Imran Khan, die recentelijk moest opstappen als premier, wordt nu door Pakistan aangeklaagd omdat hij de blasfemiewet zou hebben geschonden.
De beschuldig ontstond nadat Sehbaz Sharif (foto, rechts), de nieuwe minister president van Pakistan, op bezoek in een Saoedische moskee door Pakistaanse pelgrims voor ‘verrader’ en ‘dief’ werd uitgemaakt.
Naast Khan (foto, links) zijn ongeveer 150 andere partijleden van Khans politieke partij aangeklaagd. Ze worden ervan bedacht de pelgrims naar de moskee in Medina te hebben gestuurd waar Sharif op bezoek was, om de nieuwe president vervolgens uit te schelden.
Khan zelf ontkent betrokken te zijn bij de gebeurtenis. Khan: ‘Ik kan er niet aan denken om iemand te vragen om op een heilige plaats slogans te gaan roepen. Niemand die de profeet liefheeft zal hier ook maar aan denken.’
Veroordeelden voor blasfemie kunnen in Pakistan een hoge celstraf en soms zelfs de doodstraf krijgen. Alhoewel nog nooit iemand daadwerkelijk is geëxecuteerd vanwege blasfemie-aantijgingen, zijn verdachten wel regelmatig het doelwit van lynchpartijen.
Khan werd vorige maand ten val gebracht door een motie van wantrouwen. Hij was impopulair geworden vanwege zijn economische beleid. Om de motie van wantrouwen te voorkomen, had Khan een week eerder het parlement ontbonden en nieuwe verkiezingen uitgeschreven. Maar het Pakistaanse Hooggerechtshof draaide deze beslissing terug.
Volgens Khan zit er achter zijn afzetting een Amerikaans complot, een beschuldiging die goed valt in Pakistan. De Verenigde Staten ontkennen deze beschuldigingen.
