12.2 C
Amsterdam

Half Japans, ‘niet echt Japans’

Jaime Donata
Jaime Donata
Journalist gespecialiseerd in kunst & cultuur en politiek.

Lees meer

‘Mijn ultieme doel is om alle mogelijke, honderdtweeënnegentig gemengde Japanse nationaliteiten voor mijn lens te krijgen, al besef ik dat ik een half-Japanse Liechtensteiner misschien nooit zal vinden.’

Hafu’s, Japanners van gemengde afkomst, hebben het niet altijd gemakkelijk in het relatief homogene Japan. De Kanttekening sprak de Japans-Belgische fotograaf Tetsuro Miyazaki (39) over zijn project Hafu2Hafu, waarin hij mensen met een Japanse en een niet-Japanse ouder uit zo veel mogelijk verschillende landen fotografeert en met hen in gesprek gaat over wat het betekent om hafu te zijn. Met een Japanse vader en een Belgische moeder, opgroeiend in Brussel, leefde Tetsuro eigenlijk altijd tussen twee werelden in. ‘Ik werd niet als volwaardige Belg beschouwd en voor een ‘échte’ Japanner kon ik in Japan ook zeker niet doorgaan.’

Waar merkte je dat aan?
‘Als ik als kind bijvoorbeeld ging voetballen met vriendjes, wilde ik voor België uitkomen. Die waren toen heel sterk, veel beter dan het Japanse voetbalteam, maar dat mocht dan niet. Ik moest Japan zijn, wat ik niet tof vond. Het is maar klein en iets kinderlijks, maar het laat wel gelijk zien hoe je op basis van je uiterlijke kenmerken zelfs al op jonge leeftijd in een hokje gezet wordt. In Japan werd ik simpelweg gaijin, buitenlander, genoemd door familieleden en vrienden. Dat is een redelijk algemeen geaccepteerde en vaak gebruikte term. Daar had ik niet zo’n moeite mee, tenslotte kwam ik ook uit België.’

Heb je nu wel moeite met deze term?
‘De lading van het woord gaijin is aan het veranderen. Je merkt nu dat mensen er wat negatiever naar kijken, omdat je iemand ermee in de hoek zet. Je zegt als het ware ‘je bent niet een van ons’. Ik heb altijd een groot deel van mijn identiteit ontleend aan mijn afkomst. Mijn vader was door de Japanse karatebond naar België gestuurd om daar karate te verspreiden. Dat sprak voor veel mensen tot de verbeelding en het was ook wel iets interessants. Het half-Japanse maakte me natuurlijk ook wel bijzonder, net een beetje anders. Zoiets kan ook negatief uitpakken – zo heb je in je vriendenclubje ook altijd wel een ‘rooie’ en ‘die met die bril’ die ook een beetje anders zijn – maar ik heb er nooit last van gehad. Ik heb me nooit uitgesloten gevoeld, waardoor het me eerder een sterke positie heeft gegeven. De term gaijin zag ik dus ook eerder als geuzennaam.’

Wanneer ben je je meer in hafu‘s gaan verdiepen en kwam je meer in aanraking met de negatieve kanten van het half Japans zijn?
‘Naarmate ik ouder werd ging ik me er meer in verdiepen. Vooral toen mijn Nederlandse vriendin in verwachting raakte van ons eerste kind, nu zo’n drie jaar geleden. Ik kreeg toen allerlei vragen over hoe we ons kind gingen opvoeden: krijgt ze een Japanse naam? Welke talen gaan we haar leren? Zelf ben ik met vier talen opgevoed: Nederlands, Frans, Japans en Engels. Dat zette mij wel aan het denken, omdat mijn keuzes nu ook gevolgen zouden hebben voor het identiteitsgevoel van mijn dochter. Uiteindelijk hebben we haar een Japanse naam gegeven die vrij westers klinkt, Yuna, en spreken we Nederlands met haar.’

Wat vinden mensen ‘typisch Japans’ aan je?
‘Ik vouw mijn plastic tasjes altijd in driehoekjes, gewoon omdat ik dat efficiënt vind. Mijn vader deed dat vroeger ook. Mensen denken dan al snel aan origami (Japanse papiervouwkunst, red.) en zien het als iets echt Japans, maar misschien ben ik gewoon raar en compulsief, haha. Daarnaast denk ik dat ik vrij gereserveerd ben. Maar grappig genoeg vinden ze in België juist dat ik een grote bek heb, waarschijnlijk omdat ik al heel lang in Nederland woon en iets van de Nederlandse directheid heb overgenomen. Karaktereigenschappen en gewoontes worden bij mij al snel aan een culturele achtergrond toegeschreven. Deze observatie vormde ook het startpunt van mijn fotoproject Hafu2Hafu. Ik wilde wel eens weten of ik hierin de enige was en hoe anderen daarmee omgaan.’

Hoe pakte je dat aan?

‘In de zomer van 2016 ben ik in Amsterdam begonnen met het interviewen van Japans-Nederlandse mensen om te kijken hoe zij hun identiteit beleven. Wat hadden zij gemeen in hun ervaringen, waar lagen de verschillen en hoe ontstonden die verschillen? Het ‘hafu-zijn’ werd zeer verschillend ervaren: sommige halve Japanners hadden echt een identiteitscrisis, anderen waren juist superblij. Soms zag je binnen een gezin enorme verschillen. Het format was geboren.’

Hoe ziet dat format eruit?
‘Ik spreek iedereen die ik ga fotograferen een uur en het onderwerp dat het meeste naar voren komt, wordt een vraag: een distillaat van het gesprek. Daarna maak ik een foto van de geïnterviewde persoon, waarbij ze moeten nadenken over hun vraag wanneer ze de lens inkijken. Deze vraag plaats ik als onderschrift bij de foto. Ik laat bewust het interview achterwege voor de kijker, dat is slechts ter voorbereiding op de foto. Doordat we alleen de vragen met de foto’s overhouden, verplicht ik de kijker om zelf na te denken over het onderwerp. Hierdoor ontstaat een dialoog. Verhalen zijn vaak ook tijdsgebonden – een vraag is eeuwig. In plaats van mensen vast te zetten in hun verleden, maak je ze katalysator van een gesprek: de kijker moet aan het denken worden gezet in plaats van dat hij slechts gaat consumeren.’

En toen?
‘Nadat ik de ‘Nederlands-Japanse’ foto’s had gedeeld op internationale Facebook-groepen voor mensen die half-Japans zijn – en daarvan zijn dus zevenduizend mensen lid over heel de wereld – kreeg ik reacties op die vragen uit allerlei landen. Ik vond die interactie heel interessant. En toen werd ik uitgenodigd om iets te komen vertellen over mijn project in Los Angeles, daar zit een van de grootste gemeenschappen van Japanse migranten. Er bestaat daar bijvoorbeeld een stadsdeel dat Little Tokio heet. Daar kwam ik voor het eerst ook in contact met niet-westerse half-Japanners: een half-Ghanees, een half-Senegalees, een half-Venezolaan. Ondanks het feit dat er veel herkenning was, hadden zij toch wel een andere kijk op het half-Japans zijn. Het is echt wel anders om half-wit of half-zwart Japans te zijn. Toen stelde ik voor – het was geloof ik drie uur ‘s nachts in een karaokebar – om alle aanwezige hafu-nationaliteiten vast te leggen.’

Wat leverde dat op?
‘Het verhaal werd nog complexer. Het land waar je andere ouder vandaan komt is ook een belangrijke factor, maar ook de vraag of je in Japan bent opgegroeid. De naam die je hebt, of je ouders nog bij elkaar zijn. Als je een ouder mist, krijg je vaak weinig mee van de andere cultuur. Je wordt monocultureel opgevoed in een multi-raciaal lichaam. Je leeftijd speelt ook mee. Tijdens of net na de Tweede Wereldoorlog was het bijvoorbeeld heel anders om half-Japans te zijn. Je was overal een kind van de vijand – in Japan zelf, maar ook in het buitenland. Nu heb je de tentoonstelling Cool Japan in het Tropen Museum. Ik ben nog genuanceerder geworden dan ik al was. De nieuwe vragen zetten mij ook zelf weer aan het denken over zaken waar ik nooit echt mee bezig was.’

Hoezo?
‘Eén van de vragen die iemand had bedacht was bijvoorbeeld ‘heb je er wel eens meer of minder Japans willen uitzien?’ Daar had ik eerder nog nooit over nagedacht, maar opeens herinnerde ik mij: toen ik twaalf jaar was, wilde ik een bepaalde periode altijd in een korte broek naar school, omdat dat in Japan gebruikelijk was, ook al is het min tien graden. Een andere vraag was ‘zien jouw ouders elkaars cultuur als evenwaardig?’ Daar moest ik echt even over nadenken. Vragen die je zelf nooit hebt bedacht, maar die ook heel lastig naast je neer te leggen zijn.’

En nu?
‘Intussen heb ik al meer dan honderddertig Japanse hafu’s geïnterviewd, in tweeënnegentig verschillende ‘etnische’ combinaties. Mijn ultieme doel is om alle mogelijke, honderdtweeënnegentig gemengde Japanse nationaliteiten voor mijn lens te krijgen, al besef ik dat ik een half-Japanse Liechtensteiner misschien nooit zal vinden.’

De foto’s en vragen van Tetsuro Miyazaki en zijn hafu’s zijn te zien op de website hafu2hafu.org

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -