6.8 C
Amsterdam

Chaja Polak: ‘Ik wilde iedereen vertellen dat ik niet achter de oorlog in Gaza sta’

Mariska Jansen
Mariska Jansen
Journalist & eindredacteur

Lees meer

Over 7 oktober en de oorlog in Gaza schreef Chaja Polak Brief in de Nacht. ‘Mensen zeggen tegen mij dat ze zich niet meer zo alleen voelen.’

Op haar tafel in de Amsterdamse woning staan schoteltjes dadels en chocoladerozijnen. Terwijl ze thee inschenkt vertelt Chaja Polak (83): ‘Mijn uitgever Eva Cossee vroeg me een essay te schrijven over wat 7 oktober en de oorlog in Gaza met mij doen. Zo ontstond Brief in de nacht. Ik was heel blij met haar verzoek, anders zou  ik maar door mijn huis hebben lopen ijsberen. Het is heel fijn om als schrijver de pen te kunnen grijpen.’

Polak maakte als Joods meisje de oorlog mee. Door toeval werd ze niet meegenomen door politieagenten die haar ouders hadden opgepakt op hun onderduikadres. Dezelfde avond nog  kwamen ze de kleine Chaja alsnog ophalen, maar zij was toen al door het verzet in veiligheid gebracht. Haar moeder kwam na de bevrijding terug uit concentratiekamp Auschwitz, haar vader stierf in Dachau.

Polak werkte aan haar essay Brief in de Nacht van december tot en met januari. Het verscheen in maart, maar de oorlog ging door. Datzelfde essay zou ze nu weer geschreven hebben, zegt ze. ‘Terwijl er steeds weer extreme dingen gebeuren. Bijna tot mijn verbazing, blijf ik achter mijn eigen tekst staan.’

Al zijn er natuurlijk veel gebeurtenissen geweest, zoals die rondom de wedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv op 7 november. Daarbij misdroegen Maccabi-supporters zich door racistische leuzen te roepen en jongeren uit te dagen. Een groep Amsterdammers ging op hun beurt op jacht naar Israëlische supporters in de stad. Dat werd door de Israëlische regering ten onrechte ‘antisemitische pogroms’ genoemd, woorden die werden overgenomen door Nederlandse politici en journalisten.

Wat hebben de rellen met u gedaan?

‘Veel. De ‘Jodenjacht’, zoals die genoemd werd, dat hit-and-run-gedrag van jongens op scooters, vind ik weerzinwekkend. Maar ik trek mij het gedrag van die Maccabi-aanhangers veel meer aan. Niet alle supporters hebben zich misdragen. Er waren ook gewone grootvaders met kleindochters en vaders met kinderen bij. Maar er was een kleine groep die zich zo ongehoord misdragen heeft. Dat Joden dit kunnen doen, kan ik niet verdragen.’

Wat grijpt u daarin zo aan?

‘Dat Joden die racistische, weerzinwekkende teksten schreeuwden. (De supporters maakten verwijzingen naar de oorlog in Gaza, riepen ‘dood aan Arabieren’ en zongen over dode kinderen, red.) Dat ze niet hebben geleerd van wat hun voorouders, grootouders of overgrootouders is aangedaan.

‘Die trauma’s gaan over van generatie op generatie dat weet ik uit ervaring’

‘Ik ben Joods, ik heb de Holocaust overleefd, mijn vader is vermoord, evenals een heel groot deel van mijn familie. Dan is het voor mij zo logisch, zo vanzelfsprekend, dat je nooit meer oorlog wilt. En conflicten die er zijn met behulp van de diplomatie tot een oplossing probeert te brengen. Dat je meeleeft met slachtoffers en nabestaanden, die allen met trauma’s opgezadeld worden. Die trauma’s gaan over van generatie op generatie dat weet ik uit ervaring.’

Maakte u antisemitisme mee in uw leven?

Als kind was er een buurvrouw die uit het raam hing en riep: “Ze zijn vergeten jou te vergassen.” Daarop ben ik maar naar huis gerend.

‘Ik woon hier in Amsterdam-Zuid. Dat is een veilige omgeving, er wonen veel Joden en linkse mensen. Er is tolerantie. Maar ik merkte tot mijn schrik dat ik me ongerust maakte over vriendinnen die een grote Davidster dragen, en dacht: zou je dat wel doen? (Polak draagt een klein gouden sterretje zichtbaar om haar hals).

‘Aan het begin van deze oorlog in Gaza, dus na 7 oktober, dacht ik dat iedereen mij medeschuldig achtte aan wat Israël aan het doen was. Ik wilde het liefst iedereen vertellen dat ik niet achter die oorlog stond. Zonder dat er een woord werd gezegd, hè? Maar dat gevoel had ik.’

Zo erg voelt u zich verbonden met Israël.

‘Ja. Daar komt het op neer. Blijkbaar is dat zo.’

Zijn er mensen in uw omgeving die vertellen over antisemitisme?

‘Ja, zelfs mensen die zich uitspreken over de oorlog in Gaza, en helemaal niet voor Netanyahu zijn, kunnen zulke bagger over zich heen krijgen. Dat is niet te geloven. Er is heel veel angst. Ik ken een jong Joods gezin in Buitenveldert dat echt heel bang is.’

Waar zijn ze bang voor?

‘Voor antisemitisme. Joden worden ten onrechte op het gedrag van Israël aangesproken. Ook kinderen op de basisschool en op de middelbare school. Je hoort over kinderen die door hun ouders van school worden gehaald en naar een Joodse school gebracht. Misschien is de angst groter dan nodig is. Maar er is angst.’

Chaja Polak. Beeld: Irwan Droog

Waarom is die angst zo groot?

‘Daarvoor moet je de geschiedenis in. In Nederland is in de Tweede Wereldoorlog 75 procent van de Joden vermoord. Er kwam maar een kwart terug uit de vernietigingskampen en de onderduik. Zij werden totaal aan hun lot overgelaten. Ik heb daar kortgeleden een roman over geschreven, Het verdriet van de vrede. De teruggekeerde Joden moesten zelf maar zien hoe ze weer een plekje vonden om te wonen, want hun huizen en spullen waren vaak ingepikt. Die kregen ze niet meer terug. Ze moesten soms zelfs achterstallige belasting betalen over de tijd dat ze in een concentratiekamp zaten. Er was een vrij vijandige tot onverschillige – of andersom, onverschillige tot vijandige – houding tegenover de Joden na de oorlog.

‘Op een gegeven moment werd het minder well done om je antisemitisme te uiten. Maar het was er altijd, hoewel jarenlang bedekt. Na 7 oktober, met name toen Israël begon zich excessief te verdedigen en aan te vallen, is dat laagje beschaving weggetrokken.’

Denkt u dat echt?

‘Ja, dat denk ik. Niet bij iedereen – ik wil helemaal niet generaliseren. Maar je kunt nu onder de paraplu van kritiek op Israël behoorlijk antisemitisch zijn. Aan de andere kant wordt terechte kritiek op Israël vaak afgedaan als antisemitisch.’

In uw essay staat u stil bij de gevolgen van de oorlog voor Israëliërs en Gazanen als de oorlog voorbij is.

‘Dat is wat me ook zo bedrukt. Slachtoffers in Israël en in Gaza – dat zijn er veel en veel meer – en in Libanon, zijn getraumatiseerd. Hun trauma wordt doorgegeven aan kinderen en kleinkinderen, dat hebben wij ondervonden na de Tweede Wereldoorlog. Als er vrede wordt gesloten in Gaza, zijn er massa’s therapeuten nodig. Maar die therapeuten, die mensen zo hard nodig hebben, zijn er niet.’

Heeft u zelf nog last van uw verleden?

‘Het heeft me wel gemaakt tot wie ik ben. Er is in mij een meer van verdriet. Dat wordt aangeraakt door deze oorlog. Het is heel fijn dat ik dit essay heb kunnen schrijven. Ik krijg zoveel mooie reacties. Mensen die zeggen dat ze zich niet meer zo alleen voelen. Ook hoor ik vaak: ‘Het heeft mij woorden gegeven voor iets waar ik zelf nog geen woorden voor had.”

‘Er is in mij een meer van verdriet’

U schrijft over familie in Israël die geen oog heeft voor de Palestijnse slachtoffers van de oorlog in Gaza. U hebt het daar moeilijk mee.

‘Ja, dat vind ik heel moeilijk, maar ik kan het ook begrijpen. Ze worden en voelen zich bedreigd. Israël heeft een kleine bevolking. Iedereen kent wel iemand die op 7 oktober is vermoord of gegijzeld, of er familie van is. Of ze kennen iemand die in het leger gewond is geraakt of gedood.

‘Ouders en grootouders van wie kinderen en kleinkinderen in het leger zitten, kunnen ‘s nachts van angst niet meer slapen. Op de Israëlische televisie en de radio is veel aandacht voor eigen pijn en verdriet. Maar vrijwel geen aandacht voor wat zich in Gaza afspeelt. Ik denk dat 95 procent van de Israëliërs dat ook niet echt weet. Haaretz, een goede linkse krant die wel over Palestijnse doden schrijft, is in de ban gedaan (door de Israëlische regering, red.). Al werd die krant maar door 5 procent van de Israëliërs gelezen.’

Hoe is het mogelijk dat ze daar niet bij stilstaan? Ze weten toch dat er voortdurend aanvallen zijn in Gaza.

‘Ze zijn zo in bezit genomen door hun eigen angsten en verdriet dat ze daar geen oog voor hebben. Zo werkt dat, leggen trauma-deskundigen uit. Ze zijn getraumatiseerd door 7 oktober en de omstandigheden die ik net beschreef. En een geschiedenis van vervolging.

‘Ze worden ook onvolledig en dus vals voorgelicht. Ze denken echt dat hun leger het meest humane op aarde is. En er alleen wordt gebombardeerd op plekken waarvan zeker is dat Hamas daar zit: wapenopslagplaatsen, een gangenstelsel, of wat dan ook.

 ‘Er zijn in Israël wel critici van de regering, maar zij hebben geen leven’

‘En het klopt ook dat Hamas onder ziekenhuizen gaat zitten, en onder scholen en in woonwijken. Maar de Israëliërs realiseren zich onvoldoende wat dat betekent voor de burgerbevolking. Er zijn in Israël wel critici van de regering, maar zij hebben geen leven – zij worden zwartgemaakt.’

Heeft dat Israëlische perspectief ook invloed op hoe mensen hier naar de oorlog in Gaza kijken?

‘Het zou kunnen dat als je hier woont en je hebt familie in Israël en je laat je heel erg leiden door wat zij daar zeggen, dat je daar naar kijkt zoals de gemiddelde Israëliër.’

U schrijft dat de sympathie van de Nederlanders bij de Palestijnen ligt. Ze kiezen een bepaalde kant. Ervaart u dat zo?

‘O ja, de stemming is heel anti-Israël op het ogenblik. En pro-Palestina.

‘Mijn missie is om uit te dragen: ga niet achter de ene of de andere vlag aan. Maak een verschil tussen leiders en regeringen enerzijds en de bevolkingen, die ook maar van alle kanten onvolledig worden voorgelicht, anderzijds. Sluit de rijen, ga de dialoog aan, en demonstreer samen voor vrede. Voor een Joods en voor een Palestijns land. Ga niet tegenover elkaar staan – dat is de oplossing niet.’

Er zijn ook veel mensen die juist vinden dat Nederland partij kiest voor Israël.

‘Nee, de regering kiest voor Israël, maar ik heb het over de Nederlanders. Wie ik ook spreek, bijna iedereen is woedend op Israël en heel begaan met het lot van de Palestijnen.

‘Ga niet tegenover elkaar staan – dat is de oplossing niet’

‘Ik bedoel, Hamas deugt van geen kanten. De bevolking in Gaza is de dupe van de politiek van Hamas, dat vóór 7 oktober al zijn eigen bevolking terroriseerde. Ze wisten ook goed dat Israël zich zou gaan wreken.’

Denkt u dat het mogelijk is om, zoals u voorstelt, samen de straat op te gaan?

‘Ja, en ik ben niet de enige. De mensen van Standing Together en Deel de Duif, en de schrijver Natascha van Weezel. Zo zijn er meer die zeggen: hou op met tegenover elkaar staan. Daar helpen we niemand mee. We kunnen noch in Israël, noch in Gaza iets doen. Maar we kunnen wel hier in Nederland de boodschap uitdragen: laten we ons verenigen tegen het geweld van een foute regering in Israël én in Gaza, want de bevolkingen zijn de dupe.

‘Na 7 november waren er eerst alleen extreme reacties. En al snel kwamen er stemmen op, ook van rabbijnen, die zeiden: deze weg is zinloos, het ligt genuanceerder, we moeten de dialoog voeren.

‘Burgemeester Femke Halsema is hiermee bezig. Ze houdt gesprekken in haar ambtswoning. Bij enkele daarvan was ik aanwezig. Ze nodigt moslims en Joden uit, Amsterdammers, en zoekt naar wat zij samen kunnen doen. Je kunt niet zeggen: ik houd mijn mond maar, we krijgen ze toch nooit bij elkaar. Dat heeft geen zin. Je moet het blijven proberen.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -