Theatermaker Melih Gencboyaci is geboren in Duitsland. Hij verhuisde op zijn achtste naar Turkije en kwam in 2004 naar Nederland. In Duitsland had hij nare ervaringen met rechts-extremisten en in Turkije is hij als homoseksueel niet geaccepteerd. De Kanttekening sprak hem over zijn worsteling met identiteit.
In de theatervoorstelling Vijfduizendtweehonderdwoorden neemt Melih Gencboyaci (Pirmasens, 1977) de bezoeker mee in de wereld van nieuwkomers. Een nieuwe taal leren gaat meer dan over woordjes stampen. Voor de voorstelling volgde Gencboyaci een jaar lang de taalontwikkeling van een groep migranten en putte uit zijn eigen ervaringen. ‘Iedereen heeft de taalcursus gevolgd, maar gewoon met een Nederlander in gesprek gaan, dat is een enorm grote drempel.’
Hoe kunnen we die drempel wegnemen?
‘Taalwetenschappers die ik sprak zeiden dat er een veilige zone nodig is waarin nieuwkomers kunnen spelen met taal, zonder de angst fouten te maken. Ze hebben last van faalangst. Ze hebben vaak alles achter zich gelaten en ervaren een grote druk om het goed te doen. Er zijn natuurlijk ook taalkundige hindernissen. De u-klank bestaat in het Arabisch niet. Vluchtelingen uit Syrië hebben grote moeite met woorden als ‘nu’ en ‘buurthuis’. Mijn voorstelling is een ruimte waar mensen zich door herhaling de taal eigen kunnen maken. Nieuwkomers en Nederlanders proeven als het ware samen woorden en nemen de tijd voor elkaar. Eigenlijk zou het in het gewone leven ook zo moeten zijn. Ondanks de bijna miljoen vrijwilligers die iets doen met nieuwkomers, lukt het ze niet zo goed om contact te leggen met Nederlanders.’
Waarom niet?
‘Op het moment dat ze Nederlands proberen te spreken, wordt er meteen naar het Engels overgeschakeld, waardoor je de taal niet kunt oefenen. Of ze stuiten op iets wat mij en veel ‘nieuwe’ Nederlanders vaak overkomt: witte mentaliteit. Als je met een onbekende een gesprek wil voeren, moet je eerst door vele lagen heen voordat je echt contact hebt en kunt zeggen ‘leuk om met jou kennis te maken’. Ik ben van Turkse afkomst en homoseksueel. Als ik naar een gaybar ga om een biertje te drinken, is één van de eerste vragen ‘wat vind je van Erdogan?’ Dan denk ik, euh ik vraag aan jou toch ook niet wat je van Rutte vindt. Natuurlijk, ik begrijp die vraag wel, mensen willen hun kennis en interesse tonen en maken zich zorgen. Ze vragen zich af wie je bent. Ik snap de islamofobie, de angst voor vluchtelingen; de welvaart van Europa gaat achteruit. Maar mijn identiteit is bijna een taak geworden, ik moet voortdurend verantwoorden wie ik ben.’
Is de Erdogan-vraag onbeleefd?
‘Ik vind het niet onbeleefd, maar als je vaak op afkomst wordt aangesproken, ga je je een buitenstaander voelen. Door die vragen maak je iemand tot een ‘ander’. Dat zinnetje: wat spreek jij goed Nederlands. Goed bedoeld hoor, maar ik vraag me dan toch af, voeren we nu een gesprek tussen twee gelijken of neem je een bovenpositie in? Maar ik herken het ook. Toen in de jaren negentig de Bulgaarse Turken naar Turkije terugkeerden, spraken ze Turks met een bepaald accent. En dan zeiden wij, je spreekt echt héél goed Turks. Ik heb met mezelf afgesproken dat ik bepaalde woorden niet meer gebruik. Autochtoon, allochtoon, ik voel me niet meer aangesproken. In de voorstelling zoeken we naar andere formuleringen. De media berichten heel vaak negatief over migranten. Terwijl er zo veel prachtige mensen zijn die hun best doen en zich verbonden voelen met Nederland. Daar wordt niets of weinig over gezegd, heel jammer.’
Je voorstelling gaat over het verlies van een oude en het verwerven van een nieuwe identiteit, hoe doe je dat?
‘Op het moment dat je de keus maakt om naar een ander land te gaan, begint een soort rouwproces. Je weet dat het nooit meer wordt zoals het was. Je laat een stukje van jezelf achter. Maar dat is niet alleen maar donker. Het is ook mooi, je wordt opnieuw geboren. Ik ben in 2004 naar Nederland gekomen. Ik wilde graag heel goed Nederlands spreken, omdat ik wil meedoen, hier wil zijn. Er is ook geen weg terug, ik heb mijn Turkse nationaliteit opgegeven. Alles wat ik ben communiceert niet meer met mijn vaderland. Kunstenaarschap, homoseksueel en seculier zijn. Maar dat betekent niet dat ik hier nergens tegenaan loop. Ik kom uit een wij-cultuur en dit is een ik-cultuur. In Turkije leggen kinderen elke vrijdag en maandag een eed af op school. Een nationalistische gelofte over Turk-zijn, over grotere idealen dan jezelf. In de voorstelling vraag ik me af of je eigenlijk wel volledig Nederlander kunt worden als je zo geïndoctrineerd bent. Ik weet het niet.’
Er zijn ook veel mensen met een Turkse achtergrond die Nederland juist verlaten, omdat ze zich hier niet meer thuis voelen. Wat vind je daarvan?
‘Dat is zo’n vraag. Ik pas niet in het clichébeeld, maar ik moet me er voortdurend toe verhouden. Ik praktiseer de islam niet. Niet dat ik niet islamitisch ben opgevoed, jawel, maar ik geloof niet in God, Allah of wat dan ook. Dat ik Turkse ouders heb, bepaalt niet mijn wereldvisie, ik loop niet met een vlag over de Erasmusbrug. Ik ben geboren in Duitsland en op mijn achtste verhuisd naar Turkije, ik ben een vrucht van Europa.’
Waarom gingen jullie terug?
‘In de jaren tachtig, net voor de val van de Muur, was er een economische crisis in Duitsland. Mijn vader was één van de eerste gastarbeiders en had samen met mijn moeder een eigen kleermakerij. Toen ik zeven was, ben ik ontvoerd door rechts-extremisten vanaf het schoolplein, omdat ik Turks was. Uiteindelijk ben ik na een politieoperatie weer bevrijd. Dat heeft iets teweeg gebracht, waardoor mijn ouders weer terug naar Turkije zijn gegaan. Ze wilden ons op laten groeien in de Turkse cultuur, ze voelden zich niet meer veilig in Duitsland.’
Hoe was het om in Turkije te zijn?
‘Dat was heel ingewikkeld. Turks is een poëtische taal, met wortels in Midden-Azië. Gunes bijvoorbeeld betekent zon, maar komt oorspronkelijk van gune isimak en dat betekent ‘glanzend naar de dag ontwaken’. Supermooi, maar de overgang van een efficiënte taal als Duits is erg lastig.’
En cultureel?
‘Ik was een buitenbeentje. Ik wist al jong dat ik homo was, mijn ouders ook, maar ze wisten niet goed hoe daar mee om te gaan. Ze wilden mij weerbaar maken en stuurden me naar een school waar alleen jongens op zaten, een vooropleiding van de militaire academie. Ik heb er veel testosterongevechten gehad. De Turkse cultuur is mannelijk. Eer, trots en macht staan centraal. Als je niet past in dit stereotype beeld dan hoor je er niet bij. In Turkije is de afgelopen vijftien jaar zo veel veranderd. Eindelijk is de aap uit de mouw gekomen. Het is zo snel gegaan en tegelijk zo geleidelijk, dat je alleen maar met open mond kunt toekijken. De machtsstrijd in Turkije, tussen Europa en Turkije, het Midden-Oosten en Turkije, het komt allemaal voort uit die machocultuur.’
Wat voor cultuur hebben we in Nederland?
‘Het is toch fantastisch hoe we hier leven met zijn allen! We klagen veel, maar we zien niet hoe vrijgevochten we zijn. Als je het over genderdiversiteit hebt: hier kán dat. Celine, één van mijn muzen uit de voorstelling, is vanuit Jordanië naar Nederland gevlucht, omdat ze transgender is. Ze is in transitie van man naar vrouw. Tegelijkertijd leert ze een nieuwe taal, dat vind ik superfascinerend. Omdat ze er zo’n afstand tot heeft, kan ze de taal goed analyseren. Ze ziet Nederlands als een vrouwelijke taal, want zo zegt ze ‘een groep mannen duidt je ook aan als zij’. In het Frans bijvoorbeeld is dat niet zo. Zodra er bij een groep van 99 vrouwen één man bijkomt is het il. Ik ben opgevoed met een ideaal van wat ik wel en niet hoor te zijn. Maar die adellijke Ottomaan, die witte Turk, dat ben ik helemaal niet. Wie ben ik dan? Geen idee. Misschien wel niets, een soort kwal, een soort overbewustzijn. De laatste tijd ervaar ik berusting. Ik hoef niets te zijn. Dat geeft vrijheid want dan ben je ook niet in gevecht met die witte mentaliteit. Het gaat om het ontdoen van al die zelfstandig naamwoorden. Daar ben ik wit en hier ben ik allochtoon, maar wat als dat allemaal wegvalt, wat blijft er dan over? Dan begint het gesprek. Want dat gevoel dat jij hebt, heb ik ook. Er bestaat geen zwarte of witte angst, angst is angst.’
De voorstelling Vijfduizendtweehonderdwoorden is van 18 tot en met 21 mei te zien in het theater Ostade in Amsterdam.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!