‘De linkse rebellen uit de jaren zestig en zeventig zijn voor een groot deel de nieuwe culturele elite geworden.’
De term ‘politieke correctheid’ is niet meer weg te denken uit het publieke debat over vrijheid van meningsuiting en vrijheid van expressie. Of het nu gaat over ‘koloniaal taalgebruik’, de islam of gendergelijkheid, de term komt voortdurend om de hoek kijken. De ene groep stelt dat alles gezegd moet kunnen worden en de andere groep wijst erop dat woorden kwetsend of zelfs racistisch kunnen zijn. Filosoof Gerben Bakker en religiewetenschapper Gert Jan Geling onderzochten dit fenomeen en schreven het boek Over politieke correctheid dat 15 september verschijnt. De Kanttekening sprak Bakker en Geling onder meer over de geschiedenis van politieke correctheid, de mogelijke gevaren ervan en wat politieke correctheid zegt over de heersende moraal van een land.
Wat is politieke correctheid precies?
Bakker: ‘Dat is niet zo eenvoudig vast te stellen, je bevindt je al snel op glibberig terrein. We zijn uiteindelijk uitgekomen op twee vormen: een dogmatische vorm die vooral gehanteerd wordt vanuit de social justice warriors en een conformistische vorm. Die eerste houdt in dat je als groepering of individu een morele correctie nastreeft in de samenleving. De groep ageert bijvoorbeeld tegen standbeelden of koloniaal taalgebruik. Dat hebben we dogmatisch genoemd omdat het voortkomt uit een moreel dogma. Een ideologie dus. Het tweede dat we zien is een conformistische politieke correctheid, die vorm was in Nederland sterk aanwezig voor de komst van Pim Fortuyn. Voor Fortuyn was het taboe om bepaalde zaken te benoemen. Mensen die conformistisch politiek correct zijn hebben de neiging om de werkelijkheid mooier voor te doen dan dat hij is uit angst om buiten de boot te vallen.’
Geling: ‘Het debat hierover is enorm gepolitiseerd. Op links wordt politieke correctheid gezien als een rechtse term die overal op wordt geplakt. Maar het is niet een exclusief links of rechts verhaal. Zowel bij links als bij rechts komt politieke correctheid voor. We noemen in ons boek als voorbeeld een artikel van de Correspondent waarin Rutger Bregman rechtse claims over de multiculturele samenleving als politiek correct betitelt. Dat heb ik zelf ook meegemaakt, bijvoorbeeld als ik niet onverdeeld negatief schrijf over de radicale islam, krijg ik de wind van voren. Mensen zeggen dan: ‘Hoe durf je dat te schrijven!’ Dat is dezelfde reflex. Dogmatische politieke correctheid zien we vooral op links terug en dan met name op de thema’s racisme, gendergelijkheid en islam. Conformistische politieke correctheid zien we samenlevingsbreed.’
Kun je eigenlijk wel iets wetenschappelijks zeggen over politieke correctheid, immers het wordt al snel politiek?
Bakker: ‘Sommige vormen van politieke correctheid zijn apolitiek. Je ziet bijvoorbeeld dat bedrijven politieke correctheid overnemen vanuit het publieke debat. Die doen dat niet vanuit een moreel argument maar meer vanuit een strategisch belang. Er zitten ook commerciële belangen aan vast. Daardoor is het ook lastig om te bepalen of het altijd echt puur politiek is. Wat wij benoemd hebben als conformistische politieke correctheid wordt door een andere wetenschapper politiek opportunisme benoemd. Dus dan beland je als snel in een semantische discussie. Dus nee, je kan het niet wetenschappelijk vast stellen, maar je kunt wel het fenomeen in kaart brengen aan de hand van actualiteit en er een grondige analyse op los laten.’
Geling: ‘We hebben bewust gekozen om zoveel mogelijk verschillende perspectieven erop los te laten. Ik denk dat het belangrijk is om continu met jezelf in discussie te zijn over waarom iets politiek correct is en waarom je dat denkt. Uiteindelijk gaat het niet om onze mening maar om onze observaties, we geven ruimte aan de lezer om zijn eigen oordeel er over te vormen.’
Hoe is die dogmatische politieke correctheid aan de linkerflank terechtgekomen, immers in de jaren zeventig was het toch juist links dat de heilige huisjes van rechts aanviel?
Bakker: ‘We zijn wat dat betreft schatplichtig aan het boek Correct uit 1997 van Herman Vuijsje. In zijn boek is dat proces al goed beschreven. Waar die omdraaiing vandaan komt zit hem vooral in het etnisch taboe. Er staat een voorbeeld in ons boek van de vroegere Amsterdamse burgemeester Van Thijn die in een speech spreekt over ‘Amsterdammers’ en ‘nieuwe Amsterdammers’. Hij werd onmiddellijk gecorrigeerd omdat die tweede groep net zo Amsterdams is volgens de critici als de eerste groep. Vuijsje is van de linkse generatie dus bij uitstek een man die dat proces van dichtbij heeft meegemaakt. Fortuyn protesteerde tegen het niet benoemen van problemen en tegen dat soort politiek correct taalgebruik. De aanhangers van het benoemen van problemen vonden hun tegenstander in de maatschappelijke elite die hoofdzakelijk progressief dacht.
Geling: ‘De linkse rebellen uit de jaren zestig en zeventig zijn voor een groot deel de nieuwe culturele elite geworden.’
Zijn de islamitische heilige huisjes van vandaag niet dezelfde als de christelijke heilige huisjes uit de jaren zestig en zeventig?
Geling: ‘Dat zou je je inderdaad goed kunnen afvragen. De huidige progressieve bovenlaag van de samenleving is nog steeds heel kritisch op christelijk Nederland, maar is dat toch in veel minder mate op islamitisch Nederland. Het argument is dan dat de islam gezien wordt als een minderheid en het al zwaar genoeg heeft. Het idee van machtsstructuren en het willen opkomen voor een minderheid heeft zijn oorsprong in de rebellie van de jaren zestig en zeventig.’
Bakker: ‘Politieke correctheid is een symptoom van de omwenteling van een maatschappelijk moraal, toch kun je daarmee het fenomeen niet helemaal vrijpleiten omdat er behoorlijk dwingende aspecten in kunnen zitten. Een probleem van de progressieve generatie uit de jaren zestig en zeventig is dat ze zich heel erg hebben geassocieerd met rebellie en daardoor menen alle ketenen van gezagsstructuren achter zich te hebben gelaten. Ze claimen als het ware een morele wildcard omdat ze altijd voor de vrijheid hebben gevochten. Dat die progressieve denkwijze een autoritair gezicht kon krijgen was wellicht ondenkbaar.’
Er zijn ook veel verworvenheden uit die rebellie voortgekomen. Zou je kunnen zeggen dat de maatschappij nu links is waardoor rechtse uitspraken nu sneller politiek incorrect zijn terwijl vroeger dat voor links gold?
Geling: ‘Ja, dat is zeker zo. Elke generatie reageert op de heilige huisjes van zijn tijd. Er ontstaan immers continu nieuwe heilige huisjes en nieuwe taboes. Dat is inherent aan het open samenlevingsideaal. Filosofen Hannah Arendt en Karl Popper wezen er al op dat de samenleving nooit af is. Op het moment dat er wordt gezegd dat de samenleving perfect is en niemand daar meer aan mag komen, begint de schoen te wringen. Dan zie je zelfcensuur opkomen en zie je dat politieke correctheid echt dwingend kan worden.’
Bakker: ‘Wat wel anders is in onze samenleving is internet, dat heeft als voordeel dat iedereen zich vrij voelt om alles te zeggen en daardoor heeft het internet ook taboes doorbroken. Zolang internet werkt als luis in de pels en dogmatische politieke correctheid blootlegt dan is dat positief. Tegelijkertijd is het ook totaal grenzeloos. Op het moment dat iemand in Nederland het woord nigga gebruikt in een klein blad zoals Eva Hoeke deed (Hoeke was hoofdredacteur van glossy Jackie, maar stapte op na internationale verontwaardiging van onder andere zangeres Rihanna over een artikel waarin het woord niggabitch werd gebruik, red.) ontstaat er internationaal ophef. Dat is een tekenend voorbeeld van hoe politieke correctheid door internet op een dwingende manier de hele wereld over kan gaan.’
Geling: ‘Door internet zie je dat een beweging als de social justice warriors in mum van tijd van de VS is overgewaaid naar onder andere Nederland. Daardoor ontstaan er in Nederland nieuwe taboes en heilige huisjes die er voordien niet waren.’
Bakker: ‘Internet heeft als bijeffect dat politieke debatten heel erg van ophef naar ophef gaan waardoor het debat verschraalt. Een samenleving die zich steeds van ophef naar ophef beweegt leidt er toe dat het ideaal van Arendt van een vrije open samenleving in gevaar komt. Een goede democratie is namelijk gebaat bij mensen die zich echt verdiepen in de materie en niet bij mensen die zich verschansen achter hun online identiteit. Dat is een reëel probleem dat samenhangt met politieke correctheid. Want hoe willen we politiek bedrijven? Politiek bedrijven heeft te maken met hoe we ons engageren met de wereld. Als het alleen betekent: ‘ik heb deze individuele identiteit en ik vind het belangrijk om de barricades op te gaan voor dit’, terwijl je even later weer heel iets anders vindt, dan is dat geen duurzaam engagement. Dan is dat alleen maar Twitter-ophef.’
Is politieke correctheid gevaarlijk?
Geling: ‘In algemene zin hoeft het niet gevaarlijk te zijn, bijvoorbeeld als politieke correctheid je leert nadenken over wat je zegt. Het kan gezond zijn om na te denken over je woorden die mogelijk mensen kwetsen. Op het moment dat het dwingend wordt, censuur afdwingt en daardoor het debat doodslaat dan is het zeker gevaarlijk.’
Is er een wereld mogelijk waarin niemand meer politiek correct is en iedereen zegt wat hij denkt? Of is politieke correctheid een must en moet je soms liegen om de samenleving dragelijk te houden?
Bakker: ‘Arendt stelde dat leugenachtigheid inherent is aan politiek. Het niet denkbaar dat de politiek alleen maar over de waarheid gaat, het gaat ook over belangen, waarden en fractiediscipline waarbinnen mensen zich moeten bewegen om de politiek überhaupt op een geordende manier te kunnen laten functioneren. Daarnaast is sociale wenselijkheid sowieso iets wat we nodig hebben. Je kan niet tegen jan en alleman zeggen waar het op staat. Elke uitspraak heeft ook een gepaste vorm van uitdrukking, we hebben allerlei registers om hetzelfde op verschillende manieren te zeggen. Dat is ook een blijk van intelligentie. We kunnen niet zeggen we schuiven dat aan de kant en we zeggen oprecht alles wat in ons opkomt. Dat kan absoluut niet.’
Geling: ‘Het hoort er inderdaad nou eenmaal bij, maar dat hoeft niet negatief te zijn. Politieke correctheid kan een manier zijn om rekening te houden met elkaar. In dat opzicht is het denk ik wel een must. Zodra het gaat om een taboe dat je zonder nadenken overneemt dan ontstaat er een probleem. Instanties als het Rijksmuseum en hogescholen nemen die taboes over in hun beleid. Wij werken op de Haagse Hogeschool en daar zijn sinds vorig jaar genderneutrale toiletten. Er was een activistische studentengroep die dat wilde, maar nu ze er zijn lijkt niemand er gebruik van te maken. De hogeschool heeft aan hun wens toegegeven, mogelijk omdat ze niet te boek wilden staan als transfoob. Ze zijn dus overstag gegaan uit angst om als fout gezien te worden. Het lijkt erop dat het vooral vanuit een bepaalde morele visie wordt gedaan en niet vanuit een reële behoefte.’
Begin dit jaar ontstond er ophef over een uitspraak van destijds Forum voor Democratie politicus Yernaz Ramautarsing over iq-verschillen. Hij heeft in een interview in 2016 gezegd: ‘Ik had ook graag gezien dat het anders was, dat zwarte mensen hyperintelligent waren, dat Surinamers het hoogste iq van de wereld hadden, maar dat is niet zo.’ Onder andere de leider van D66 Alexander Pechtold noemde de uitspraak racistisch. Later hebben verschillende wetenschappers bevestigd dat iq-verschillen er inderdaad zijn. Is dit een goed voorbeeld van politieke correctheid, aangezien het onderzoeken van mogelijke verschillen tussen volkeren een taboe bleek te zijn?
Bakker: ‘Ik vind het belangrijk dat er in ieder geval over gesproken wordt. Als er te snel wordt gezegd dat er sprake is van racisme dan kan je niet meer een discussie voeren over dit onderwerp en is het dus ook moeilijker om er nuance in aan te brengen. Immers, als Ramautarsing zegt dat er verschil is in intelligentie, dan klopt dat niet. Dat is niet aangetoond.
Geling: Er is verschil in iq en dat kan verschillende factoren hebben. Dat kan met de manier van testen te maken hebben en met de staat van ontwikkeling en voeding. Die verschillen zijn niet zozeer raciaal, maar stel dat die relatie er wel zou zijn, dan is natuurlijk de vraag wat kan je daar wel of niet over zeggen. Ik vind dat je overal onderzoek naar moet kunnen doen, maar ik denk ook dat er bepaalde grenzen zijn aan de vrijheid van meningsuiting. Bijvoorbeeld als uitspraken heel beschadigend zijn voor mensen. Er zullen altijd mensen zijn die zeggen ‘dit is belachelijk en dit klopt niet’, dat zag je ook in de discussie rondom iq-verschillen. Daardoor krijg je juist denk ik een vruchtbare discussie. Ik denk dat het heel onverstandig is om per definitie te zeggen dat zo’n discussie over iq-verschillen niet gevoerd mag worden. Je kan beter dit soort discussies inhoudelijk aangaan dan meteen er een morele kwalificatie aan te geven. Als je er een morele kwalificatie aan geeft dan voedt dat de gedachte dat de elite dingen wegstopt en het volk verbiedt om bepaalde dingen openlijk uit te spreken. Dat zag je ook bij de aanrandingen in Keulen tijdens Oud en Nieuw. Het was een taboe om over de etniciteit van de daders te praten, daardoor groeide het wantrouwen en werd de politie niet meer geloofd. Dit soort discussies kan je het best out in the open voeren, dan kunnen bepaalde onwaarheden ook getackeld worden.’
Gert Jan, het is van jou bekend dat je lid bent van D66. D66 wordt door veel mensen gezien als de politiek correcte partij bij uitstek. Is dat terecht vind je?
Geling: ‘Ja en nee. In andere progressieve partijen zie je ook die reflex van politieke correctheid. Aan de andere kant, het voorwoord is geschreven door prominente D66’er Boris van der Ham. Er zijn heel wat D66’ers die veel interesse hebben in het onderwerp en graag een boek als het onze willen lezen. Ook bij PvdA en GroenLinks zie je die twee stromingen, dus een stroming die vast wil houden aan taboes en een stroming die daar kritisch over na wil denken en het open debat daarover wil voeren. Ik denk dat het juist goed is om vanuit D66-hoek een aanzet te geven voor discussie hierover. Het zou goed zijn als de hele politiek hier op kan reflecteren en niet slechts één partij.’
Verschillen de huidige taboes sterk van de taboes van vroeger?
Geling: ‘De taboes die wij omschrijven hebben vooral te maken met rassenkwesties, genderidentiteit en islam. Voor een deel zijn er ook taboes geslecht op dat gebied. Bijvoorbeeld als het gaat om de relatie tussen criminaliteit en etniciteit. Die link was heel lang een groot taboe. Tegenwoordig kan je vrijuit zeggen dat bepaalde minderheden oververtegenwoordigd zijn in criminaliteit, er zijn nog steeds mensen die dat stigmatiserend vinden, maar het grootste taboe is er vanaf. In de jaren zeventig raakte criminoloog Wouter Buikuizen in opspraak, omdat hij de biologische factoren van criminaliteit onderzocht. Hij werd voor racist uitgescholden en hij verloor zijn baan. Zo’n man zou in de huidige tijd niet zijn baan verliezen denk ik. Aan de andere kant komen er natuurlijk ook nieuwe taboes bij. In ons boek laten we zien dat het debat over die taboes in volle hevigheid gevoerd wordt. Rechts Nederland schept soms het beeld dat niets meer gezegd mag worden. Die indruk hebben wij juist niet.’
Jullie gaven al aan dat veel van de huidige taboes zijn overgewaaid uit de VS. Is de VS politiek correcter dan Nederland?
Bakker: ‘Een verschil is dat zij wat betreft politieke correctheid heel erg kijken naar de vorm, zoals bepaald woordgebruik waar een taboe op rust. In Nederland kwamen we uit een situatie waarin Rob Oudkerk begin deze eeuw zonder al te veel ophef kon spreken over ‘kut-Marokkanen’, maar de VS heeft echt een sterke traditie in het afrekenen met zulk soort taalgebruik. De burgerrechtenbeweging vocht tegen zwarte mensen die achter in de bus moesten zitten. Dat kennen we minder vanuit de Nederlandse context. Taal is in Nederland lange tijd geen issue geweest, tot voor kort kon je nog prima het woord ‘neger’ zeggen. Dat is in een tijdbestek van enkele jaren razendsnel veranderd.’
Geling: ‘Dat vind ik overigens wel een positieve vorm van politieke correctheid, omdat die term door mensen uit die groep als kwetsend werd ervaren. Als een groep zegt ‘zo willen wij niet aangeduid worden’, dan is dat ook een vorm van zelfreinigend vermogen.’
Bakker: ‘Dat is waar, tegelijkertijd zien we ook dat dergelijk woordgebruik steeds minder gewogen wordt in de context. Gebruik je het woord, op welke manier dan ook, dan wordt je gelijk bestempeld als fout. Dan wordt dat normenkader je opgedrongen en dat is wel echt Amerikaanse invloed.’
Dat past niet bij Nederland?
Bakker: ‘Ik denk dat het niet wenselijk is. Het zorgt voor een verschaling van de discussie. Je komt in een situatie terecht waarin je verweten kan worden dat je als schrijver in je boek pas op pagina dertien een zwarte denker hebt opgevoerd. Dan ben je niet meer met de inhoud bezig, dan ben je alleen bezig met het tellen van mensen en of mensen wel de juiste woorden gebruiken. Dan kom je in een debat terecht wat identiteitspolitiek is, wat in feite alleen maar afleidt van het kern issue namelijk hoe gaan we om met een verleden dat voor sommige mensen kwetsend is en voor andere mensen niet. Zolang dat activisme volhardt in die dwingende moraal, kom je denk ik geen stap verder.’
Geling: ‘In de jaren zestig en zeventig was er natuurlijk ook polarisatie en dat is op zich niet slecht. Polarisatie kan een samenleving verder brengen, maar de vraag is wel hoe ver ga je daarin. Ga je zo ver dat je jouw moraal koste wat kost wil opleggen aan de maatschappij? Bij het woord ‘neger’ gaat het bijvoorbeeld terecht om een aanduiding over een groep die zelf niet zo aangesproken wenst te worden, maar je hebt ook het woord ‘wit’ in plaats van ‘blank’. Die laatste discussie wordt vanuit een heel ander perspectief gevoerd. De groep zelf wil over het algemeen helemaal niet als ‘wit’ aangeduid worden, maar ziet zichzelf als blank. Als je daar dan tegen ageert dan is er sprake van moreel absolutisme. Dan claim je dat er maar één juiste term is want blank zou per definitie koloniaal zijn.’
Bakker: ‘Onder andere het NOS-Journaal heeft de term wit al overgenomen, je kan je afvragen of dat een weloverwogen besluit is. Ze conformeren zich uit angst om incorrect te zijn aan een groep activisten, wat dat betreft werkt het taboe heel sterk. In dit geval tast het ook je zelfbeschikking aan, als je zelf niet meer kunt bepalen hoe je aangeduid wordt dan creëer je een vorm van polarisatie die onwenselijk is.’
Is het ook niet een probleem dat die activisten claimen te spreken voor de hele gemeenschap? Immers het woord ‘neger’ wordt niet door alle donkere mensen als kwetsend ervaren. Daarnaast ken ik donkere mensen die zich ergeren aan het woord ‘zwart’ dat net als ‘wit’ uit het Amerikaanse discours is overgenomen.’
Geling: ‘Zeker, daarmee ontken je dat er een sterke diversiteit is binnen een groep. Dat is niet goed voor het open debat omdat door die activisten er ook een homogeen beeld ontstaat over die gemeenschap bij de andere groep. Het wordt dan een discussie tussen twee groepen in plaats van een discussie tussen mensen met verschillende meningen. De indruk wordt gewekt dat de ene groep de andere groep iets wil opleggen terwijl dat helemaal niet persé het geval is. Uiteindelijk is het een klein groepje activisten dat iets eist namens een groep. Datzelfde zie je in de transgenderdiscussie waarbij een kleine groep activisten belangen van transgenders meent te vertegenwoordigen, terwijl er onder transgender helemaal geen consensus is over het nut van bijvoorbeeld genderneutrale toiletten. Immers veel transgenders zijn juist blij dat ze een aangesproken worden met het gender waarin ze zich thuis voelen.’
Dat klinkt als paternalisme.
Geling: ‘Dat is ook zo, anderen bepalen voor jou wat goed voor jou is. Bij veel vormen van politieke correctheid kom je paternalisme tegen.’
Is het ook niet politiek correct om te zeggen dat er niets racistisch is aan Zwarte Piet, omdat je daarmee het taboe dat er mogelijk racistische elementen aan de figuur kleven wil verbloemen?
Geling: ‘Dat denk ik wel. Zwarte Piet is een heilig huisje voor veel mensen. Je kan niet stellen dat de figuur door de geschiedenis heen nooit voorzien is van racistische elementen. Tegelijkertijd kan je zeggen dat de groep die verandering eist van de figuur dat doet vanuit moreel absolutisme dus net zo goed politiek correct is.’
Bakker: ‘Dogmatisme roept vaak dogmatisme op. Het verschil is alleen dat de mensen die pro-zwarte Piet zijn niet streven naar het correcter maken van de samenleving.’
Geling: ‘Maar dat dogmatisme zit wel heel sterk bij beide partijen, het is wel degelijk een taboe om kritiek te hebben op de figuur Zwarte Piet, hij wordt echt heilig verklaard door een groep mensen.’
Komt dat niet doordat er vandaag de dag minder sprake is van een nationaal gevoel en dus een gedeelde moraal als vroeger, waardoor heel veel verschillende groepen hun eigen moraal ontwikkelen en die centraal stellen?
Bakker: ‘Die discussie over het nationale gevoel vind ik persoonlijk een beetje onzinnig, omdat ik vind dat we heel duidelijk een nationale identiteit hebben, onderdeel daarvan is dat wij een open samenleving zijn met een liberale traditie. Dat betekent dat die open discussies nou juist heel kenmerkend zijn voor onze nationale identiteit. Juist als we dat zouden overhevelen aan identiteitspolitiek dan zouden we gaan zagen aan waar we filosofisch gezien vandaan komen.’
Geling: ‘Doordat er meer diversiteit is wordt je natuurlijk wel sneller geconfronteerd met hoe een ander denkt over jouw eigen heilige huisjes en taboes. Er komen meer diverse meningen die geuit kunnen worden in het publieke debat. Verschillende groepen worden steeds mondiger in dat debat, dat kan een hele positieve uitwerking hebben op de samenleving als geheel. Doordat iedereen vrij is om te zeggen wat hij wil zeggen is het onvermijdelijk dat mensen gekwetst worden. Wil je dat niet dan moet je de vrijheid van meningsuiting drastisch inperken. Bij de essentie van een diverse samenleving hoort dat je gekwetst kan worden. Dat is nu denk ik wel meer aan de hand dan in vroegere tijden.’
De cartoonwedstrijd van Geert Wilders is vorige week afgeblazen. Heeft Wilders gelijk als hij zegt dat moslims meer moeite hebben met politiek incorrecte meningen dan andere groepen?
Geling: ‘Zoals gezegd veel van de taboes uit de huidige tijd gaan over de islam. Moslims worden nog altijd vaak beschouwd als een gemarginaliseerde groep die bescherming verdient. Als er al kritiek op komt dan moet dat komen vanuit de eigen gelederen en niet vanuit de paternalistische blanke man is het idee. Dat is ook iets wat woedt in de wetenschap. Er zijn heel wat islamwetenschappers die naar onze maatstaven heel politiek correct bezig zijn, ze censureren zichzelf omdat ze geen foute mening willen verkondigen.’
Bakker: ‘Als je als wetenschapper het gevoel hebt dat je je niet kan begeven op een bepaald terrein omdat dat politiek incorrect is dan is dat heel problematisch. Je moet dan in ogenschouw nemen dat we denktradities hebben van filosofen die enorme risico’s hebben genomen door juist onafhankelijk te denken en taboedoorbrekend te zijn. Daarnaast geeft zon cartoonwedstrijd ook de diversiteit in de cultuur aan. Op het moment dat je als kunstenaar of als kunstinstelling een politiek rechts standpunt in zou nemen dan is de vraag in hoeverre je daarmee kunt overleven. Juist de rechtse kunstenaar zou vandaag het enfant terrible zijn.’
Het lijkt mij dat het kunstenaarsgilde bij uitstek politiek niet de heersende moraal moet verkondigen. Kunst reflecteert op de samenleving en een kunstenaar met bijvoorbeeld nazistische ideeën reflecteert heel anders op de wereld dan iemand met humanistische ideeën. Als kunst relevant wil zijn en tot nieuwe inzichten wil leiden dan moet het gemaakt worden vanuit verschillende perspectieven.
Bakker: ‘Die monocultuur is er in de kunstwereld en veel jongeren voelen zich daarom aangesproken tot de tegencultuur. Onder andere internetforum 4chan vormt al lang een platform waarbij de heersende moraal wordt uitgedaagd. Socioloog Jordan Peterson en Thierry Baudet verwoorden een mannelijke jongerentegencultuur en boeken daar succes mee. Hun onorthodoxe aanpak doet soms denken aan de nieuwe rechtse punk van deze tijd, ik denk dat we vanuit die hoek in de nabije toekomst veel gaan horen.’
Kortom GeenStijl en PowNed en de VPRO uit de jaren zeventig hebben iets met elkaar gemeen?
Geling: ‘Ja, dat is zo. Het is wachten tot PowNed of GeenStijl de drager wordt van de nieuwe heersende maatschappelijke moraal, dan zal er weer een nieuwe generatie opstaan die daar weer tegen ageert. Het is soms een cyclus van golfbewegingen.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!