5.9 C
Amsterdam

Polen in Nederland, een ‘parallelle samenleving’? Nee, zegt deze hoogleraar

Lees meer

Hoewel er in Nederland ondertussen een kwart miljoen Polen wonen, zie je hen niet. Ze zouden een ‘parallelle samenleving’ vormen. UvA-hoogleraar Rinus Penninx (Etnische Studies) ziet dat heel anders. ‘De term ‘parallelle samenleving’ is gebaseerd op een negatieve connotatie, namelijk dat de migranten iets niet willen. De integratie wordt helemaal bij de migrant zelf gelegd.’

Alleen hun bovenlijven steken uit het aardbeienveld. Na een dag zwoegen in de hitte komen ze op een vakantiepark of trekken ze zich terug in de grauwe wooncontainers. Hoewel er in Nederland ondertussen een kwart miljoen Polen wonen, zie je hen niet. Ze zitten verscholen aan de randen van de steden. ‘Dat weet iedereen’, stelt Rinus Penninx, hoogleraar Etnische Studies aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Zo wordt het trouwens ook voor hen  geregeld. Arbeidsmigranten worden doorgaans zo dicht mogelijk bij hun werk gehuisvest, bijvoorbeeld bij de kassen.’ Zo belanden de Polen letterlijk in de marge van de samenleving.

‘Maar ze zitten sowieso al in de marge’, zegt Penninx. ‘Door het karakter van hun werk. Tijdelijke arbeid met onzekere flexcontracten ís een marge van de arbeidsmarkt.’ De Polen leggen zich neer bij de werkomstandigheden. ‘Maar niemand kiest bewust voor tijdelijkheid’, merkt Penninx op. ‘Het zijn werkgevers die zo’n systeem opzetten, omdat ze zich niet willen binden aan de werknemers. Die hebben ze maar tijdelijk nodig.’

‘Je kunt de Polen niets verwijten’

De gevallen van uitbuiting van werknemers die de taal niet spreken en hun rechten niet kennen halen meermaals de krantenkoppen. Sommige Poolse werknemers vallen in de strik van malafide uitzendbureaus, die slechts een habbekrats uitbetalen en ook nog een hoge huur eisen voor een erbarmelijke kamer. De Polen dienen niet zo snel een klacht in, zei de Poolse ambassadeur in Nederland Marcin Czepelak in een interview in NRC. ‘Ze zijn arbeidskrachten, en niet meer dan dat. Ze participeren niet in de samenleving.’

Eigenlijk best goed geïntegreerd

Czepelak vreest dat er een parallelle samenleving van buitenlandse werknemers in Nederland is ontstaan. Maar volgens Penninx geeft de term ‘parallelle samenleving’ de situatie van de Poolse arbeidskrachten niet adequaat weer. Polen zijn eigenlijk best goed geïntegreerd in de arbeidsmarkt, zegt hij. Daarbovenop doen ze vaak het werk dat Nederlanders links laten liggen. Dat ze geregeld in eigen kring verkeren is volgens Penninx dus volstrekt normaal. ‘Als Nederlanders naar bijvoorbeeld Australië verhuizen, dan zoeken ze elkaar ook op. Ze vormen ook eigen clubs en vieren samen Koningsdag. Zo organiseren migranten zich nu eenmaal wereldwijd.’

Je kunt pas spreken van een parallelle samenleving wanneer mensen zich bewust afwenden van de geldende waarden en normen, legt Penninx verder uit. ‘Denk aan jihadisten. Die slaan echt een compleet andere weg in dan de rest van de samenleving. Ook een situatie waarin de ontvangende samenleving mogelijkheden creëert om zich te integreren maar een migrant daar bewust geen gebruik van maakt, kan leiden tot isolatie uit eigen wil.’ Maar dit is niet het geval bij de Polen, aldus de hoogleraar.

Daarom raadt Penninx aan om voorzichtig om te springen met de term ‘parallelle samenleving’. Deze wordt namelijk veelal gebruikt om te benadrukken dat een bepaalde groep zich niet wil integreren. Beseft ambassadeur Czepelak wel dat hij een politiek beladen term gebruikt? Daar twijfelt Pennix over. ‘Hij weet waarschijnlijk niet dat de notie uit een verkeerde hoek komt.’

‘We vergeten dat Polen zich vrij door de EU mogen bewegen’

Immigratieland tegen wil en dank

Het neologisme ‘parallelgesellschaften’ (‘parallelle samenlevingen’) dook eerst in Duitsland op. Socioloog Wilhelm Heitmeyer gebruikte het in de jaren negentig om de segregatie van Turkse migranten te beschrijven. ‘Het woord heeft bovendien sterke connotaties met een andere Duitse metafoor: de ‘Staat-im-Staate’ (‘de staat in de staat’). Die verwijst naar de ghetto-vorming onder de joodse gemeenschap’, schrijft cultureel antropoloog Sinan Çankaya in een blog. Het lijkt hem niet logisch dat er naast een reguliere samenleving een parallelle samenleving zou kunnen ontstaan. Ook Penninx benadrukt dat iedereen een parallelle samenleving kan zien wanneer hij die wil zien.

In principe telt Nederland een ontelbaar aantal parallelle gemeenschappen die niets met elkaar te maken hebben: ‘Wat hebben het domineesmilieu in Zwolle en het kunstenaarsmilieu in Amsterdam nou met elkaar gemeen? Of het landbouwersmilieu in Zeeland en het grachtengordelmilieu in Amsterdam?’, vroeg de hoogleraar zich af in een interview voor de Kanttekening zes jaar geleden. Maar die enclaves mogen er volgens iedereen zijn. Met arbeidsmigranten is het anders: ze kunnen blijven als ze zich aanpassen. Op het moment dat een migrant niet naar ieders pijpen danst, wordt zijn aanwezigheid geproblematiseerd, aldus Penninx. Dat heeft volgens hem te maken met het traumatische migratieverleden van Nederland. ‘Nederland is een immigratieland tegen wil en dank. Het zit ingewikkeld in elkaar: enerzijds hebben we de arbeidskrachten nodig en maken we ze warm om in Nederland te komen werken. Aan de andere kant willen we ze niet.’

Een Poolse werknemer is druk aan het werk in een Zuid-Hollandse kas (Foto: YouTube)

Geen eigen keuze

Het wordt migranten kwalijk genomen dat ze zich afzonderen, maar de segregatie komt vaak tot stand door de keuzes van de werkgevers die grootschalige locaties voor hun werknemers voorzien of politieke maatregelen. Penninx denkt hierbij aan de geschiedenis van de Molukkers. Na de Tweede Wereldoorlog bleven ze trouw aan de koningin toen Indonesiërs in opstand kwamen. Nederland wilde haar koloniale bewind herstellen, maar kreeg internationaal geen steun en moest zich uiteindelijk neerleggen bij het verlies van de kolonie. Aangezien Molukkers niet langer in Indonesië konden blijven, kwamen ze in kampen in Nederland terecht. De terugkeer bleek niet meer mogelijk, dus ze zijn gebleven. Tot de dag van vandaag heb je aparte woonwijken voor Molukkers, een fenomeen waar discussie over is ontstaan.

Ook hedendaagse Poolse arbeidsmigranten komen geregeld op de plekken die hen toegewezen worden, en waar ze niet per se willen zijn, stelt Penninx. ‘Polen kiezen er dus niet altijd voor om bij andere Polen te gaan wonen. Hun werkgevers, die tegelijkertijd de huisbazen zijn, regelen dat.’

Dat is ook het verschil met de situatie van gastarbeiders vroeger, merkt Penninx op. ‘Toen was er een overleg tussen de vakbonden, de staat en de werkgever. Nu heb je allerlei uitzendbureaus die het werk en huisvesting regelen, met alle gevolgen van dien. Ze hebben geen toestemming nodig van de overheid en ze worden nauwelijks gecontroleerd.’

Gevoel van controleverlies

Eén ding is onveranderd gebleven: Polen worden nog steeds gezien als gastarbeiders die hun werk komen doen en worden verondersteld daarna terug te keren. Maar dit valt niet te controleren. ‘We vergeten dat Polen eigenlijk geen arbeidsmigranten zijn, maar mobiele werkkrachten die zich vrij door de Europese Unie mogen bewegen’, benadrukt Penninx. ‘Daarom kun je de Polen ook niets verwijten. Ze maken gebruik van mogelijkheden die er zijn om in zich in Nederland te vestigen. Ze worden ook actief geworven om hier te komen werken. Als we er zo tegen zijn en hun kwalijk nemen dat ze zich zogezegd niet integreren – laat ons gewoonweg stoppen met hen uit te nodigen. Maar zo voorkom je nóg niet dat ze hier komen.’

‘De term ‘parallelle samenleving’ gaat ervan uit dat migranten iets niet willen’

Het gevoel van controleverlies speelt sterk mee in het verzet tegen ‘parallelle samenlevingen’ van arbeidsmigranten, stelt psycholoog Hans van de Sande. ‘In Nederland dient alles geregeld te zijn, tot in zeer vergaande mate. Het is daarom een doorn in het oog van vele politici en vakbonden dat je de arbeidsmigranten niet helemaal onder controle kan krijgen.’ Ze komen en ze gaan omdat ze mobiele Europese werknemers zijn. Om toch meer zicht te krijgen op wie er in het land werkt, wil bijvoorbeeld de SP dat de arbeidsmigratie beter wordt geregeld. Wat wil dat zeggen? Onder andere dat de werkvergunningen terugkomen, stelt SP-Kamerlid Jasper van Dijk.

Deze logica geeft onze dubbelzinnige houding tegenover migranten goed weer, vindt Penninx. We hebben ze nodig, maar op een manier die wij zelf bepalen. Dat houdt in dat arbeidsmigranten komen wanneer ze nodig zijn en zich hierbij aan de Nederlandse normen en waarden houden, zoals vastgelegd in het inburgeringsbeleid. Op het moment dat ze de eigen cultuur willen behouden, de eigen taal blijven spreken, inkopen doen in hun eigen winkels en naar de mis gaan in hun eigen kerken, dan wringt het. Ze passen zich niet aan, luidt het dan.

Çankaya schrijft dat deze veronderstelling van ‘culturele incompabiliteit’ naar een quasibiologisch en fundamentalistisch perspectief op cultuur en religie neigt. Door deze retoriek worden culturele verschillen, die je trouwens overal binnen de samenleving vindt, alleen maar onderstreept. De eis om zich aan te passen wordt trouwens ook willekeurig gesteld, zegt Çankaya. Voor hoogopgeleide expats gelden er bijvoorbeeld andere normen: ze mogen er simpelweg zijn en Engels spreken. Penninx: ‘Dit heeft te maken met de hogere status van deze groep. Ze vormen nooit een probleem. Ze zijn zelfredzaam en gewild.’

‘Voor contacten zijn twee kanten nodig’

Zo wordt er duidelijk een lijn getrokken tussen diegene die ‘problemen’ veroorzaken – de ‘niet-geïntegreerden’ – en diegene die zich gedragen zoals Nederlanders het van hen verwachten. Maar zoiets als een homogene, geïntegreerde samenleving bestaat simpelweg niet, stelt Çankaya. In de tijden van de neoliberale markteconomie, de toegenomen globalisering en de wijdverspreide digitalisering lijkt de samenleving op een mozaïek van verschillende diverse groepen en netwerken.

Het begrip ‘parallelle samenleving’ lijkt in die context tegenstrijdig. Het is eerder een quarantaine waarin ‘niet-geïntegreerde’ migranten geparkeerd worden, zoals socioloog Willem Schinkel het stelt: ‘Het ‘integratieprobleem’ wordt als een ziekte beschouwd en als antwoord probeert de samenleving zich te zuiveren van alles wat er zogenaamd vreemd aan is.’ Zo worden migranten gedumpt aan de marge van de samenleving. En op die manier zou het ‘probleem’ moeten worden opgelost. ‘Zo sluit de samenleving de ogen voor de problemen die de politiek en werkgevers zelf in de handen werken’, vindt Penninx.

Schinkel wijst erop dat niet alleen integratiebeleid de tegenstelling tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ de samenleving reproduceert. ‘Ook de sociologie van de integratie draagt daaraan bij. Zo wordt ‘sociaal-culturele integratie’ doorgaans – bijvoorbeeld door het Sociaal Cultureel Planbureau – ‘gemeten’ aan de hand van het aantal ‘contacten’ dat allochtonen met autochtonen hebben. En wel precies zo, niet andersom. Dan blijkt dat allochtonen relatief weinig contacten hebben met autochtonen en dat zou garant staan voor een gebrekkige ‘sociaal-culturele integratie’. Maar voor contacten, zou je zeggen, zijn twee kanten nodig.’

Dat benadrukt Penninx ook: ‘De term ‘parallelle samenleving’ is gebaseerd op een negatieve connotatie, namelijk dat de migranten iets niet willen. Er wordt minder gekeken naar de rol van de ontvangende samenleving die de integratie zou moeten faciliteren. In plaats daarvan wordt de integratie helemaal bij de migrant zelf gelegd en wordt afgedwongen dat mensen zus en zo moeten zijn of zich zus en zo moeten gedragen. Dat is een assimilatiebeleid.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -