste. Ik had een beetje genoeg van Italië. Ik wilde kunstenaar worden, maar in Italië heb je dan weinig perspectief. Ik deed toelatingsexamen voor de Gerrit Rietveld Academie en werd aangenomen. Ik ontmoette Riek, een Nederlandse vrouw, Friezin nog wel. Betrouwbaar, maar ook koppig.

Of ik mij meer Nederlander of Italiaan voel? Ik voel mij geen van beiden, maar een aantal ‘Nederlandse’ karaktertrekken had ik al. Ook in Italië was ik altijd al de man die vijf minuten te vroeg kwam op afspraken. Wat betreft het eten ben ik echt van de Italiaanse keuken. Ik heb Nederland wel zien veranderen wat betreft eten. Als ik een aubergine wilde, destijds, moest ik naar een specialist. Hetzelfde geldt voor koffie. Ik moest altijd lachen als ik een bordje zag met ‘verse koffie staat klaar!’ Voor een Italiaan is dat vanzelfsprekend.

Wat betreft het omgaan met mensen: moeilijk te zeggen. Maar wat ik heel mooi vind aan Nederland is dat je hier dingen kan bereiken zonder connecties. Het is mij hier gelukt om een goede galerie te vinden zonder recommandatie. Dat is echt onmogelijk in Italië.

Voor de Europese verkiezingen mag ik kiezen of ik voor Nederland of Italië stem. Ik heb steeds gestemd voor de Italiaanse verkiezingen, tot het referendum van Matteo Renzi. De laatste tijd moet ik vrienden in Italië vragen hoe het ook al weer zit met de politiek. Dat is er de laatste jaren ingeslopen. De Italiaanse media zijn te langdradig en te emotioneel om goed te volgen. De tv is meer op zoek naar emotie dan feiten. Niet te doen eigenlijk. Is er ergens een ramp gebeurd, dan moeten er tranen op de buis. In Nederland vraagt men: wie gaat het betalen? Ik vind beide een beetje overdreven.

Mijn vaderland vervaagt een beetje. Mijn moeder en mijn zus wonen er nog. Ik ga twee keer per jaar terug. Ik heb weinig Italiaanse vrienden, hooguit twee of drie. Vroeger waren dat er meer. Sommige Italianen, vooral uit de linkse hoek waar ik me ook bij schaarde, blijven heel hun leven hetzelfde. Alleen maar felle politieke discussies, zeuren over wat er allemaal slecht is. Daar had ik op een gegeven moment geen zin meer in. Ik kan het hier het beste vinden met mensen die dat ook hebben met hun eigen land, mensen die uit hun eigen groep zijn gestapt door veel te reizen of door een buitenlandse partner te kiezen.

Mijn dochter Alessandra heb ik tweetalig opgevoed. Ze heeft veel Italiaanse cliënten in haar praktijk. Ze kent beide culturen, spreekt ook de taal. Het viel haar op dat Italianen in Nederland vaak naar andere Italianen trekken afkomstig uit dezelfde streek. Dat ‘campanilismo’, het gevoel van eigen parochie eerst, daar heb ik mij altijd van proberen af te zetten. Al houd ik van het Florentijnse dialect, een soort oer-Italiaans, en ik ben trots op de Renaissance. Maar soms is een grote geschiedenis ook een grote last. Je bent er altijd mee bezig. Voor die last ben ik altijd gevlucht. En toch. Misschien ontkom ook ik er niet aan. Ik voel me meer Florentijn dan Italiaan.’

Paul Carroll (39, Perth, Australië)

‘Ik ben geboren in Perth, in het westen van Australië. De eerste vijf jaar van mijn leven woonde ik in Laverton, een klein dorpje, met een paar honderd mensen. Rode woestijn, blauwe lucht, eindeloze horizon, de echte outback.

Uiteindelijk ging mijn vader, werkzaam in de mijnsector, graven in Finland en kwamen wij op mijn zestiende in Amstelveen terecht. Ik vond het geweldig. In Perth zat ik op een heel grote school, met veel geweld. Ik voelde mij niet veilig. Hier kwam ik terecht op een kleine dure internationale school met weinig kinderen.

Op mijn achttiende ging ik terug naar Perth om te studeren, milieuwetenschappen, na de studie ging ik terug naar Nederland, naar Amsterdam.

Ik heb mij altijd meer Australiër gevoeld dan Nederlander. Een vreemd gevoel. Want als ik de accenten hoor bij de luchthavens in Australië, dan word ik al een beetje misselijk.

Dan denk ik: oh nee, zit ik weer tussen die mensen! Maar dat heb ik ook in Nederland. Toch vind ik de mensen in Nederland meer bij mij passen. Dat komt misschien omdat ik hier langer ben geweest als volwassene. Maar misschien ook omdat ik in Amsterdam heb gewoond. Omdat Amsterdam beter past bij mijn persoonlijkheid. De macho mannenwaarden van Australië passen niet helemaal bij mij. Iedereen houdt er van sport. In Amsterdam is het allemaal wat intellectueler, al is dat ook geen afspiegeling van Nederland.

Eind dit jaar emigreer ik met mijn vrouw, zoon en dochter terug naar Australië. Voor de ruimte. Dat gun ik mijn kinderen. Maar ook omdat wij graag thuisonderwijs willen geven. Dat is bijna niet mogelijk in Nederland. Mijn vrouw wil ook de stad uit, maar niet in Nederland. We gaan naar Hobart, Tasmanië. Daar woonden vroeger heel stoute mensen.’

Caroline Brésard (Linselles, Frankrijk)

‘Als kind was ik heel trots op mijn land. Frankrijk was alles. Trots op mijn ouders en zusjes. Dat is een natuurlijk instinct. Een kind moet trots zijn, het is ook een vorm van hechten. Ik was ook trots op mijn taal. Je wist als kind ook niet veel van andere landen. Je leerde over Jeanne d’Arc, Napoleon en alles op tv was nagesynchroniseerd. Ik woonde tot mijn vierentwintigste in Frankrijk. Op vakantie naar de Azoren ontmoette ik de vader van mijn dochter die Nederlander was.

Toch wist ik wel wat van Nederland voordat ik er terechtkwam. Nederland heeft altijd als voorbeeld gediend voor Frankrijk. De architectuur, het sociaal beleid, de kunst, hoe jullie met de boeren omgingen en hoe jullie je politie en politiek democratisch organiseerden. Op heel veel niveaus wisten wij heel veel over Nederland. Toen ik hier kwam dacht ik ‘goh, niet alles is hier perfect’. Ik schrok er vooral van hoe men hier dacht over ons. ‘Frankrijk is een mooi land, maar er wonen zo veel Fransen.’ Men vond ons chauvinistisch. Ik vond dat een beetje onheus en tactloos. Ik dacht dat Nederlanders geen gevoelens hadden. Iedereen is zo direct en zakelijk. Een vriendin zei tegen mij ‘Nederlanders hebben wel gevoel, maar ze tonen het niet’.

Het heeft mijn Franse identiteit niet sterker gemaakt, maar het was wel een enorme cultuurschok. Ik was geïnteresseerd in alles. Maar ja, Frankrijk bleef in mijn hart: het eten is beter, betere manieren, minder lomp, mensen waren niet zo aardig tegen mij, vond ik.
Ik zeg altijd ‘ik ben Française geweest’. Ik had jarenlang zo veel heimwee. Als ik naar Frankrijk was geweest, kwam ik heel teleurgesteld terug. Ik had altijd een maand nodig om te wennen aan Nederland. Ik ging daarom steeds minder vaak terug naar Frankrijk. Gewoon om dat gevoel, dat gemis te voorkomen.

Mijn echte keuze voor Nederland is vijftien jaar geleden gemaakt, tijdens Sail. Ik was bij het Wilhelmina-Dok aan het wachten, met een vriendin. Ik kan mij die avond goed herinneren. De stad was zo liefelijk. Ik was zo gelukkig. Al die lieve mensen, die prachtige organisatie. Ineens wist ik: ik hou van Nederland. Mijn hart was die avond Nederlands geworden. De stad had zich geopend.

Ik ben hier echt gelukkig, terug naar Frankrijk gaan durf ik niet. Mijn band is ook een beetje gebroken toen mijn moeder zestien jaar geleden overleed. Mijn vader en broer waren al dood toen. Ik voelde toen, na haar overlijden, dat mijn band met Frankrijk echt was gebroken. Ik stond op het perron en ik voelde het.

Ik ben een ander mens geworden in Nederland. In Frankrijk kon ik niet altijd mijzelf zijn. Mijn ouders waren heel kritisch over alles en iedereen, dat is ook wel Frans, zeuren en kritisch zijn over alles. In Nederland had ik dat niet, mijn vriend toen, Piet, de vader van mijn dochter, had dat meteen door. Ik ben Nederland daarom wel dankbaar. Het was de breuk met mijn Franse familie, waardoor ik hier zelf iets kon opbouwen. In Frankrijk was alles bepaald door mijn achtergrond en familie. Nee, ik zou nooit meer terug gaan.’

Kendreth Odor (37, Oranjestad, Aruba)

‘Ik ben geboren in Oranjestad, maar opgegroeid in Piedra Plat, een wijk midden op het eiland, dichtbij de Hooiberg. Ik ben naar school gegaan in Oranjestad en daarna voor mijn studie naar Nederland gekomen.

Arubaan zijn betekent voor mij: liefde hebben voor waar je vandaan komt. Niet bang zijn om te zeggen wat onze tradities en cultuur zijn. Ik geef het ook door aan mijn kind. Onder andere door de taal.

Aruba is in de loop der jaren wel veranderd. Als ik kijk naar mijn jeugdjaren heb ik goede momenten gehad. Na school bij oma en opa. Je hebt een bepaalde vrijheid op Aruba. Woon je buiten dan kun je spelen op de rotsen. Maar je kon ook op straat spelen in de stad waar mijn andere opa woonde.

Eten is voor mij denk ik het belangrijkste van de unieke Arubaanse cultuur. De producten van het land, zoals kip, vis, cabrito en groenten, en de zee, zoals pisca cora en calco. Ik houd erg van de echte traditionele Arubaanse gerechten.

En dan nog de muziek en dans, zoals terra dera gaiy, baile di sinta en dande. En natuurlijk het carnaval. Oude dansen die bijna niet meer worden gedanst, maar die ik wel van mijn ouders heb meegekregen. Het zijn de culturele tradities die voor mij nog altijd mijn Arubaanse identiteit bepalen. Gewoon omdat je ze echt niet ergens anders vindt, zolang je het niet zelf doorgeeft.

Ik zit al de helft van mijn leven hier in Nederland, maar mijn Arubaan-zijn heeft puur te maken met de vorming die je krijgt van huis uit. Als men mij hier aanspreekt als Antilliaan zeg ik ook altijd dat ik Arubaan ben. Als mensen een negatieve opmerking maken over het eiland zal ik er ook altijd wat van zeggen. Volgens de papieren ben ik Nederlander, want geboren op Nederlands grondgebied. Ik voed mijn dochter, die half Nederlands is en gewoon hier opgroeit, ook tweetalig op. Ik zing graag kinderliedjes met haar in het Papiaments.

Ik weet niet of ik ooit terug zal gaan. Voor mijn werk zit ik hier, maar ik ben ook bang dat ik mij op het kleine eiland gekooid ga voelen. Toch hoef ik er voor mijn gevoel niet te wonen om mij toch Arubaan te voelen. Ik hang mijn Arubaanse vlag nog steeds ieder jaar uit als het 18 maart is, de dag van vlag en volkslied.

Natuurlijk, ik zou een betere Arubaan zijn als ik daar zou wonen en zou bijdragen aan de economie. Maar op mijn manier, door hier connecties te leggen voor Aruba, doe ik dat misschien ook wel. Misschien ga ik terug als ik oud ben. Maar dan moet ik genoeg geld hebben verdiend, want voor young professionals als ik zijn de carrière kansen in het buitenland vooralsnog groter.’

Andrea Daza, (35, Bogota, Colombia)

‘Afgelopen zondag was ik met mijn man op een Colombiaans filmfestival. Ik zag er een film van Leon Verheul, een documentaire over Jules Deelder in Colombia. Die man zat alleen maar te vertellen over drugs. Ik werd zo boos. Mijn man moest mij echt tot rust manen. Op zo’n moment voel ik dat ik een soort ambassadeur van Colombia wil zijn. Ik wil praten over het eten, de zee, bloemen, niet over de drugs.

Colombiaan zijn betekent voor mij: een rijke cultuur. Gelukkig en sociaal zijn, leven in een warm land waar alles zomaar beschikbaar is en het eten goedkoop is.

Wat Colombia anders maakt dan de omringende landen? Misschien zijn de verschillen tussen de regio’s van het land wel groter dan die met de buurlanden.

Amsterdam is supergaaf. Maar we missen onze familie in Colombia heel erg. We voelden ons wel als toeristen in Colombia onlangs. Dat was wel heel raar. We hadden geen huis. Dus het voelde niet als thuis. Maar hier ook niet. Terwijl het hier wel zo zou moeten voelen en daar ook eigenlijk.’

‘Het slavernijverleden zit in mij’

0

Overal in het land is afgelopen zaterdag de afschaffing van de slavernij gevierd en zijn de slachtoffers herdacht met het festival Keti Koti. De Kanttekening sprak de initiatiefnemer van de Keti Koti-tafel, Mercedes Zandwijken.

Het is een niet meer weg te denken onderdeel van Festival Keti Koti: de Keti Koti-tafel. Keti Koti is Sranantongo voor ‘ketenen gebroken’. Zwarte en witte Nederlanders gaan met elkaar in gesprek over hoe de slavernij doorwerkt in de hedendaagse samenleving. Bedenker Mercedes Zandwijken organiseerde er dit jaar vier. ‘Eén van de redenen waarom ik met de Keti Koti-dialoogtafels begon, is omdat er alleen zwarte mensen naar de herdenking kwamen. Te gênant voor woorden. De burgemeester was er wel, de premier is ook wel eens gekomen, maar in de samenleving leefde het niet.’

Wat doe je aan een Keti Koti-tafel?
‘De tafel wordt geopend door een koor dat treurliederen zingt. Die werden al gezongen door onze voorouders als ze op het veld werkten of als er iets droevigs was gebeurd. Om de pijn van het verleden te verzachten, smeren we de pols van onze tafelgenoot, zwart bij wit en wit bij zwart, met een klein beetje kokosolie in. Dat symboliseert het wegwrijven van de pijn uit het verleden die in het heden nog gevoeld wordt. En we kauwen op een stukje bitter hout dat staat voor de bittere smaak van het slavernijverleden. Dan volgt een heel scala aan vragen over persoonlijke ervaringen met buitengesloten worden en discriminatie, maar ook over bijvoorbeeld witte privileges en het tonen van burgermoed. Zo krijg je een inkijkje in wat het betekent om zwart te zijn. Jij hoort misschien wel voor het eerst een zwarte vrouw vertellen over racisme. Wat dat met haar doet en met haar gezin. En omgekeerd krijgt zwart een inkijkje in wat het betekent om wit te zijn.’

Hoe kwam je op dit idee?
‘Mijn partner is joods. Toen ik voor het eerst bij hem aan de sedertafel zat, de traditionele maaltijd met Pesach, besefte ik het belang van het reflecteren op je geschiedenis. Eén van de rituelen is dat een kind vraagt ‘waarom zijn we hier bijeen?’ De vader of moeder vertelt dan over de slavernij drieduizend jaar geleden en de uittocht uit Egypte. Een ander ritueel is het eten van mierikswortel. Als je dat proeft springen de tranen je in de ogen want het is zo scherp. Het staat symbool voor de tranen die geplengd zijn door de voorouders die tot slaaf waren gemaakt. En toen ik dit zo meemaakte, besefte ik dat ik jaloers was. Ik had thuis ook over ónze slavernijgeschiedenis willen horen, maar er waren geen verhalen of rituelen om de slavernij te herdenken, er was niets.’

Werd in je familie niet over de slavernij gesproken?
‘Nee. Ik heb lang gedacht dat onze familiegeschiedenis pas in de Tweede Jan Steenstraat begon, waar ik ben geboren. Daar beginnen mijn familieverhalen. De aankomst van mijn ouders uit Suriname die zich er in 1960 vestigden. Nog een flard over de boottocht. Maar alles wat daarvoor gebeurde, ik weet het niet. Dat hoor ik ook van leeftijdsgenoten. Ik ben nu bijna zestig, zij hebben ook geen verhalen. Ik denk dat het is zoals bij de joodse gemeenschap na de Tweede Wereldoorlog. Je wilt niet meer terugdenken aan die pijnlijke vernederende geschiedenis. Daarom is er zo’n stilte ontstaan binnen de eigen gemeenschap. Natuurlijk hebben de witte Nederlanders het ook niet willen onthouden.’

Denk jij regelmatig aan de slavernij?
‘De psychiater Glenn Helberg heeft een keer gezegd ‘het slavernijverleden zit in mij’. Dat voel ik ook zo. Ik ben een sterke vrouw. Ik weet niet beter dan dat je altijd weer verder moet, dat heb ik meegekregen van mijn moeder, en zij van haar moeder. En dat geef ik ook weer door aan mijn kinderen. Al lag je te creperen op de grond, dat laatste suikerriet moest van het veld af. Als mijn voorouders niet opstonden, werden ze misschien doodgerammeld. En omdat je geacht wordt om heel sterk te zijn, word je ook niet zo gemakkelijk geliefkoosd. Mijn kinderen hebben ook wel eens gezegd ‘mam als wij vielen en onze knieën geschaafd hadden, dan had je daar bijna geen aandacht voor’. De Amerikaanse sociologe Joy Degruy doet onderzoek naar de trauma’s die van generatie op generatie worden doorgegeven binnen de zwarte gemeenschap. Er zijn zo veel patronen die terug zijn te voeren op de slavernij. Bij Surinaamse Nederlanders is het niet ongebruikelijk om tijdens de opvoeding de wil van het kind te breken. Ze eisen extreme gehoorzaamheid. Als een slavenhouder zegt, die vruchtenboom daar, aan het eind van de middag liggen alle vruchten in deze mand, dan kun je niet zeggen bekijk het even, doe het zelf. Maar zo’n opvoeding gaat ten koste van je autonomie en zelfontwikkeling. Het maakt het moeilijk om je later te manifesteren. Het stereotypebeeld van de Surinaamse moeder die schreeuwt tegen haar kinderen, dat bestaat echt helaas. Het heeft onder andere te maken met dat Surinaamse mensen aan het eind van de werkdag in wilde paniek en angst de namen van hun kinderen schreeuwden. Elke dag als ze terugkwamen van de velden kon hun kind verkocht zijn.’

Hoe vind je dat de buitenwereld omgaat met het slavernijverleden?
‘Hoe langer ik met dit onderwerp bezig ben, hoe sterker ik er een gevoel van vervreemding door krijg. Ik heb het gevoel te moeten knokken om een stuk van mijn identiteit te mogen adresseren binnen de samenleving. Met de kans dat je daarop aangevallen of afgerekend wordt. Sylvana Simons is daar een voorbeeld van. Je mag wel meedoen in Nederland, maar je mag geen opinie hebben die de geschiedenis benoemt zoals die werkelijk is.’

Waarom leeft de herdenking van de slavernij niet zo?

‘Het wordt niet onderwezen, de overheid vindt het niet belangrijk. In Nederland zijn er zo’n drieduizend monumenten om de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Daarvoor zijn er allerlei fondsen en speciale instellingen in het leven geroepen. Dat heeft te maken met invloed en macht en met het feit dat we slachtoffers waren. Geen daders zoals bij de slavernij. De daderrol herdenk je liever niet.’

De meeste Nederlanders zullen zich geen dader voelen. Ze hebben geen link met de slavernij, hun voorouders waren geen slavenhandelaren.
‘Nee, maar we plukken wel de vruchten van de welvaart uit die periode. We hebben een enorm kapitaal weten op te bouwen door de koloniale handel in kruidnagel, nootmuskaat, koffie en cacao. Hele gebieden zijn leeggeroofd.’

Moet de overheid haar excuses aanbieden voor de slavernij?
‘Ja, ik vind van wel. Dat is beschaafd.’

En herstelbetalingen?
‘Ik vind het belangrijk dat er iets wordt neergezet dat symbool staat voor die herstelbetaling. Als ik kijk naar de joodse gemeenschap, daar was na de Tweede Wereldoorlog een enorme behoefte aan traumabehandeling. Daarvoor is destijds onder andere het Joods Maatschappelijk Werk opgericht. Joden mochten tegen vergoeding in psychotherapie. Ook de derde generatie maakt daar nog gebruik van. In de zwarte gemeenschap worden ook nog steeds trauma’s doorgegeven. Dat heeft een verwoestende werking op hoe zwart en zwart en zwart en wit met elkaar omgaat. Ik zou het heel erg aanmoedigen als er een instituut voor geestelijk maatschappelijk werk voor zwarten zou komen. Om voor die pijn, waar veel zwarte mensen nog mee rondlopen, een adequaat hulpverleningsaanbod te hebben.’

Wat bedoel je met verwoestende werking?
‘Samenwerken tussen zwarte mensen onderling is een probleem. Er is een gebrek aan vertrouwen. Tijdens de slavernij waren er veel rangen en standen. De lichtgekleurden mochten binnen werken, de donkere mensen zwoegden op het veld. Later in de koloniale tijd zaten de lichtgekleurden op kantoor en werkten de zwarten in de wasserij. Er is veel jaloezie. Dat komt ook omdat er maar mondjesmaat zwarte mensen worden toegelaten in het establishment van de samenleving. Als het een zwart persoon lukt om op een plek te zitten die van enige macht en invloed is, dan voelt hij de ogen in de rug. We vinden het lastig elkaar te steunen in moeilijke tijden. De zwarte samenleving is voor een deel ontwricht geraakt en gebleven. Eénoudergezinnen, Surinaamse moeders die in hun eentje de kinderen grootbrengen, dat heeft ook zijn oorsprong in die slavernij.’

Wat is het verband?
‘Er mocht geen gezinsvorming plaatsvinden in de plantage-economie. Dat zou de tot slaaf gemaakten moeilijk aanstuurbaar maken en ten koste gaan van de productiviteit. Mannen moesten weer kinderen maken bij andere vrouwen om het aantal slaven te vergroten. De zwarte man was een werktuig. Die hele identiteit van de verantwoordelijke vader werd kapotgemaakt of niet tot wasdom gebracht. Dat is van generatie op generatie overgegaan. Ik vind het verdrietig dat die gezinsstructuur zo is geworden. Ik zeg niet dat het nucleaire man-vrouw-gezin alles is, maar een vader die niet aanwezig is bij de opvoeding van zijn kinderen stamt echt uit die periode.’

‘Durf fouten te maken’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Japans-Nederlandse Ai Hashimoto (30).

Wat doe je?
‘Momenteel besteed ik al mijn tijd aan het inrichten van mijn afstudeerexpositie. Na mijn studies Biologie in Tsukuba en Culture and Development Studies in Leuven, rond ik nu mijn studie Autonome Kunst af aan de Kunstacademie van Den Haag. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat ben ik nu bezig met opbouwen. Het onderwerp van mijn tentoonstelling is de door mij bedachte mythe Pink Tsunami. Die is gebaseerd op droombeelden die in me opkomen, wellicht beïnvloed door de tsunami die Japan trof in 2011. Zoals in de Bijbel de zondvloed van Noach een mythologisch verhaal werd, heb ik de gebeurtenissen in Japan aangegrepen om ook een mythe te scheppen rondom die ramp. Op dat moment was ik in Nederland, maar mijn familie en vrienden waren daar natuurlijk. Gelukkig liep het voor hen goed af.’

Waar wil je heen?
‘Allereerst wil ik een plek veroveren binnen de kunstwereld. Daarnaast wil ik een graphic novel maken over mijn Pink Tsunami-verhaal. Ik wil dat doen aan de hand van beelden, dus zonder tekst. Ik wil daarin heel het verhaal laten zien: van het begin van de grote ramp tot het moment dat alles verdwijnt. Dat er vervolgens een poppetje met een paddenstoelenhoofd uit de lucht komt vallen die een nieuwe wereld bouwt. Het raakt aan de actualiteit, religie en de grote verhalen uit de geschiedenis van de mensheid. Waar ik dit doe, is niet zo belangrijk. Ik heb op meerdere plekken in de wereld gewoond, omdat ik nog kort voor deze studie werkte voor milieuorganisaties. Mijn eerste studie in Japan was Biologie, omdat ik, zoals een gehoorzame Japanse dochter betaamt, deed wat mijn ouders zeiden en niet mijn hart volgde. Later ben ik wel mijn hart gaan volgen. Ik wilde van kinds af aan al kunstenaar worden. Nu zijn mijn ouders supertrots op me, mijn moeder is onlangs zelfs nog komen helpen.’

Heb je een kruiwagen?
‘Jazeker. Medestudenten hielpen me op weg in mijn eerste jaar op de academie. Maar ook leraren waren belangrijk. Toen ik hier kwam zat ik echt gevangen tussen twee culturen. Er zijn echt grote verschillen tussen Japan en het Westen. Vooral de docenten hielpen me de juiste mix te vinden tussen de oorspronkelijkheid van de Japanse cultuur, mijn eigen originaliteit, karakter en de manier waarop er in het Westen naar kunst en filosofie wordt gekeken. Daarnaast is mijn familie natuurlijk altijd op de achtergrond een belangrijke steun geweest.’

Zijn er beren op de weg?
‘De kunstwereld in Japan is anders dan die in het Westen. Daardoor kun je denken, zoals ik, dat het erg moeilijk is je daar tussen te wurmen. Ik heb dan ook, zeker in het begin, behoorlijk aan mezelf getwijfeld. Toch moet je je niet laten afleiden door dat soort gedachtes. Je moet gewoon datgene doen wat je wil doen. En niets anders. Houd vertrouwen, doe het. Voordat ik aan de Kunstacademie begon, nam ik ontslag van een goed betaalde baan in Nederland. Dan moet je vertrouwen hebben én houden dat het goed komt. Het heeft zich inmiddels wel terugbetaald.’

Heb je tips?
‘Die sluiten aan op wat ik net zei: vertrouw op jezelf, maak fouten, durf fouten te maken, dan kom je er vanzelf. In Japan is kunst traditioneler, hier is het conceptueler. Ik heb me daaraan over gegeven en zo de manier van denken eigen gemaakt. Doorzetten is dan ook erg belangrijk. Zo, maar nu ga ik mijn afstudeerwerk verdedigen tegenover de commissie die het beoordeelt.’

In Israël is alles politiek

1

Wanneer je op vakantie gaat naar Israël kun je je voornemen om je níet met politiek bezig te houden, maar de kans dat dit daadwerkelijk lukt is nihil. Toen ik twee weken geleden op het vliegtuig naar Tel Aviv stapte, beloofde ik mezelf plechtig dat ik aan niets anders zou denken dan de bruiloft van mijn nicht, familie en het strand. De eerste twee dagen lukte dat aardig, maar op de derde dag ging het mis. Samen met mijn vriend bracht ik een bezoek aan Jeruzalem, waar we lunchten met enorme hoeveelheden hummus, een wandeling maakten door de christelijke wijk en een bezoek brachten aan de Klaagmuur in de Oude Stad. Eigenlijk wilde ik graag naar de islamitische wijk, maar onze gids raadde dat af, omdat ze meende dat daar af en toe opstootjes plaatsvonden tussen joden en moslims tijdens de ramadan. Ik vond dat nogal paranoïde en vroeg me af of de gids bevooroordeeld was tegen Arabieren en ons daarom niet wilde meenemen.

Op de terugweg naar het busstation bleek een belangrijke verkeersader te zijn afgesloten door de politie. De agenten zagen er gespannen uit en maanden ons om zo snel mogelijk de andere kant op te lopen. Op internet las ik tot mijn grote schrik dat er een aanslag was gepleegd op nog geen tweehonderd meter bij ons vandaan: in de islamitische wijk hadden drie Palestijnen op Israëlische politieagenten ingestoken met messen. Eén van de agenten, een vrouw van 23 jaar, overleed aan haar verwondingen. De drie aanslagplegers werden doodgeschoten door omringende soldaten.

Eenmaal in Tel Aviv leek het alsof er niets was gebeurd. Het leven ging door zoals altijd. Men was klaarblijkelijk al gewend aan dit soort gebeurtenissen. De terrassen zaten bomvol, de rooftop party’s werden niet afgezegd en voor de hipste restaurants stonden ellenlange rijen. Pas de volgende ochtend merkten we dat het politieke circus wel degelijk was losgebarsten, zoals viel te lezen in alle Israëlische kranten. IS claimde de aanslag als eerste, maar even later claimde ook Hamas de aanslag ‘van de drie heldhaftige martelaren’. De Israëlische premier Netanyahu was vooral boos op president Abbas van de Palestijnse Autoriteit, omdat hij volgens hem de aanslag niet veroordeelde. Hij ging zelfs zo ver door te zeggen dat ‘deze houding van Abbas aangeeft dat er geen serieuze partner voor vrede aan Palestijnse kant is’. Hij ging meteen over tot represailles: vanwege de ramadan hadden 350 Palestijnen van de Westoever visa gekregen om Jeruzalem te bezoeken. Die werden per direct ingetrokken.

Soms koester ik de ijdele hoop dat er ooit nog een oplossing komt voor het Israël-Palestina-conflict. Ik pleit voor de dialoog en ben ervan overtuigd dat Israëliërs en Palestijnen elkaar vooral moeten leren kennen, omdat het wantrouwen voor elkaar pas afneemt als je ‘de ander’ als mens van vlees en bloed leert zien. Dat kan ik natuurlijk makkelijk zeggen vanuit mijn appartement in het Amsterdamse. Pas nu ik hier ben voel ik hoe beklemmend het conflict is en begrijp ik hoe muurvast het zit. Palestijnen en Israëliërs – en met name de politici aan beide kanten – houden elkaar gegijzeld in een wurggreep van angst en haat. Dat los je niet op door ‘even’ met elkaar te gaan praten over gemeenschappelijke interesses. Ik droom van de dag dat Israëli’s en Palestijnen zij aan zij in vrede kunnen leven en dat het hier écht alleen draait om de vraag waar het leukste restaurant zit en wat de mooiste strandtent is. Maar ik vrees dat ik nog heel lang op die dag zal moeten wachten.

Wel of niet op zomervakantie naar Marokko?

0
Veel Marokkaanse Nederlanders bereiden zich voor op een zomervakantie in Marokko. De aanhoudende demonstraties in het land roepen echter veel vraagtekens op over de veiligheid. 

In Marokko gaan de protesten onverminderd door. De onrust in de Rif, een achtergestelde regio in het noorden van Marokko, begon vorig jaar in oktober nadat in al-Hoceima de 31-jarige visverkoper Mohsin Fikri werd geplet in een vuilniswagen toen hij zijn handelswaar, dat in beslag was genomen door de politie, wilde redden. Sindsdien zijn duizenden Marokkanen de straat opgegaan voor meer rechten en voorzieningen. De Marokkaanse autoriteiten vrezen met de komst van Europees-Marokkaanse vakantiegangers, bijvoorbeeld uit Nederland, dat het verzet alleen maar zal groeien. De Kanttekening sprak daarover een aantal Marokkaanse Nederlanders.

‘De Marokkaanse regering zit totaal niet te wachten op Marokkaanse Nederlanders die met duizenden tegelijk naar de Rif komen. Het kan voor grote problemen zorgen wanneer beelden de wereld overgaan van Marokkanen met een Europees paspoort die lijnrecht tegenover Marokkaanse ordetroepen staan’, zegt freelance journalist Rachid Benhammou, die de afgelopen maanden meerdere artikelen over de protesten heeft geschreven. De meeste Marokkaanse Nederlanders zijn afkomstig uit de Rif en gaan naar dat gebied op vakantie.

Het regime doet volgens Benhammou daarom heel hard zijn best om nog voor de zomervakantie de demonstraties te beëindigen.[blendlebutton] ‘Dat hebben ze op verschillende manieren geprobeerd en ze komen elke keer met iets nieuws.’ Dat onlangs de Marokkaanse ambassadeur in Den Haag ‘onmiddellijk’ is teruggeroepen, omdat Nederland niet zou willen meewerken aan het uitleveren van een drugshandelaar aan Marokko, volgt Benhammou daarom ook met enige scepsis. ‘Als je een beetje logisch nadenkt weet je dat er veel meer speelt dan dat.

Maar hoe zit het met de houding van Marokkaanse Nederlanders? Spelen de aanhoudende demonstraties een rol in hun overweging om wel of niet naar Marokko te gaan deze zomer? ‘Zeker’, zegt Benhammou. ‘Je hebt heel veel mensen die hun vakantie naar Marokko annuleren of ergens anders heen gaan, omdat ze geen zin hebben in al het gedoe. Anderen zijn weer bang dat ze worden opgepakt of in problemen raken in Marokko, omdat ze bijvoorbeeld in Nederland hebben meegelopen met de demonstraties of op Facebook kritisch zijn geweest op het regime. Daarnaast worden sommige Marokkaanse Nederlanders via appjes bang gemaakt door tegenstanders van de demonstraties met spookverhalen over het feit dat als je naar Marokko gaat en niet mee doet met de protesten, je auto wordt vernield. Er zijn ook Marokkaanse Nederlanders die juist deze zomer naar Marokko willen gaan, enkel om op 20 juli, de dag waarop er een miljoenenmars aangekondigd staat, mee te lopen. Zij boeken alleen daarvoor een ticket naar Marokko.’

Student Fatima Abdellaoui uit Rotterdam kan deze zomer niet naar Marokko, omdat ze moet werken. ‘Zelfs al was ik mij niet bewust van mijn Amazigh identiteit, zou ik me puur als mens betrokken voelen met de ellende in de Rif, omdat ik zie hoe daar de mensenrechten met voeten worden getreden. Meelopen tijdens een demonstratie is dan het minste wat je kunt doen.’ In Nederland deed Abdellaoui dat ook; zij was aanwezig bij meerdere demonstraties voor rechtvaardigheid in de Rif, onder meer in Den Haag en Rotterdam. De hoge opkomst tijdens die demonstraties heeft Abdellaoui verbaasd. Ze denkt dat het Marokkaanse regime mede daardoor nu extra alert is op steun vanuit Nederland. ‘Ik zie in mijn omgeving dat een heleboel mensen niet alleen op vakantie zullen gaan om op het strand te liggen, maar ook om zich in te zetten voor de Riffijnen. Ongevaarlijk zal het niet worden. Je ziet dat het regime heel fel reageert op tegenstanders. Het gaat er nu wel heel wreed aan toe in Marokko.’

Docent Najiha el-Ham uit Zwolle gaat al langere tijd ieder jaar naar Marokko, soms zelfs tot twee keer per jaar. Ook voor deze zomer had ze haar vakantie geboekt. Ze zou in haar eentje naar Marokko gaan, maar de twijfels sloegen toe toen ze een telefoontje kreeg van het reisbureau waar ze haar ticket heeft gekocht. ‘Ze hebben gezegd dat mijn vlucht is gewijzigd, omdat er door de gevaarlijke situatie in Marokko niet meer ’s avonds gevlogen mag worden. Als zelfs vliegtuigmaatschappijen nu hun diensttijden aanpassen, ben ik dan nog wel veilig?, vroeg ik me af.’ Toch besloot Najiha niets te veranderen aan haar vakantieplannen. ‘Ik vond het wel heel hypocriet om mijn vlucht te annuleren. Als er iets te halen valt doe ik het wel en nu er problemen zijn opeens niet meer. Dat voelde gewoon niet goed, dus heb ik besloten om door te zetten. Ik ben gelovig, uiteindelijk moet je jezelf toch een beetje overlaten aan het lot, nadat je de nodige voorzorgsmaatregelen hebt getroffen uiteraard.’ Wat die voorzorgsmaatregelen zijn, is voor haar heel duidelijk. ‘Ik hou me gedeisd, ik ga niet demonstreren en breng mijn familie in Marokko niet in de problemen. Ik ga alleen op vakantie en wil niet dat ik mijn familie in Nederland ongerust maak. Ik voel mij solidair met de protesten en het volk, maar ik kan vanuit mijn positie nu niet veel betekenen.’

De vader van Najiha wil toch dat ze haar vakantie annuleert. ‘Hij zegt ‘wat is geld nou, ik betaal je kosten wel’, maar het gaat mij niet om het geld. Als het heel gevaarlijk wordt, maakt het niet uit of ik daar thuis zit of hier. Want dan verlaat ik gewoon het huis niet in Marokko tot de terugreis.’ Bang is Najiha niet. ‘Het kan natuurlijk zijn dat je op het verkeerde moment op de verkeerde plek bent en daar hou ik wel rekening mee. Als er straks meer Europese Riffijnen in het gebied zijn, zal de regering zich meer in het nauw gedreven voelen en een kat in het nauw maakt rare sprongen. Dus er is een kans dat er iets misgaat.’  [/blendlebutton]

Nederlandse kolonisten in Sri Lanka: ‘Jullie waren hier’

0
De gehele kustlijn van Sri Lanka was ooit gekoloniseerd door Nederland. Onze correspondent Sara-May Leeflang is in Sri Lanka en sprak nakomelingen van Nederlandse kolonisten en anderen over de erfenis van deze geschiedenis.

‘Jullie waren hier.’ Als je in Sri Lanka zegt dat je uit Nederland komt moet je niet raar opkijken als je deze reactie krijgt. Sommige Sri Lankanen zeggen dat met een sceptische toon, anderen lachen er vriendelijk bij. De Nederlandse invloed in de Sri Lankaanse geschiedenis is niet verdwenen. Deze geschiedenis wordt niet alleen op school verteld, maar kom je ook fysiek veel tegen. Er staan Nederlandse forten, vuurtorens, huizen, gevangenissen en kerken in het land: soms deels gerestaureerd, soms helemaal verdwenen.

Siri (48) heeft een gasthuis in Aluthgama. Hij beschouwt Nederland als een tweede thuis. ‘Op jonge leeftijd kwam ik in contact met Nederlanders in Sri Lanka met wie ik nog steeds bevriend ben. Sindsdien heb ik een aantal keer Nederland bezocht.’ Hij zegt dat hij ‘neutraal’ is over de Nederlandse rol in de Sri Lankaanse geschiedenis. ‘We leren op school dat de komst van de Portugezen slecht was. Ze plunderden het land om het voor eigen gewin te exporteren. Behalve kleine nederzettingen hebben ze niet veel achtergelaten.’ De Nederlanders daarentegen hebben volgens Siri veel opgebouwd. ‘De Nederlanders hebben kanalen gegraven om het binnenland beter bereikbaar te maken en forten versterkt tot geduchte verdedigingswerken.’ De Britten hebben volgens Siri ook bijgedragen wat betreft infrastructuur, maar ook educatie. Ze heeft echter ook kritiek op de Britten. ‘Sri Lanka kampt nu al jaren met overstromingen en landverschuivingen, omdat de Britten grote gebieden hebben ontbost voor thee- en rubberplantages.’

Een andere reden voor het feit dat de Sri Lankanen op de hoogte zijn van de Nederlandse erfenis, is de aanwezigheid van de Burghers, die een kleine minderheid vormen in het land. Zij waren oorspronkelijk nakomelingen van de Nederlandse kolonisten. Nu wordt de term gebruikt voor alle Europese nakomelingen. Volgens Steven LaBrooy (71), directeur van de Nederlandse Burgher Unie, zijn er volgens de officiële statistieken zo’n 39.000 Burghers in het land. Maar volgens hem klopt dit aantal niet helemaal. ‘In Sri Lanka wordt je afkomst bepaald door je vaders kant, dus iedereen met een Burgher-achternaam is volgens de wet Burgher. Maar er zijn er maar zo’n vijftienduizend mensen die werkelijk nog in de Burgher-cultuur leven. De Burgher-cultuur is een mengsel van de Engelse taal, film, muziek en boeken en de Burgher-cuisine.’ De Burghers hebben een rijke culinaire erfenis, zoals gele rijst, pannenkoeken, kotelet, pasteitjes, puddings en een speciale lekkernij met de naam kokis, dat nu onmisbaar is op traditionele Singaleze feestdagen.

LaBrooy legt uit: ‘Toen de Britten kwamen gaven ze de Burghers een keuze: verkassen naar Batavia, het huidige Jakarta, of blijven. Emigreren betekende wel dat ze hun land aan lokale Sri Lankanen moesten verkopen. Dat zou een enorm verlies opleveren. Alle 912 families besloten daarom te blijven. Dat betekende wel dat ze Engels als moedertaal moesten aannemen.’ De Burghers waren volgens LaBrooy in deze tijd al sterk gemixt, omdat de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) mensen uit heel Europa in dienst nam. ‘De Burgher-cultuur was een Europese cultuur, maar kende een sterke Nederlandse invloed, omdat de opdrachtgevers in Nederland zaten. Veel Burghers spraken een beetje Nederlands. Maar de huidige Burghers hebben weinig met Nederland te maken. In het oosten van Sri Lanka zijn nog veel Burghers die zestiende-eeuws Portugees spreken, gemixt met Tamil.’ Mede vanwege de Taalwet die het Singalees tot officiële taal maakte, emigreerden veel Burghers naar onder andere Australië. Er wonen nu rond de honderdduizend Burghers in Australië.

De meeste Burghers hebben een lichtere huidskleur en zijn christelijk. ‘Vroeger waren ze te onderscheiden door hun westerse manier van kleden. Alleen geldt dat tegenwoordig minder, omdat veel Sri Lankanen nu ook in jeans en t-shirts lopen. Toch valt het onderscheid nog te maken op officiële dagen. De meeste Sri Lankanen kleden zich dan traditioneel, de meeste Burghers niet’, vertelt Marissa Jansz (40), Burgher en schrijver voor de reisgids Travellanka. De Burgher-nalatenschap is volgens Jansz vooral in het geloof te vinden: er is bijna geen dorp dat geen kerk heeft.

Jansz zegt dat ze nooit is gediscrimineerd. ‘Ik ben licht van huid en mensen in Sri Lanka denken vaak dat ik een buitenlander ben. De meesten zijn erg verrast als ze horen dat ik vloeiend Singalees spreek. Mijn afkomst heeft zelfs juist vaak in mijn voordeel gewerkt. Burghers staan er bekend om dat ze vloeiend Engels spreken en dat heeft een hoge status in Sri Lanka.’ Jansz heeft haar stamboom uitgezocht en daaruit blijkt dat ze afstamt van Nederlandse kolonisten. Dat heeft haar nieuwsgierig gemaakt naar Nederland. ‘Ik ben nog nooit in Nederland geweest, maar ik zou er heel graag een keertje heen willen.’

Jansz benadrukt dat Sri Lankanen heel verschillend denken over de koloniale geschiedenis. ‘Ik weet zeker dat de meeste Burghers trots zijn op hun afkomst. Nationalisten geven de voormalige kolonisators de schuld van de huidige problemen in het land. Maar dat is een realiteit die we moeten accepteren.’ LaBrooy: ‘We zijn uiteindelijk allemaal Sri Lankanen.’

Asoka (59) is grafisch designer. Hij kijkt kritisch terug op het koloniale verleden. ‘De Portugezen en Nederlanders hebben Sri Lanka geplunderd, ze hebben tempels vernield en leeggeroofd.’ Positiever is hij over de rol van de Britten. ‘Ze stelden de Engelse taal verplicht. Het beheersen van de Engelse taal kan je ver brengen in Sri Lanka.’

Randji (28) is gids bij het historische Nederlandse Redoute van Eck Fort, dat in 1765 is neergezet door de Nederlandse kolonisten als extra bescherming voor de stad. Volgens hem hoort de koloniale geschiedenis bij de geschiedenis van Sri Lanka. De Nederlanders staan volgens hem bekend om de sterke bouwwerken die ze hebben achtergelaten. ‘De Nederlanders breidden de vestigingen enorm uit.’ Er zijn vijfendertig Nederlandse forten op het eiland. ‘Nederlanders kunnen goed bouwen. Zo bouwden ze sterke sterforten. Ik hou van de brug die je op kan halen. In het water zwommen krokodillen om de vijand weg te houden. Eén van de forten had twaalf kanonnen. De Britten hebben juist alles weer vernield door gevechten.’

Tijdens de burgeroorlog en de tsunami in 2004 hebben veel forten schade opgelopen. Zo werd het Jaffna Fort als strijdtoneel gebruikt tussen de gevechten van de verzetsgroep Tamil Tijgers en het leger. Het Fort van Galle, dat behoort tot het UNESCO-werelderfgoed (UNESCO is de organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur van de Verenigde Naties, opgericht in 1946), is een grote toeristische trekpleister. Het fort liep schade op door de tsunami. Met behulp van de Nederlandse regering zijn de forten gerestaureerd. De grond van het Fort van Galle is één van de duurste stukken land in Sri Lanka. ‘Vroeger hebben veel moslims goedkoop land daar gekocht, ze kunnen het nu voor miljoenen verkopen.’

Saman (52) is restauranteigenaar in Tangalle. Hij is erg te spreken over de Nederlandse steun. ‘Ik maak geen onderscheid tussen Nederlanders, Duitsers, Amerikanen, enzovoorts. Ik hou van alle toeristen. Vooral na de tsunami in 2004 heb ik gemerkt hoeveel vrienden uit het buitenland zo hun best hebben gedaan om ons te helpen. Het is een land dat voor jullie ver weg is en waar de meesten van jullie helemaal geen relatie mee hebben. Toch hebben veel buitenlanders ons geholpen. Dat is fantastisch.’

Geschiedenis
Sri Lanka heeft in 450 jaar te maken gehad met veel verschillende buitenlandse invloeden. Er zijn zeker negentien verschillende etniciteiten in het land. De Portugezen kwamen in 1505 aan op Ceylon, de historische naam van het eiland, en bezetten er voornamelijk de kustgebieden met kleine nederzettingen. Ze introduceerden de katholieke kerk en het monogame huwelijk. De Nederlanders arriveerden in 1602. Ze versloegen de laatste Portugezen in 1658. Ze breidden de Portugese forten uit, gebruikten ze als bewapende handelspunten en kregen een monopolie op de overzeese handel. De katholieke kerken werden vervangen door gereformeerde kerken. De Nederlanders bleven tot 1796. De Britten maakten van Sri Lanka een kolonie, tot 1948, toen het land onafhankelijk werd.

In 1602 kwam de Nederlandse kapitein Joris van Spilbergen aan in Ceylon. Destijds was bijna heel het land in Portugese handen, behalve het centraal gelegen Kandy, dat het centrum van het verzet werd. Van Spilbergen was op zoek naar kaneel, omdat het destijds alleen op Sri Lanka te produceren was. Van Spilbergen ontwikkelde een goede relatie met de vorst van Kandy, Vimala Dharma Surya I, en kreeg een kleine voorraad kaneel mee. De in 1602 opgerichte VOC had interesse om zich op het eiland te vestigen. De vorst vroeg de Nederlanders om de kustgebieden te bevrijden van de Portugezen.

Kapitein en vice-admiraal van de VOC Sebald de Weert en zijn bemanning slaagden erin het belangrijke Fort bij Batticaloa te veroveren op de Portugezen. De Nederlanders steunden de koning in zijn gevecht tegen de Portugezen in ruil voor een monopolie op de overzeese handel en het recht op permanente vestiging in Ceylon. Maar dat werd niet in werking gezet tot 1640. In 1658 werden de laatste forten in het noordelijke deel Jaffnapatnam veroverd op de Portugezen.

De relatie tussen de vorst en de Nederlanders verslechterde echter. De VOC sloot in 1638 een verdrag met de nieuwe koning Rajasingha II. In het exemplaar van de vorst stond dat de VOC de forten moest ontruimen als de vorst dat verzocht. In het Nederlandse exemplaar stond dat niet. Daarom werden de forten niet teruggegeven toen de vorst daarom vroeg. In 1664 en 1665 versterken de Nederlanders het Fort van Galle en namen ze een permanente positie in, tot groot ongenoegen van de vorst.

De vorst kreeg rond 1760 genoeg van de Hollandse overheersers. In Matara kwamen er boerenopstanden tegen de Nederlanders, aangezwengeld door de vorst van Kandy. In 1796 was de VOC bijna failliet. De Britten kwamen aan op Ceylon en maakten een deal met de koning van Kandy om nu de Hollanders te verjagen. De overdracht aan de Britten van de bezette gebieden verliep vrijwel geweldloos, aangezien de Britten sterker waren. Het fort in Matara werd zelfs ceremonieel overgedragen. Ceylon zou tot 1948 een Britse kolonie blijven.

De Nederlanders gebruikten Tanjore Tamils als slaven. Volgens historisch schrijver H.L.D. Mahindapala prefereren de Nederlanders de Tamil-kaste Vellahlas, vanwege hun anti-katholieke sentimenten, en gaven ze hun privileges. Zo kregen ze toestemming in slaven te handelen die uit Zuid-India werden gehaald. Ook kregen ze land om hun tabaksplantages uit te breiden. Daardoor werd de kaste erg rijk. De Vellahlas gebruikten een strikt kastensysteem en het leverde meer geld op om te handelen in slaven dan in rijst. De Nederlanders profiteerden van de belasting die werd geheven op de slavenhandel.

Nederlands verbasterde namen, zoals Keyzer en Prince, zijn straatnamen in Colombo. Ook een noordelijk eiland heeft een Nederlandse naam, Delft. Uiteindelijk hebben de door de Nederlanders ingestelde huwelijksrechten en de wetten met betrekking voor privéland een grote impact gehad in de Sri Lankaanse maatschappij.

‘Salafisme is het grootste gevaar voor onze democratie’

0
Wordt het gevaar dat uitgaat van het salafisme overdreven of is het hoog tijd voor een harde aanpak van deze extremistische ideologie? De Kanttekening vroeg dat aan twee salafisme-experts, Dirk Verhofstadt en Joas Wagemakers.

Het salafisme staat al enige tijd in de spotlights in Nederland. Het is een fundamentalistische ideologie die op gespannen voet staat met democratische grondbeginselen. Sommige salafisten staan zelfs vijandig tegenover niet-salafistische moslims die in hun ogen niet zuiver zijn in de leer van de islam. Bijna alle islamistische terroristische organisaties zijn aanhangers van het salafisme, zoals IS, al-Qaeda, al-Shabaab en Boko Haram.

Salafisten claimen te streven naar een terugkeer naar principes en gebruiken die ze beschouwen als de fundamenten van de islam. Daarbij verwerpen ze liberale, progressieve, soefistische, mainstream soennitische en alle andere niet-salafistische interpretaties van de Koran en andere islamitische bronnen. Het realiseren van de terugkeer naar de in hun ogen zuivere islam rechtvaardigt voor veel salafisten ‘het aannemen van een rol als de zelfbenoemde voorhoede van de geloofsgemeenschap’, constateert de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) in een analyse van het salafisme op haar website. Salafisten beschouwen zichzelf volgens de dienst ‘vaak als vertegenwoordigers van de enige juiste vorm van religieuze beleving binnen de islam’.

Islamoloog Joas Wagemakers, assistent-professor Islamitische en Arabische Studies aan de Universiteit Utrecht, vindt dat we niet moeten doorslaan in het benoemen van het salafisme als bedreiging voor onze nationale veiligheid. ‘In Nederland is maar een heel kleine minderheid binnen de salafisten bereid geweld te gebruiken, zoals we hebben gezien met de Hofstad-groep en de moord op Theo van Gogh.’ Ook over de negatieve invloed van salafisten op de samenleving uit hij zich voorzichtig. ‘Ik denk dat het salafisme in het algemeen de potentie heeft om bij te dragen aan spanningen en polarisering in de samenleving, omdat salafisten vaak stellige ideeën hebben over bijvoorbeeld hoe mannen en vrouwen om moeten gaan met elkaar, hoe moslims om moeten gaan met niet moslims en hoe salafistische moslims om moeten gaan met niet-salafistische moslims.’ Wagemakers schreef verscheidene boeken en artikelen over het salafisme, waaronder Salafism in Jordan (2016), Salafi source readings between al-Qa’ida and the Islamic State (2016) en Salafi ideas on state-building before and after the rise of the Islamic State (2015).

Politiek filosoof Dirk Verhofstadt, professor Media en Ethiek aan de Universiteit Gent en kernlid van de liberale denktank Liberales, ziet het anders. Hij ageert tegen het bagatelliseren van het salafistische gevaar. ‘Iedereen mag denken en geloven wat hij of zij wil, maar als woorden of daden aanleiding geven tot geweld, dan geldt het schadebeginsel’, benadrukt hij. Het schadebeginsel is de opvatting dat vrijheid beperkt mag worden als het misbruikt wordt om anderen te schaden. De Engelse filosoof John Stuart Mill (1806-1873) introduceerde het concept in het boek On liberty (1859). Verhofstadt paste het toe op het salafisme in zijn boek Salafisme versus democratie (2016). Hij kwam tot de conclusie dat salafistische organisaties verboden moeten worden, omdat ze de openbare orde verstoren of preciezer gezegd: schadelijk zijn voor de democratie.

 

Verhofstadt onderstreept dat salafisten mensen aanzetten zich te keren tegen democratische grondwaarden, zoals de vrijheid van meningsuiting, de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, de scheiding van kerk en staat en het recht op zelfbeschikking.

Daarnaast vormen salafistische organisaties volgens Verhofstadt een gevaar voor de nationale veiligheid. Hij wijst erop dat vrijwel alle terroristen die aanslagen pleegden in naam van de islam, salafisten waren. ‘Dat salafistische organisaties in westerse samenlevingen een bron van zorg zijn op het gebied van onder meer de nationale veiligheid, is een feit. Het is geconstateerd door een groot aantal veiligheids- en inlichtingendiensten, waaronder ook de AIVD. Het salafisme is het grootste gevaar voor onze democratie. Dat geldt niet alleen voor België en Nederland, maar ook voor andere democratieën waar salafisten actief zijn.’

Een verbod op salafistische organisaties is volgens Verhofstadt ook sterk in het voordeel van de niet-salafistische moslims. Hij beschouwt het als een effectieve manier om de ‘gewone’ moslims te beschermen tegen salafistische invloeden. ‘Ik wil absoluut niet dat de islam en moslims in het algemeen aangevallen worden. De overgrote meerderheid van de moslims respecteert onze wetten, regels, normen en waarden en er zijn genoeg moslims die rolmodellen zijn, zoals jullie burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb. Een verbod op salafistische organisaties is dan ook nodig om juist ook de niet-salafistische moslims te beschermen tegen het salafisme. Zo infiltreren salafisten in gematigde moskeeën en nemen die over. Dit soort zorgwekkende ontwikkelingen moeten een halt toegeroepen worden.’

Verhofstadt betoogt dat democratieën verplicht zijn zichzelf te beschermen tegen het salafisme. Hij roept behalve overheden, ook de niet-salafistische moslims op zich te keren tegen dit fenomeen. ‘We mogen niet langer tolerant zijn ten opzichte van de intoleranten.’ Hij laakt Saoedi-Arabië, de grootste exporteur van het salafistische gedachtegoed, en andere Golfstaten, zoals Qatar, die fortuinen uitgeven om hun extremistische ideologie op te leggen aan moslimgemeenschappen in het Westen. Dat bevestigt volgens hem hoe urgent het probleem is. Hij pleit er daarom voor dat westerse landen hun diplomatieke en andere banden met alle exporteurs van het salafisme, verbreken. ‘Dat zijn we onze democratieën verplicht. Het is absurd dat westerse landen warme diplomatieke banden hebben en zo veel handel drijven met een land als Saoedi-Arabië dat de mensenrechten met de voeten treedt en onze samenlevingen probeert te ontwrichten door het salafisme te verspreiden.’

De NRC meldde afgelopen april dat steeds meer Nederlandse imams opgeleid worden in Saoedi-Arabië en dat mede daardoor de invloed van salafisten op Marokkaanse moskeeën in ons land toeneemt. Zo zijn volgens de krant zeven van de tweeëntwintig Marokkaanse moskeeën in Amsterdam in handen van salafisten en hebben nog eens vier moskeeën in de stad te maken met een salafistische fractie.

Wagemakers maakt onderscheid tussen offensieve en defensieve anti-democratische ideeën van salafisten. Hij meent dat vrijwel geen enkele salafist in Nederland de intentie heeft om onze democratie omver te werpen (offensief anti-democratisch), maar dat veel salafisten bijvoorbeeld wel het uitbrengen van een stem tijdens verkiezingen afkeuren (defensief anti-democratisch).

Overheden, andere vertegenwoordigers van de samenleving en de salafistische gemeenschap moeten volgens Wagemakers meer bijdragen aan het verspreiden van kennis over elkaar, in het bijzonder over elkaars gevoeligheden, om de druk van de ketel af te halen. ‘Als een salafist bijvoorbeeld zegt dat hij een voorstander is van de sharia, dan denkt de gemiddelde Nederlander waarschijnlijk aan zaken als handen afhakken, terwijl salafisten de sharia met heel andere dingen in verband brengen, zoals rechtvaardigheid.’

Wagemakers vindt dat sommige politici en media salafisten in een hoek drijven. ‘Salafi’s voelen zich vaak aangevallen.’ Hij beschouwt de harde retoriek over het salafisme in de media vooral als een resultaat van angst en onwetendheid. ‘In sommige gevallen is die angst terecht, maar heel vaak ook niet. Ik zeg niet dat er niets aan de hand is. Er zijn wel degelijk mensen die bereid zijn geweld te gebruiken op basis van ideeën die ze ontlenen aan het salafisme. Maar het is belangrijk dat we niet generaliseren en alle salafi’s daarvan betichten. We moeten niet alle salafi’s in de hoek zetten en betitelen als gevaarlijk, gewelddadig en terroristisch. Nuanceren is heel belangrijk, we moeten niet doorslaan.’

Foto: YouTube

Salafisme in opmars
De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) waarschuwde onlangs voor de opmars van het salafisme. ‘De groeiende invloed van het salafisme in Nederland blijft een zorg. Salafisten proberen in toenemende mate en op dwingende wijze een onverdraagzame, isolationistische en anti-democratische boodschap aan andere moslims op te leggen. Zij proberen ook, soms door intimidatie, voet aan de grond te krijgen in gematigde moskeeën en moskeebesturen’, meldt de NCTV in haar vorige maand gepubliceerde Dreigingsbeeld terrorisme Nederland. ‘Hoewel het sociaal-cultureel isolationisme een zeer onwenselijke ontwikkeling is, gaat vanuit veiligheidsperspectief de grootste zorg uit naar actieve anti-democratische tendensen. Deze vormen een potentiële voedingsbodem voor politieke radicalisering en extremisme.’ Het Dreigingsbeeld terrorisme Nederland is een vierjaarlijkse globale analyse van de nationale en internationale terroristische dreiging tegen Nederland en Nederlandse belangen in het buitenland.

De NCTV en de AIVD waarschuwden eerder al meermaals voor de groeiende invloed van het salafisme. Zo melden ze in de in september 2015 gepubliceerde gezamenlijke publicatie Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek dat er nauwe contacten zijn tussen ‘delen van de salafistische stromingen in Nederland en salafistische personen en structuren in het Midden-Oosten’.

Ook onze zuiderburen kampen al langer met de gevolgen van de groeiende invloed van het salafisme. Eerder dit jaar waarschuwde het Orgaan voor de Coördinatie van de Analyse van de Dreiging (OCAD) in het rapport Salafistische islam en wahabitisch proselitisme: factoren en vectoren van radicalisme en extremisme dat het salafisme oprukt in België. Volgens het OCAD staat een groeiend aantal moskeeën en islamitische centra in het land onder invloed van salafisten. De dienst constateert dat salafisten met steun van Saoedisch geld erin slagen vanuit ‘een extreem-puriteins en intolerant denkkader de moslims in het Westen te doen afkeren van de Europese waarden en de normen die zij percipiëren als in strijd met de Koran’. ‘We stellen vast dat een groeiend aantal moskeeën en islamitische centra in België, net als elders in Europa, onder invloed staan van het wahabitische salafistische missioneringsapparaat. Tegelijkertijd stellen we vast dat ook de imams van ‘reguliere’ moskeeën in toenemende mate ‘salafiseren’ of reeds ‘gesalafiseerd’ zijn.’ Het OCAD is een overheidsorgaan dat de politie- en inlichtingendiensten in België coördineert en nagaat in hoeverre het land blootstaat aan terroristische en extremistische dreigingen.

Anfal en andere zetelrovers

0
Mohammed Anfal stapte onlangs over van Leefbaar Rotterdam naar Nida. Ewoud Butter analyseert de zaak.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 trok Mohammed Anfal de aandacht, omdat hij als Marokkaanse Nederlander in de gemeenteraad werd gekozen voor Leefbaar Rotterdam, die bekend staat om haar harde lijn als het gaat om de islam en integratie. Als gemeenteraadslid liet Anfal niet vaak van zich horen. Tot de zesentwintigste juni van dit jaar. Toen kreeg hij landelijke aandacht nadat bekend werd dat hij overstapte van Leefbaar naar Nida, een partij die zich door de islam laat inspireren en geldt als de politieke tegenhanger van Leefbaar. Het was de eerste keer in veertig jaar dat een Rotterdams raadslid tussentijds overstapte naar een andere partij. Een aantal vragen naar aanleiding van deze opvallende politieke transfer.

Waarom koos Anfal in eerste instantie voor Leefbaar?
Als we een interview dat Anfal aan de NRC gaf moeten geloven, was het toeval. Anfal had een café dat de gemeente tegen zijn zin wilde sluiten. Anfal kreeg steun van Leefbaar en werd uitgenodigd voor een bezoek aan het stadhuis. ‘Bij ons doet afkomst er niet toe, zeiden ze bij Leefbaar. Het gaat om gedrag en of je je aan de regels houdt.’ En daar was Anfal het helemaal mee eens. Hoewel Anfal naar eigen zeggen aangaf weinig verstand van politiek te hebben, werd hij toch uitgenodigd om op de lijst te staan.

Wat leverde het op?
Anfal kwam op de negende plaats op de kandidatenlijst, werd gekozen en kreeg een leuke maandelijkse toelage. Een stemmentrekker bleek hij niet voor Leefbaar. Hij ontving bij de verkiezingen in 2014 slechts 126 stemmen, het minste van de hele raad. Anfal kreeg een lichte portefeuille. ‘Ik was de excuus-Marokkaan’, zei hij tegen de NRC. Zijn stem was wel belangrijk om de coalitie van Leefbaar, CDA en D66 aan een krappe meerderheid te helpen.

Waarom wilde Anfal weg bij Leefbaar?
Na ruim drie jaar concludeerde Anfal dat Leefbaar en dan vooral een kerngroep die de toon zet, een ongelooflijke hekel heeft aan de islam en moslims. ‘En ik zat er voor spek en bonen bij’, zei hij tegen de NRC. Anfal concludeerde dat Leefbaar verdeeldheid zaait en dat Nourdin el-Ouali, politiek leider van Nida, juist probeerde naar verbinding te zoeken.

Anfal verliet de fractie van Leefbaar, maar behield de gemeenteraadszetel die hij dankzij deze partij had binnengehaald. Dat wordt ook wel zetelroof genoemd. Mag dat?
Ja. Volgens onze Grondwet beschikken politici in bijvoorbeeld de Tweede Kamer of een gemeenteraad over een individueel mandaat van de kiezer. Ze stemmen zonder last. Gekozen politici kunnen hierdoor eigenlijk niet worden verplicht om mee te stemmen met de partijlijn. Politici die zich afsplitsen kunnen ook niet worden gedwongen om hun zetel op te geven.

In de praktijk wordt zetelroof steeds meer ontmoedigd en worden gekozen politici geacht om bij stemmingen de partijlijn te volgen en hun zetel af te staan wanneer ze het niet meer eens zijn met de partijlijn. Maar, politici kunnen daartoe niet gedwongen worden.

Gebeurt het vaker dat politici zich afsplitsen?
Ja. Volgens Geerten Waling, die een boek schreef over dit onderwerp, zijn er alleen al in de Tweede Kamer tussen 1917 en 2017 58 gevallen van zetelroof geweest. Recente en bekende voorbeelden van politici die zich afsplitsten: Geert Wilders en Rita Verdonk stapten uit de VVD en richtten de PVV en Trots op Nederland op, Louis Bontes en Joram van Klaveren verlieten de PVV en startten Voor Nederland en de PvdA verloor de afgelopen jaren Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk (gingen verder als Denk) en Jacques Monasch (Nieuwe Wegen).

Ook de huidige leider van Leefbaar, Joost Eerdmans, was in het verleden een zetelrover. Nadat hij in september 2006 uit de Tweede Kamerfractie van Lijst Pim Fortuyn was gezet, bleef hij in de Tweede Kamer en vormde hij samen met ex-VVD’er Anton van Schijndel de Groep Eerdmans/Van Schijndel.

Is het uniek dat politici overstappen naar een andere partij?
Nee. Veel politici waren in het verleden lid van een andere partij. De huidige demissionaire PvdA-ministers Jet Bussemaker en Liliane Ploumen waren bijvoorbeeld ooit lid van GroenLinks, terwijl Femke Halsema juist lid was van de PvdA, net als de latere VVD’ers Ayaan Hirsi Ali en Gerrit Zalm. Ook Rita Verdonk (ooit lid van de PSP, voorloper GroenLinks) en het huidige Kamerlid Dilan Yesilgöz (SP, GroenLinks) hebben ‘linkse roots’.

Pim Fortuyn, voormalig leider van Leefbaar, werd geweigerd door de Communistische Partij Nederland, maar was later wel lid van achtereenvolgens de PvdA, de VVD, Leefbaar Nederland en uiteraard de naar hem vernoemde Lijst Pim Fortuyn.

De overgang van Anfal doet misschien nog het meeste denken aan die van Arnoud van Doorn, die uit de PVV-fractie in de Haagse gemeenteraad stapte, zich bekeerde tot de islam en zich later aansloot bij de islamitische Partij voor de Eenheid.

Wat maakt deze zaak bijzonder?
Dat Anfal zijn fractie verliet, zijn zetel meenam, direct overstapte naar de grootste politieke opponent van zijn partij en er daarmee voor zorgde dat het zittende college van Leefbaar, CDA en D66 haar meerderheid verloor, maakt deze kwestie ongebruikelijk.

Nida twijfelde even, maar na een aantal gesprekken was Ouali overtuigd geraakt van Anfals oprechtheid. ‘Hier klopte een politiek bekeerling op de vlucht op de deur. Die laat je binnen’, zei hij tegen de NRC.

Ouali hoopte met de transfer van Anfal te bereiken dat de Rotterdamse coalitie zonder meerderheid in de raad eerder samenwerking met de oppositie zou gaan zoeken, maar hij lijkt voorlopig aan het kortste eind te trekken. Het Rotterdamse College van Burgemeester en Wethouders heeft namelijk al steun gekregen van de éénmansfractie van ChristenUnie-SGP. Die zegde steun toe nadat de partij 13,5 miljoen euro extra voor armoedebestrijding had weten binnen te halen.

‘Ik voel me bedrogen door Tijs van den Brink’

1
Tijs van den Brink kreeg na de eerste uitzending van Tijs en de ramadan de volle laag op social media. Moslims spraken hun ongenoegen uit over het beeld van de islam dat Van den Brink de kijker voorspiegelt. De Kanttekening sprak Van den Brink en twee van zijn criticasters.

Tijs van den Brink, presentator bij de Evangelische Omroep (EO), kondigde op 9 mei in het tv-programma De nieuwe maan aan dat hij moslims wilde leren kennen. Dat wilde hij bewerkstelligen door in een tv-programma deel te nemen aan de ramadan.

Nog voordat één minuut was uitgezonden van het driedelige Tijs en de ramadan was het programma onderwerp van controverse. Aan tafel bij De nieuwe maan trok journalist Enis Odaci de vergelijking met bioloog Freek Vonk die op safari gaat. Ook voor de andere journalist aan tafel, Raja Felgata, klonk het alsof Van den Brink op zoek ging naar een vreemd diersoort in het land.

Trokken zij voorbarige conclusies? Niet als we de stormvloed van negatieve reacties moeten geloven die zijn losgebarsten na de eerste uitzending afgelopen maandag. Op Twitter en Facebook spraken veel moslims hun verontwaardiging uit over het geschetste beeld in het programma. Eén van hen is Mostafa Hilali, één van de oprichters van de Facebook-pagina Niet mijn islam. ‘Ik heb met kromme tenen gekeken naar de eerste uitzending. Hij gaat bij religiewetenschapper Anne Dijk langs en zij benoemt gelijk de kern van het probleem. Ze vraagt namelijk ‘wat is je intentie?’ Hij roept dan dat hij moslims wil leren kennen. Prima, maar laat het dan ook een persoonlijke zoektocht zijn, focus je op de ramadan. In plaats daarvan zien we na een paar minuten een ex-moslim, die een schrijnend verhaal vertelt over hoe de gemeenschap hem heeft laten vallen. Dat is een probleem dat aandacht verdient, maar maak daar dan een journalistiek programma van en doe niet alsof je oprecht geïnteresseerd bent in moslims.’

Geconfronteerd met deze kritiek laat Van den Brink weten: ‘Ik wilde graag meedoen aan de ramadan. Als je dat doet kan je het over de mooie kanten van de islam hebben. Maar daarnaast zijn er ook andere relevante vragen die je moet kunnen stellen. Eén van die vragen is of je zomaar kan stoppen met de islam.’

Van den Brink spreekt in de eerste uitzending ook met de uiterst controversiële salafistische preker Fawaz Jneid. Via een livestream laat hij een vrouw die zich zorgen maakt over het geweld dat in naam van de islam wordt gepleegd, vragen stellen aan Jneid. Ook dit fragment maakte veel boosheid los onder moslims. Jacob van der Blom, directeur van de Essalam-moskee in Rotterdam, laat weten: ‘Het is weer het aloude liedje van de EO. Het komt er altijd op neer dat de EO haar verwrongen beeld van de islam graag bevestigd wil zien. Dat zagen we al toen Arie Boomsma met bekeerlingen op een kameel door de woestijn trok en we zien het nu weer.’

Hilali vindt het bezwaarlijk dat alleen Jneid de ruimte krijgt om theologische vragen te beantwoorden. ‘Hij wil theologische vragen stellen over hoe het nou zit in de islam en dan kiest hij heel toevallig een imam die zeer berucht is vanwege zijn ultra-orthodoxe houding en die uit moskeeën geweerd wordt. Dan vraag ik mij af hoe Tijs het zou vinden als ik voor een documentaire Kerst zou gaan vieren bij een christelijke familie en aan hen vraag waarom christenen abortusklinieken aanvallen. En dat ik vervolgens een ex-christen bijvoorbeeld een Jehovah Getuige een afgrijselijk verhaal laat vertellen over hoe hij verbannen is uit zijn gemeenschap. Om vervolgens de meest radicale dominee van een splinterbeweging te raadplegen over het christendom. Ik neem aan dat hij dan ook van mening is dat ik geen zuivere wedstrijd heb gespeeld.’

Van den Brink reageert: ‘Ik bestrijd het beeld dat ik mijn gasten eenzijdig heb gekozen. Ik heb met veel verschillende moslims gesproken. Mijn indruk is echter dat ook liberale moslims erkennen dat de islam wetten voorschrijft die wij niet in de Grondwet zouden opnemen. Concreet gaat dat om vragen als ‘waarom mogen mannen met vier vrouwen trouwen en vrouwen niet met meer mannen?’ en ‘waarom is scheiden voor de man zo veel gemakkelijker dan voor de vrouw?’ Ik ben in alle gesprekken van links tot rechts tegengekomen dat de gelijkheid van christenen, joden en atheïsten ten opzichte van moslims niet gegarandeerd is. Ik heb met een liberale moslima gesproken die vastzat in een islamitisch huwelijk. Daar word je niet vrolijk van.’

Op de vraag of Jneid representatief is voor de islam en of hij aanhang heeft, antwoordt Van den Brink: ‘Ik weet niet of hij veel of weinig steun heeft. Op Facebook heeft hij wel duizenden volgers. Ook is hij is bezig met een nieuwe moskee. Daarnaast is hij één van de weinige imams die zich openlijk salafist noemt, terwijl uit allerlei onderzoeken blijkt dat het salafisme in Nederland toch echt bestaat en volgens mij ook toeneemt. Kennelijk is hij dus relevant.’

In de derde aflevering die op 10 juli wordt uitgezonden spreekt Van den Brink ook met Shabir Burhani, beter bekend als Maiwand al-Afghani, die vanwege zijn uitspraken op social media veroordeeld is voor opruiing, het aanzetten tot haat, discriminatie en het opzettelijk beledigen van homo’s. Op de vraag welke moslims Burhani vertegenwoordigt, antwoordt Van den Brink: ‘Het is voor ons moeilijk om na te gaan wie draagvlak heeft en wie niet. We wilden van hem weten waarom sommige moslims afreisden naar Irak en Syrië. Er zijn niet veel mensen die ons dat kunnen vertellen.’ Hilali reageert: ‘Blijkbaar heeft hij het netwerk om met Jneid in contact te komen, dan moet zijn redactie ook in staat zijn om uit te zoeken welke mensen er in de moslimgemeenschap draagvlak hebben en welke niet.’

Van den Brinks woorden over dat hij verschillende moslims heeft gesproken overtuigen Hilali niet. ‘Als hij dat zegt, dan is dat totale bullshit. Als je spreekt met Jneid dan moet je ook iemand daar tegenover stellen. Bijvoorbeeld iemand als Abdulwahid van Bommel of imam Marzouk Aulad Abdellah. Dat doet hij niet. In plaats daarvan laat hij een ex-moslim een tragisch verhaal vertellen. Tragisch, maar we weten ook dat dit niet voor alle ex-moslims geldt. Er zijn ook ex-moslims die helemaal geen hinder hebben ondervonden van hun gemeenschap. Hij kiest er doelbewust voor om de islam te problematiseren. Dat mag hoor, maar wees daar dan eerlijk over. Van een christen verwacht ik op zijn minst dat hij betracht eerlijk te zijn over zijn intenties. Ik voel me echt bedrogen en voorgelogen door hem.’

Dijk schreef na de uitzending een open brief, die gepubliceerd is op de website nieuwwij.nl. Daarin geeft ze aan dat ze spijt heeft van haar deelname aan het programma. Ze schrijft dat Van den Brink drie uur lang bij haar thuis was en dat daar slechts enkele quotes van zijn uitgezonden. Ze beklaagt zich erover dat Jneid vervolgens ‘wel alle ruimte krijgt voor een onzinnig antwoord’.

Van der Blom zegt daarover niet verbaasd te zijn. ‘Anne had beter moeten weten. Het is naïef om te denken dat je enige invloed kan uitoefenen op het wereldbeeld van Tijs van den Brink.’

De tweede aflevering van Tijs en de ramadan wordt vanavond uitgezonden om 21.25 op NPO 1.

‘Koppigheid is een goede eigenschap’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Spaans-Nederlandse Juanita Hernandez (18).

Wat doe je?
‘Onlangs heb ik het eerste jaar van de studie International Studies afgerond aan de Universiteit Leiden. Daarnaast ben ik bezig met reizen en het ophalen van mijn talen. Zo was ik deze week nog in Duitsland om mijn Duits wat bij te spijkeren. Waar ik erg naar uitkijk is een reis naar Colombia, waar ik seksuele voorlichting ga geven aan twaalf tot zeventienjarigen. De link met Spaanstalige landen komt wellicht omdat mijn vader Spaans is; ik ben in Nederland geboren. Ik vind het belangrijk taboes de wereld uit te helpen. In Colombia is seksualiteit nog een heikel punt. Verder stond ik voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer op plek elf van de lijst van Artikel 1.’

Waar wil je heen?
‘Mijn toekomst ligt nog volledig open. Ik weet alleen dat ik mezelf wil vormen naar de dingen die ik interessant vind. Welk beroep daar dan later bij komt, zie ik wel. Beter worden in alles wat ik doe is belangrijk voor mij. Zo ben ik bijvoorbeeld best koppig en wil ik tijdens discussies graag gelijk hebben. Ik herinner me een debat op het Albeda College in Rotterdam tijdens de verkiezingscampagne, waarbij ik het onder andere moest opnemen tegen Farid Azarkan van Denk en Don Ceder van de ChristenUnie. Dat was pittig en ik weet dan ook niet of ik dat later zou willen doen in de Tweede Kamer. Activisme ligt me beter. Een demonstratie of bepaalde actie leiden, dát lijkt me echt interessant. Dat is mijn droom.’

Heb je een kruiwagen?
‘Voordat ik bij Artikel 1 kwam, was het soms best eenzaam. In discussies stond ik vaak alleen in mijn mening. Als het om Zwarte Piet ging was ik vaak de enige die daar tegen was. Maar ook op het gebied van feminisme week ik vaak af van de norm. Ik vind nu de steun en inspiratie die ik zocht bij Artikel 1. De sfeer binnen de partij zou ik omschrijven als een familiegevoel. Iedereen herkent de strijd bij de ander, iedereen is afwijkend op de één of andere manier. Dat is fijn, ook al zijn we het niet over alles eens. Maar uiteindelijk zijn we er voor iedereen en is de onderlinge acceptatie onderling erg groot.’

Zijn er beren op de weg?
‘Te hoge verwachtingen. Dat is vaak een valkuil. Ook al hadden we minstens twee zetels verwacht, je moet ook accepteren dat dingen tijd nodig hebben. De komende jaren verwacht ik dat we veel gaan bereiken, te beginnen bij de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam volgend jaar maart. Wat ook een valkuil is: je te veel aantrekken van anderen. Zeker als je jong bent, vergt het moed om achter je standpunten te blijven staan. Koppigheid is een goede eigenschap.’

Heb je tips?
‘Wees impulsief. Niemand heeft iets over jou te zeggen. Als iets goed voelt, doe het dan gewoon! Als je dat combineert met het hebben van niet te hoge verwachtingen, dan sta je altijd sterk in je schoenen. Zo wil ik bijvoorbeeld graag actie voeren. Ik had het er laatst over met een vriend. Het is nu vergelijkbaar met de jaren zestig: jongeren zetten zich af tegen de ouderen over dingen die fout zitten. Als je dat ziet, blijf dan niet passief, maar doe iets!’