Hoewel het opstootje alweer bijna vergeten is wanneer dit wordt gepubliceerd, wil ik toch terugkomen op de discussie naar aanleiding van de zogenoemde ‘Nashville-verklaring’. Even kort voor wie het niet gevolgd heeft: ongeveer anderhalf jaar geleden publiceerde een aantal christelijke groepen in de Verenigde Staten een verklaring, de zogenoemde ‘Nashville Statement’. Daarin werd betoogd dat christelijke beginselen dreigen te verdwijnen in de eenentwintigste eeuw en dat er een nieuw niet-christelijk mensbeeld ontstaat waarin de zogenoemde ‘complementaire visie’ op gender en seksualiteit verdwijnt. Deze visie houdt in dat mannen en vrouwen elk hun eigen plaats en rol hebben, in overeenstemming met Gods schepping. Dat betekent volgens de verklaring dat homoseksuele relaties, transgender-identiteit en andere seksuele identiteiten die afwijken van de complementaire visie, afgewezen moeten worden.
In Nederland sijpelde indertijd weinig door over de Nashville Statement en ook de talloze tegenacties in de VS haalden hier nauwelijks het nieuws. Dat veranderde toen er begin dit jaar een Nederlandse vertaling ervan werd gepubliceerd. Deze was ondertekend door een aantal predikanten en andere prominente figuren uit het protestantse volksdeel, waaronder SGP-voorman Kees van der Staaij. Het motief achter de publicatie wijkt niet wezenlijk af van de oorspronkelijke verklaring uit 2017. Binnen het christendom, net als overigens in andere religies, is er een groeiende trend in de richting van meer acceptatie van homoseksualiteit. De ondertekenaars maken zich hier grote zorgen over en willen met hun verklaring het tij keren.
Veel discussie die daarop volgde ging over de inhoud van het document en over de vraag hoeveel christenen de verklaring onderschrijven. En hoewel er van diverse kanten werd betoogd dat het om een minderheid ging, ook onder christenen, raakte Nederland niet uitgepraat over deze verklaring. Dat was wel ironisch. Veel reacties waren ingegeven door het idee dat dit soort christelijke opvattingen niet van deze tijd zijn en dat religie geen rol meer magen spelen in hoe we met elkaar omgaan. Maar waarom dan toch al dat misbaar als het om een minderheidsstandpunt gaat? Dat was overigens wel anders in 2002 toen de Marokkaanse imam Khalil el-Moumni voor de rechter moest verschijnen, omdat hij in een actualiteitenprogramma had verteld wat de Koran over homoseksualiteit zegt. Hij werd overigens vrijgesproken, omdat hij niet meer deed dan religieuze principes verwoorden. Toen was de reactie op zijn uitspraken vooral ingegeven door de ‘kwalijke en achterlijke opvattingen die van buiten tot ons komen via migratie’.
Maar in de huidige discussie is toch ook een aantal belangrijke zaken blijven liggen. Ten eerste, hoe we de Nashville-verklaring moeten zien tegen de achtergrond van de alom geprezen diversiteit in Nederland. Hoe seksuele geaardheid ook wordt gezien, het is onlosmakelijk verbonden met de eigenheid en de vrijheid die je als persoon moet hebben om naar eigen goeddunken te leven. Er zijn, om het anders te formuleren, verschillende opvattingen over het ‘goede leven’. Dat is de kern van zogenoemde inclusieve diversiteit. Iedereen verschillend, maar iedereen gelijk. Daar hoort ook bij dat je die eigenheid mag laten zien in het openbaar, uiteraard zolang je rekening houdt met anderen en binnen de wet blijft. ‘Homo’s mogen zijn wat ze zijn als we maar geen last van ze hebben’, is een even kromme redenering als zeggen dat je religieus mag zijn zolang je het maar achter je voordeur doet. Als je diversiteit hoog in je vaandel draagt, dan moet die voor iedereen gelden.
Dat brengt me bij het tweede punt, namelijk de botsing van principes. Bestaat er een hiërarchie van principes? Ja, maar die ziet er voor iedereen anders uit. Wat voor de een prioriteit heeft, is voor de ander bijzaak of volstrekt onbelangrijk. Dat is wat ik net beschreef als de verschillende opvattingen van het ‘goede leven’. Die variatie in opvattingen is onderdeel van de maatschappelijke werkelijkheid waarin we leven. De vraag is dan of er bepaalde principes zijn die universele waarde hebben en die altijd en voor iedereen gelden en boven die veelheid van overtuigingen uitstijgen. Dat kan zo zijn, maar wie bepaalt dan welke principes en waarden daarvoor in aanmerking komen? Staat dat idee niet op gespannen voet met inclusieve diversiteit? En krijgen die principes dan niet dezelfde onaantastbare status als ‘het woord van God’?
Dit soort vragen moet altijd worden gesteld en dat gebeurt ook, maar hoe los je het achterliggende dilemma op? Moet je hiervoor een abstract samenlevingsmodel ontwikkelen waar iedereen zich aan dient te houden, of moet je dit soort processen aan de samenleving overlaten? Ik kies dan voor het laatste. Orthodoxe christenen, conservatieve moslims, en andere groepen met opvattingen die anderen onacceptabel vinden, zijn nu eenmaal een onderdeel van de complexe werkelijkheid waarin we leven in dit land.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!