8.6 C
Amsterdam

Moslims stappen naar VN met klacht over Nederlands parlementair onderzoek

Remco van Mulligen
Remco van Mulligen
Journalist, eindredacteur De Kanttekening

Lees meer

Stichting Ummah Project dient een klacht in bij de Verenigde Naties. Het parlementair onderzoek naar ongewenste invloeden vanuit onvrije landen op moskeeën en islamitische organisaties heeft hen onrecht aangedaan, vinden ze.

Het onderzoek (bekend als de POCOB) vond begin 2020 plaats. Het doel was om ‘problematisch gedrag door ongewenste buitenlandse beïnvloeding’ tegen te gaan. In de taakomschrijving werd duidelijk dat het onderzoek zich vooral op moskeeën zou richten. In de onderzoekscommissie zaten leden van de Tweede Kamer uit diverse partijen, zoals Niels van den Berge (GroenLinks), Gert-Jan Segers (ChristenUnie) en Tunahan Kuzu (Denk).

Onder moslims leidde het verloop van het onderzoek tot grote verontwaardiging. Ten eerste omdat de politici niet goed voorbereid leken: ze konden niet uitleggen wat ze met ‘salafisme’ bedoelden en verwarden islamitische begrippen.

De drie moslims die nu een klacht indienen bij het Mensenrechtencomité van de VN zijn drie jaar geleden door de POCOB gehoord. Formeel als getuige, om uit te leggen hoe financiering van islamitische organisaties vanuit het buitenland werkt. In de praktijk pakten deze gesprekken uit als kruisverhoren, waarbij zij eerder als verdachten werden bejegend dan als getuigen.

Er was geen enkele reden om hen als verdachten aan te spreken, vertelde Jacob van der Blom. Hij was in 2020 voorzitter van de Blauwe Moskee in Amsterdam. Samen met Abdelhamid Taheri (Stichting As-Soennah in Den Haag) en Nasr el Damanhoury (Stichting Waqf) stapt hij nu naar de VN. Eerdere klachten bij de Tweede Kamer en bij de POCOB zelf leidden tot niets.

De drie claimen dat de Kamer met deze commissie in strijd heeft gehandeld met de Grondwet, die discriminatie verbiedt. Ook menen ze dat het onjuist was om hen onder ede als verdachten te bejegenen, zonder hen de rechten te geven die een verdachte heeft – zoals het recht om bijgestaan te worden door een advocaat.

‘Deze moslims zijn ten onrechte publiekelijk geassocieerd met terrorisme, extremisme, witwassen en verduistering’, staat op de website van Ummah Project te lezen. En alle verhoren waren live te volgen via online streams.

Beeld: Martijn de Koning

‘Neergezet als daders’

Hoe kansrijk de klacht bij de VN is kan Martijn de Koning niet zeggen. Hij is deskundige op het gebied van islam, islamofobie en salafisme. Hij volgde de POCOB nauwgezet en schreef eerder een notitie voor Samira Sabir, de advocaat die Ummah Project bij deze klacht bijstaat.

De vraag hoeveel kans de klacht maakt, ‘is meer een vraag voor juristen’, denkt De Koning. Het lijkt mij ingewikkeld, juist ook omdat een eerdere klacht is afgewezen, maar het kan zijn dat deze VN-commissie er anders naar kijkt. In ieder geval laat het goed zien dat niet iedereen zich zomaar neerlegt bij hoe men hier behandeld is.’

Vanaf het begin was De Koning op zijn blog kritisch over de onderzoekscommissie. Maar wat zijn belangrijkste kritiek op de POCOB is, vindt hij ‘moeilijk kiezen’. ‘Het grootste probleem is denk ik de exclusieve gerichtheid op een selectief groepje moslims op basis van ideeën over herkomst en associaties met bepaalde landen. Dit wordt nog het meest duidelijk als we kijken het onderzoek van de RAND Corporation’, vertelt hij. Dit is een ander onderzoek uit 2020, privaat uitgevoerd, naar de buitenlandse financiële connecties van religieuze organisaties. Alleen keek RAND ook nadrukkelijk naar de christelijke kerken, niet alleen naar moskeeën.

De Koning: ‘De POCOB is veel selectiever. Men had vooral Diyanet, [het Turkse directoraat voor godsdienstzaken], salafisme en de Moslimbroederschap op het oog, zonder in de laatste twee gevallen te kunnen duiden wat men eigenlijk bedoelt.’ Tegelijk lijkt de parlementaire commissie, merkt hij op, beïnvloeding en intimidatie door China geheel buiten beschouwing te laten.

‘Op twee voorbeelden na werden dan ook alle ondervraagden door de POCOB neergezet als ‘daders’. De stijl van ondervraging was opvallend. Ook de pressie op moskeeorganisaties om transparant te zijn, stond in schril contrast met het gebrek aan transparantie van overheidsorganisaties zelf: het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat als geen ander inzicht kan geven in die buitenlandse relaties, werd niet openbaar ondervraagd.’

Dat laatste bezwaar komt ook aan de orde in de aanklacht die de drie moslims bij de VN indienen. Zij volgden bij alle buitenlandse financiering de regels die door Buitenlandse Zaken daar zelf voor heeft opgesteld, claimen ze. Dus is hun redenatie: als de overheid werkelijk inzicht wil krijgen in hoe buitenlandse financiering werkt, moet ze beginnen met het horen van de ambtenaren en ministeries die religieuze organisaties daarbij begeleiden.

Stellige conclusies

De POCOB concludeert in haar eindrapport dat er inderdaad sprake is van buitenlandse beïnvloeding, via het vestigen, besturen en financieel ondersteunen van moskeeën. Jacob van der Blom stelt op de website van het Ummah Project dat die conclusie al tevoren vaststond.

Ook De Koning is er niet door verrast. ‘Islam en Nederland zijn allebei ingebed in internationale netwerken. Maar behalve bij twee moskeeën kan de POCOB niet aangeven voor hoeveel islamitische organisaties dit nu problematisch is. Niettemin trekt men de conclusie wel door naar de moslimgemeenschappen in Nederland en de samenleving als geheel.’

De Koning heeft de indruk dat de POCOB het bewijs van buitenlandse financiering op zichzelf al problematisch vindt. Hij citeert uit het rapport:

De commissie constateert dat er door deze knelpunten nog steeds geen zicht is op bijvoorbeeld de omvang van de geldstromen en op de vraag of door middel van financiering of invloed mensen worden aangespoord tot antidemocratisch gedrag dat de rechtsstaat ondermijnt.

‘Je vraagt je dan ten eerste toch af waar die stellige conclusie op is gebaseerd’, reageert hij. ‘En ten tweede waarom we deze enquête eigenlijk hebben gehad. Daarnaast kan de commissie ook geen antwoorden geven op vragen over grondwettelijke bescherming en beginselen van behoorlijk bestuur, simpelweg omdat ze niet eens aan de orde werden gesteld.’

‘Het hele onderzoek was bijna een theatrale uitvoering van guilt by association’

Klucht

Een ander kritiekpunt van De Koning is dat de verhoren ‘ondermaats’ waren. Hij noemt als voorbeeld het verhoor van terreurdeskundige Ronald Sandee, ‘die in complotmythes gelooft’. En Dick Schoof, toenmalig directeur van veiligheidsdienst AIVD, gaf ‘volstrekt eenzijdige en verouderde informatie’, vindt De Koning.

Een ander voorbeeld is het verhoor van Jacob van der Blom, vervolgt De Koning, waarbij GroenLinks-Kamerlid het woord takiyah gebruikte (liegen omwille van de islam), terwijl hij tazkiyah (islamitische term voor een aanbevelingsbrief) bedoelde. Ook noemt De Koning het verhoor van Damanhoury, waarbij bleek dat de commissie niet kon uitleggen wat die bedoelde met ‘salafisme’.

‘De kennis van de transnationale inbedding van Nederland en van de islam was bedroevend. Dat gekoppeld aan de stijl van ondervraging, alsof men de vertegenwoordigers van de moskee verhoort als de eerste de beste misdadiger, maakte het een beetje een klucht.’

Individueel geraakt

De drie moslims die nu naar de VN stappen stellen dat de POCOB ook drie jaar na dato nog duidelijk negatieve effecten heeft, zowel voor henzelf als voor de moslimgemeenschap. De Koning vindt het toch lastig om precieze effecten te verbinden aan het werk van de commissie. ‘De verdachtmaking van moslims in en door de POCOB zagen we al eerder. Sinds 2000 is er een behoorlijk arsenaal aan wet- en regelgeving en beleidskaders geproduceerd dat moslims in het verdachtenbankje zet en eigenlijk maar twee typen moslims erkent: de risicovolle moslim en de moslim die risico loopt op het verkeerde pad te raken of beschadigd te worden door die eerste categorie moslims. Ik vraag me af waarom de kwestie van de intimidatie door de Chinese overheid van de Oeigoerse Nederlanders niet op de agenda stond: paste die niet in dat schema?’

‘Maar aan heel veel mensen gingen deze verhoren ook voorbij’, relativeert De Koning. ‘Ze zijn bezig met alledaagse dingen en niet per se met politiek. In enkele gevallen kunnen we wel stellen dat personen individueel geraakt zijn door de POCOB. Banken gingen tegen die personen en instellingen maatregelen nemen, andere moslims gingen hen uit de weg, bang als ze waren en soms nog zijn voor guilt by association. De hele POCOB was bijna een theatrale uitvoering van guilt by association. Het versterkte de indruk van meten met twee maten en de indruk dat moslims als verdachte en voorwaardelijke Nederlanders worden gezien als ze zich niet heel keurig als brave burger opstellen.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -