In tijden van politieke polarisatie en groeiend wantrouwen tegenover intellectuelen wint de literatuur van antifascistische Duitse schrijvers in ballingschap opnieuw aan betekenis. De verhalen van gevluchte schrijvers als Thomas Mann en Bertolt Brecht blijken onverminderd relevant.
De belangstelling voor schrijvers in ballingschap, de zogenoemde Exil-auteurs, is de laatste tijd opvallend gegroeid. Eerder dit jaar verscheen een Nederlandstalige heruitgave van Achtung Europa van Thomas Mann. En onlangs werd Gesprekken tussen vluchtelingen van Bertolt Brecht uitgebracht bij uitgeverij Jurgen Maas.

Het verbaast Katja Zaich niet. Zij promoveerde in 1999 op een proefschrift over Duitse podiumartiesten die na 1933 moesten vluchten naar Nederland en geldt sindsdien als een van de kenners van het onderwerp.
‘Het is weer actueel’, zegt ze. ‘Plotseling past het weer helemaal in onze tijd. Denk aan de politiek van Donald Trump in de Verenigde Staten, Geert Wilders in Nederland en de AfD in Duitsland. We zien opnieuw hoe democratieën onder druk komen te staan. En dan wordt het verhaal van de ballingen van toen opeens weer herkenbaar.’
Thomas Mann
De bekendste van die ballingen is zonder twijfel Thomas Mann, de belangrijkste schrijver van de Weimarrepubliek die in 1929 de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg. ‘Hij was van huis uit geen democraat’, legt Zaich uit. Zo verdedigde Mann in 1918 de oorlogsinspanningen van het Duitse keizerrijk en de zijns inzien superieure Duitse Kultur in het pamflet Betrachtungen eines Unpolitischen. ‘Maar in de loop van de jaren twintig, tijdens de Weimarrepubliek, is Mann van een onpolitieke conservatief in een liberale democraat veranderd. Hij ging echt geloven in de democratie. Dat had ook te maken met zijn werk als schrijver. In een democratie kun je vrij schrijven wat je wilt, in een autoritair geregeerde staat niet.’

In januari 1933 kwam Adolf Hitler aan de macht. Een maand later ging Thomas Mann met zijn vrouw op wintervakantie naar Arosa, in Zwitserland. Daar horen ze van hun kinderen Erika en Klaus dat ze niet terug moeten komen. Ze gingen eerst naar Sanary-sur-Mer in Frankrijk en daarna weer naar Zwitserland, naar Küsnacht bei Zürich. De Franse badplaats Sanary was populair onder Duitse intellectuelen. Ook de schrijvers Lion Feuchtwanger, Stefan Zweig en de Oostenrijker Franz Werfel kwamen daar.
Veel critici in Duitsland verweten Mann na de oorlog dat hij het land in de steek had gelaten. ‘Maar dat verwijt was onterecht’, zegt Zaich. ‘Hij was juist trouw aan zijn overtuiging dat een schrijver vrij moet kunnen denken.’ Wel had Mann de middelen – geld, roem, internationale contacten – om in het buitenland snel te aarden. ‘Dat maakte zijn ballingschap draaglijker dan die van anderen.’
Gebroken mannen
Niet iedereen had dat geluk. Toneelschrijver en dichter Bertolt Brecht, overtuigd communist maar nooit partijlid, vluchtte naar Zweden en later naar de Verenigde Staten. Erich Kästner, de beroemde kinderboekenschrijver van Emil und die Detektive en Der 35. Mai oder Konrad reitet in die Südsee, kon niet weg, hij was te veel gehecht aan Duitsland en aan de taal. ‘Zijn boeken werden verbrand. Hij stopte met kinderboeken schrijven en werkte anoniem aan filmscripts. Na 1933 is hij een gebroken man geworden.’

Sommige schrijvers bleven in Duitsland en probeerden zich aan te passen — de zogeheten Innere Emigration. ‘Dat is na de oorlog vaak verdedigd’, zegt Zaich, ‘maar in werkelijkheid was het nauwelijks mogelijk om in nazi-Duitsland werkelijk vrij te schrijven. Vooral als je met je schrijven geld wilde verdienen, moest je concessies doen, dat was onvermijdelijk.’
Er waren ook auteurs die probeerden neutraal te blijven, of zelfs met de tijdgeest meegingen. Dat werkte niet altijd. Jochen Klepper pleegde in 1942 samen met zijn vrouw zelfmoord, om te voorkomen dat ze werden gedeporteerd. Hans Fallada trok zich terug op het platteland en publiceerde pas na de oorlog zijn aanklacht tegen het naziregime.’
Volgens Zaich zijn juist in de ballingschap enkele van de beste boeken uit die tijd geschreven. ‘Van Lion Feuchtwanger bijvoorbeeld, met zijn roman Exil (1940), waarin hij direct verslag doet van zijn Parijse jaren. Of neem Konrad Merz, die in Nederland zijn Ein Mensch fällt aus Deutschland schreef. In Nederland waren twee uitgeverijen die veel Exil-werk uitgaven, Querido en Verlag Allert de Lange. Klaus Mann, een zoon van Thomas, bracht bij Querido van 1933 tot 1935 Die Sammlung uit, een tijdschrift voor gevluchte schrijvers. Onder andere Bertolt Brecht, Albert Einstein, Lion Feuchtwanger, Joseph Roth en Ernst Toller waren medewerker van het blad, maar ook internationale grootheden als André Gide, Ernst Hemingway, Aldous Huxley en Leon Trotski.
Niet alle ballingen konden het aan. ‘Ernst Toller en Stefan Zweig maakten een einde aan hun leven. De socialistische Toller pleegde in mei 1939 zelfmoord, mede omdat de Spaanse Republiek zich had overgeven aan Franco, waardoor hij alle hoop verloor. Zweig voelde zich diep ongelukkig in ballingschap in Brazilië. Hij kon zich niet aanpassen. Wij weten dat het naziregime twaalf jaar zou duren, maar dat wisten zij niet. Joseph Roth dronk zich dood, ook hij kon niet aarden buiten Oostenrijk.’

Thomas Mann had het wat dat betreft veel makkelijker. Hij werd overal uitgenodigd, had een groot netwerk. Hij emigreerde in 1938 van Zwitserland naar de Verenigde Staten en werd uiteindelijk Amerikaan.’ Maar als Amerikaan bleef hij kritisch. ‘In de jaren vijftig keerde hij zijn nieuwe vaderland de rug toe, vanwege het McCarthyisme en de heksenjacht op al dan niet vermeende communisten. Toch keerde hij nooit meer terug naar zijn oude vaderland.’ Mann overleed in 1955 in Zürich.
Zaich noemt ook Armin Wegner, de schrijver die tijdens de Eerste Wereldoorlog getuige was van de Armeense Genocide en Hitler in 1933 waarschuwde voor de vervolging van de Joden, omdat dit de Duitse cultuur zou verwoesten. Hij vluchtte naar Italië, dat weliswaar fascistisch was onder Benito Mussolini, maar veilig voor Wegner. ‘Ook was Italië toen trouwens nog relatief veilig voor Joden’, zegt Zaich. ‘En verder was Joegoslavië een toevluchtsoord voor sommige ballingen, uiteindelijk ook Latijns-Amerika en zelfs Shanghai.’
Leren van het verleden
De parallel met nu dringt zich op. ‘Vandaag zie je opnieuw dat intellectuelen onder druk staan. In de Verenigde Staten verlaten sommige wetenschappers het land. Denk hierbij aan historicus Timothy Snyder en politicoloog Jason Stanley die Yale vaarwel zeiden en naar Canada vertrokken. In het Republikeinse Zuiden van de VS worden geen boeken verbrand, maar wel verboden. Het werk van antiracistische schrijvers als Ibram X. Kendi mag niet meer gelezen worden, maar ook klassiekers verdwijnen van de planken. Dat is beangstigend.’
Is de Republikeinse Partij dan fascistisch geworden? Zaich denkt even na. ‘In zekere zin wel. Zodra een politieke beweging boeken wil verbieden, begeef je je op een glibberig pad, of je nu recht of links bent. Het communistische Oost-Duitsland verbood ook boeken, Nineteen Eighty-Four van George Orwell bijvoorbeeld, omdat het tegen totalitarisme was. En juist in Leipzig, op de Buchmesse, gingen mensen die verboden boeken uit de West-Duitsland toch stiekem meenamen.’
Wat kunnen we leren van die tijd? Zaich glimlacht somber. ‘Dat democratieën niet vanzelf blijven bestaan. En dat ballingschap geen luxe is, maar een vorm van noodzaak. Thomas Mann of Hannah Arendt werden na de oorlog niet door de Amerikanen gevraagd om ‘maar weer terug te gaan en je land helpen opbouwen’. Dat zou ondenkbaar zijn geweest. Maar vandaag hoor je politici, zelfs in Duitsland, zeggen dat Syrische vluchtelingen eigenlijk wel terug kunnen en dat het zelfs hun vaderlandse plicht was om hun land weer te helpen op te bouwen. CDU-kanselier Friedrich Merz zei dat onlangs. Dat doet pijn. Alsof we niets geleerd hebben van de geschiedenis.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!

