Op een plek waar mensen aarden in stuifzand, is de blik op de wijde wereld nooit ver weg.
De meeste Nederlanders kennen Vlieland als die zomerse badplaats vol zeeleeuwen, dikke Duitsers en weinig verkeer. Toch wordt de gemeente het hele jaar door bewoond door een gemeenschap van zo’n duizend mensen. Hoe kijken deze Vlielanders aan tegen hun woonplaats, de Randstad en de wereld in het algemeen? Onze verslaggever Freek de Swart zocht het uit.
Aankomen op Vlieland in het laagseizoen voelt in het begin niet eens zo heel anders dan tijdens de zomer. Er staat turend volk langs de kade, er hangen krijsende meeuwen in de lucht en overal staan bagagezoekers irritant in de weg. Dat het echt geen vakantietijd is, merk je een klein kwartier later. De massa is verdwenen en het aankomstplein ligt erbij als een filmset na sluitingstijd. Zelfs de vogels lijken naar elders te zijn gevolgen. Gelukkig blijkt het nabijgelegen VVV-kantoor nog wel bewoond. Hier helpt een vriendelijke medewerkster graag mee met het zoeken naar bewoners die het Vlielandse leven ademen. Op de achterkant van een folder schrijft ze wat namen, inclusief adressen. Rekening houden met privacy op een klein eiland is immers net zo zinloos als het bouwen van een treinstation.
Bittere armoede
De eerste naam op het lijstje is Dirk Bruin, een lokale historicus die genetisch gezien niet Vlielandser kan zijn. Binnen bij waddencentrum De Noordwester vertelt hij trots dat zijn voorouders al in 1759 op het eiland woonden. ‘Ik vind het bijzonder dat heel het eiland vol ligt met hun voetstappen en dat ik daarin treed, dat is anders dan bij iemand die hier net komt wonen.’ Bruin legt uit dat het op Vlieland in die tijd vooral draaide om de maritieme handel. Vloten richting de Oostzee en later Oost-Indië begonnen en eindigden hun reis vaak in het dorp. Daar kwam een eind aan toen het vasteland betere aansluitingen kreeg op de Noordzee en de grote rivieren. Ook werden de schepen langzaamaan te groot voor de Waddenzee. ‘De doodsklap was de bouw van de Afsluitdijk, sindsdien speelt Vlieland op maritiem vlak absoluut geen rol meer.’
Aangezien de grond op het eiland niet geschikt is voor landbouw, begon daarmee een zware tijd voor Vlieland. Veel eilanders trokken naar het vasteland of zochten hun heil in de minuscule en nog piepjonge toeristische sector. Toch verzet de historicus zich tegen het beeld dat Vlieland begin twintigste eeuw in bittere armoede leefde. Bruin verwijst daarbij naar zijn eigen overgrootvader die in deze periode een huis met een stuk tuin bezat en voedsel kon rapen op het wad. ‘Tegenwoordig is er geen werkman meer op Vlieland die een eigen huis kan kopen. Jongelui willen graag blijven en er is genoeg werk, maar dus geen betaalbare woningen.’ Het bouwen van nieuwe huizen op Vlieland blijkt moeilijk, omdat het eiland voor het leeuwendeel in handen is van Staatsbosbeheer. ‘Die weigert grond vrij te geven voor bebouwing en toont zich ook bij ruilverkaveling geen ruimhartige partner. Het was begin twintigste eeuw een stuivende bende hier en de bevolking kreeg het niet vastgelegd. Staatsbosbeheer heeft toen deze prachtige bossen aangelegd. Het is een vloek en een zegen tegelijk.’
Cultuurverschillen en een azc
Tijdens de rondleiding door het museum van De Noordwester blijkt Bruin niet alleen historische talenten, maar ook archeologische te bezitten. Veel van de uitgestalde pronkstukken heeft hij zelf gevonden op het strand of opgedoken uit wrakken in het water. Zo liggen er onder andere klokken uit Britse onderzeeërs, maar ook veel ouder munt- en aardewerk. Het zijn duidelijk restanten uit een tijd toen verdrinkingen op zee onderdeel waren van het dagelijkse leven. Hoewel Vlieland inmiddels volledig is aangesloten op de moderne wereld, merkt Bruin nog steeds wel cultuurverschillen. ‘Soms praat ik met nieuwe bewoners en dan hoor ik meteen: dit zijn geen blijvers. Die hebben dan moeite met plaatselijke gebruiken.’ Als voorbeeld noemt hij de aangespoelde boot van een drenkeling. Het jutten van de aangespoelde spullen vonden veel nieuwkomers in het dorp gelijkstaan aan lijkenpikkerij. Bruin is zich daarentegen van geen kwaad bewust. ‘Aangespoelde dingen neem je mee naar huis. Ik heb er wel gevoel bij dat er iemand is omgekomen, maar de zee geeft en neemt.’
Andersom hadden de bewoners van Vlieland grote bezwaren tegen de komst van een azc naar het eiland in 2001. ‘Er was vooral angst dat groepen alleenstaande mannen onrust zouden veroorzaken. Uiteindelijk kwamen er vooral gezinnen. Toen ze vertrokken stonden er mensen met tranen langs de kade, dat heeft een verandering in denken teweeggebracht.’ Een Servisch-Kroatisch echtpaar bleef wel achter. Zij bestieren tegenwoordig het succesvolle theater Podium Vlieland.
Ook qua homoseksuelen is Vlieland volgens Bruin tolerant. Zo kent het dorp een handvol homostellen die met een gerust hart hand in hand kunnen lopen door de Dorpsstraat, iets wat in bepaalde wijken van grote steden niet altijd zonder gevaar is. Bruin merkt op dat toeristen uit de Randstad wel vaker wat bangig uit de ogen kijken wanneer ze bijvoorbeeld op straat worden begroet. ‘Ik snap dat je in Amsterdam niet iedereen de hele tijd kan groeten, maar je hoeft toch niet te schrikken?’
Eenmaal buiten bij het waddencentrum De Noordwester heeft de avond de straten van Oost-Vlieland verandert van rustig naar leeg. Er wordt spaarzaam met straatverlichting omgegaan in het dorp, wat het geheel een desolaat doch sprookjesachtig sfeertje geeft. Zo’n plek waar Jack the Ripper kan toeslaan, maar ook een romantische serenade niet zou misstaan. Vlieland bij nacht is dan misschien niet het einde van de wereld, maar zeker wel het eindstation van Nederland, zoveel is zeker.
Ook in de cafés zijn geen Vlielanders te bekennen. Aan de bar hangt een paar bouwvakkers uit Wolvega. Ze zijn op het eiland om een nieuw hekwerk rondom een voetbalveld te plaatsen. Ook de barvrouw blijkt van het vasteland te komen. Volgens haar bestaat vrijwel het gehele horecabestand op het eiland uit expats. ‘Vlielanders zijn mensen met een gebruiksaanwijzing, kan ik je zeggen’, laat ze tijdens de laatste ronde weten. Of dat een compliment is over hun diepzinnigheid of een sneer richting hun botheid wordt niet duidelijk.
Vlielanders en eilanders
De volgende dag scoren we een ontbijtje in de lokale supermarkt, waar we Folkert Janssens ontmoeten. Deze Drent kwam in 1985 voor het eerst op het eiland en was op slag verliefd. Vanwege de woningnood duurde het tot 2000 voordat hij zich er voorgoed vestigde. ‘Alles is hier overzichtelijk en elk Nederlands landschapstype heb je hier, behalve mergelgrotten.’ Janssens blijkt een groot natuurliefhebber te zijn die regelmatig het gezelschap opzoekt van bruinvissen en zeeleeuwen. Ook tijdens het interview wordt hij een paar keer afgeleid door een voorbijvliegend winterkoninkje. ‘Vogels zijn hier veel minder schuw dan op het vasteland’, vertelt hij er enthousiast bij.
Een ander verschil met de rest van Nederland is volgens Janssens het leefritme. ‘Dat wordt voor een groot gedeelte bepaald door de drie veerboten die het eiland dagelijks aandoen.’ Dit fysieke isolement betekent volgens hem overigens niet dat de moderne tijd geen grip heeft op Vlieland. ‘Heel veel mensen denken dat we hier achterlopen, maar als je hier iets bestelt, dan heb je het de volgende dag in huis.’
Dat Vlielanders van nature hun blik juist op de wereld hebben gericht blijkt ook uit het standbeeld van Willem de Vlamingh (1640-1698) dat vlakbij de veerbootterminal staat. Deze Vlielandse kapitein werd geboren als Willem Hesselsz, maar vernoemde zichzelf al vrij snel naar de gevreesde Vlamingen om zijn beperkte lengte te compenseren. Voor de VOC voer hij rond de wereld en bracht onder andere de westkust van Australië in kaart. ‘Vlielanders zijn ondernemend en waaien vaak uit over heel de wereld.’ Janssens noemt zichzelf trouwens nooit Vlielander, want: ‘Vlielander word je nooit echt, maar een eilander wel.’
Drenkelingen
Vervolgens neemt Janssens ons mee naar het kerkhof van Vlieland. Naast veel eilandbewoners is de plek ook de laatste rustplaats van veel drenkelingen. Graven van aangespoelde Duitse en Engelse soldaten uit de Tweede Wereldoorlog liggen er gebroederlijk naast elkaar, maar ook eeuwenoude grafstenen zoals die van Lancelot Skynner. Deze kapitein ging ten onder in 1799 samen met de HMS Lutine. Dit schip had zoveel goud aan boord dat het verzekeraar Lloyds bijna ruïneerde. ‘Later is de bel van het schip nog opgedoken, die luiden ze nu in het hoofdkantoor van Lloyds als er heel slecht nieuws is.’
Volgens Janssens is er veel respect voor drenkelingen op Vlieland, omdat vroeger iedereen op het eiland wel iemand had verloren op zee. Ook tradities uit het verleden worden daarbij geëerd. Zo staat er op de begraafplaats een replica van een walviskaak. Die stonden vroeger vaak op graven van kapiteins. Of het niet benauwend is om met zo’n kleine gemeenschap op een eiland te leven? Janssens vindt van niet. ‘Niet alleen is er genoeg natuur om je in terug te trekken, het samenwonen midden op zee zorgt ook voor een bepaalde harmonie. Je kunt wel ruzie hebben met elkaar, maar samen heb je ook altijd ruzie met de elementen.’
De tocht gaat verder richting De Jutter. Deze school biedt onderwijs aan voor leerlingen tussen de vier en achttien jaar. Sinds 2016 bezit de onderwijsinstelling een hypermodern nieuw gebouw waar ook een bibliotheek en kinderopvang in gehuisvest zijn.
Buiten speelt de elfjarige Coen Rispens een potje voetbal met zijn beste vriend. Het leven op Vlieland bevalt hem prima. ‘Je kunt hier veel dingen op straat doen, want er zijn niet veel auto’s.’ Wel mist de jongen speelgoedwinkels en pretparken op het eiland. Een voordeel is dan weer dat Rispens vakantievrienden heeft die ieder jaar terugkomen. Net als Janssens begint ook hij over het verkeerde beeld dat sommige mensen op het vasteland hebben over Vlieland. ‘Veel mensen zeggen dat we dingen niet hebben, maar wifi hebben we hier gewoon.’ Of Rispens de rest van zijn leven op het eiland blijft wonen, is nog maar de vraag. Momenteel speelt hij voor de lokale voetbalclub VSV ‘31 en een baan als profkeeper lijkt hem wel wat. Dromerig vertelt hij over een voetbalcarrière die hem via FC Groningen en Ajax naar Chelsea moet leiden. Toch zal hij ook in het hippe Londen zijn roots niet vergeten. ‘Ik zal dan wel een huis hebben in Engeland, maar ook terugkomen en hier een tweede huis kopen.’
Wanderlust
Net zoals elk ander respectabel eiland kent ook Vlieland een kluizenaar, in de vorm van Jan Snoek. Al is hij het zelf niet met deze term eens. ‘Kluizenaar, hoezo? Ik heb toch gezelschap’, wijzend naar zijn hond Hessels.
Snoek woont in een oude boot in de haven van Vlieland en draagt ongeacht het jaargetijde een korte broek. Voordat hij toestemt met een interview moet de verslaggever wel beloven geen vragen te stellen van financiële aard. ‘Dat bracht mij namelijk eerder in de problemen.’ Uit het bord op zijn boot wordt wel duidelijk dat de man zeepieren verkoopt.
Snoek vertelt dat hij oorspronkelijk uit Den Helder komt en in 1983 voor het eerst op Vlieland belandde. ‘Omdat ik midden in een militair oefenterrein aanmeerde, werd ik gelijk opgepakt en naar het dorp gebracht. Ik was toen nog een kwajongen zonder zorgen’, herinnert hij zich die tijd. Tegenwoordig komt hij alleen in Oost-Vlieland om boodschappen te doen. Naar het strand om te jutten doet hij eveneens minder dan eerst. ‘Je vindt alleen een stukje visnet en wat plastic. Vroeger viel er nog weleens iets van een schip af, maar ze bouwen die tegenwoordig beter, denk ik.’ Ook de bossen op het eiland waren volgens hem vroeger beter. ‘Door strengere eisen van Staatsbosbeheer mag daar steeds minder. We mogen bijvoorbeeld niet meer met een kettingzaag het bos in zonder cursus. En daar vragen ze driehonderdvijftig euro voor.’
Of Snoek ondanks al deze achteruitgang de rest van zijn leven op Vlieland blijft weet hij nog niet. Wel woont hij bewust op een schip zodat hij weg kan varen zodra de wanderlust toeslaat. In die zin symboliseert Snoek misschien nog wel als beste de volksaard van de bewoners van het eiland. Want op een plek waar mensen aarden in stuifzand, is de blik op de wijde wereld nooit ver weg.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!