Volgens een rapport van de Verenigde Naties maakt China zich schuldig aan moderne slavernij door Oeigoeren, Kazachen en andere etnische groepen in de noordwestelijke regio Xinjiang in te zetten als dwangarbeiders.
Het gaat om een rapport van Tomoya Obokata, de speciale VN-rapporteur voor hedendaagse vormen van slavernij. In zijn rapport, dat dinsdag werd vrijgegeven, stelt hij dat sommige gevallen van dwangarbeid in Xinjiang en Tibet neerkomen op slavernij. Volgens het rapport is er onder meer sprake van bedreigingen tegen de arbeiders, fysiek en seksueel geweld en inhumane werkomstandigheden.
China noemt deze dwangarbeid ‘stages’ die horen bij een ‘beroepsopleiding’, of zegt armoede te bestrijden door boeren aan het werk te zetten in andere sectoren. Volgens Peking zijn de programma’s bedoeld om banen te creëren voor minderheden en om hun inkomen te vergroten. Maar volgens het rapport vindt het werk niet op vrijwillige basis plaats.
Verschillende denktanks, mensenrechtenorganisaties en de Verenigde Staten hebben China de afgelopen jaren beschuldigd Oeigoeren te gebruiken als dwangarbeiders. De Verenigde Naties komen nu met een rapport dat deze conclusie onderschrijft. De Amerikaanse mensenrechtenorganisatie Uyghur Human Rights project eist nu dat de ernst van de slavernij verder wordt onderzocht, en schrijft in een verklaring op haar website dat de VN nu onmogelijk kunnen wegkijken van de mensenrechtenschendingen in China.