6.1 C
Amsterdam

Het ei: een verhaal over adoptie en geluk met twee moeders

Marco de Vries
Marco de Vries
Journalist.

Lees meer

Afstandsmoeders, moeders in Nederland die hun kind hebben moeten afstaan ter adoptie, krijgen geen schadevergoeding van de overheid, zo oordeelde de rechtbank eerder dit jaar. De dwang tot adoptie kwam niet van de Kinderbescherming, maar vanuit de eigen omgeving. Ondertussen voert het ministerie van Justitie en Veiligheid een tweede onderzoek uit naar precies die kwestie: wel of geen staatsdwang? Een eerste onderzoek werd afgebroken na klachten over vooringenomenheid en privacyschending. Als de staat inderdaad de fout in blijkt te gegaan, wil het kabinet procedures voorkomen door te schikken. Samen met zijn afstandsmoeder Mieke ging journalist Marco de Vries naar het decor van zijn eigen adoptie en schreef daarover dit persoonlijke verhaal.

Ik heb twee moeders. Welke is de echte? De ene, Jantina, gelooft dat alles van boven wordt bestuurd. De andere, Mieke, stuurt liever zelf. Ze kan niet overweg met navigatiesystemen, heeft doorgaans een wegenkaart uitgeklapt op de bijrijdersstoel waar ik nu zit. Deze trip was mijn idee, maar zij zei gelijk ja, raakt er onderweg niet over uitgekletst en mist daardoor de juiste afslag.

Dan nemen we maar de volgende en rijden om. Haar bestelbus dendert over de binnenwegen van de Veluwe. De weilandjes geel en drassig in de novemberzon, de bossen kaal en verbeten. Ik ben hier opgegroeid, zij is er vreemd. Ik zoek alsnog het adres op mijn telefoon. Over zes kilometer linksaf, zegt Google. Bestemming bereikt.

Henk en Ineke blijken pal achter mijn oude basisschool te wonen. Zou ik ze in die tijd ooit hebben gezien? Misschien heb ik wel gevoetbald met een van hun vele kinderen. Ze zijn iets ouder dan Mieke, maar net zo vitaal. Ineke draagt haar lange, witte haar in twee staartjes. Ze leunt achterover in haar grote stoel en kijkt me vorsend aan.

Ik vertel over mijzelf. Hoe het verder ging. Toch nog redelijk terecht gekomen. Dat ik hen graag eens wilde ontmoeten. Mijn stem wordt soms schor als het daarover gaat. Een ei gevuld met slijm en snot, dat oprispt bij moeilijke vragen. Maar dat zijn toch niet je échte ouders? Maar waar kom je dan écht vandaan? Nou, van hier dus kennelijk. Bij deze mensen ben ik uitgebroed. En verwachten ze nu een bedankje? Nee, die indruk krijg ik niet.

Het is zondag en er waait meer visite aan. Een pleegzoon van in de dertig, een dochter van in de veertig, twee studerende kleinkinderen. ‘Maar het begon allemaal met die meisjes’, zegt Ineke, ‘‘gevallen meisjes’ noemden ze die toen nog.’

‘De bekrompenheid was hardnekkig’, reageert Mieke naast me op de bank, ‘ook al was alles aan het verschuiven.’ Zij en Ineke zouden zussen kunnen zijn, oude meisjes met kapsels en de bakelieten mentaliteit van midden jaren zestig. Samen de schouders eronder. Kusje erop en doorpakken. Mieke heeft vaker verteld over haar zwangerschap, maar dat leek nooit over mij te gaan. Daarom zijn we hier. Om er mijn verhaal van te maken. Of, nog beter, ons verhaal.

Mieke laat Henk foto’s zien van haar man Achmed. Die had destijds als student uit Afrika een beurs gekregen van de Europese Gemeenschap. Hij deed een cursus Nederlands aan de Volkshogeschool in het Noord-Hollandse Bergen. Miekes moeder zat in het schoolbestuur en was ook wethouder van het Noord-Hollandse dorp. Haar vader was secretaris van de Dietsche Bond. Vanuit de Groot-Nederlandse gedachte onderhield hij nauwe banden met taalgenoten in Vlaanderen en Zuid-Afrika. Tijdens een reis naar de Kaap was hij overtuigd geraakt van de ideologie van de apartheid. Prima dat die Hottentotten zich in hun eigen tempo ontwikkelden en dat zijn tienerdochter ze hielp met Nederlandse les. Maar toen Mieke zwanger raakte, was het huis te klein.

Inmiddels waren zij en Achmed in Amsterdam beland. Achmed studeerde economie en Mieke begon aan de sociale academie. Ze bleven elkaar zien en de relatie was met hen mee gegroeid. Toen Mieke achter het ongelukje kwam, was ze al maanden zwanger. Haar vader eiste dat ze de verkering verbrak. Haar moeder vreesde voor haar positie als notabele als het dorp erachter zou komen. Achmeds familie in Somalië zou het ook niet accepteren, een bastaardkind bij een niet-moslimvrouw.

’We hebben nog overwogen snel te trouwen’, vertelt Mieke, ’een zogenaamd moetje. Maar dan zou Achmed zijn studiebeurs en verblijfsvergunning kwijtraken. Dat was geen optie. En ik wilde mijn studie niet afbreken om het kind in mijn eentje op te voeden.’

Het was de lente van 1966. Onder haar truitje tekende het ei zich al af. Abortus was nog verboden, maar adoptie was sinds een paar jaar wel bij wet geregeld. Ik zou in het geheim uitgedragen worden, niet bij haar ouders en ook niet bij haar hospita. Via maatschappelijk werk dook ze onder bij een gastgezin in Harderwijk. ‘Ik was zelf moeder en wilde daarnaast wat nuttigs doen’, vertelt Ineke, ‘we hebben die jaren heel veel ongewenst zwangere meisjes in huis gehad’.

‘Je zat maar boven op je kamer te studeren’, weet Henk nog, ‘je wilde geen tentamens missen. Het was een warme zomer, maar jij werkte door.’

Mieke stopt de fotoplakboeken weer in haar tas. ‘Misschien dat een of twee vriendinnen op de hoogte waren en op bezoek kwamen. Maar een beetje eenzaam was het wel.’

Ondertussen zette Provo dat jaar Amsterdam op stelten, verstoorden rookbommen het huwelijk van Beatrix en Claus en landden raketten op de maan. De babyboomers werden volwassen en alles zou veranderen, alsof de wereld in een paar jaar tijd van zwart-wit naar kleur ging.

‘Ik studeerde voor opbouwwerk’, zegt Mieke, ‘maar nu voelde ik me zelf een probleemgeval. Het condoom was gescheurd, en ik zat met de gebakken peren. Ook hoogzwanger kreeg ik nog geen moedergevoelens. Adoptie leek me het beste voor het kind.’

Ze heeft haar verhaal ook verteld aan de commissie die onderzoek deed naar Nederlandse afstandsmoeders. Duizenden alleenstaande zwangere vrouwen voelden zich in die tijd onder druk gezet door de kerk of door hulpverleners: ze moesten en zouden hun kind afstaan.

‘In mijn geval was er geen dwang’, vindt Mieke, ‘het was op dat moment mijn eigen keuze.’ Ook Henk en Ineke hebben nooit iets van overheidsdwang gemerkt. ‘De meisjes deden het meestal voor hun ouders’, vertelt Ineke, ‘om een schandaal te voorkomen. Ik herinner me een tienermeisje dat het eigenlijk vreselijk vond. Na de bevalling bleek dat haar moeder het kind ook liever wilde houden. ‘Vertelt u dat aan uw dochter’, zei ik, ‘want zij denkt dat ú wilt dat zij het afstaat.’ Toen is de adoptie afgeblazen. Ook met die familie hebben we nog altijd contact.’

We zitten inmiddels met een man of acht aan de lunchtafel. Eten genoeg voor alle gasten, net als toen. Want via Miekes navelstreng hebben Henk en Ineke mij maandenlang gevoed. Had ik liever gehad dat mijn afstandsmoeder hongerig was geweest, kansarm of verslaafd? Dat ik was verwekt tijdens een one night stand of een verkrachting? Of weggehaald uit een ontwikkelingsland? Mieke had mij kunnen houden. Maar had een meisje van negentien in die tijd een andere keuze, zonder steun van familie of overheid?

Mieke had mij kunnen houden. Maar had een meisje van negentien in die tijd een andere keuze, zonder steun van familie of overheid?

Onlangs heeft Mieke bij het archief haar adoptiedossier opgevraagd. Ik scroll door tientallen pagina’s typoscript. ‘Op een heldere, gedecideerde wijze zet kliënte haar situatie uiteen’, rapporteerde Miekes hulpverlener destijds, ’op verstandelijke basis is er een goed gesprekskontakt, maar het is heel moeilijk de gevoelens van mejuffrouw te peilen. Er is weinig te merken van een gevoelsmatige betrokkenheid bij haar situatie.’

Ik herken mijzelf rond die leeftijd. Ook ik was eigenwijs, gedreven, rationeel en soms ook roekeloos. Het is geen slechte instelling, vind ik nog altijd, maar wel wat kortzichtig: dat je per se zelf achter het stuur wil zitten, ook al bepalen omstandigheden de keuzeopties en het verloop van je reis.

Eind augustus was Mieke uitgerekend en in september begon haar nieuwe schooljaar. Op doktersadvies slikte ze wonderolie om de weeën op te wekken. De bevalling kwam op tijd. Ik verliet haar moederschoot bijna terloops, zonder complicaties en zonder afscheid. Zij heeft mij horen huilen maar niet willen zien. ‘Ik had mijn bril niet op in bed’, legt Mieke uit, ’ik heb je ook niet vast willen houden. Dan zou ik er later misschien spijt van krijgen. Nu bleef je wazig, abstract, zonder gezicht.’ Ineke herinnert zich nog het blauwe dekentje waarmee ik na de bevalling snel werd ingepakt en afgevoerd. ‘Voor mij was het daarmee klaar’, zegt Mieke, ‘ik ging er vanuit dat je direct naar een adoptiegezin zou gaan.’

Met de navelstreng was, volgens het beleid uit die tijd, elke band tussen afstandsmoeder en kind verbroken. Na een vonnis van de rechtbank werd ik voor de wet zoon van Berend en Jantina de Vries uit Voorburg. Later verhuisde het gezin met inmiddels vier adoptiekinderen naar Ermelo en ging ik naar school in buurgemeente Harderwijk.

Toen ik zeventien was, keken we met het hele gezin naar een geruchtmakende documentaire op tv. De camera volgde de eerste – inmiddels volwassen – geadopteerden in hun zoektocht naar hun biologische ouders. Ze zochten antwoorden, maar kregen geen medewerking van de instanties.

In Bergen keek Mieke naar hetzelfde tv-programma. Door een fout van de instanties was ze toch achter de identiteit van mijn adoptieouders gekomen. Zij en Achmed hadden hun studies afgemaakt, waren alsnog getrouwd en hadden samen nog twee kinderen gekregen. ‘Ik heb je ouders toen een brief geschreven. Dat we graag contact wilden, als jij dat ook wilde.’

Jantina schrok van die brief, maar polste wel voorzichtig of ik behoefte had om meer te weten. Maar ik wuifde het weg. Mijn biologische ouders hadden mij weggegeven, dus ik zat ook niet op hen te wachten. Ik had wel wat anders aan mijn hoofd: studeren, toekomstplannen. Zoals Mieke het moederschap voor zich uitschoof, zo schoof ik dat broze ei voor mij uit.

Na mijn studie ging ik werken en kreeg steeds vaker lastige vragen van collega’s of op feestjes. En ben je al op zoek naar je échte ouders? Naar je roots? Spoorloos was toen al jaren een populaire tranentrekker op tv. Ik was verhuisd naar Amsterdam en meende een enkele keer trekken te herkennen bij wildvreemden. Passanten op straat die mijn vader konden zijn, mijn moeder, broer of zus.

Toch wachtte ik tot mijn 34e tot ik me meldde bij het bevolkingsregister van Harderwijk. Met mijn geboorteakte waren Mieke en Achmed in Bergen makkelijk te traceren. Ik schreef een brief, we spraken af en vielen elkaar niet – zoals op tv – snikkend in de armen. Maar het klikte wel en we zijn nu al twintig jaar goede familie.

We nemen afscheid van Henk en Ineke. Ik bedank voor de gastvrijheid vandaag en – zonder het te zeggen –  ook voor die van toen. We rijden verder naar Jantina. Zij is mijn echte moeder, beaamt Mieke, want Jantina heeft al die jaren voor me gemoederd. De twee groeten elkaar hartelijk. Op tafel ligt een ordner met de oude papieren die Jantina heeft bewaard.

Mieke haalt het vaccinatieboekje uit de map. Mijn oorspronkelijke familienaam is weggelakt. ‘De Vries’ is er boven getypt. ‘Dat is toevallig’, zegt ze, ’ik zie dat je de eerste prik kreeg van een huisarts in dezelfde Amsterdamse straat waar ik na de bevalling op kamers ging.’

Uit de stukken blijkt dat ik ruim een half jaar in een Amsterdams kindertehuis op adoptie heb moeten wachten. ‘Wij hoorden pas een week van tevoren dat we waren uitgekozen’, vertelt Jantina, ‘we voldeden aan de voorkeur die de afstandsmoeder had opgegeven. We kregen alleen een pasfoto te zien, maar hoefden niet lang na te denken. Diezelfde week mochten we je ophalen.’

Ik bekijk mijn eerste babyfoto. Hoeveel wensouders op de wachtlijst hebben nee gezegd tegen die beteuterde puppyblik? We kijken toch even verder. Hebt u ook een andere kleur? Gelukkig ben ik in een goed gezin terecht gekomen. Gods leiding, vindt Jantina. ‘Wij hadden de naam Marco in gedachten, en diezelfde naam had je al gekregen van Mieke. Dat kan toch geen toeval zijn?’

Op de snelweg terug flitst alles weer voorbij, als de lijnen en pijlen die oplichten in het donker. Zo is het dus gegaan. Hier, langs de A28, aan het Veluwemeer, ben ik geboren en getogen. De plekken kende ik al, nu ook de gezichten, personen, motieven en omstandigheden die in ieder geval mijn eerste dagen, maanden en jaren hebben bepaald. Het had anders kunnen lopen, maar zo is het gelopen. Toeval of niet, ik heb geluk gehad. Geluk met twee moeders. Ik ben uitgekomen en de scherven van de schaal vormen samen dit verhaal.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -