7.4 C
Amsterdam

Geen tolken in de zorg, en kinderen draaien ervoor op

Fitria Jelyta
Fitria Jelyta
Journalist.

Lees meer

In 2012 beëindigde de overheid financiering van tolken in de zorg. Biculturele Nederlanders die de Nederlandse taal niet machtig zijn, worden hierdoor de toegang tot kwalitatief goede zorg bemoeilijkt. Om alsnog te kunnen communiceren met de zorgverlener, zetten zij vaak hun kinderen in om te vertalen. Dit kan leiden tot psychische klachten bij het kind.

‘De enige manier om dit op te lossen is door de financiering van tolken te regelen en één landelijk telefoonnummer in te stellen waarmee zorgverleners zonder poespas een tolk in kunnen schakelen’, zegt Simone Goosen. Bij de Johannes Wier Stichting, een organisatie die de toegankelijkheid van de zorg poogt te vergroten, is zij campagneleider tegen taalbarrières in de zorg en het sociaal domein.

Op 7 april – de Wereldgezondheidsdag – lanceerde Goosen vanuit deze stichting, samen met AJN Jeugdartsen Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, de postercampagne ‘Dit is een kind en geen tolk’. Hiermee roepen de organisaties zorgprofessionals op om een einde te maken aan de praktijken waarin kinderen van biculturele Nederlanders als tolk moeten fungeren voor hun ouders, die de Nederlandse taal niet machtig zijn.

Postercampagne ‘Dit is een kind en geen tolk’ (Beeld: Johannes Wier Stichting)

‘Iedereen heeft recht op goede zorg. Op basis van de behandelingsovereenkomst die zorgverleners met patiënten aangaan hebben zij de verantwoordelijkheid om goed met de patiënt te communiceren’, vertelt Goosen. In januari is de overeenkomst uitgebreid met een stuk over samen beslissen met de patiënt. Hiermee is het belang van goede communicatie tussen patiënt en zorgverlener nog beter in de wet vastgelegd, betoogt zij.

Taalbarrière

Dat de landelijke financiering van tolken in de zorg is stopgezet, heeft volgens Goosen te maken met het overheidsbeleid in 2012. ‘Er werd in die tijd wel gezegd dat met gratis tolken in de zorg mensen geen reden zouden hebben om de Nederlandse taal te leren. Dat is absurd’, zegt Goosen. Er moest bezuinigd worden op de overheidsbegroting en iedereen werd geacht zelfredzaam te zijn.

Toenmalig minister Edith Schippers (VVD) schreef in antwoord op Kamervragen naar aanleiding van de uitgebreide protesten uit de zorg: ‘Het uitgangspunt blijft dat mensen er zelf verantwoordelijk voor zijn om in de Nederlandse taal te kunnen communiceren. Als zij niet in staat zijn om die verantwoordelijkheid te nemen, zijn er voldoende vangnetten en alternatieven om eventuele taalbarrières te slechten.’

Goosen: ‘Ik gun iedereen goede beheersing van de Nederlandse taal. De realiteit is echter dat niet alle mensen de Nederlandse taal zodanig beheersen, dat zij ook met zorgverleners kunnen communiceren.’

Sommige migranten beheersen de Nederlandse taal niet omdat ze pas kort in Nederland zijn, aldus Goosen. Hier zijn allerlei redenen voor, zoals een lage leerbaarheid of psychische of andere gezondheidsklachten die de taalvaardigheid belemmeren. Deze combinatie van factoren maakt dat er altijd mensen zijn die een tolk nodig hebben. ‘Het kunnen telkens andere groepen zijn, maar de vraag naar een tolk in de zorg blijft bestaan.’

Kind als tolk

De urgentie voor een landelijke financiering voor professionele tolken in de zorg wordt ook benadrukt door de kinderen van patiënten die niet of slecht Nederlands spreken. ‘Het is slecht voor hun ontwikkeling als kinderen de rol van de ouder overnemen – parentificatie – en daardoor hun eigen emoties op de tweede plek zetten’, valt er te lezen op de website van de Johannes Wier Stichting. Dat heeft de Turks-Nederlandse Nezos Demirel uit eerste hand ervaren. De 51-jarige wijkregisseur bij een stichting voor zorg en welzijn moest op jonge leeftijd als tolk dienen voor haar vader en moeder.

‘Mijn vader kreeg op 43-jarige leeftijd een hartinfarct, waarvoor hij naar de huisarts ging. De arts had hem met pijnstillers naar huis gestuurd, omdat hij een ontsteking in zijn schouder zou hebben’, vertelt ze. ‘Mijn vader wist dat er meer aan de hand was, en toen we naar het ziekenhuis gingen, bleek het om een hartinfarct te gaan.’

Demirel was dertien jaar oud toen ze ontdekte dat de huisarts alcohol dronk tijdens het werk. Wanneer zij de zorgverzekeraar hiervan op de hoogte wilde stellen, werd haar verteld dat het bekend was en de organisatie er niets aan kon doen. Wel wist Demirel met behulp van buurtbewoners een klacht in te dienen, waarna ze uiteindelijk een excuusbrief van de huisarts ontving.

‘Maar hij heeft nog jarenlang een praktijk gehad. Ik ging daar vaker heen met mijn ouders om voor hen te tolken. Op een hele bekrompen manier zei hij eens tegen mijn moeder dat ze terug moest gaan naar Turkije, omdat dat beter voor haar was. Hij vond mijn vader een moeilijke man en wimpelde hem vaak af. Het ligt aan jouw vader, en dat hij hier in Nederland niet kan aarden, zei hij dan.’

Naast de verantwoordelijkheid die haar was opgelegd om te vertalen, had Demirel moeite met het vinden van de juiste woorden. ‘Mijn ouders gingen ervan uit dat ik alles begrijp, omdat ik hier naar school ging. Als kind zit je dan tussen een deskundige en je ouders in, die verwachten dat je alle medische informatie begrijpt en ook kunt vertalen. Dan heb ik het nog niet eens over de impact die bepaalde onderwerpen op mij hadden als kind.’

‘Ik brak op. Je hoort onderwerpen die je niet moet horen op die leeftijd’

Op haar zestiende ging Demirel regelmatig met haar moeder mee naar de geestelijke gezondheidszorg. ‘Mijn moeder had psychosociale klachten. Ik ben heel lang met haar meegegaan naar de psycholoog om de gesprekken te vertalen, totdat ik opbrak en niet meer kon. Je hoort onderwerpen die je niet moet horen op die leeftijd.’

Voor ouders die hun gezondheidsklachten niet willen delen met hun kinderen is het net zo ongemakkelijk, ziet de Syrisch-Nederlandse Leen Esmail. Zij is op haar twintigste met haar ouders en jongere broer naar Nederland gekomen. Door haar goede beheersing van de Nederlandse taal wordt zij niet alleen door haar familie, maar ook door haar buren gevraagd om als tolk mee te gaan naar doktersafspraken.

‘Voordat ik met mijn ouders of met mijn buren mee ga naar de dokter moet ik altijd eerst de woorden opzoeken om hun klachten zo goed mogelijk te kunnen vertalen. Ik ben altijd bang dat ik de verkeerde woorden gebruik. Het is geen grap als je een fout maakt op medisch gebied’, vertelt Esmail. Ook vindt ze het lastig om persoonlijke zaken van haar ouders en buren met de artsen te bespreken.

‘Ik ging eens met een zwangere buurvrouw mee naar de dokter om te vertalen. Die vroeg haar wanneer zij voor het laatst geslachtsgemeenschap had. Het was voor haar te beschamend om het aan mij te moeten vertellen. Deze informatie wilde ik ook niet weten. En als er een professionele tolk beschikbaar was, dan had het ook niet gehoeven.’

Bij haar ouders merkt Esmail dat ze dan liever niet naar de huisarts gaan, omdat ze bepaalde gezondheidsklachten te beschamend vinden om met hun kinderen te moeten delen. ‘Er zijn nog veel taboes die zij niet met hun kinderen willen bespreken, en dan blijven ze hun gezondheidsklachten behouden.’

Het vertalen voor haar ouders neemt daarnaast veel tijd in beslag, die Esmail moet gebruiken om zelf te studeren. ‘Soms heeft mijn moeder een doktersafspraak wanneer ik op school zit. Dan heb ik geen andere keus dan mijn les te moeten verlaten om met mijn moeder mee te gaan, of om via de telefoon te vertalen. Als dit zo doorgaat kan ik studievertraging oplopen. Dat geldt ook voor andere jongeren die, net als ik, voor hun ouders moeten tolken.’

Het is daarom terecht dat de campagne ‘Dit is een kind en geen tolk’ de nadruk legt op de emotionele en mentale belasting die kinderen ervaren wanneer zij moeten vertalen voor hun ouders, vindt Forugh Karimi. Zij is psychiater en voorzitter van de afdeling Transculturele Psychiatrie binnen de Nederlandse Vereniging voor de Psychiatrie.

‘Wanneer we kinderen als tolken inzetten, dan zadelen we hen op met de problemen van hun ouders. Dit doen wij niet bij Nederlandse kinderen. Waarom dan wel bij deze kinderen? Het zijn ook kinderen die kind moeten kunnen zijn’, zegt zij. ‘Kinderen zijn heel loyaal. Ze kunnen geen nee zeggen tegen hun ouders wanneer hen wordt gevraagd te vertalen. Als zij merken dat hun ouders ziek zijn, dan willen ze vaak uit zichzelf een helpende hand bieden.’

Kinderen die worden belast met de verantwoordelijkheid om te vertalen voor hun ouders kunnen op latere leeftijd last krijgen van trauma’s, faalangst en emotionele problemen, aldus Karimi. ‘Laten we niet vergeten dat het vaak om kinderen gaat die al het een en ander hebben meegemaakt. Kinderen die voor hun veiligheid naar een ander land zijn gevlucht en alles zijn kwijtgeraakt. In plaats van dat zij op hun ouders kunnen leunen, moeten zij er nu voor hun ouders zijn.’

Segregatie in de zorg

Maar de afschaffing van de vergoeding voor tolken in de zorg heeft niet alleen impact op kinderen en volwassenen die als kind moesten vertalen voor hun ouders. Ook voor de kwaliteit van de zorg heeft het negatieve gevolgen, benadrukt Karimi. ‘Iemand die de Nederlandse taal goed beheerst is in staat om door te vragen naar de diagnose en de behandeling. Iemand die dat niet kan moet genoegen nemen met een beetje uitleg. Maar als arts moet je er zeker van zijn dat de patiënt de informatie heeft begrepen’, legt zij uit. ‘Patiënten die niet begrijpen wat er aan de hand is, kunnen ook niet de zorg krijgen die ze verdienen.’

In de psychiatrie bestaat de tendens om patiënten die de Nederlandse taal niet machtig zijn door te verwijzen naar artsen die de moedertaal van de patiënt wel spreken, aldus Karimi. ‘Daar ben ik absoluut geen voorstander van, omdat je hierdoor een soort segregatie veroorzaakt in de zorg. Dat betekent dat artsen met bijvoorbeeld een Turkse of Marokkaanse afkomst hun ‘eigen volk’ maar moeten dienen, omdat zij dezelfde taal spreken als de patiënt’, zegt zij. ‘Dat is geen oplossing voor de problemen die de afschaffing van de vergoeding voor tolken in de zorg heeft veroorzaakt. Patiënten moeten doorverwezen worden naar de juiste arts die hen goed kan behandelen, niet naar een arts die toevallig ook dezelfde moedertaal spreekt.’

‘Patiënten die niet begrijpen wat er aan de hand is, kunnen ook niet de zorg krijgen die ze verdienen’

Dat beaamt basisarts Siham Amlal. Patiënten die de Nederlandse taal niet machtig zijn vragen haar weleens om in hun moedertaal te spreken. ‘Aan mijn naam en uiterlijk denken sommige patiënten dat ik een Arabische afkomst heb. Als Arabischsprekende patiënten de Nederlandse taal niet beheersen kijken ze mij weleens aan, in de hoop dat ik voor hen wil vertalen of in het Arabisch wil spreken. Maar ik spreek geen Arabisch’, vertelt zij.

Wanneer er een zorgverlener aanwezig is die de moedertaal van de patiënt toevallig wel spreekt, merkt zij dat de patiënt veel meer op zijn gemak is. ‘Dan durven ze ook meer te zeggen tijdens een consult, omdat ze dat kunnen. In plaats van dat ze zich bekommeren om de taal die zij niet begrijpen’, zegt Amlal.

Sommige patiënten zijn creatief in het zelf bedenken van oplossingen om de taalbarrière te overbruggen, merkt zij. ‘Dan hebben zij hun klachten al in het Nederlands uitgeschreven in een brief, met hulp van buurtgenoten die de Nederlandse taal wel goed spreken. Maar het is vervelend dat zij dit moeten doen, omdat een taalbarrière niet mag leiden tot suboptimale zorg. Het is niet de verantwoordelijkheid van de patiënt om goede zorg te leveren, maar van de zorgverlener.’

De afschaffing van de financiering voor tolken in de zorg leidt tot meer kosten en consulten die onnodig zouden zijn geweest als er een tolk was, stelt Amlal. Volgens haar zijn zorgverleners gebaat bij de terugkomst van de ‘tolkentelefoon’, die tot 2012 nog beschikbaar was door vergoeding vanuit de overheid. ‘Het is ook een noodzaak voor artsen, zowel bicultureel als autochtoon, om hulp te krijgen in de gespreksvoering met patiënten die een taalbarrière hebben.’

Eén landelijk telefoonnummer

De initiatiefnemers van de campagne ‘Dit is een kind en geen tolk’ pleiten daarom voor één landelijk telefoonnummer waarmee zorgprofessionals zo gemakkelijk en zo snel mogelijk de juiste tolk kunnen inschakelen. Hiervoor moet de overheid weer geld beschikbaar stellen om de tolken te kunnen bekostigen. In de praktijk blijkt het regelen van de noodzakelijke financiering moeizaam te verlopen. Zelfs nadat minister Tamara van Ark (VVD) van Medische Zorg en Sport naar aanleiding van Kamervragen benadrukte dat zorgverleners professionele tolken moeten inschakelen als dit ‘noodzakelijk is om goede zorg te kunnen verlenen.’

In plaats van dat er landelijke financiering komt, wordt de verantwoordelijkheid voor het bekostigen van de tolken nu gelegd bij de zorgaanbieder en zorgverzekeraar, legt Simone Goosen uit. ‘Deze werkwijze invoeren in alle zorgsectoren is vreselijk veel werk en leidt tot versnippering en dure inkoop van tolken. Daarnaast is het ondoenlijk voor kleine zorgorganisaties en vrijgevestigde zorgprofessionals om afspraken te maken met zorgverzekeraars wanneer een zorgverlener meer dan gemiddeld tolken moet inschakelen.’

Volgens de Nationale Zorgautoriteit (NZa) zouden tolkenkosten in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) in de tariefbepaling zijn inbegrepen. Als onderdeel van het ministerie VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) reguleert de NZa de bekostiging in de zorg. De organisatie stelt dat een vergoeding voor de inzet van een tolk bij iedere prestatie van de zorgaanbieder in de ggz is inbegrepen, ongeacht of de tolk daadwerkelijk is ingezet. Deze informatie is volgens Goosen echter onvolledig en onjuist.

‘Sinds het afschaffen van de vergoeding in 2012 zijn veel minder tolken ingezet dan nodig, waardoor er geen goed beeld is van de kosten. Zorgverleners in de ggz hebben daarnaast geen gegevens over tolkenkosten, blijkt uit officiële documenten. Dus hoe kan de NZa dan over de informatie beschikken om te stellen dat de tolkenkosten zijn inbegrepen?’

‘Als de NZa hier niet over gaat, wie dan wel?’

Op vragen van de Kanttekening waarom de NZa geen oplossing ziet in één landelijk telefoonnummer voor zorgverleners om tolken te kunnen inschakelen, reageert de organisatie kort. ‘Hier gaan wij niet over. Wij zeggen niet dat dit geen oplossing is.’

In antwoord op Kamervragen wijst minister Van Ark echter naar de NZa, reageert Goosen. ‘Als de NZa, de organisatie die de bekostiging in de zorg reguleert, nu zegt dat ze hier niet over gaat, wie gaat er dan wel over? Wie neemt de verantwoordelijkheid om de financiering van tolken in de zorg en het sociaal domein snel en duurzaam te regelen?’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -