Mirjam Rotenstreich reconstrueerde het leven van haar Joodse vader, die werd geboren in wat nu Oekraïne is en zijn hele familie verloor in de Holocaust. ‘Vaak dacht ik: wat een vreselijk leven heb je gehad.’
Twee keer probeerde de Amsterdamse schrijfster Mirjam Rotenstreich haar vader aan het praten te krijgen. De eerste keer ontdekte ze dat hij vier jaar ouder was dan hij altijd had verteld. Hij was niet in 1916 geboren, zoals in zijn paspoort stond, maar vier jaar eerder. De tweede poging volgde jaren later, toen haar vader, Natan Rotenstreich (1912-2014), in het Joodse bejaardenhuis Beth Shalom in Amstelveen woonde. Ook toen bleef hij zwijgzaam.
In haar boek Vader zoeken probeert Rotenstreich alsnog te begrijpen wie haar vader was. Met het internet als gids reconstrueert ze stap voor stap zijn leven. Een tocht die tot diep in het oosten van Europa voert. Na dagenlang speuren vindt ze de namen van zijn zussen, en ontdekt ze dat er nog een zusje was dat al vóór zijn geboorte stierf. Op een oude plattegrond van het stadje Budzanow weet ze zelfs te achterhalen waar het gezin vermoedelijk woonde.
Budzanow ligt tegenwoordig in West-Oekraïne, vertelt ze aan een tafeltje in een lunchroom op het Amsterdamse Gelderlandplein. Toen Natan in 1912 werd geboren, hoorde het bij de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Daarna werd het Pools, en tijdens en na de Tweede Wereldoorlog Sovjetgebied. ‘Mijn vader veranderde drie keer van nationaliteit zonder ooit te verhuizen.’
Om te begrijpen waar haar vader vandaan kwam, moest ze ook de wereld van dat verdwenen stadje leren kennen. In Budzanow leefden drie bevolkingsgroepen naast elkaar: rooms-katholieke Polen, Grieks-katholieke Oekraïners en Joden – die onderling ook geen hechte gemeenschap vormden. Vrijwel alle winkels waren in handen van Joodse families.
Rode Leger
Natan verloor zijn geloof en sloot zich aan bij het Russische Rode Leger. Hij trok door half Oost-Europa, een tocht die zijn dochter dankzij Russische archieven kon reconstrueren. De reis eindigde in 1945, bij de bevrijding van Berlijn. Maar zijn verhaal stopte daar niet. Zijn ouders en zussen waren vermoord, al heeft hij nooit precies geweten wat er met hen is gebeurd.
Na de oorlog belandde hij in het Duitse dorp Lindenfels, in de Amerikaanse zone, waar hij Hebreeuwse les gaf aan Joodse weeskinderen in een zogenoemd displaced persons camp. ‘Op een dag kwam er een Nederlandse delegatie langs, op zoek naar een leraar,’ vertelt Rotenstreich. ‘Nederland leek hem een fijn land. Het kwam bijna nooit in het nieuws, en dat vond hij een goed teken.’
‘Hij drong zijn lijden niet op, maar het was er’
Waarom wist ze eigenlijk zo weinig over hem? ‘Omdat hij uit zichzelf weinig contact zocht’, zegt ze. ‘En omdat wij, mijn zus en ik, er ook niet naar vroegen. Als kind neem je de dingen zoals ze zijn. Je vraagt niet wie je ouders écht zijn. Maar bij hem speelde natuurlijk mee wat hij had meegemaakt. Het huwelijk met mijn moeder was slecht, door cultuurverschillen, maar ook door de oorlog. Mijn vader had zijn hele familie verloren.’
‘Mijn moeder had twee zussen die de oorlog overleefd hadden. Het leek soms alsof er een soort stille competitie tussen mijn ouders bestond: wie had het meest geleden? Dat maakte het allemaal ingewikkeld. Ik voelde zijn lijden. Hij drong het niet op, maar het was er. Ik dacht vaak: wat een vreselijk leven heb je gehad. Het was te pijnlijk om door te vragen.’
Vereniging van Oost-Europese Joden
In Nederland sloot Natan zich aan bij An-Ski, een linkse en zionistische Joodse vereniging die Jiddische lessen gaf en toneel- en dansavonden organiseerde. Er werden ook regelmatig lezingen gehouden, vaak over het getto van Warschau. De meeste mensen met wie hij omging, waren Oost-Europese Joden die al in de jaren dertig naar Nederland waren gekomen en werkten in de confectie-industrie. Hij probeerde erbij te horen, maar voelde zich er nooit echt thuis, vertelt Rotenstreich. Dat kwam misschien doordat ze Nederland al beter kenden en de taal spraken. ‘En hij had andere dingen meegemaakt.’
Zijn vrouw ontmoette hij op dansles. ‘Hij heeft later wel eens verteld dat hij eigenlijk met iemand anders had willen samenleven, maar dat dat niet kon. Ik denk dat hij besloot: ik wil een gezin, kinderen, verder leven. Dat was iets wat veel Joden na de oorlog voelden, de drang om opnieuw te beginnen.’

‘Ik ben deels in een Joodse wereld opgegroeid’, vertelt Rotenstreich. ‘We vierden de feestdagen, maar hielden geen sjabbat en aten niet koosjer. Ons gezin was traditioneel Joods, meer niet.
‘Ik zat op Rosj Pina, een Joodse lagere school, en daarna op het Maimonides-lyceum. Allebei hier vlakbij’, zegt ze, terwijl ze even naar achteren wijst. ‘Maar ik vond Maimonides verschrikkelijk.’ Mijn zus, vijf jaar ouder, maakte de school af, maar ik hield het niet vol. Er hing zo’n houding van ‘wij tegenover de rest’. Niet-Joden werden goijm genoemd, en dat klonk altijd minachtend.
‘Toen ik overstapte naar het Montessori Lyceum, ging er een wereld voor me open. De mensen daar waren vriendelijk, open. Ik dacht: zó kan het dus ook. De Joodse wereld waarin ik was opgegroeid, vond ik hard, beklemmend en vol strijd. Binnen de gemeenschap was er voortdurend ruzie.’
Tonio
Mirjam Rotenstreich trouwde met Adri, de bekende schrijver A.F.Th. van der Heijden. In 1988 werd hun zoon Tonio geboren. ‘Mijn ouders waren dol op hem, hun enige kleinkind. Hij logeerde vaak bij hen, zodat Adri en ik wat tijd voor onszelf hadden. Later, toen mijn ouders ouder werden en uit elkaar gingen, bleef Tonio contact houden met allebei. Hij gaf hun leven zin.’
De dag dat Tonio in 2010 omkwam bij een verkeersongeluk, moest Rotenstreich het haar vader vertellen. ‘Dat was het moeilijkste moment uit mijn leven. Hij had zijn hele familie verloren, was in een vreemd land opnieuw begonnen, en verloor toen ook nog zijn enige kleinkind. Hij heeft er daarna nooit meer over gesproken. Ik ook niet met hem. Het bleef als een stilte tussen ons in hangen.’
‘Het verdriet bleef maar werd minder rauw’
In haar boek beschrijft ze de eerste jaarwisseling zonder Tonio. ‘Mijn vader zei toen: ‘Waarom hebben we het niet over Tonio gehad?’ Ik kon dat gewoon niet. Het duurde jaren voordat ik weer over hem kon praten. Na het schrijven van mijn boeken over Tonio voelde het alsof er iets van me afviel. Het verdriet bleef, maar werd minder rauw. Toch weet ik: het zal pas voorbij zijn als ik zelf sterf. Niet dat ik dood wil, maar dan pas komt er rust.’
Geen zionist
Voorafgaand aan het gesprek mailde Rotenstreich dat ze, naast haar boek, ook iets wilde zeggen over Israël en de genocide in Gaza, die begon na de terreuraanval van Hamas op 7 oktober 2023.
‘Mijn vader was absoluut geen zionist. Hij vond dat er een land moest zijn waar Joden veilig konden leven, maar niet in Palestina. Hij zei altijd: ‘Ik heb één oorlog meegemaakt, dat was er één te veel.’ Hij voorzag dat er opnieuw oorlog zou komen als Joden daar een staat zouden stichten en hij kreeg gelijk.’
‘Hij verloor nooit zijn menselijkheid’
Ze spreekt zich openlijk uit. ‘Ik vind dat wat Israël nu doet, niet kan. Punt. Toen ik dat op Facebook schreef, kreeg ik zulke nare reacties uit de Joodse gemeenschap. Dat raakte me diep.
‘Ik zag precies dezelfde houding terug als op Maimonides vroeger: koste wat kost je eigen wereld verdedigen, en denken dat je beter bent dan de rest. Wat me verdrietig maakt, is hoeveel Joden Israël in bescherming nemen terwijl ze het lijden van de Gazanen bagatelliseren. Ik begrijp hun trauma’s, maar een trauma mag geen vrijbrief zijn om anderen onrecht aan te doen.’
Meisjes in spijkerbroeken
De afgelopen jaren veranderde niet alleen haar kijk op Israël, maar ook, zij het op een andere manier, op Oekraïne, het land van haar vader. ‘Hij zei altijd: ‘De nazi’s waren wreed, maar de Oekraïners nog wreder.’ Als kind dacht ik dat daar alleen antisemieten woonden en dat ik er geen stap kon zetten. Door de oorlog zag ik in reportages gewone mensen: meisjes in spijkerbroeken, gezinnen die proberen te overleven. Natuurlijk bestaat antisemitisme nog, maar Oekraïne is nu een normaal land met alles wat daarbij hoort. De president, Zelensky, is bovendien Joods. Dat had mijn vader nooit kunnen geloven.’
Ze valt even stil. ‘Ik ben Joods, dat zal ik altijd zijn. Maar ik wil er op mijn eigen manier invulling aan geven, niet vanuit angst of wrok. Ik denk vaak aan mijn vader, en aan alles wat hij heeft meegemaakt. Zijn lijden was groot, maar hij verloor nooit zijn menselijkheid. Dat probeer ik ook vol te houden.’
Mirjam Rotenstreich, Vader zoeken, De Geus, 252 blz., €24,99
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!

