2.9 C
Amsterdam

Allochtoon

Han Entzinger
Han Entzinger
Emeritus hoogleraar Migratie- en Integratiestudies (Erasmus Universiteit Rotterdam).

Lees meer

Is het u ook opgevallen? Je hoort of ziet de laatste tijd het woord ‘allochtoon’ veel minder dan vroeger. Een jaar geleden lanceerden de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) samen het voorstel om ‘allochtoon’ te vervangen door ‘mensen met een migratieachtergrond’. Dat voorstel lijkt wonderlijk snel aangeslagen. In overheidsdocumenten kom je de term niet meer tegen en in kranten en media loopt het gebruik ervan ook sterk terug. Overigens is er geen sprake van een plotselinge trendbreuk. Volgens tellingen van de WRR bereikte het woord in de Nederlandse kranten zijn hoogtepunt al in 2007. Sindsdien is het gebruik ervan met ruim de helft teruggelopen, terwijl de term ‘migrant’ een duidelijke opmars maakt.

De afgenomen populariteit van ‘allochtoon’ zal velen goed doen. De term was flink besmet geraakt. Toen dezelfde WRR het woord in 1989 (her)introduceerde bestond behoefte aan een verzamelbegrip voor het groeiend aantal mensen die in het buitenland waren geboren. De internationaal gangbare term ‘immigranten’ voldeed niet, omdat die te sterke associaties zou oproepen met permanente vestiging. Destijds was nog lang niet duidelijk dat veel ‘allochtonen’ voorgoed hier zouden blijven. Snel na zijn introductie nam de term een hoge vlucht, zeker toen ook het CBS haar kwistig in zijn statistieken ging gebruiken. Dat was dan vooral om de voortgang van de integratie te meten: als je de doelgroep niet benoemt, kun je ook het effect van je beleid niet vaststellen.

Al snel echter werd ‘allochtoon’ in de dagelijkse omgangstaal niet meer zo gebruikt als de WRR had bedoeld. ‘Allochtoon’ werd steeds meer synoniem voor ‘problematische, onvoldoende aangepaste buitenlander’. In sommige kringen werd het zelfs een scheldwoord. Begrijpelijk en terecht groeide, zeker onder migranten, het protest tegen de term. Zo’n verschuiving van betekenis in negatieve richting zien we wel vaker optreden: ‘ouden-van-dagen’ werden ooit ‘bejaarden’, ‘bejaarden’ werden ’65-plussers’, ’65-plussers’ werden ‘ouderen’, ‘ouderen’ werden ‘senioren’ en binnenkort zal ook hier wel weer een nieuwe, politiek correctere term opduiken.

Toch vind ik het een grote verbetering dat ‘allochtoon’ als verzamelterm is verdwenen. Eigenlijk zou ik liever hebben gezien dat er helemaal geen alternatief was voorgesteld. Mijn belangrijkste argument daarvoor is dat de migrantenpopulatie in Nederland in de afgelopen tientallen jaren zo divers is geworden, dat het weinig zin heeft een overkoepelende term te hanteren om al die mensen aan te duiden van wie de wieg of die van minstens één van hun ouders in het buitenland stond. Intussen zijn dat er zo’n drieënhalf miljoen, zo’n 22 procent van de bevolking. Ik hoor daar zelf ook bij, omdat mijn vader bijna een eeuw geleden in het toenmalige Nederlands-Indië werd geboren, ook al woonde hij vervolgens bijna zijn hele leven in Nederland. Ahmed uit Syrië aan wie onlangs een status is verleend, hoort daar ook bij. Uiteraard voel ik me zeer solidair met de laatste, maar veel hebben we niet gemeenschappelijk behalve onze buitenlandse wortels.

Misschien moeten we er in Nederland helemaal vanaf om mensen met een migratieachtergrond in een afzonderlijke categorie te willen plaatsen. Begrijp me niet verkeerd, dit is geen pleidooi om etnische verschillen te ontkennen of weg te poetsen. Maar hebben we in Nederland niet vaak de neiging die verschillen te overwaarderen? Hoe vaak wordt iemand niet in de eerste plaats aangeduid met zijn of haar etnische herkomst, ook al doet die in de betreffende context helemaal niet ter zake? Mensen hebben veel meer kenmerken dan alleen hun etnische achtergrond of het feit dat ze een migratieverleden hebben. Waarom spreken we hen dan toch zo vaak uitsluitend dáárop aan?

Zelf heb ik al jaren geleden afgeleerd aan iemand te vragen waar hij of zij vandaan komt. Alleen als iemand er zelf over begint, vraag ik door. Het doet mij denken aan het verhaal dat een oud-politicus mij ooit vertelde. Op werkbezoek bij een basisschool vroeg hij een donker achtjarig jongetje: ‘Zo, en waar kom jij vandaan?’ Daarop antwoordde het jongetje in plat Rotterdams: ‘Ik? Nou, gewoon… uit Rotterdam.’ Soms vragen mensen dan nog door: ‘Ja, maar waar kom je echt vandaan?’ Dat deed de politicus niet en sindsdien heeft hij die vraag nooit meer gesteld. Ik ook niet.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -