16.1 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 874

‘Zwart en wit profiteren van zo’n museum’

0
‘Ik zeg altijd dat ik een Nederlander ben, daar reageren mensen positief op, totdat ik een onwelgevallige mening heb, dan moet ik opeens oprotten naar mijn ‘eigen land’.

Simion Blom (28) is geboren in Suriname. Hij kwam op vierjarige leeftijd naar Nederland. Hij is al bijna tien jaar betrokken bij GroenLinks. Sinds 2014 is hij gemeenteraadslid namens die partij in Amsterdam. Daarvoor was hij stadsdeelraadslid in Amsterdam-Zuidoost. Hij staat op nummer acht op de kandidatenlijst van zijn partij voor de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart. Tevens is hij Bijlmer-bewoner, zoals ook te lezen is op zijn Twitter-pagina, en initiatiefnemer van een slavernijmuseum in Amsterdam. Wat wil hij met een slavernijmuseum? Hoe staat hij ten opzichte van de hete hangijzers in het hedendaagse racismedebat? Wat vindt hij van de deelname van het FvD aan de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam? Waarom gaat hij deelnemen aan de demonstratie van het Comité 21 Maart tegen ‘racisme in de raden’? De Kanttekening sprak met Blom af op het Museumplein in Amsterdam, voor de ‘I Amsterdam’-letters, en stelde hem die en vele andere vragen. Expres op het Museumplein natuurlijk, want Blom wil op een andere manier de geschiedenis herinneren. Het Rijksmuseum en andere musea vertellen volgens hem niet het complete verhaal van de Nederlandse geschiedenis. Ook zijn verhaal moet worden gehoord. Blom is ook honderd procent Nederlander en honderd procent Amsterdammer.

Waarom moet Amsterdam een slavernijmuseum krijgen?
‘Het onderwerp slavernij vind ik heel belangrijk, uit historisch oogpunt, maar ook als mens. In de gemeenteraad hebben we er vaak over gediscussieerd. Scholen moeten meer aandacht besteden aan de slavernij en de slavenhandel. Het is een goede zaak dat dit nu ook meer gebeurt.’

Wat is de precieze aanleiding voor het initiatief om een slavernijmuseum op te richten?
‘In Amerika bestaat sinds 2015 een museum voor Afro-Amerikaanse geschiedenis, het National Museum of African American History and Culture. In Londen is er het archief Black Cultural Archives en in Liverpool het International Slavery Museum. Ik dacht: Amsterdam zou eigenlijk ook zoiets moeten hebben. We hebben als gemeenteraad weinig invloed op de inhoud van het onderwijs, maar zo’n museum is een mooie plek om aan educatie te doen.’

Wat is de stand van zaken nu? Komt er zo’n museum?
‘Op 30 juni vorig jaar heb ik samen met mensen van de SP en de PvdA een voorstel ingediend. Zij haakten aan bij mijn idee. De bestuurlijke reactie is positief en de wethouder ziet het ook zitten. Er is een haalbaarheidsonderzoek ingesteld, waarvoor unaniem geld is vrijgemaakt. Dat is een mooi signaal. Het is goed dat men ongeacht de politieke kleur een slavernijmuseum belangrijk vindt voor onze samenleving. Ik hoop dat de gemeenteraad straks ook instemt met het museum zelf.’

Heb je zelf ook ideeën over hoe zo’n museum eruit moet zien? Wat moet het doel van zo’n museum zijn?
‘Om met het laatste te beginnen, dit museum is er niet alleen voor Surinamers en Antillianen, maar ook voor de rest van Nederland. Het gaat over angst, over misdaden tegen de menselijkheid, over de uitwassen, maar ook over menselijkheid en de hoop op verandering. Er moet aandacht zijn voor de positieve kant, voor de strijd voor gelijkheid en gelijkwaardigheid. Waarden die onze samenleving goed kunnen gebruiken. Zwart en wit profiteren van zo’n museum.’

Dat is allemaal theoretisch. Hoe zie je het concreet voor je?
‘Dat is natuurlijk aan het museum zelf. Wel moet het slavernijmuseum aan educatie doen, in samenwerking met scholen. Ik hoop persoonlijk dat het ook een debatcentrum wordt, waar ruimte wordt geboden aan discussies over racisme. Denk bijvoorbeeld aan de Zwarte Piet-discussie. En verder zou het museum wat mij betreft ruimte moeten bieden aan een uitgebreide bibliotheek. Enkele jonge Amsterdammers zijn twee jaar geleden The Black Archives gestart, de grootste Europese collectie over kolonialisme, slavernij, activisme, kritische literatuur, enzovoorts.’

En inhoudelijk? Welk historisch verhaal moet er verteld worden, alleen de Trans-Atlantische slavenhandel of toch breder?
‘Het laatste natuurlijk. Er moet ook aandacht zijn voor pre-koloniaal Afrika. Denk aan de koninkrijken Dahomey, Allada, Yoruba en Mali. Afrikaanse en Caribische landen hebben nog steeds te maken met de effecten van de slavernij en het kolonialisme. De wijze waarop al deze samenlevingen zijn ingericht kun je niet los zien van de koloniale tijd, die honderden jaren heeft geduurd. We hebben nog steeds last van de gevolgen van de koloniale tijd. Denk aan oorlogen en migratiestromen. Die zijn puur het gevolg van de westerse inmenging. Helaas heeft het Westen er niets van geleerd. Er moet daarom een eerlijkere en rechtvaardigere buitenlandse politiek komen, die niet uitgaat van eigenbelang.’

Wordt het zo niet toch een ideologisch, links, zwart-wit-verhaal? 
‘Er zijn mensen die denken dat het kolonialisme en zelfs de slavernij de wereld iets goeds hebben gebracht. Daar ben ik het niet mee eens. Het heeft niets goeds gebracht.’

En de zogenoemde ‘ethische politiek’ dan? De ziekenhuizen die in Suriname en Indonesië zijn gebouwd? Het onderwijs? Soekarno (1901-1970) heeft aan een Nederlandse universiteit kunnen studeren. Die aspecten had het kolonialisme toch ook?
‘Die ziekenhuizen waren gebouwd in de koloniale context, niet in de eerste plaats om de mensen daar te helpen. Het Nederlandse koloniale beleid om de niet-witte bevolking te emanciperen was paternalistisch. En waarom studeerde Soekarno niet gewoon aan een Indonesische universiteit? Waarom was dat niet mogelijk?

Als politicus maak je je hard tegen racisme en voor een inclusieve samenleving. Waarom doe je dat voor GroenLinks?
‘Ik ben bijna tien jaar lid van GroenLinks. Ik ben heel even actief geweest voor de SP, maar ik voelde me niet thuis bij die partij. Wat mij aan GroenLinks aantrekt is de inzet voor het milieu. Ik keek toen ik jong was het Wereld Natuur Fonds -programma van Anniko van Santen. Die beelden van regenwouden die werden gekapt, dat trok ik slecht.’

Wat vind je van de partij van Sylvana Simons, Bij1, en die andere lokale partij van kleur die meedoet aan de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen, Ubuntu Connected Front?
‘Het is goed dat mensen politiek willen participeren en dat mensen met een multi-culturele achtergrond gebruikmaken van hun recht om dat te doen.’

Is Bij1 een electorale concurrent voor GroenLinks?
‘Natuurlijk vissen we deels in dezelfde vijver. Bij1 agendeert zaken die wij ook belangrijk vinden. Maar GroenLinks heeft de afgelopen vier jaar bewezen dingen voor elkaar te krijgen. Zo is de Amsterdamse haven over tien jaar kolenvrij, daar hebben we keihard voor geknokt. Maar bijvoorbeeld ook op het gebied van anti-racisme doen we veel.’

Hoe sta je tegenover de zogenoemde nieuwe ‘beeldenstorm’ ofwel de ophef over straten, scholen, tunnels, standbeelden en andere dingen met een ‘besmette’ naam?
‘Ik stoor mij aan het woord ‘beeldenstorm’. Ik wil niet meegaan in het frame van de Telegraaf. Ik vind het ontzettend goed dat er nu een discussie wordt gevoerd over de verering van mensen die misdaden hebben gepleegd in de koloniale tijd. We moeten deze discussie aangrijpen om aandacht te vragen voor andere helden. Voor helden die hebben bijgedragen aan een rechtvaardigere samenleving.’

Wat vind je van identiteitspolitiek? Ben je voor het ideaal van kleurenblindheid of is kleur relevant in de politiek?
‘Kleur doet er wel degelijk toe, om heel veel redenen. Segregatie en ongelijkheid nemen toe in Amsterdam. Gekleurde kinderen hebben structureel minder kansen dan witte kinderen. Er is sprake van een significant verschil. Dat komt door bewuste en onbewuste discriminatie vanuit scholen, terwijl kinderen even intelligent zijn. Ik heb vwo gedaan en ben daarna naar de universiteit gegaan, maar veel van mijn vrienden hebben moeten stapelen. Ze zaten eerst op het vmbo, toen gingen ze naar het mbo en vervolgens het hbo en daarna naar de universiteit. Stapelen kost veel tijd en heel veel doorzettingsvermogen. Veel mensen redden het niet. Dat is slecht voor Nederland, want zo lopen we veel potentie mis. Er is ook veel discriminatie op de arbeidsmarkt. Zwarte mensen worden vanwege hun achternaam minder snel uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Witte mensen met een strafblad maken zelfs meer kans op een baan dan zwarte mensen.’

Het eerste blijkt uit talloze onderzoeken en het laatste blijkt uit recent onderzoek (2017) van de Vrije Universiteit Amsterdam, de Universiteit Utrecht, de Radboud Universiteit en het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving.

Waarom doe je mee aan de demonstratie van het Comité 21 Maart?
‘Ik keer mij tegen het symbolische geweld van het FvD en de PVV. Ik bestrijd dat met alle democratische middelen, met alle ideeën en woorden die er zijn. Ik loop ieder jaar mee aan de demonstratie van het comité. Tientallen organisaties, vanuit verschillende hoeken, hebben zich aangesloten bij het comité. Ik loop mee, omdat ik dat wil als Nederlander en als politicus. Ik ben er trots op dat ook GroenLinks meedoet aan deze demonstratie.’

Op 18 maart wordt in Amsterdam gedemonstreerd tegen de deelname van het FvD, de PVV en Leefbaar Rotterdam aan de gemeenteraadsverkiezingen. De slogan van het protest, dat georganiseerd wordt door het Comité 21 Maart (de naam van het comité is gebaseerd op de dag die door de Verenigde Naties is uitgeroepen tot de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie, 21 maart) is ‘geen racisme in de raden’. De slogan was eerst ‘geen racisten in de raden’, maar werd aangepast na ophef. De PvdD, de SP en de PvdA kondigden aanvankelijk aan deel te nemen aan de demonstratie, maar trokken zich eerder deze week terug vanwege de ophef. De ophef gaat niet alleen over de oorspronkelijke slogan, maar ook over bepaalde radicale organisaties die onderdeel zijn van het Comité 21 Maart, zoals de Anti Fascistische Aktie.

Ben je niet bang voor polarisatie, niet alleen door populistische partijen en racisten, maar ook door ‘iets te ijverige’ anti-racisten? Werken de inspanningen van sommige social justice warriors niet averechts?
‘Ik wil de vicieuze cirkel van racisme en ongelijkheid doorbreken. We moeten het benoemen en aanpakken. Daarom is het goed dat dit maatschappelijk debat wordt gevoerd. Dat mag best hard. Nederland zal het horen en weten totdat het wordt opgelost. Het is goed dat Nederlanders van kleur hun mond opendoen. Ik zeg altijd dat ik een Nederlander ben, daar reageren mensen positief op, totdat ik een onwelgevallige mening heb, dan moet ik opeens oprotten naar mijn ‘eigen land’. Ik ben voor radicale gelijkheid. Daarom hoop ik ook dat we deze discussie over een paar jaar niet meer hoeven te voeren.’

Is jouw streven niet irreëel, utopisch?
‘Het streven naar een sociaal rechtvaardige samenleving is haalbaar. Het is een kwestie van cultuur. De echte politieke wil ontbreekt nog. Dat moet anders. Waar een wil is, is een weg. Wij kunnen onze cultuur en samenleving zelf vormgeven.’

Vergeet niet, Assad is topslager nummer één

0

In mijn commentaren voor diverse media op de situatie in Syrië na het uitbreken van de opstand en de erop volgende verwoestende strijd, debiteerde ik menigmaal de mening dat het Westen zich afzijdig moest houden. Ik verwees daarbij naar de ingreep van het Westen in het Irak van Saddam Hoessein. De dictator werd verdreven, zeker, maar van het secundaire doel, het opzetten van een goed functionerende democratie, is het niet gekomen. Het voorbeeld van Libië sprak ook boekdelen. Natuurlijk, we grepen in met luchtaanvallen om de strijd te doen kantelen in het voordeel van de opstandelingen en met succes, want dictator Moammar al-Kaddafi werd gedood en daarmee verdween zijn dictatuur. Maar de moord op Kaddafi was wreed en bruut en na zijn dood verviel het land in een even wrede en brute chaos. En iets verder terug in de geschiedenis is daar het geval van Afghanistan. Waar het de Sovjet-Russen niet gelukt was het land hun wil op te leggen, zo is het Westen dat ook niet gelukt. De Taliban zijn vitaler dan ooit en bomaanslagen zijn aan de orde van de dag op de meest cruciale plekken van het land, ook in de hoofdstad Kaboel.

Ik was de mening van uiterste terughoudendheid toegedaan, omdat ik vond (en vind) dat het Westen haar ideologische opvattingen van wat goed bestuur is, democratie, nooit kan opleggen aan een ander land. Dat moet uit dat andere land zelf komen. Het werkt vaak contra-productief om de ander je wil op te leggen, de geschiedenis heeft dat meer dan bewezen. Streeft een land zelf daadwerkelijk democratie na, dan is de slagingskans veel groter. Een mooi voorbeeld is Tunesië. Het zijn de diverse politieke stromingen, van islamitisch tot links georiënteerd, die aan de Tunesische democratie werken. Dat gaat gepaard met gedoe en geruzie, precies zoals dat hoort in een democratie.

Waar ik indertijd misschien te weinig rekening mee hield is dat als bepaalde grootmachten zich uit de wereldarena terugtrekken, anderen op het vinkentouw zitten om hun slag te slaan. De wereldpolitiek is meer dan een onschuldig spelletje Monopoly of Risk. Het gaat om ideologie, invloed, macht en geldelijk gewin. Zo zien we dus dat de Russen meer dan ooit op de voorgrond zijn getreden om hun stempel op het wereldtoneel te zetten.

Het meest sprekende voorbeeld uit het Midden-Oosten is uiteraard Syrië. De Amerikanen met in hun kielzog de Europeanen staarden zich blind op het wrede en meedogenloze kalifaat dat ook nog eens bloedige en spectaculaire aanslagen pleegde in westerse steden. Willens en wetens vergat het Westen zo dat het regime van Bashar al-Assad topslager nummer één en de meest gehate vijand van veel Syriërs is. De Russen hadden al snel door dat het Westen zich vooral bekommerde om IS en steunden de dictator die ook nog eens ruim en breed geholpen werd door Iran en de Libanese Hezbollah. Inmiddels zou naar verluidt alweer bijna negentig procent van het Syrische grondgebied in handen zijn van Assad en dus binnen de Russisch-Iraanse invloedssfeer vallen. Dat dat slecht nieuws is voor de toekomst van Syrië als democratie moge duidelijk zijn.

De afrekening die nu in Afrin plaatsvindt met het verdrijven van de Koerden aldaar zal gevolgd worden door de slag om Idlib, waar de laatste resten van de Syrische ‘oppositie’ zit, die inmiddels zeer geïslamiseerd is. En dan is het wachten of de laatste slag tussen het regime en de Koerden in het noorden nog gaat plaatsvinden. De Verenigde Staten steunen de Koerden, maar durven de Amerikanen straks ook de confrontatie aan met Turkije, dat een krachtige Koerdische zuiderbuur totaal niet ziet zitten? Ik betwijfel het. Het Westen heeft zijn politieke doelen behaald: IS is grotendeels van de kaart geveegd en dat straks Assad het hele land weer onder controle heeft met een grotere invloed van Rusland en Iran dan ooit, moet dan maar voor lief genomen worden.

Valt het Westen dit allemaal aan te rekenen? Het is te simpel om te stellen dat dat het geval is. Het Westen maakte begrijpelijke politieke afwegingen en als grootmacht doe je het feitelijk toch nooit goed. Maar zuur is het wel, en dan druk ik me nog zacht uit, voor de Syrische bevolking. En voor mijzelf geldt dat ik mijn naïviteit als commentator, zo ik die al niet had verloren, nu toch definitief ben kwijtgeraakt.

Storm over beelden

1

Er is iets raars aan de hand met de discussie over historische standbeelden, de ‘vaderlandse geschiedenis’ en de ‘nationale identiteit’. Even de feiten op een rijtje. In september vorig jaar was een beeldje van de naamgever van het Mauritshuis (dat naast het torentje van de premier staat) bij de ingang van het museum weggehaald. Deze naamgever, Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679), was in de zeventiende eeuw gouverneur van de Nederlandse kolonie in Brazilië en slavenhandelaar. Dat was niemand opgevallen, totdat het een onderwerp op sociale media werd afgelopen januari. Iemand had in een interview gezegd het goed te vinden dat deze omstreden figuur was weggehaald uit het museum. Maar het weghalen van dat beeld had te maken met een herinrichting van het museum. Het was geen ‘politiek correcte beslissing’ zoals onmiddellijk werd geroepen. Een misverstand dus, maar het kwaad was al geschied. De overbekende reactie op sociale media, vergelijkbaar met die bij de Zwarte Piet-discussie, de discussie over de vervanging van ‘blank’ door ‘wit’ of de discussie over de J.P. Coen-school die haar naam veranderde, omdat ze niet geassocieerd wil worden met deze gewelddadige zeventiende-eeuwse koloniaal. Nederland liep leeg op sociale media. Ook ongetwijfeld heel veel mensen die nog nooit in het Mauritshuis zijn geweest en niet weten wie Maurits was. ‘Zijn die politiek correcte aanhangers van de linkse kerk nu helemaal gek geworden? Hoe durven ze onze vaderlandse helden zo door het slijk te halen. Het moet niet gekker worden.’ De Telegraaf is van mening dat hier sprake is van een heuse ‘beeldenstorm’.

Volgens Mark Rutte, naast premier ook historicus, is het beoordelen van het verleden met de bril van nu ‘risicovol’. Het gaat om ‘ons’ verleden en ‘we’ hebben ‘onze tolerante samenleving’ mede te danken aan dat verleden, verklaarde hij. Ik moest even nadenken wat hij daarmee bedoeld kan hebben en vooral wie ‘we’ en ‘ons’ zijn. Dus omdat Nederland een paar eeuwen terug rijk werd met koloniale handel en slavernij, leven we nu in een tolerante samenleving? Een heel bizar argument, maar dus ook een typisch voorbeeld van historische betekenisgeving. Dat doen ook degenen die aandacht willen vragen voor het slavernijverleden en de donkere kanten van de vaderlandse geschiedenis. Zij willen duidelijk maken dat dit stuk verleden juist negatief doorwerkt in de verhoudingen nu, maar hun wordt verweten ouwe koeien uit de sloot te halen. ‘Dat gezeur over die slavernij, dat is al zo lang geleden.’ Dus verzwijgen maar. Maar dat omstreden figuren als Maurits, Jan Pieterszoon Coen (1587-1629), Piet Hein (1577-1629) en Michiel de Ruyter (1607-1676) op het paard worden gehesen als ‘vaderlandse helden’, dat zijn kennelijk geen ouwe koeien.

Er is dus iets raars aan de hand met die discussie. Geschiedenis wordt nog vaak voorgesteld als een serie objectieve feiten, gebeurtenissen en namen uit het verleden. Iets dat dat buiten onszelf staat en is opgeslagen in beelden, boeken en archieven en kan worden geraadpleegd. Geschiedenis als naslagwerk of als databank. Natuurlijk, niet alles is vastgelegd en bewaard, maar wat is vastgelegd is niet alleen feitelijk waar, het spreekt ook voor zich. Dat is eigenlijk zoals de historicus Rutte er ook naar kijkt en dat is opmerkelijk want (bijna) iedere historicus weet dat geschiedenis allerminst objectieve feiten uit het verleden zijn. Het is altijd een bril van nu waarmee naar het verleden wordt gekeken. De betekenis van die historische figuren is niet objectief, het is interpretatie en zegt meer over het heden dan over het verleden.

De straatnamen in de Zeelheldenbuurt in onverschillig welke stad, zijn gekozen omdat men vond dat het om belangrijke figuren ging die passen in het beeld dat een land over zichzelf wil uitdragen. Ze moeten ons een positief gevoel geven en hebben symbolische betekenis. Maar wat belangrijk wordt gevonden is selectief en tijdelijk en dus veranderbaar. Dat geldt ook voor beelden. Die worden neergezet, niet omdat ze zo mooi zijn, maar om een boodschap uit te dragen. Maar er staat helemaal niets op het spel als die boodschap verandert.

Geschiedschrijving is niet het opschrijven van historische feiten, maar het selecteren en interpreteren van het verleden en daar een verhaal over vertellen. Als Geert Wilders bepaalde culturele gebruiken als ‘oer-Hollandse traditie’ bij wet wil vastleggen, in beton wil gieten, dan is dat ook geschiedschrijving. Het is rare geschiedschrijving, maar in principe niet anders dan kinderen die op school geschiedenisles krijgen. Het dient altijd een doel. Het voorstel om meer aandacht te vragen voor slavernij en de nawerking ervan is ook een doel. Niet meer subjectief dan het heldendom van Maurits.

Dus het verleden bekijken met de bril van nu gebeurt altijd. Het ter discussie stellen van wat eerst als grootse heldendaden werden beschouwd, is niet risicovol. Het is hoogst noodzakelijk en van alle tijden.

Taal is niet neutraal

0

We begonnen de les met een spreekbeurt. Het onderwerp van Latisha’s praatje was depressie, angststoornis en zelfmoord. Geen gemakkelijke materie, maar ze wil psycholoog worden, dus dit heeft haar interesse. Het was een boeiend verhaal, waarbij ze ook aandacht besteedde aan hoe om te gaan met mensen met depressie: ‘Zeg nooit dat je weet hoe een persoon zich voelt, want dat weet je niet, maar wees lief, toon belangstelling en zeg dat je van hem of haar houdt.’

Najib, die altijd overal commentaar op heeft en altijd A zegt als ik B zeg (‘wat is Ali B. goed hè?’, ‘weet u wie pas echt goed is, juf? Najib Amhali’), wist erover mee te praten: ‘Ik had een vriend en die had hulp nodig en toen vroeg hij hulp en toen betaalde hij me, omdat ik hem hielp.’ Geld is de rode draad in Najibs leven, zijn raison d’être als het ware, en zodoende had hij het verhaal van Latisha meteen omgezet naar een businessmodel. Zijn opschepperij werd met enige schamperheid ontvangen. Mohammed: ‘Ah, oké, en toen werd je wakker?’

Latisha kreeg een applausje voor haar spreekbeurt en door gingen we met de les. We behandelden de Nederlandse grammatica, niet mijn favoriete onderdeel van de les, maar wel belangrijk. Het ging over de bedrijvende en de lijdende vorm van een zin, het verschil tussen ‘ik maak mijn huiswerk’ en ‘mijn huiswerk wordt gemaakt’. In het eerste geval is er sprake van een activiteit, in het tweede geval is dat nog maar de vraag. Goed, als er staat ‘mijn huiswerk wordt gemaakt door mij’, dan is het duidelijk wie de pineut is voor het maken van dat huiswerk: jijzelf, en dat betekent dat er actie ondernomen moet worden, maar je zou de ‘mij’ in die zin ook als slachtoffer kunnen zien die veroordeeld is tot het maken van huiswerk. De zin ‘ik maak mijn huiswerk’ is een wat feitelijker mededeling die eigenlijk alleen maar een activiteit benoemt.

Met zijn allen deden we een oefening uit ons tekstboek; elke leerling las een zin op en zei of het een zin in de lijdende of de bedrijvende vorm was. Dat was nog niet zo makkelijk, leerlingen haalden de bedrijvende en lijdende vorm regelmatig door elkaar.

Opeens daagde het me, de grammatica was eigenlijk een metafoor van het leven in het algemeen en de leerlingen in mijn klas in het bijzonder. Sommige mensen doen hun best, gaan aan de slag en maken er wat van, zien zichzelf niet als onmachtig, hoewel ze dat misschien soms best zijn. Anderen zien minder goed wat hun eigen rol is in hun leven en voelen zich voornamelijk speelbal of slachtoffer van ‘de omstandigheden’. Nu is voor dat laatste misschien wat te zeggen, want omstandigheden zijn vaak ingrijpend en invloedrijk, maar je zult er toch mee moeten leven, met die omstandigheden. Dat vereist actief handelen. Als je niet het verschil ziet tussen bedrijvend – ofwel actief handelen – en lijdend – geen invloed hebben op de situatie – dan betekent dat, dat je niet ziet hoe je invloed kunt uitoefenen op je leven, hoe je het actief vorm kunt geven. Jezelf als slachtoffer zien kan tot passiviteit leiden en daar schiet je niets mee op, want de omstandigheden zijn vaak moeilijker te veranderen dan de manier waarop je ermee omgaat.

Grammatica mag dan niet mijn favoriete onderdeel van de Nederlandse les zijn, door de link die ik ineens zag werd het al een stuk interessanter. Het brengt me bij waar ik de les mee was begonnen: ontlezing: ‘Ik las gister dat er niet meer gelezen wordt en dat vind ik een slechte ontwikkeling. Daarom gaan we voortaan elke les vijf à tien minuten lezen. Iedereen neemt een leesboek mee of leent een boek uit de bakken achter in de klas. Dat is niet om jullie te pesten, maar om jullie beter te maken.’ Dat waren mijn woorden aan het begin van de les. Zonder het te weten was ik vooruitgelopen op de grammaticales over lijdende en bedrijvende zinnen. Er mag dan minder gelezen worden, daar gaan we in mijn les wat aan doen, van lijdend naar bedrijvend. Taal is niet neutraal.

De namen in deze column zijn gefingeerd.

Straatnamengedoe hoort niet op de politieke agenda

0

In elk actualiteitenprogramma passeerde het de revue, bijna iedereen heeft er een mening over en politici van uiteenlopend allooi proberen er een electoraal slaatje uit te slaan: ons zo verfoeide koloniale verleden, de sporen daarvan in de vorm van straatnamen, standbeelden, instituten, bruggen en tunnels en wat we daar nu toch mee aan moeten. Moeten we beladen namen uit de publieke ruimte verwijderen?

Anderhalf jaar geleden al schreef ik in Het Parool dat het verwijderen van ons onwelgevallige straatnamen complete idioterie is. Het is een politiek correcte geschiedvervalsing waarmee we een botoxverleden creëren, een verleden dat ontdaan is van rimpels en smetten. Maar net als rimpels en kraaienpoten in je gezicht het curriculum van je leven vormen, zo horen wandaden en hun sporen bij een nationale geschiedenis. Nederland vormt daarop geen uitzondering. Geschiedenis pimpen zet de deur naar 1984 wagenwijd open, het hoort bij totalitaire regimes, zeker niet bij ons. De beeldenstormers, in hun ijver om met het verleden af te rekenen en het in een moreel wenselijke vorm te kleien, maken daarbij een fundamentele denkfout. Ze betogen dat het niet verwijderen van een bepaalde naam hetzelfde is als instemmen met de moraliteit van die persoon en diens daden. Kortom, ze zien straatnamen nog steeds als wat ze ten tijde van de naamgeving waren: een eerbetoon aan die of die en niet als een echo uit het verleden, als een gestolde momentopname van hoe we vroeger over bepaalde personen dachten, een kijkje in het verleden, in onze collectieve ziel van destijds. Dus ben je tegen het veranderen van een straatnaam, dan ben je vóór kolonialisme. Kort door de bocht, maar zo luidt ongeveer die denktrant.

Ik betoogde destijds ook dat die controversiële zwerfkeien van een minder fraai verleden juist moeten blijven, doordat ze voor het broodnodige discours zorgen. De huidige reuring is natuurlijk niets anders dan een bevestiging daarvan. Verwijder of censureer je met terugwerkende kracht historische artefacten, dan sla je die discussie morsdood.

Neem generaal Joannes Benedictus van Heutsz (1851-1924), één van de meer controversiële personages die onze geschiedenis rijk is, de man die zo’n prominente rol speelde in het extreem-bloedige Nederlandse koloniale optreden in Atjeh. Van Heutsz zou vandaag de dag onverbiddelijk voor een tribunaal gesleept worden, in de jaren dertig vonden de meesten Nederlanders hem echter een held. Zozeer zelfs dat er niet alleen een praalgraf voor hem gebouwd werd, maar ook een heus monument! Van meet af aan was er gedoe, eerst felle protesten van socialisten en communisten, later van provo’s met potten verf, plaquettes en letters werden gestolen en er werden zelfs twee heuse bomaanslagen op gepleegd. Never a dull moment aan het Amsterdamse Olympia-plein. Tot het monument eind jaren negentig op de schop ging, een andere bestemming kreeg en omgedoopt werd in het oorverdovend saaie en compleet nietszeggende Monument Indië-Nederland. Weg Van Heutsz, weg controverse, vergetelheid is uw deel generaal. Geen scholier die meer weet wie hij was of wat hij in naam van Nederland uitgespookt heeft. Eeuwig zonde.

Het artikel leverde me in activistische kringen overigens het weinig vleiende predicaat ‘NSB’er’ op. Een titel die veel zegt, maar gelukkig niets over mij.

Straatnamengedoe, want veel meer moet je er niet van maken, is van alle tijden. Om de zoveel tijd manifesteert zich die behoefte om dingen te herbenoemen en te voorzien van een nieuw, blijkbaar minder ondraaglijk etiket. Wat de huidige poging tot historische zuivering echter zo anders maakt dan haar voorgangers is dat ze vaker de kop opsteekt. Los van het feit dat onze media elkaar gretig nakakelen en daarmee de gebruikelijke Themaschwung teweegbrengen, het onderwerp staat ontegenzeggelijk vaker in de belangstelling en neemt bovendien ook telkens heftiger vormen aan. Waarom? Drie factoren zijn daarvoor verantwoordelijk – uiteraard factoren die weer een wisselwerking met elkaar aangaan (het moet allemaal wel een beetje complex blijven).

Een belangrijke aanjager van straatnaamrevisionisme is de toegenomen aandacht voor ons slavernijverleden, de geschiedenis van slavenhandelaars en slaven (de politiek übercorrecte term ‘tot slaaf gemaakten’ krijg ik uit mond noch pen, ‘slaaf’ dekt de lading meer dan voldoende). En hoewel sommige historici elkaar de tent uitvechten over intensiteit, gevolgen en winstmarges van de slavenhandel, blijft het een onderbelicht thema op scholen, in musea, in ons collectieve geheugen (sowieso is ons geschiedenisonderwijs van een weergaloos beroerde kwaliteit, maar dat is weer een heel ander verhaal). Terecht dus dat de vinger op deze zere plek wordt gelegd, de manier waarop gaat echter weinig opleveren.

Sterker nog, het werkt eerder averechts en polariserend, wat mij meteen op het tweede brengt – de fellere tegenreacties. Want waar we in de jaren tachtig wat besmuikt de schouders ophaalden over die linksige activisten die een naamswijziging voorstelden en we niet eens zo heel erg moeilijk deden wanneer een Krugerlaan in de Steve Bikostraat werd omgesausd, daar heerst nu brede verontwaardiging. Er is een lijn in het zand getrokken, handen af van onze geschiedenis! En of die reacties nu gevoed wordt door nationalistische motieven of vanuit zorg om verlies van identiteit, door Themaschwung van de media of politiek opportunisme of gewoon omdat heel veel mensen dit hysterische straatnamenrevisionisme te absurd voor woorden vinden, ze worden steeds heftiger.

Een derde reden waarom het huidige straatnamendebat zo’n andere dynamiek en intensiteit heeft dan zijn voorgangers is de convergentie met het slavernijverleden én een ander thema, namelijk anti-racisme en emancipatie. Ik schrijf weliswaar ‘convergentie’, maar ‘gekaapt’ is misschien wel een beter woord.

Verwerking van een te weinig publiekelijk bekend, erkend en beleefd slavernijverleden, de pogingen daarmee ‘af te rekenen’, anti-racisme/emancipatie liggen ogenschijnlijk in elkaars verlengde en raken elkaar ook, maar zijn in de kern aparte thema’s. Anti-racisme/emancipatie is misschien wel een breuk met het verleden, het is niet hetzelfde als ermee afrekenen of ermee ‘in het reine’ komen, voor zover dat überhaupt mogelijk en wenselijk is.

Het is belangrijk deze thema’s gescheiden te houden. Waarom? Omdat emancipatie alleszins lovenswaardig en noodzakelijk is en straatnamengedoe in het geheel niet. Het polariseert en is contra-productief en daar schiet niemand iets mee op. Ook de anti-racisme-beweging niet, die zich hiermee te kijk zet als een club hysterische iconoclasten.

Met een anti-koloniale beeldenstorm versterk je een bij een groeiende bevolkingsgroep diep gevoeld en al langer bestaand onbehagen over de Nederlandse identiteit. Een onbehagen dat ik maar even als volgt samenvat: grenzen weg, gulden weg, zekerheden overboord, immigratie, Zwarte Piet mag ook al niet en nu willen ze het verleden ook afpakken. Houdt het dan nooit op? Sentimenten die in potentie als een boemerang kunnen terugkomen, bijvoorbeeld in de vorm van een stevige ruk naar rechts.

Met radicaal straatnamenrevisionisme boek je misschien op de korte termijn een ogenschijnlijk succesje wanneer een bang geworden basisschoolbestuur of kunstinstituut van naam verandert, je schiet er uiteindelijk mee in je eigen voet. Er is namelijk een grote groep gematigde Nederlanders die hierdoor ook de hakken in het zand gaat zetten. Deze middenmoot heeft weinig op met snelweg blokkerende pro-Zwarte Piet-activisten, maar evenmin met radicaal en absurd iconoclasme. En al helemaal niet wanneer dat vergezeld gaat van dat onverzoenlijke wie-niet-voor-ons-is-is-tegen-ons-en-staat-aan-de-verkeerde-kant-van-de-geschiedenis-toontje. Dan gaat het gematigde middenveld terugduwen en haakt een groot deel ervan net zo af als dat het in de Zwarte Piet-discussie heeft gedaan. It’s the tone of voice, stupid!

Het is dus onverstandig om het straatnamendebat op politieke agenda’s te zetten. Niet op die van rechts, maar zeker ook niet op die van links. Het verleden is weliswaar van ons allemaal, maar niemand heeft daar op eigen houtje aan te sleutelen. Laat dat liever aan historici over. Wat overigens niet wegneemt dat straatnamengedoe er wél bij hoort. Net als zeiken over het slechte weer, klagen over de fiscus, het belastingvrije topinkomen van Willem Alexander en Maxima of de ondermaatse prestaties van het Nederlandse elftal, hoort het mauwen over straatbordjes bij de Nederlandse cultuur en is het inherent aan een dynamische samenleving. Laat foute namen dus bestaan, maar voorzie ze van context, van het geschiedenisonderwijs moeten we het namelijk niet hebben. En blijf er ook vooral tegenaan schoppen lieve mensen, dat houdt het verleden lekker levend en biedt ons het nodige vermaak. En geeft schrijver dezes ten slotte weer een aanleiding daar dan af en toe een zuur stukje aan te wijden.

Arabische Lente 2.0

0

Zijn wij met de massale demonstraties in Iran en Tunesië nu getuige van de Arabische Lente 2.0? Wat Donald Trump betreft wel. Hij heeft zich nu als schutspatroon van de Iraanse demonstranten opgeworpen. Zeker nu in Iran ‘dood aan ayatollah Khamenei’ wordt geroepen.

Voor Washington blijft immers Iran bij uitstek het Rijk van het Kwaad, waarbij Trump zich opnieuw voor het Israëlische karretje laat spannen, door tussenkomst van zijn schoonzoon Jared Kushner. Niet dat de Iraanse demonstranten in hun verzet tegen de theocratie geen steun verdienen. Hetzelfde geldt voor hun verzet tegen de groeiende armoede en de oneerlijke verdeling van rijkdom. Alleen vormen zeker in dát geval Amerika in zijn algemeenheid en Trump in het bijzonder niet de meest geloofwaardige schutspatroon. De laatste beijvert met zijn belastingverlaging voor miljardairs vooral de welvaartskloof in eigen land verder te vergroten, terwijl één op de acht Amerikanen honger lijdt, een statement dat onlangs door fact-checkers van de NRC werd bevestigd.

In zowel Iran als Tunesië breekt de onvrede naar buiten. Buitenstaanders willen dan graag een patroon zien, zoals men dat ook bij de ‘eerste’ Arabische Lente zag. Daarvan vormt juist het huidige Tunesië het enige toonbare resultaat, terwijl het in Egypte uiteindelijk tot een militaire staatsgreep leidde en in Libië en Syrië de zaak gruwelijk in anarchie respectievelijk burgeroorlog ontspoorde. Op het Arabisch schiereiland waren de Saoediërs er als de kippen bij om de onvrede met een royale greep uit de goedgevulde staatskas af te kopen, wat in Tunesië en Egypte wegens gebrek aan oliegelden juist níet ging, terwijl de theocraten in Teheran een overslaan van de opstand wisten te verhinderen.

Dat maakt meteen al iets van de essentiële onvergelijkbaarheid van de ontwikkelingen in Tunesië en Iran duidelijk, ook al liggen in beide landen aan de onvrede gefnuikte economische verwachtingen van een jongere generatie ten grondslag. Een goede opleiding die resulteert in een relatief omvangrijke middenklasse – en de Tunesiërs en de Iraniërs horen in heel de regio tot die landen die daarop het meeste kunnen bogen – vormt geen garantie voor sociale stijging. Dat valt niet los te zien van de enorme bevolkingsgroei. Waar Europa vergrijst, kampt de islamitische wereld juist met een buitensporig jonge bevolking. Boze jongeren gaan nu eenmaal eerder met revolutionaire leuzen en stenen de straat op dan boze ouderen. Die laatsten moeten het doen met rollators en Henk Krol.

Tunesië en Iran hebben beiden een bevolking die gemiddeld minder religieus is dan die van de buurlanden. De Iraanse samenleving is in mentaal opzicht veel moderner dan haar leidende politici. In Saoedi-Arabië, waar de jonge kroonprins Mohammad bin Salman al-Saoed nu van bovenaf een modernisering met kemalistische pretenties probeert te forceren, ligt dat eerder omgekeerd. Daar zijn veel inwoners nog veel traditioneler dan hun nieuwe – overigens verre van democratische! – leider. In Teheran zijn de theocraten, omdat ze te weinig brood op de plank brengen, bijna veertig jaar na de Iraanse Revolutie ideologisch opgebruikt.

Dat bleek ook bij de beide laatste presidentsverkiezingen, waarbij met Hassan Rohani de meest seculiere van de door de ayatollahs toegelaten kandidaten won en het vervolgens wegens gebrek aan daadwerkelijke speelruimte bij een deel van zijn kiezers verbruide. Hoe dan ook heeft Iran, ondanks dit theocratische keurslijf, al meer ervaring met democratie opgedaan dan het nu vanwege zijn plotselinge uitbarsting van vernieuwingszin bejubelde, maar nog honderd maal autocratischer en corrupter Saoedi-Arabië. In Iran zijn er nu eenmaal geen duizenden vetgemeste prinsen van koninklijken bloede die zonder iets uit te vreten op de staatskas teren en de welvaart opvreten.

Daarmee is, anderzijds, ook meteen het fundamentele verschil tussen Iran en Tunesië gegeven. In Iran zijn er wel verkiezingen, maar geen vrije. De ayatollahs maken eerst uit naam van Allah een personele voorselectie. Dat betekent dat de demonstranten nu nog hun hoop kunnen vestigen op echt vrije verkiezingen om verbetering te bereiken. Verkiezingen die vermoedelijk het einde van de fundamentalisten zouden inluiden. In Tunesië zijn er al democratische verkiezingen. De islamistische partij Ennahda heeft niet alleen zichzelf gedefundamentaliseerd, maar ook na een nederlaag keurig de macht overgedragen en zich aan de seculiere grondwet gecommitteerd. De democratie heeft hier niet het verhoopte materiële paradijs gebracht, maar veel kiezers teleurgesteld. Voor hun begrijpelijke onvrede bestaan geen eenvoudige staatkundige oplossingen meer en dat zet de democratie sterk onder druk. De roep om een ‘sterke man’ wordt al weer vernomen.

Moslims willen ook na de dood in Nederland blijven

0
Nederlandse moslims willen in Rotterdam een islamitische begraafplaats waar eeuwige grafrust mogelijk is. ‘Het besef dat dit het thuisland is en dat je hier begraven moet worden, is nu heel sterk aan het groeien.’

Uit een recent onderzoek van de islamitische koepelorganisatie SPIOR (Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond) en twee partijen in de Rotterdamse gemeenteraad, Nida en de PvdA, blijkt dat er veel behoefte is aan een islamitische begraafplaats in de regio Rotterdam. Een overgrote meerderheid van de ruim vijfhonderd islamitische respondenten die een enquête hebben ingevuld, geeft aan in Nederland begraven te willen worden als die mogelijkheid er is. Nu worden veel Nederlanders met een islamitische achtergrond nog in het land van herkomst begraven.

Nieuwe doelgroep
Bas van Noppen, kandidaat namens Nida voor de gemeenteraadsverkiezingen in maart, was betrokken bij het onderzoek. ‘Die behoefte blijkt enorm. Ook mensen die normaal van plan waren om in het land van herkomst begraven te worden, zeggen nu dat ze gaan voor een begraafplaats in Rotterdam wanneer het volgens de regels van de islam gerealiseerd kan worden.’

Voor moslims is het van belang dat de overledenen zonder kist, op de rechterzij met het gezicht richting Mekka wordt begraven. Maar vooral de eeuwige grafrust vinden moslims cruciaal. De islamitische begraafplaats in Almere is de enige islamitische begraafplaats in Nederland waar de graven niet worden geruimd na een bepaalde tijd. Daar kunnen moslims de graven tot in de ‘eeuwigheid’ afkopen.

Van Noppen legt uit dat moslims willen vasthouden aan die criteria. ‘Bij de begraafplaatsen die er nu zijn, ook bij de islamitische akker zoals ze die noemen, wordt het lichaam na een aantal jaren verwijderd. Je wordt of geschud, dus val je dieper de grond in, of het graf wordt geruimd. Als er op een gegeven moment wordt gestopt met betalen en je contract als het ware afloopt, worden je botten eruitgehaald. Soms worden ze vernietigd of op een knokkelberg gegooid. Dat zien de moslims niet zitten. Er is soms nog wel eens verschil van mening tussen moslims, maar bijna alle moslims willen eeuwige grafrust. Die kans heb je niet als je op een reguliere begraafplaats wordt begraven.’

Ook het idee dat een begraafplaats veel duurder is in Nederland, doet mensen twijfelen. ‘Wij hebben zelf geen kostenberekening gemaakt, maar wel contact gehad met de islamitische begraafplaats in Almere over de mogelijke kosten. Die zijn iets hoger dan een regulier graf in Nederland, maar het is allemaal wel betaalbaar’, zegt Van Noppen. ‘Bovendien hebben veel mensen dankzij hun dure verzekering recht op repatriëring, bijvoorbeeld wanneer ze in Turkije of Marokko begraven willen worden. Dat kost allemaal geld, wat je kan besteden aan een islamitische begraafplaats, als we die eenmaal hebben in Rotterdam. Het scheelt duizenden euro’s wanneer een overleden persoon niet naar zijn graf in Turkije wordt gebracht, maar hier in Rotterdam wordt begraven.’

Vooral veel Nederlanders met een migratieachtergrond van de eerste generatie lijken weinig interesse te hebben in een begraafplaats in Nederland. Deze groep heeft dan ook uitvaartverzekeringen die afgesloten worden via verschillende religieuze organisaties in Nederland, zoals Milli Görüs of Diyanet. Zo’n verzekering kost al snel enkele tientjes per gezin per jaar.

Volgens Van Noppen heeft ook de jongere generaties nog steeds behoefte aan een goede uitvaartverzekering, echter kan er nu rekening gehouden worden met islamitisch begraven in Nederland in plaats van repatriëring naar het buitenland. ‘Ze zijn hier geboren, getogen en hebben hier hun familie en vrienden. Ze gaan hier naar school, krijgen hier kinderen en gaan waarschijnlijk ook hier dood. Ze voelen veel sterker dat dit hun thuisland is. Waarom zou je duizenden kilometers verder begraven willen worden als hier alle faciliteiten aanwezig zijn? Het besef dat dit het thuisland is en dat je hier begraven moet worden is heel sterk aan het groeien onder jonge moslims.’

Niet alleen moslims, ook begrafenisondernemers lopen warm voor meer islamitische begraafplaatsen. Van Noppen: ‘We zijn gelijk benaderd door begrafenisondernemers die willen praten over de mogelijkheden op hun al bestaande begraafplaatsen. Ze willen daar ook eeuwige grafrust kunnen aanbieden. Ze zien dat de markt verandert en dat veel mensen bijvoorbeeld gecremeerd willen worden. Ze hebben naast joden en christenen nu met moslims eigenlijk een nieuwe doelgroep.’

‘Het gaat niet snel genoeg’
Said Bouharrou, voorzitter van de RMNN (Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland), ziet ook dat de behoefte voor islamitische begraafplaatsen groeit. ‘Als je kijkt naar vooral de tweede en derde, maar ook vierde generatie nieuwe Nederlanders, zie je dat ze steeds vaker in Nederland begraven willen worden. Het idee dat je na je dood in een kist naar Marokko of Turkije wordt vervoerd, spreekt steeds minder mensen aan.’

Bouharrou vindt wel dat binnen de gemeenschap zelf nog te weinig aandacht wordt besteed aan de optie om in Nederland begraven te worden. ‘Vooral jongeren, die niet heel erg met de dood bezig zijn stellen hun besluit vaak uit. Het is alsnog belangrijk om daar meer aandacht aan te besteden door moskeebesturen, maar ook door de overheid. Want ook dat is immers een vorm van participatie. Hetzelfde hadden we bijvoorbeeld met donorschap. Het bewustzijn daarover was in eerste instantie vooral bij jongeren niet groot, maar door een goede campagne is dat veranderd. Dat moeten we nu ook doen met begraven worden.’

Bouharrou vindt dat vooral duidelijkheid moet komen over hoe na een bepaalde tijd omgegaan wordt met de resten van de lichamen. ‘Dat is één van de factoren waardoor moslims heel erg twijfelen over een begraafplaats in Nederland. Ze willen zeker weten dat ze eeuwige grafrust krijgen als ze de keuze maken hier begraven te worden.’ De discussies hebben volgens Bouharrou dus ook een religieuze grondslag. Moslims die hij kent zitten soms met de vraag of het wel islamitisch is hier begraven te worden. ‘Maar het is niet al te moeilijk om aan de normen die door de islam wordt gesteld te voldoen. Binnen de islam is het uitgangspunt dat al het land heilig is. Je bent niet opeens minder moslim, omdat je ligt begraven in een ‘niet-islamitisch’ land.’

Bouharrou gelooft dat het initiatief van Rotterdam snel gevolgd zal worden door andere grote steden waar veel islamitische Nederlanders wonen. ‘Als de grote en bekende verzekeringsmaatschappijen zich eindelijk gaan richten op uitvaartverzekeringen voor moslims, denk ik dat het heel snel kan gaan in Nederland. Ze hebben immers de middelen, netwerk en toegang tot de politiek om hier verandering in te brengen.’

Bouharrou benadrukt dat hij zich heeft verdiept in begraven worden in Nederland, maar voegt eraan toe dat hij het voor zichzelf alsnog niet heel goed heeft geregeld. ‘Ik wil wel hier in Nederland begraven worden. Dat geldt ook voor mijn gezin. Ik wil dat mijn kinderen niet in een vliegtuig hoeven te stappen om het graf van hun vader te bezoeken.’ In Nijmegen, waar Bouharrou woont, zou de islamitische gemeenschap niet genoeg gemobiliseerd zijn om een islamitische begraafplaats te regelen. ‘Daar moet verandering in komen. Het gaat niet snel genoeg.’

Actie
Marianne Vorthoren, directeur van de SPIOR, ziet ook dat er steeds meer animo is voor islamitische begraafplaatsen. ‘Je ziet dat de behoefte vooral nu begint te groeien, omdat nu ook de tweede generatie ouder wordt. Dus de vraag doet zich wat dat betreft dringender voor.’ Onder moslims van de eerste generatie is ook volgens Vorthoren weinig discussie over deze kwestie. ‘Moslims van de eerste generatie willen meestal graag in hun geboorteland begraven worden. Het is natuurlijk heel menselijk dat veel mensen onderwerpen rond de dood liever vermijden en uitstellen. Daar ga je meestal meer over nadenken naarmate je ouder wordt. Dus voor de tweede en derde generatie is de vraag of het mogelijk is in Nederland begraven te worden nu veel relevanter.’ Een islamitische begraafplaats, waar vooral de eeuwige grafrust centraal staat, kan volgens Vorthoren in theorie ook in de algemene begraafplaatsen gerealiseerd worden. ‘Er zijn nu dus ook begraafplaatsen met een islamitische sectie. Dan moet je wel de grond eeuwig afkopen. Want je koopt normaal zo’n plek altijd af voor een aantal jaren. In de praktijk is dat echter veel lastiger voor mensen. Het is ook aan de gemeenschap zelf om zoiets te realiseren.’ Binnen een jaar hoopt Vorthoren een locatie te kunnen voorstellen in Rotterdam. ‘We willen op afzienbare termijn concrete stappen zetten. We kunnen daar natuurlijk geen garanties over geven, omdat het niet alleen van ons afhangt.’

Nederland telt naast ‘nieuwe’ Nederlanders met een islamitische achtergrond ook veel bekeerlingen. Deze groep zou het proces kunnen versnellen. ‘Moslims komen uiteraard niet alleen uit Turkije of Marokko, er zijn bijvoorbeeld ook veel bekeerlingen die islamitisch begraven willen worden in Nederland. Ik vind het dus heel logisch dat nu de behoefte meer naar voren komt en er ook actie wordt ondernomen’, aldus Vorthoren, die blij is dat verschillende partijen in de Rotterdamse gemeenteraad, zoals Nida en de PvdA, ook achter het initiatief staan.

Een brug te ver
De grootste partij in de Rotterdamse gemeenteraad, Leefbaar Rotterdam, staat echter zeer kritisch tegenover het plan. ‘We zijn op een punt beland waarbij de islamisering met steeds grotere stappen aan het toenemen is’, verklaarde Leefbaar-gemeenteraadslid Tanya Hoogwerf onlangs aan Omroep WNL. Een islamitische begraafplaats is volgens haar ‘een brug te ver’. ‘We zien geen noodzaak om voor de islamitische gemeenschap nieuwe regels toe te passen. Daarbij komt de financiering ook nog eens uit het buitenland.’ Vorthoren geeft echter aan dat daar geen sprake van is: ‘Het gaat gewoon om de mogelijkheden binnen bestaande wet- en regelgeving, die voor alle gemeenschappen in Nederland gelden, bijvoorbeeld ook voor joodse begraafplaatsen.’ Voor de financiering van de beoogde begraafplaats gaan de initiatiefnemers er nu van uit dat deze gedragen zal worden vanuit de Nederlandse moslimgemeenschap zelf.

Hindoestaanse woede

0

De geest is uit de fles. In de nasleep van de #MeToo-discussie is er nu een uitbarsting van jarenlang opgekropte woede en frustratie over seksueel geweld, machtsmisbruik en de positie van de vrouw gaande, onder andere onder Hindoestaans-Nederlandse vrouwen.

Uiteraard speelt dit onderwerp ook binnen veel andere bevolkingsgroepen, maar waar de laatste jaren veel aandacht was voor de positie van de vrouw in Turks- en Marokkaans-Nederlandse kring en met #MeToo vooral kwesties in autochtone hoek onder de loep lagen, is het nu de beurt aan Hindoestaans-Nederlandse vrouwen om misbruik aan de kaak te stellen.

In Noord-Afrikaanse kring waren recentelijk de uitspraken van de Algerijns-Nederlandse rapper Boef over kechs (hoeren) aanleiding om de tweederangspositie die veel Marokkaans-Nederlandse vrouwen in hun sociale omgeving genieten aan de kaak te stellen.

Onder Hindoestaanse-Nederlandse vrouwen gaat het nu om de affaire die speelt rondom de Haagse ambtenaar S. N., die heeft geleid tot een offensief tegen seksueel geweld en de taboes daaromtrent in de Hindoestaanse gemeenschap. De aantijgingen aan het adres van S.N. zijn al veelvuldig in het nieuws geweest. Aanvankelijk was hij genomineerd voor de Joke Smit-prijs, een staatsprijs die gaat naar een persoon die zich inzet voor de emancipatie van vrouwen in Nederland. S. N. had zich volgens de jury daarvoor hard gemaakt vanwege zijn inzet voor stichting Vobis/Hindustani in Den Haag, die zich onder meer inzet voor kwetsbare meisjes in de Hindoestaanse gemeenschap.

Eerder stelden diverse vrouwen dat S. N. zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding en zelfs verkrachting van vrouwen. Van de beschuldiging van verkrachting was S. N. overigens in het verleden vrijgesproken, vanwege een gebrek aan overtuigend bewijs. Echter, de verhalen over het vaak misplaatste en grensoverschrijdende gedrag van S. N. jegens vrouwen in de openbaarheid zijn legio onder Hindoestaanse Nederlanders. Zijn nominatie en de aantijgingen van Musa hebben geleid tot een uitbarsting waarvan het einde voorlopig nog niet in zicht is.

Dat feit op zich is verrassend te noemen. Onder Hindoestanen is het spreken over seksueel geweld over het algemeen een sterk taboe. Als je als slachtoffer de vuile was buitenhangt loopt je het risico dat je halve sociale omgeving over je heen valt. Er wordt dus van je verwacht dat je zwijgt wanneer iets je overkomt. Wanneer je tegen deze sociale code in je mond opendoet, word je of niet geloofd of velen keren zich tegen je.

Het is bijzonder om te zien dat in de slipstream van #MeToo en dankzij het activisme van Musa een grote groep Hindoestaans-Nederlandse vrouwen in Nederland opstaat om dit zwijgen te doorbreken. Belangrijk is ook dat er nu voor dit onderwerp steeds meer media-aandacht komt. Media kunnen een belangrijke rol spelen bij het bespreekbaar maken van seksueel geweld, problemen omtrent de positie van de vrouw, de machtspositie die sommige Hindoestaanse mannen kunnen ontlenen aan de cultuur van eer en zwijgen en het tot nu toe gebrek aan rolmodellen die dit zwijgen doorbreken.

Met de ophef rondom S.N. zien we hoe Hindoestaans-Nederlandse vrouwen zichtbaar voor iedereen opstaan en het vertikken om nog langer stil te zijn. Dat S.N. nooit is veroordeeld – net als vrijwel alle machtige mannen die door #MeToo ten val zijn gekomen – brengt een zekere tragiek met zich mee, voor zijn mogelijke slachtoffers of voor hemzelf indien hij toch onschuldig blijkt te zijn. Desondanks vervult deze kwestie een belangrijke rol in de meest recente emancipatiegolf van Hindoestaans-Nederlandse vrouwen, waarbij de woede een katalysator vormt voor een nieuwe generatie vrouwen die opstaat tegen patriarchale structuren en het geweld dat daaruit voortkomt. Het streven is naar volwaardige gelijkheid en (seksuele) vrijheid voor alle Hindoestaanse vrouwen. Laten we van harte hopen dat deze emancipatiegolf succesvol zal zijn.

Anti-sportheld

0

De laatste tijd kwakkelde ik wat met mijn gezondheid. Nadat ik voor de tweede keer in drie maanden tijd was uitgeschakeld door het griepvirus melde ik me bij de huisarts. Het eerste wat ze vroeg was of ik wel genoeg bewoog. Ik vertelde trots dat ik veel door de stad wandel op weg naar afspraken. Ze rolde met haar ogen en verzuchtte ‘nee, echt bewegen, sporten bedoel ik’. Sporten? Ik? Er is weinig waar ik een hekel aan heb, maar me vrijwillig in het zweet werken is zogezegd niet echt ‘mijn ding’.

Mijn gedachten dwaalden af naar de middelbare school, waar ik niet bepaald uitblonk in de gymlessen. Balsporten vond ik eng, wat ervoor zorgde dat ik altijd als laatste werd gekozen door mijn klasgenootjes. En ook turnen lukte niet erg. Ik viel uit klimrekken, kon geen salto’s maken en kreeg mijn benen niet door de houten ringen waar mijn vriendinnen sierlijk in rondzwaaiden. Dus allemaal leuk en aardig wat de dokter zei, maar een griepprik leek me een beter idee.

Toch besloot ik haar advies op te volgen – na wat verzet – en kocht ik een tienrittenkaart voor een yogaschool (ook een soort sport). Alleen verliep die na drie maanden, omdat ik me via een online inschrijfformulier moest aanmelden voor iedere les en het kwam nooit uit voor mijn gevoel. Te druk met werk, te koud buiten of volgeboekte klasjes.

Niet lang na de verloopdatum zag ik op Instagram een advertentie voor een health boutique. Het sprak me aan dat ik daar onder begeleiding van een personal trainer in een warmtecabine van vijftig graden Celsius aan mijn belangrijkste spiergroepen kon werken. En dat ook nog liggend. Extra bijzonder aan deze training was de belofte dat je het maar dertig minuten per keer hoefde vol te houden. Hoe moeilijk kon het zijn? Ik besloot meteen een halfjaarabonnement te nemen, want als ik iets écht aanpak dan het liefste meteen goed. Bovendien kreeg ik een fikse korting als ik me voor langere tijd zou committeren.

Eenmaal in de warmtecabine brak de spreekwoordelijke hel los. Ik moest oefeningen met namen als ‘gedraaide crunch’, ‘donkey kick’ en ‘beenschaar’, doen. Vijftig graden Celsius bleek wel erg heet te zijn en het tempo was zo moordend dat ik het niet bij kon houden. Na afloop deed mijn lichaam zoveel pijn dat ik twee dagen nauwelijks kon lopen. Aangezien ik het een beetje zonde vond om er meteen weer mee te stoppen ging ik drie dagen laten braaf weer. Het werd alleen maar erger. De enthousiaste, afgetrainde coaches bleven maar roepen ‘lekker Natascha, je gaat als een speer’, terwijl ik wist dat het een leugen was. Ik vergat constant goed door te ademen, waardoor mijn gezicht eerst rood werd en daarna paarsig. Wat het niet beter maakte was dat mijn hoofd met van alles bezig was, behalve de opperste concentratie die verlangd werd. Ik dacht aan de boodschappen die ik nog moest doen, het rapport van het SCP waaruit blijkt dat Nederlandse jonge vrouwen minder economisch zelfstandig zijn dan vrouwen in andere landen en de situatie in Afrin.

Van tevoren keek ik steeds dagenlang op tegen de sessies. Tot vorige week. De pijn en moeite tijdens het trainen waren niet minder, maar toen ik na afloop in de kleedkamer zat voelde ik me vrolijk en relaxed. Mijn huid had een gezonde, roze blos en ik had de hele dag veel energie. Ik vermoed dat ik nooit een sportheld zal worden, al is het misschien toch de moeite waard om het nog een kans te geven. Want sommige dingen zijn gewoon goed voor je, ook al blink je er niet in uit.

‘In Duitsland bestaan de Hitler-straße en Stalin-allee ook niet meer’

0

‘Foute straatnamen en beelden, zoals van Coen en De Ruyter, moeten weg.’

Mag de Coen-tunnel nog wel de Coen-tunnel heten? De discussie over straten, scholen, tunnels, standbeelden en andere dingen met een ‘besmette’ naam is onlangs weer opgelaaid. Het Mauritshuis besloot het beeld van Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679), die in slaven handelde, te verplaatsen. De J.P. Coen-school gaat anders heten, omdat Jan Pieterszoon Coen (1587-1629) in Indonesië hele dorpen heeft uitgemoord. Ook Michiel de Ruyter (1607-1676) ligt onder vuur, omdat de zeeheld aan de kust van Afrika het slavenfort Elmina veroverde op de Portugezen. Linkse activisten willen het verleden dekoloniseren. Actiegroep De Grauwe Eeuw schuwt daarbij vandalisme niet en heeft het beeld van Coen in Hoorn beklad. De Kanttekening sprak een Tweede Kamerlid, een activist en experts over deze nieuwe ‘beeldenstorm’.

Uitgummen
Klaas Dijkhoff vindt de ophef overdreven. Op Facebook zette de VVD-fractievoorzitter zijn visie helder uiteen. ‘Nederland heeft als klein land altijd een bizar grote rol op het wereldtoneel gespeeld. Dat was niet altijd schoon. Maar we snappen heel goed dat alles twee kanten heeft. En we herdenken ze allebei. De positieve kanten met trots, de negatieve kanten met het besef dat we het nu gelukkig anders doen.’ Hij hekelt het linkse activisme niet alleen omdat het volgens hem ongenuanceerd is en vooral de negatieve kant belicht, maar ook vanwege het ‘slachtofferschap’ en de ‘georganiseerde gekwetstheid’. ‘Mensen die vroeger nooit moeite hadden met de Coen-tunnel protesteren nu opeens.’ De VVD’er wil niet dat activisten onze geschiedenis uitgummen.

Activist Frank van der Linde neemt een geheel ander standpunt in. ‘Foute straatnamen en beelden, zoals van Coen en De Ruyter, moeten weg. In Duitsland bestaan de Hitler-straße en Stalin-allee ook niet meer.’ Hij steunt de actiegroep De Grauwe Eeuw. ‘Ik ben geen voorstander van vandalisme, maar als men in Nederland niet wil luisteren naar kritiek, dan moet je met harde actie komen. De overheid maakt het actievoeren door gematigde activisten onmogelijk, dan is het logisch dat er agressiever verzet komt.’ Maar wordt de geschiedenis zo niet uitgegumd? ‘Die beelden moeten niet worden vernietigd, maar naar een museumtuin, met context en uitleg erbij. We moeten weten hoe barbaars ons koloniale verleden was.’

De andere kant
Tweede Kamerlid Lisa Westerveld (GroenLinks), die Kamervragen heeft gesteld over kolonialisme in Nederlandse schoolboeken, stelt zich voorzichtiger op. ‘We moeten beide kanten van onze geschiedenis belichten, dus ook de zwarte bladzijdes, die kant is vaak onderbelicht.’ GroenLinks heeft nog geen officieel standpunt ingenomen over de beeldenstorm, maar Westerveld geeft wel een richting aan. ‘In Nijmegen heb ik als gemeenteraadslid gediscussieerd over het veranderen van de straatnamen van de Zeeheldenbuurt. GroenLinks was daar toen geen voorstander van. Wel dat er andere bordjes moesten komen, met een betere uitleg.’ En het vandalisme van De Grauwe Eeuw? ‘Dat keuren we af. Maar het is wel goed dat de discussie er nu is.’

Bas Kromhout, historicus en hoofdredacteur van het magazine Haagse Historie, kijkt graag naar het grote plaatje. Hij noemt de discussie in de Verenigde Staten, waar beelden van helden van de Confederatie zijn weggehaald, omdat het Zuiden voor slavernij was. Ook noemt Kromhout Zuid-Afrika, waar apartheidssymbolen worden verwijderd. ‘Het is een internationale beweging, die begonnen is op universiteiten. Activisten bezigen dezelfde dekolonisatieretoriek.’

Kromhout wil alles per geval bekijken. ‘Dat de Coen-tunnel en de J.P. Coen-school een andere naam krijgen is niet erg. Coen heeft duizenden mensen uitgemoord. Hij werd in de negentiende eeuw op een voetstuk gezet, omdat hij het kolonialisme introduceerde in Indonesië. Met De Ruyter ligt het anders. Wij eren hem niet omdat hij slavenforten veroverde maar omdat hij Nederland gered heeft tijdens de Engelse Oorlogen.’ Kromhout heeft een creatieve oplossing voor de beeldenstorm. ‘We kunnen tegenover Coens beeld in Hoorn een standbeeld plaatsen van een Indonesische vrijheidsstrijder, voor het andere perspectief. Dat doet men in Zuid-Afrika ook. Bij een Afrikaner monument over de Slag bij de Bloed-rivier plaatste men na de apartheid een Zoeloe-monument, dat het andere verhaal vertelde.’

Post-modern perspectief
Stads- en erfgoeddeskundige Ankie Petersen, verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam, bekijkt de discussie ook als wetenschapper, maar vanuit een post-modern perspectief. ‘Het verleden is een constructie. Wij beslissen wie onze helden zijn, hoe wij onze geschiedenis willen herinneren.’ De vrees van Dijkhoff dat het verleden wordt uitgegumd vindt Petersen onterecht. ‘Een beeld weghalen is absoluut geen geschiedvervalsing. Beelden staan in de openbare ruimte om personen te vieren, niet om geschiedenis te schrijven. Het debat moet gaan over wat we willen vieren en wat niet.’ Ze pleit daarom voor ‘een nieuwe dekoloniserende beeldenstorm’.

Dat betekent niet dat Petersen het met De Grauwe Eeuw eens is. ‘Zij gaan vrij extreem te werk. In Utrecht, waar ik woon, probeerde de gemeente met deze activisten in dialoog te gaan. Dat mislukte vanwege hun niet-constructieve opstelling volkomen. Je moet tijdens een dialoog de verschillende belangen afwegen. Mensen met belangen moeten met elkaar in gesprek. Democratisering van de discussie is zeer belangrijk, want dan kunnen meer mensen meepraten. Niet alleen de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed moet zeggenschap hebben, maar er moeten meer initiatieven komen van onderop. Een mooi voorbeeld is Mapping Slavery, een initiatief om locaties die verbonden zijn aan slavernij in kaart te brengen en te etaleren. Degenen achter dit initiatief laten koloniale sporen in de openbare ruimte zien, zodat wij ons er meer bewust van worden. Een ander mooi voorbeeld is F-site. Die groep bestaat uit historici die aandacht vragen voor de vrouwen uit onze geschiedenis, want er zijn nu te veel mannen op een voetstuk gezet.’