Discriminatie bewijzen is soms verdraaid lastig, zegt de Amsterdamse officier van justitie Willem Nijkerk. ‘Toch is het belangrijk om aangifte te doen.’
Willem Nijkerk is officier van justitie en hoofd van het Landelijk Expertisecentrum Discriminatie (LECD) bij het Openbaar Ministerie. Hij is verantwoordelijk voor het opsporen en vervolgen van strafbare discriminatie. Het is complex werk, dat onder druk staat van snelle oordelen in de politiek en samenleving.
Nijkerk (55) werkt op het arrondissementsparket aan het IJ in Amsterdam. Hij vindt het belangrijk om uit te leggen hoe ingewikkeld het strafrecht is als het gaat om discriminatie. Het LECD bestaat al meer dan 25 jaar en helpt het Openbaar Ministerie bij discriminatiezaken, van het begin van het onderzoek tot aan de uitspraak van de rechter. Officieren van justitie en andere medewerkers krijgen hierbij advies en ondersteuning. Ook politieagenten kunnen bij het LECD terecht voor hulp bij het omgaan met strafbare uitlatingen.
Nijkerk is door zijn werk betrokken bij zaken die voor grote maatschappelijk beroering zorgen, zoals de ongeregeldheden rondom de voetbalwedstrijd tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv op 7 november.
Welke invloed had druk vanuit sociale media op jullie opsporingswerk bij zo’n grote zaak als Ajax-Maccabi?
‘Die vrijdagochtend 8 november wist ik meteen: dit is vol aan de bak met z’n allen. Sociale media versnellen de reacties maar de nuance verdwijnt. We krijgen bij dit soort zaken heel veel filmpjes toegestuurd. Wat goed is, maar we weten inmiddels dat je met artificial intelligence de meest levensechte video’s kan maken. Kortom, voor ons is het heel lastig om die waarheidsvinding op hele korte termijn helemaal zonneklaar te hebben. Lastig dat men gelijk roept: het was antisemitisch. Politici, de Amerikaanse president, zelfs onze koning sprak onmiddellijk van antisemitisme. Dat zat er die nacht zonder meer tussen, daar doe ik geen afbraak aan. Maar om dat allemaal te bewijzen, dat is nog verdraaid lastig.
‘Lastig dat men gelijk roept: het was antisemitisch’
‘Op 8 november noemden mensen het al een pogrom, wat ik lastig vond. Ik zie een pogrom als een georganiseerde geweldspleging tegen Joden, omdat ze Joods zijn. Pogroms doen me denken aan de Tweede Wereldoorlog en aan andere historische gruweldaden. Dat is van een andere orde dan wat rond deze wedstrijd gebeurde. Binnen de Joodse gemeenschappen waren de meningen verdeeld: de één sprak van een pogrom, de ander vond het woord pogrom ongepast. Ik bewonder burgemeester Halsema, die eerst ook het woord pogrom in de mond nam. Ze begreep de vergelijking maar trok dat later in. Krachtig want weinig bestuurders komen terug op eerdere uitspraken.’
Waarom is het zo belangrijk om te wachten met duiden, ook als de samenleving direct om antwoorden vraagt?
‘Betrouwbaarheid van overheid vraagt om waarheidsvinding. De ochtend na 8 november was nog onduidelijk wat er gebeurd was, alleen het geweld was evident. Uiteindelijk kregen we na weken onderzoek 122 verdachten in beeld. Van de negen zaken die we nu hebben aangepakt, hebben we in twee zaken door WhatsApp-berichten kunnen aantonen dat het ingegeven was door Jodenhaat. Dat is afschuwelijk. En die hebben ook een maandenlange gevangenisstraf gekregen.’
Weten mensen dat discriminerende uitspraken op internet strafbaar kunnen zijn?
‘Wij hebben de toetsenbordridders die ’s nachts, al dan niet met een glas alcohol achter de kiezen, vreselijke dingen over mensen van kleur zeggen. Neem de zaak rond Clarice Cargard, de columniste van NRC, die demonstreerde tegen Zwarte Piet. Tijdens haar livestream volgden tweeduizend berichten vol anti-zwart racisme tegen haar. Daar heeft Cargard aangifte van gedaan. Uit die berichten kozen we er vijfentwintig die we het ergst vonden, of omdat de verdachten al een strafblad hadden. Ik deed een deel van die zitting. Opvallend: het waren vooral sneue witte mannen van middelbare leeftijd, die teleurstellingen in het leven hadden gehad. Sommigen woonden nog thuis. En eigenlijk zeiden ze allemaal: ‘Ja, maar ik heb het zo niet bedoeld,’ of: ‘Ik was boos, want Zwarte Piet moet gewoon zwart kunnen zijn.’ Dat kan wel zo zijn, maar wat deze types zeggen, heeft wel meteen een groot publiek.’
Mensen zien waarheidsvinding soms als een mening. Hoe gaat het Openbaar Ministerie daarmee om?
‘Ik beroep me op de wet en jurisprudentie. Ik kan uitleggen waarom iets wel of niet strafbaar is. Over de projecties met racistische leuzen op de Erasmusbrug in Rotterdam tijdens de nieuwjaarsnacht van 2023 kreeg ik veel vragen. Zo van: hoezo mag ik Black Lives Matter wel zeggen en White Lives Matter niet? White Lives Matter mag, afhankelijk van de context. Op de brug werd het racistisch gebruikt. Black Lives Matter strijdt voor gelijkwaardigheid, White Lives Matter wordt verbonden aan witte suprematie. Als je in het openbaar een T-shirt wilt dragen met White Lives Matter, ga je goddelijke gang. Maar als je erbij zegt: ‘Vrolijk blank 2023’, en je haalt de 14 words van David Lane, een racist, erbij, ja, dan wordt het wel strafbaar. Het is dus contextafhankelijk.’
‘Wij hebben de toetsenbordridders die ’s nachts vreselijke dingen over mensen van kleur zeggen’
Vanuit het perspectief van de daders bezien was het eerst een succesvolle actie in Rotterdam. 1,4 miljoen mensen keken die nieuwjaarsnacht live mee via televisie. Juist daarom is het belangrijk dat wij als Openbaar Ministerie de norm blijven stellen. Dat de samenleving ziet, dit is niet oké en daar treden we tegen op.’

Zijn er bij de pro-Palestina-protesten op universiteiten mensen vervolgd vanwege discriminerende uitingen?
‘Er zijn mensen vervolgd voor geweld en vernieling, maar niet voor discriminatie, want het zijn, kort gezegd, uitingen die niet zijn gericht tegen Joden. In de kern zijn dat uitingen tegen het optreden van de Israëlische overheid. Wat ik wél zie gebeuren, is dat Joden of Israëliërs worden aangesproken op wat de regering daar doet. Het is ongelooflijk misplaatst om in onze kleine Joodse gemeenschappen mensen aan te spreken op wat Netanyahu doet. Alleen, het is niet strafbaar.’
Komt u nog dingen tegen bij discriminatiezaken die u niet verwacht?
‘Ja, ik word nog met grote regelmaat verrast. Een voorbeeld is die antisemitische projectie op het Anne Frank Huis. Ik werd gebeld dat er in het Engels te lezen stond dat Anne de uitvinder van de balpen is. Ik had geen idee wat daarmee bedoeld werd. Dus ik kom op de site van het Anne Frank Huis terecht, en daar staat een lemma over de complottheorie dat Anne haar dagboek niet zelf schreef omdat er toen nog geen balpen was. Dan kom je echt in de wereld van rechtsextremisme en Holocaustontkenning. Dus we zijn een onderzoek gestart dat uiteindelijk tot een veroordeling leidde. Ik heb Robert W. op zitting gezien en heb me verbaasd dat iemand zoveel moeite doet voor zo’n projectie. Beangstigend uit wat voor wereldje die vent komt: de white supremacists uit de Verenigde Staten, diepgeworteld racistisch en antisemitisch. We hebben hem in Polen, waar hij woonde, laten aanhouden. Hij is overgebracht naar Nederland. Voor een discriminatiezaak best bijzonder: zo’n rechtshulpverzoek doen aan een ander land en dat hij dan uiteindelijk in Nederland komt vast te zitten.’
Het strafrecht maakt bij discriminatie geen onderscheid tussen antisemitisme en racisme, de woorden komen zelfs niet in het Wetboek van Strafrecht voor. Is toch een beeld te geven welke bevolkingsgroep het meest te maken krijgt met discriminatie?
‘Nee, dat is er niet. Mijn beeld is wel dat de Joodse gemeenschappen wat sneller aangifte doen dan de moslimgemeenschappen. Er zijn 1 miljoen moslims in Nederland, circa veertig- tot vijftigduizend Joden. Ik heb vorig jaar 68 aangiftes gehad waarbij moslimdiscriminatie een rol speelde. Dat is niet zo heel veel. Dat zouden er meer moeten zijn. Tegelijkertijd weet ik ook van genoeg Joodse mensen dat ze geen aangifte doen omdat ze denken dat het toch geen zin heeft. Ik zeg altijd: het heeft wél zin. Ook als een zaak wordt geseponeerd, want het is in beeld geweest, het is onderzocht.’
Hoe komt het dat er relatief weinig aangifte wordt gedaan door mensen van kleur en door moslims?
‘Daar is geen onderzoek naar gedaan. Ik kan het alleen invullen vanuit gesprekken met moslimorganisaties. In sommige landen is de politie de vijand; dat beeld blijft soms hangen. Het is deels wantrouwen, deels onbekendheid. Wij moeten nog beter laten zien wat we doen. Dat is ook de reden dat we, als wij zelf een zaak aanbrengen van discriminatie, daar vaak publiciteit voor zoeken. Ik wil meer gemeenschappen bereiken, zoals radiostation FunX, dat een enorme achterban heeft. Ze hebben luisteraars die veel met discriminatie te maken hebben. Een doelgroep die ik wil laten zien dat het loont om aangifte te doen. Je voelt je in elk geval gezien, erkend en gehoord.’
In hoeverre zijn mediaorganisaties verantwoordelijk voor discriminerende reacties die op sociale media onder hun berichten staan?
‘Een goede vraag, maar één die je in eerste instantie aan redacties zelf moet stellen. Van serieuze media mag je verwachten dat ze kritisch zijn op wat ze publiceren. Nu.nl sluit bij moord de mogelijkheid om te reageren totdat de feiten duidelijk zijn. Een voorbeeld van een platform dat zijn verantwoordelijkheid neemt. Ik maak me zorgen over een platform als Cestmocro. We weten alleen niet wie daarachter zitten. Daar staan echt heel veel strafbare uitingen op en ze modereren niet.
‘In sommige landen is de politie de vijand’
‘Het zou winst zijn als mensen sowieso meer nadenken voordat ze van alles op het internet pleuren. De massaliteit daarvan is zorgelijk. Of het nu online is of in de fysieke wereld: wij als OM willen voorkomen dat discriminatie genormaliseerd wordt. Het is de normalisatie van antisemitisme, van moslimhaat, van anti-zwartracisme die we willen voorkomen.’
Is er vanuit het OM een roep om andere wetgeving tegen discriminatie?
‘Hier past een genuanceerd antwoord. Ik ben uiteindelijk een wetsdienaar, en als de politiek beslist om iets wel of niet strafbaar te stellen, dan moet ik me daaraan houden. Daar zit voor mij wel een grens bij de doodstraf. Als die zou worden heringevoerd, wat helemaal niet kan, dan hang ik mijn toga aan de wilgen. Ik heb veel vertrouwen in onze wetgeving en nog meer in onze rechtsstaat. Ik heb niet meegemaakt dat rechters of officieren zich laten beïnvloeden door welke wind er waait in Den Haag. Ik heb nog nooit een telefoontje van de minister of staatssecretaris gehad die zegt: ‘Officier, jij moet die zaak wel of niet vervolgen!’ Ik heb nooit politieke inmenging meegemaakt. En ik werk al lang bij het OM en was bij veel gevoelige zaken betrokken. Tegelijkertijd is zo’n rechtsstaat geen rustig bezit. We moeten ervoor waken dat het zo blijft.’
Tot slot: heeft u zelf weleens met discriminatie te maken gehad?
‘Nee, ik ben in de luxe positie dat ik nooit gediscrimineerd ben. Een privilege, om het zo maar te zeggen.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!