6.8 C
Amsterdam

Oorlog tegen IS: welke oorlog, wiens oorlog?

Thijl Sunier
Thijl Sunier
Antropoloog. Hoogleraar Islam in Europese Samenlevingen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies.

Lees meer

oorlog-Parijs-ThijlSunier.jpg
Foto: © AP

Daags na de aanslagen in Parijs verklaarde de Franse president Hollande de oorlog aan IS. In Nederland zei ook premier Rutte dat we nu in oorlog zijn. Maar, ”we zijn niet in oorlog met een geloof of de islam”, voegde hij daaraan toe. Wat mij verbijstert aan die oorlogsverklaringen is dat ze suggereren dat we pas nu in een conflict gerommeld zijn waar we part noch deel aan hebben. Verbijsterend en vooral cynisch. Taliban, al-Qaeda en IS zijn monsters die het Westen en Rusland mede gecreëerd hebben in een al decennia durende strijd om macht, invloed en natuurlijke hulpbronnen. Die oorlog is al lang bezig ten koste van vele duizenden onschuldige slachtoffers hoofdzakelijk in de regio zelf en het Westen neemt daar al lang aan deel.

Welke oorlog? Wiens oorlog?

Op het nieuws: beelden van oorlog in Brussel en Parijs waar de jacht op de daders van de aanslagen is geopend. Natuurlijk, die moeten gepakt en berecht worden, maar hoe zit het met die andere oorlog die maar niet op gang komt? De oorlog tegen de armoede en de ontluistering, zoals in de Parijse banlieus die volkomen aan hun lot zijn overgelaten en waar alle hulpprogramma’s door deze en de vorige Franse regering zijn wegbezuinigd. Hetzelfde geldt voor het Brusselse Molenbeek, waar in de afgelopen 20 jaar het weefsel van de samenleving is aangetast door neoliberale bezuinigingsdrift. Wijken en voorsteden waar een sociale muur omheen is gezet, uit de samenleving weggesneden als ”broeinesten”, ”sharia-driehoeken”, of hoe we die ook noemen.

In Nederland is het gelukkig anders, wordt dan gezegd. Dat is maar ten dele het geval. Gelukkig wordt hier nog wel gepraat en wordt gebruik gemaakt van bestaande informele netwerken, en worden signalen uit de buurt soms serieus genomen, maar anderzijds horen we buurtwerkers klagen dat veel specifiek beleid wordt wegbezuinigd omdat het teveel ”multicultureel pamperen” is. Ook de overduidelijke aanwijzingen van discriminatie van moslims op de arbeidsmarkt wordt onvoldoende serieus genomen.

Welke oorlog? Wiens oorlog?

Terwijl er althans in woord wordt benadrukt dat we niet in oorlog zijn met een geloof, is de praktijk dat Wilders nog harder schreeuwt dat terreur en islam hetzelfde zijn en dat kennelijk steeds meer mensen het met hem eens zijn. Maar zelfs als we de islamofobe uitspraken van Wilders en zijn aanhang negeren, dan blijft staan dat er sprake is van een groeiend wantrouwen tegenover moslims in onze samenleving. Dat is precies wat IS nodig heeft. Wat IS met deze aanslagen probeert te bereiken, is een wig drijven tussen moslims en niet-moslims in Europa. Terwijl met de mond beleden wordt dat we dat niet laten gebeuren, is de praktijk dat dat groeiende wantrouwen en islamofobie niet radicaal worden bestreden, maar juist aangewakkerd. Niet alleen opzettelijk door islamofobe extremisten, maar ook door zogenoemde goedwillende burgers. Moslims zijn al lang een onderdeel van deze samenleving. Dat is een keihard feit, maar kennelijk is het moeilijk om dat echt tussen de oren te krijgen van die goedwillende burgers.

Eén van de subtiele manieren waarop dat in talkshows en discussieprogramma’s gebeurt, is keer op keer bij ieder volgend drama de vraag ”waarom horen we zo weinig van moslims” te stellen. In plaats van de keuzes en opvattingen van vrijwel alle moslims tegen IS-terreur als vanzelfsprekend aan te nemen en hen als bondgenoten te zien in de strijd tegen dit kwaad, worden zij toch weer eerst even op het matje geroepen. Moslims wordt bij voorbaat het recht ontnomen om niets te zeggen over zo iets als deze aanslagen met als argument dat ze dan wel ”heimelijk zullen sympathiseren” met IS. Mij wordt als niet-moslim die vraag nooit gesteld, maar moslims moeten eerst weer iets bewijzen voordat zij mogen meepraten of juist zwijgen en zelfs dan blijft het wantrouwen. Ik onderschrijf de stelling van imam El Forkani dat dit het uitgelezen moment is voor moslims om te laten zien hoe hun religie zich ontwikkelt en welke discussies daarover onder moslims gevoerd worden, maar het moet een vrije keuze blijven of je daar wel of niet aan deelneemt. Die keuze mag niets te maken hebben met de vraag of je moslim bent of niet. Ik heb als niet-moslim die keuze wel, dus moet dat ook voor moslims gelden.

Welke oorlog? Wiens oorlog?

Als je zoveel mogelijk mensen, moslims en niet-moslims, bij dat radicale midden van burgemeester Van Aartsen van Den Haag wil krijgen, en als je wil dat het IS niet zal lukken een wig in de samenleving te drijven, dan moet wantrouwen en dubbele maatstaf tegenover moslims ook radicaal worden bestreden en moeten de islamofobe ‘profeten’ en andere haatzaaiers de pas worden afgesneden. Pas dan kan de echte oorlog tegen IS succesvol zijn.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe en voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -