14.7 C
Amsterdam

De interreligieuze dialoog is dood, leve de ontmoeting

Remco van Mulligen
Remco van Mulligen
Journalist, eindredacteur De Kanttekening

Lees meer

De ‘interreligieuze dialoog’ is lang niet meer zo populair als in de vorige eeuw. Decennialang gingen christenen enthousiast naar moslims toe. Om ‘nieuwe Nederlanders’ te leren kennen. Zo werkt het niet meer, blijkt steeds vaker. Moslims zijn al lang niet meer ‘nieuw’. We moeten anders gaan denken, werken aan waardevolle ontmoetingen in alle openheid en eerlijkheid. En samen iets moois van ons land maken.

Theedrinken. Zo staat interreligieuze dialoog de laatste twintig jaar bekend. Liefst Turkse of Marokkaanse thee uiteraard. Maar hier tekent zich het eerste probleem al af: de polarisatie. Nederlanders zijn negatiever over de islam gaan denken en zien ‘dialoog’ als zoetsappig en spreken er dus in neerbuigende termen over.

En misschien hebben ze wel een punt – niet over de islam, maar over de zoetsappigheid van de dialoog. Die kent vanuit christelijke kring traditioneel één heel groot taboe: er mag niet kritisch gekeken worden naar de ander en je mag niet zeggen dat je je eigen geloof toch wel het tofst vindt. Maar als je je eigen geloof niet het mooist vindt, waarom ben je dan christen? Het voelt geforceerd om dat achterwege te laten.

Franciscus van Assisi (1181-1226) deed dat niet. Hij leefde, net als wij, in een tijd van enorme polarisatie. De islam was de grote vijand. De ‘barbaren’ uit het Midden-Oosten. Afgoderij, ketterij, demonische religie. De antipathie in christelijk Europa was misschien nog wel groter dan nu.

En Franciscus ging geen ‘interreligieuze dialoog’ aan. Hij was vol van zijn eigen christelijke geloof en maakte daar geen geheim van richting moslims. Dat pakte ook nog eens best goed uit. Hij ontmoette de – islamitische – sultan Malik al-Kamil. Die ontmoeting liep heel anders dan Franciscus zelf had verwacht, maar dat is dus precies de grap van ontmoetingen. Je kunt ze niet reguleren of in een format gieten. Ze gaan zoals ze gaan.

Ik ben al jaren geboeid door dit verhaal. En vandaag studeer ik er zelfs op af, als theoloog. De belangrijkste vraag die ik stel, is: wat kunnen we nu nog van Franciscus leren als het gaat om ontmoetingen tussen christenen en moslims? Kan hij ons achthonderd jaar na dato nog de weg wijzen?

Kruisvaarders

In 2019 herdachten franciscanen over de hele wereld dat Franciscus van Assisi precies achthonderd jaar eerder een impulsieve en zo op het eerste gezicht totaal krankzinnige actie ondernam. Midden in de Vijfde Kruistocht ontmoette hij Al-Kamil, de neef van de beroemde leider Saladin. Franciscus sloop nabij het Egyptische Damietta stiekem door de frontlinie heen, doolde in het islamitische kamp rond terwijl hij ‘sultan, sultan’ riep en kreeg het nog voor elkaar ook. Historici zijn het erover eens dat hij de sultan echt heeft ontmoet.

Het verhaal past bij Franciscus, die als eigenzinnige en soms impulsieve zoon van welvarende ouders koos voor een leven in radicale armoede. Bedelend ging hij door de straten. Met zijn charisma kreeg hij al snel gezelschap van volgers. Hij was al bij leven legendarisch, waardoor er over hem veel wonderverhalen bestaan, waarvan je de historiciteit mag betwijfelen.

Franciscus is een van de populairste heiligen in de Rooms-Katholieke Kerk. Tegenwoordig kennen we hem vooral van Dierendag, 4 oktober, gevierd op zijn sterfdag. En van paus Franciscus, die bewust de naam aannam van de heilige uit Assisi. Deze paus neemt ook Franciscus’ programma over, door aandacht te geven aan ecologie, broederschap, idealen van armoede en eenvoud en… ontmoeting met moslims.

Franciscus van Assisi wilde al jaren moslims ontmoeten, totdat dit hem in 1219 eindelijk lukte. Vermoedelijk wilde hij sultan Malik al-Kamil bekeren tot het christendom om zo de kruistocht te beëindigen. Of sterven als martelaar terwijl hij dat probeerde. Dus reisde hij naar Damietta.

Assalamu alaikum

We weten het niet wat Franciscus met Al-Kamil heeft besproken, er zijn geen notulen. Franciscus kwam als zendeling, het doet bijna denken aan Gert-Jan Segers, de oud-leider van de ChristenUnie die eveneens naar Egypte ging om moslims te bekeren. Franciscus had in zijn rugzak vermoedelijk een paar stevige vooroordelen over de islam: afgoderij, demonisch, barbaars. We mogen aannemen dat hij kind was van zijn tijd.

Franciscus faalde in zijn opzet. De sultan bleef moslim en gunde de Italiaanse broeder ook het martelaarschap niet. Maar bij Franciscus zelf was er iets veranderd. Hij was onder de indruk geraakt van de islam. Terug in Italië bepleitte hij dat kerken vijf keer per dag een gebedsoproep moesten gaan doen, gelijk de islamitische azan van moskeeën. En hij dichtte drieëndertig namen van God, naar de islamitische negenennegentig namen van Allah. Er zijn zelfs mensen die denken dat de traditionele franciscaanse groet, ‘vrede en alle goeds’, beïnvloed is door het Arabische assalamu alaikum.

Ook schreef Franciscus een jaar later de eerste christelijke richtlijn voor ontmoeting met moslims. Hij citeerde allereerst Jezus: ‘Bedenk, ik zend jullie als schapen onder de wolven’. Geen fraai beeld van moslims (‘wolven’), maar vooruit. Hij sprak de taal van zijn tijd, en zijn boodschap was: schapen en wolven kunnen in vrede samenleven. Dat was een gedachte die bij veruit de meeste van zijn tijdgenoten niet opkwam. Je kunt op twee manieren onder moslims leven, vindt Franciscus. Ten eerste: ga geen woordenstrijd aan, maar wees nederig, acht moslims hoger dan jezelf. En ten tweede: als je merkt dat er ruimte voor bestaat, probeer moslims dan te vertellen over Jezus, zodat ze zich laten dopen en christen worden.

Radicale openheid

Dat is het verhaal – en ik ben dol op verhalen, dus ik neem de ruimte om dit te vertellen. De vraag is nu: wat kunnen we hiermee? Op de een of andere manier brak Franciscus door alle polarisatie en onderlinge haat heen. En dat is precies wat hem interessant maakt als voorbeeld voor nu.

Het is voor een ontmoeting geen belemmering als je hoopt dat de ander zich zal bekeren

Van Franciscus leren we allereerst dat alles draait om attitude. Vier eigenschappen kenmerkten hem in zijn ontmoeting met Al-Kamil. Ten eerste: Franciscus stelde zich extreem kwetsbaar op, kwam ongewapend en ontwapenend in een zwaar militaire omgeving. Het is best mogelijk dat veel moslims in dat kamp hem voor een dwaas hielden, een verwarde witte man, maar dat had waarschijnlijk ook z’n charme. Ten tweede was zijn eenvoud zijn kracht: geen hoogdravende theologie, geen grote dialogische idealen, maar gewoon naast de medemens staan. Daarmee verbonden is die al genoemde nederigheid: hij benaderde elk andere schepsel, ook de dieren, met hoogachting. Hij gaat niet tegenover anderen staan, of boven hen, maar kiest bewust de houding van een dienaar.

En daaruit kwam een vierde eigenschap voort: een radicale openheid naar de ander, gecombineerd met volledige transparantie over zijn eigen motieven. Hij kwam bij de sultan niet om de islam te beledigen of ontkrachten, maar om te getuigen van zijn eigen geloof.

Dit is belangrijk. Het is dus voor de ontmoeting geen belemmering als je hoopt dat de ander zich zal bekeren. Als je de mogelijkheid maar openhoudt dat jij ook zelf bekeerd kan worden. Heb respect voor de overtuiging van de ander. Dat is precies wat er met Franciscus gebeurde.

Bla bla bla

Leuk en aardig, maar nu moeten we echt naar het hier en nu. Wat brengt dit mooie verhaal ons? Ik heb niet alleen in de studieboeken, maar ook tijdens mijn reis naar Israël en Palestina gezien hoe ontmoetingen tussen christenen, moslims en joden vruchtbaar kunnen zijn. En dat bevestigt de indrukken uit het verhaal over Franciscus.

Zo sprak ik Rifat Kassis, een Palestijnse christelijke activist. Hij woont in Beit Sahour, nabij Jeruzalem. Dialoog, daar moet hij niets van hebben. Dat woord is een westers intellectueel speeltje, vertelde hij me. Dialoog is wat je doet als je onbekenden bent voor elkaar. Maar Palestijnse christenen en moslims wonen al eeuwen samen in Beit Sahour. Waarom zouden zij zich tegenover elkaar laten zetten door een term als ‘dialoog’? Ze werken samen aan het mooier en leefbaarder maken van hun stad, in door Israël illegaal bezet gebied.

Franciscaan Louis Bohte bevestigt dit: dialoog, dat is maar bla bla bla, vindt hij. Het raakt niet aan het echte leven. Hij woont al vele jaren in Palestina – eerst in Bethlehem, later in Oost-Jeruzalem. Voer je dan dialoog? Natuurlijk niet, vertelt Bohte mij. Je gaat naast een Palestijnse jongen zitten op straat, leert elkaar kennen, en bouwt een vriendschap op. Of je laat een rouwende Palestijnse moeder uithuilen op je schouder.

Of neem Ophir Yarden, een Joods-Israëlische wetenschapper die coördinator is van het dialoogproject (toch weer dat woord) Adasha. Groepen moslims, christenen en Joden komen vanuit de hele wereld naar Jeruzalem om mee te doen aan zijn project. Zijn missie is om hen te helpen beseffen dat ze veel meer delen dan ze zelf denken. Of zoals Ophir zegt: doe nu eens meer dingen samen dan een keertje ‘humus eten’ en dan weer je eigen weg gaan.

Excursies naar moskeeën

Na 11 september 2001 is het snel bergafwaarts gegaan met de interreligieuze dialoog met moslims. In de Protestantse Kerk is Daniëlle Leder op dit moment coördinator van de officiële werkgroep van gesprek tussen christenen en moslims, maar die opereert op redelijk bescheiden niveau. Vanuit de Katholieke Kerk is het nog stiller. Al jaren is Berry van Oers degene die gaat over de dialoog met andere religies in Nederland, maar dat gesprek vindt vooral op institutioneel vlak plaats.

Het is helaas een feit dat de reserves richting moslims ook onder christenen de laatste twintig jaar flink zijn gegroeid. En dus is de behoefte aan relaties afgenomen. Tekenend is de tegemoetkomende maar tegelijk kritische toon die de Protestantse Kerk bij monde van hoogleraar Bernhard Reitsma aanslaat over zowel de islam als de islamitische wereld. Misschien komt dat wel overeen met de houding die Franciscus achthonderd jaar geleden had.

Dit verschilt hemelsbreed van de ‘dialoog’ vanuit protestantse hoek in de jaren tachtig en negentig, waarbij iedereen er wel uit was dat moslims en christenen dezelfde God aanbidden. Zelfs de vraag of Mohammed voor christenen als profeet kan gelden lag destijds op tafel. Intussen vroeg men zich niet vaak genoeg af, of moslims hier zelf op zaten te wachten. Hadden zij wel trek in die ‘interreligieuze dialoog’? Het lijkt toch vooral een christelijke hobby te zijn geweest.

Die tijd is voorbij. Natuurlijk zijn excursies naar moskeeën nog altijd leuk. Ik woonde vorig jaar zo’n excursie bij van gereformeerde scholieren, die in Roermond de Fatih Moskee bezochten. En bij de viering van achthonderd jaar Franciscus en de sultan gingen de franciscanen van stadsklooster La Verna in Amsterdam Nieuw-West op bezoek bij de Al Ummah Moskee. Ook daar was ik bij. En ik bezocht in Nazareth zelf de moskee om het begin van de Ramadan mee te vieren – voor zover dat kan als christen. Dat is allemaal prachtig en inspirerend, maar ook vluchtig. En wat blijft over, als je weer buiten staat? Vaak zo goed als niets. Een ervaring, dat wel.

Goede gesprekken

‘Waarom bid je niet mee?’, vroeg de man naast me in die moskee in Nazareth. ‘Wat weet je veel over de islam, wanneer word je moslim?’, vroeg een moslimscholiere me in Roermond. Een Nederlandse christen die waardering uit voor haar geloof, die er positief over denkt. Dat verraste haar. Het zegt veel over de huidige tijdgeest. Ik had een leuk gesprek met haar, waarin de oprechtheid van haar geloof mij raakte. De drive om keuzes te maken die je geloof je ingeeft.

Hebben moslims überhaupt trek in een ‘interreligieuze dialoog’? Het lijkt vooral een christelijke hobby

Die ontmoetingen met moslims zijn mijn Franciscus-momenten. Ik heb door de jaren heen bijvoorbeeld goede gesprekken gehad met Nourdeen Wildeman. Net als ik bekeerling, maar tot een andere religie en op een andere manier. ‘De’ bekeerling bestaat niet.

Die ontmoetingen gaan zoals Franciscus het omschrijft in zijn regel. Je gaat geen woordenstrijd voeren, geen debat. Dat heeft geen zin. Maar op een gegeven moment ben je in het contact met de ander zowel uit je comfort zone, als op common ground. En dan ontstaat er een situatie waarin je betekenisvol vragen kunt stellen aan elkaar. Vanuit achting voor elkaar, maar zonder je eigen overtuiging af te zwakken.

Waarom geloof jij als christen eigenlijk dit of dat? Waarom vind je het als moslim goed of niet goed om iets te doen? Hoe ver treed je elkaar tegemoet? Wens je een christen zalig Pasen, terwijl je eigen islamitische geloof stelt dat de boodschap van Pasen (dat Jezus Gods zoon is, die uit de doden opstond) onwaar is?

Ik zie dat bij Nourdeen de hoop leeft, dat ook anderen de waarheid en schoonheid van de islam gaan inzien. Waarom zou dat mij storen? Integendeel, ik vind het fijn. De islam en moslims zijn onderdeel van Nederland, Nourdeen is niet bekeerd tot een ‘wezensvreemde’ religie. Vanuit die wetenschap kun je open en vrijmoedig met elkaar spreken. En vanuit dat besef wil ik zij aan zij met moslims werken aan een mooier land – zoals Rifat Kassis dat doet met zijn moslimburen in Palestina. In Nederland treffen moslims, christenen en anderen elkaar vaker en vaker: op het werk, in de wijk, op school. Als je eenmaal samen bezig bent, komen de goede gesprekken vanzelf. Daar is geen georganiseerde ‘dialoog’ voor nodig.

Waarom ben ik geen moslim? Een goede vraag, die mij vaak wordt gesteld. Zeker door mensen die jonger zijn dan ik. Want vooral bij jonge christenen en moslims zie je die openheid en directheid – dat gaat vanzelf in de onderlinge contacten op school. Dat staat ver af van de ‘interreligieuze dialoog’ van de – inmiddels vaak gepensioneerde – dialoogtijgers. De ontmoeting heeft de toekomst.

Ik ben regelmatig geraakt door de islam en door mijn ontmoetingen met moslims. En ik vind dat je altijd open moet staan voor de mogelijkheid dat je beïnvloed of zelfs bekeerd wordt. Dat hoort bij oprecht contact. Wat is je geloof ook waard, als je het moet ‘beschermen’ door jezelf te ommuren met dogma’s en vijandbeelden over die ander? Ik mag niet uitsluiten dat ik boeddhist, Jood, moslim of protestant kan worden. Maar na afloop van ontmoetingen blijf ik tot nu toe altijd achter met het gevoel dat ik er alleen maar katholieker van ben geworden.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -