Turkije bereidt zich voor op een nieuw militair avontuur in Noord-Syrië. President Erdogan meldt alvast dat hij daarvoor niet op Amerikaanse toestemming gaat wachten.
Vorige week noemden de Verenigde Staten de berichten over een aanstaande nieuwe Turkse campagne in Noord-Syrië ‘een bedreiging voor de regionale stabiliteit en de Amerikaanse troepen in dat gebied. We maken ons ernstig zorgen’.
Maar die waarschuwing slaat Turkije, een NAVO-bondgenoot van Amerika, dus in de wind. ‘Terreur valt niet te bestrijden met het wachten op toestemming van wie dan ook’, zei Erdogan gisteren. ‘Als zij (de Verenigde Staten, red.) hun taken in de strijd tegen terrorisme niet volbrengen, dan doen we dat zelf wel.’
In Noord-Syrië is de Koerdische militie YPG actief, die Turkije beschouwt als een zusterorganisatie van de PKK, de militante Koerdische beweging die op de terreurlijst staat van Turkije, de VS en de EU. Het Westen maakt daar een onderscheid in en ziet de YPG als een cruciale partner in de strijd tegen IS.
Niet alleen de VS is gealarmeerd over de Turkse spierballentaal, ook Rusland is bezorgd en heeft al extra troepen gestuurd naar Qamishli-airport en Hasekeh, twee plaatsen waar de Russen het Syrische regime steunen.
De Turkse invasiedreiging komt op een gevoelig moment voor de NAVO, die bezig is met een lidmaatschapsaanvraag van Finland en Zweden vanwege de Russische inval in Oekraïne. Erdogan steekt daar een stokje voor, omdat hij die twee landen beschuldigt de PKK te steunen.
Intussen hebben de Syrische rebellen, die door Turkije worden gesteund, verklaard ‘gereed’ te zijn om wederom het Turkse leger te helpen in de strijd tegen Koerdische militanten in Noord-Syrië.
Turkije is sinds 2016 drie keer Syrië binnengevallen, waarbij voornamelijk de Koerdische milities onder vuur werden genomen.
