Begin twintigste eeuw bekeerden enkele honderden Europeanen zich tot de islam. Wat dreef hun?
Umar Ryad (1975) is hoogleraar Arabistiek en Islamkunde aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij doet momenteel onderzoek naar Europeanen die zich in het begin van de twintigste eeuw bekeerden tot de islam. ‘Deze mensen werden een beetje verliefd op de islam’, zei hij onlangs in een onlinecollege van de Universiteit van Nederland. De Kanttekening sprak hem over hoe er in die tijd in Europa tegen bekeerlingen en de islam aangekeken werd en welke lessen daaruit te trekken zijn voor het heden en de toekomst.
Je spreekt over verliefdheid als je het hebt over de manier waarop Nederland omsprong met de islam begin twintigste eeuw. Waarom verliefdheid?
‘Verliefdheid is natuurlijk een heel onconventioneel woord om daarvoor te gebruiken, maar er zit wel een kern van waarheid in. Ik zeg niet dat alle Europeanen verliefd werden, maar voor bepaalde Europeanen gold dat wel.’
Hoe kwam dat?
‘Na de eerste Wereldoorlog voelden mensen in Europa zich verweesd, de oude ideologieën en religieuze opvattingen leken uitgewerkt en er werd gezocht naar een nieuwe basis om het leven richting te geven. Er werd gezocht buiten de bestaande culturele kaders, bijvoorbeeld in het boeddhisme. De islam kwam daarbij ook als optie naar boven. De interesse was zowel religieus als politiek van aard.’
Wat was de rol van de journalistiek in die tijd, hoe werd er geschreven over de islam in Europa?
‘Ze schreven graag over de islam en dan vooral in termen van een fanatieke godsdienst, als een overblijfsel van de Middeleeuwen. Maar tegelijkertijd waren journalisten in de jaren dertig vaak op zoek naar allerlei exotische verhalen over de islam. Zo kwamen ze ook uit bij de Nederlandse bekeerling Mohammed Ali van Beetem (1879-1938, red.). Hij was militair en leerde de islam kennen en bekeerde zich in 1931. De Haagse Courant deed verslag van zijn bekeringsceremonie en doet dat zeer gedetailleerd, ze beschrijven de rijsttafel, de wierook en de manier waarop Van Beetem de geloofsbelijdenis aflegt.’
Hadden dit soort bekeringen een politieke lading of werd het eerder gezien als een curiositeit?
‘Beide, soms werd de islam politiek gebruikt. Bijvoorbeeld in het geval van de tot de islam bekeerde Engelse baron Rowland Allanson-Winn (1855-1935, red.). Toen hij in 1923 op hadj ging deed hij dit in oriëntaalse kledij als symbool van de moslimwereld. Hij werd door de Britse inlichtingendienst op de voet gevolgd. Ook in het Nationaal Archief in Nederland vinden we documenten van de inlichtingendienst waarop Van Beetem wordt beschreven. Ze zagen hem als ongevaarlijk voor de nationale veiligheid, maar ze hielden hem wel in de gaten. Een ander voorbeeld is de tot de islam bekeerde arts Pieter Henricus van der Hoog (1888-1957, red.), nu bekend van de cosmeticaproducten onder de naam dr. Van der Hoog. Hij had een politieke rol in de gezondheidszorg, omdat hij als arts aangesteld werd in het Nederlands consulaat in Jeddah in Saoedie-Arabië. Hij was daar in de eerste plaats om pelgrims te checken op epidemieën als cholera, maar hij werd al snel gebruikt als bemiddelaar tussen beide landen. Hij ging zelf ook op hadj in 1935.’
Hoe oprecht waren deze bekeringen, wat was hun motief?
‘Ze zijn aangeraakt door de islam, maar cultureel gezien bleven het Europeanen. De bekeerlingen kwamen uit een select groepje intellectuelen, ze omarmden de islam gingen naar de moskee en op hadj, maar het is lastig te zeggen in hoeverre het ook echt praktiserende moslims waren. Wat we weten is dat ze vooral geraakt werden door de spirituele en filosofische kanten van de islam. Wat van belang is om te weten is dat de eerste actieve moslims in Nederland van de Ahmadiyya-beweging waren. Zij presenteerden de islam als een filosofie en als modern, de Nederlandse bekeerlingen namen dat over.’
Was die tijd niet juist heel erg anti-religieus? Immers Friedrich Nietzsche (1844-1900) had enkele jaren daarvoor nog gesteld dat God dood is.
‘Dat is waar, het is niet zo dat in de jaren dertig iedereen massaal zijn oren liet hangen naar de islam. We hebben het over enkele honderden bekeerlingen in heel Europa. In bepaalde kringen werd de islam gezien als een alternatief voor het door de filosofen zo sterk bekritiseerde christendom. In Berlijn bijvoorbeeld speelde de Joodse bekeerling Hamid Marcus een belangrijke rol. Hij was een queer moslim en kwam op voor de rechten van queers. De islam associeerde hij met vrijheid en legde verbanden tussen het werk Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832, red.) en de Koran. Er was duidelijk sprake van een netwerk tussen de Ahmadiyya in Europa en bekeerlingen.’
Een paar honderd jaar eerder, al in de achttiende eeuw werd de islam vaak geërotiseerd. Een voorbeeld daarvan is de opera Entführung aus dem Serail van Wolgang Amadeus Mozart (1756-1791) dat zich afspeelt in een Turks bordeel. Men dacht bij de islam vaak aan harems en seks. Speelde dat idee in begin twintigste eeuw ook nog een rol?
‘Het terugkerende thema in de jaren dertig was dat de islam een gewelddadige en vrouwonderdrukkende religie is, maar naast dat beeld werd ook inderdaad de seksuele kant van de islam uitgelicht. De manier waarop de islam werd geromantiseerd in films sprak destijds enorm tot de verbeelding. Met de komst van foto en film werd het vroegere exotische en erotische beeld in veel opzichten bevestigd. In het begin van de film werden er allerlei documentaires gemaakt over ‘andere volkeren’. In 1928 kwam de eerste documentaire over de hadj met de naam Het groote Mekka-feest, gemaakt door een Nederlander. Die documentaire werd in verschillende bioscopen vertoond. Arabist Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936, red.) en later Van der Hoog gaven daarbij de inleiding.’
De islam werd als een onbeschaafde religie gezien. Trok het daardoor ook losbandige types aan met een vrije seksuele moraal?
‘Nee, niet echt. Als christen waren sommigen juist erg vroom in de leer. Het was dan ook voor veel mensen echt een schrok dat deze mensen zich lieten bekeren tot de islam. Ze waren eerder spiritueel zoekend. Van der Hoog gaf aan ‘ik kan geen goede christen zijn, maar ik kan misschien wel een goede moslim zijn’.’
Hoe verging het de kinderen van deze bekeerlingen?
‘Geen van de kinderen, bij de bij mij bekende gevallen, heeft de islam overgenomen. De dochter van Van der Hoog, heet Fatima, maar ze is remonstrants geworden. Ik heb haar gesproken, ze zei tegen mij ‘mijn vader was moslim, maar onze moeder was atheïst, we werden vrij opgevoed, voor ons was het geen issue in huis’. Ik heb ook de kleinzoon van Van Beetem gesproken. Hij zei ‘ik wist dat mijn grootvader moslim was, maar daar werd nooit echt een punt van gemaakt binnen onze familie’.’
Tegenwoordig heeft de islam een centrale rol in het publieke debat. De associatie met terrorisme was er in de jaren dertig nog niet. Waren Europeanen daarom ontvankelijker om de islam te omarmen dan nu?
‘Dat vind ik moeilijk te zeggen. Feit is dat de islam zich nu anders manifesteert. De islam van nu is de islam van migratie. Er zijn allerlei economische en maatschappelijke problemen aan gekoppeld. Vluchtelingen en gezinnen van eerste en tweede ‘gastarbeiders’ zijn nu de vertegenwoordigers van de islam in Nederland. Ze maken gebruik van hun religieuze vrijheid en rechten, ze willen moskeeën en eisen een plek in onze samenleving. De islam van de jaren dertig was ver en tegelijkertijd dichtbij. Het was iets uit de koloniale gebieden en het was dichtbij omdat er een paar honderd Europeanen waren die de islam hier brachten. Omdat het om zo’n kleine groep ging was het geen enkel probleem voor de overheid dat er hier en daar een moskeetje werd gebouwd. Maar nu is de islam veel zichtbaarder en het is veel meer onderdeel geworden van onze maatschappij. Wat daar nog bij komt is dat mensen in de jaren zeventig massaal de kerk de rug toekeerden. Religie werd verdrongen naar het privédomein. Maar migranten maakten de islam juist zichtbaar in het openbare leven. Dat creëert een probleem. Vervolgens raken we in de jaren tachtig in grote economische crisis, het idee ontstaat dat vreemdelingen de banen inpikken. Vervolgens heb je het Arabisch-Israëlisch conflict, de oorlog in Afghanistan en de ontwikkeling van het islamisme dat uiteindelijk leidt tot tal van aanslagen. Ook in de jaren dertig was de islam politiek, alleen toen ging het over politiek ver weg, nu is het allemaal heel dichtbij. We bekijken de islam niet meer door een exotische bril.’
Het gedachtegoed van het islamitisch geïnspireerde terrorisme kreeg vorm begin twintigste eeuw. Jamal al-Din al-Afghani (1838-1897) en Mohammad Abduh (1849-1905) legden daarvoor de basis. Wat hun dreef was de vrijheidsstrijd tegen de koloniale bezetter in Egypte. Betaald het Westen nog steeds de prijs voor het feit dat ze Arabische landen heeft bezet?
‘Het salafisme zoals we dat nu kennen is inderdaad begonnen als een anti-koloniale beweging. Het interessante is dat het inhoudelijk gezien een progressieve moderne beweging was ten aanzien van de islam. Deze mensen probeerden in feite het modern-zijn en moslim-zijn met elkaar te verzoenen, ze gingen terug naar de bron om antwoorden te vinden voor de problemen van deze tijd. Het idee van een polygaam huwelijk werd opnieuw onder de loep genomen Maar de tweede en derde generatie salafisten na hen, reageerden heel polemisch op de liberale gedachten. Langzamerhand heeft een tak van deze vernieuwingsbeweging zich ontwikkeld in een heel militante vorm, die zich vooral richtte op het bestrijden van de Europese koloniale machthebbers en de eigen corrupte leiders. Europese landen hebben een dubieuze rol gespeeld als koloniale macht en in dat opzicht zou je de vroege islamisten kunnen betitelen als verzetsstrijders, maar dat het Westen het salafisme aan zichzelf te wijten heeft, is denk ik te hard uitgedrukt. Het is vooral veranderd in de jaren tachtig. Toen is Saoedi-Arabië moskeeën in Europa gaan financieren en Europese landen hebben dat toegelaten. Het Westen deed dat uit politiek pragmatisme, waarschijnlijk ingegeven door olie en andere handelsbelangen. Politiek pragmatisme zie je nu opnieuw in Syrië. Op den duur is dat altijd een kweekvijver voor allerlei problemen.’
Jij vergeleek de aanraking met de islam in de jaren dertig met verliefdheid. Hoe zou je de huidige toestand omschrijven, zitten we in een relatiecrisis of is er al sprake van een echtscheiding?
‘De echt militante vormen van de islam worden in Nederland gevoed door rechts-extremisme. De beide extremen houden elkaar in stand, ten koste van de gewone burger. In de islamitische wereld proberen de radicalen ook wanhopig het beeld in stand te houden dat Barack Obama en nu Donald Trump de vijand is van de moslims. Ze grijpen elke aanleiding aan om dat beeld te bevestigen. Terwijl jij en ik hier gewoon tegenover elkaar zitten. Ik ben allochtoon, jij bent autochtoon en we hebben geen enkel probleem met elkaar. Misschien hebben we verschillen van mening, maar we zitten wel gezellig koffie te drinken. Er zijn enorm veel mensen van goede wil die elke dag weer laten zien dat het kan. Hoewel de kloof tussen allochtoon en autochtoon nog steeds bestaat, ben ik hoopvol. Ik denk dat het soms meerdere generaties nodig heeft om muren te slechten.’
Wat kunnen we in dat opzicht leren van de jaren dertig?
‘De groei van nazisme, fascisme en ook radicaal-salafisme zijn producten van modernisering. Het is begin twintigste eeuw ontstaan doordat mensen geen houvast meer hadden en op zoek gingen naar radicale alternatieven. Vervolgens is het gefaciliteerd door politiek pragmatisme en toegepast door de internationale politiek. Het denken in korte termijn belangen over de hoofden van de burgers is heel gevaarlijk gebleken.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!