Officieel is in Turkije de godsdienstvrijheid grondwettelijk beschermd. Toch zijn deskundigen en activisten bezorgd. ‘Ook in Turkije komt christenvervolging voor.’
Onlangs besloot de Amerikaanse overheidscommissie voor Internationale Godsdienstvrijheid om Turkije op een speciale observatielijst te zetten. Turkije staat nu, als enige NAVO-lidstaat en samen met landen als Afghanistan, Cuba, Egypte en Irak, op de ‘minder erge’ speciale observatielijst. Op de ‘erge’ lijst staan gevallen als China, Noord-Korea, Iran en Saoedi-Arabië.
De Kanttekening sprak met deskundigen en activisten over de godsdienstvrijheid in Turkije. Hoe vrij zijn christenen, joden, alevieten, atheïsten en andere minderheden? Wat gaat er goed, wat niet?
De feiten en de cijfers
Officieel is Turkije een seculiere staat en beschermt de grondwet de vrijheid van godsdienst. Artikel 24 garandeert de vrijheid van geweten, religie en overtuiging. De vrije uitoefening van religie wordt ietwat beperkt door artikel 14 van de grondwet, waarin staat dat religieuze activiteiten de integriteit en het seculiere karakter van de Turkse staat niet in gevaar mogen brengen. Verder is de preambule van de grondwet in 2001 gewijzigd, zodat ‘activiteiten die in strijd zijn met (…) de historische en morele waarden van Turks-zijn’ geen bescherming meer verdienen.
Turkije telt meer dan 83 miljoen inwoners, waarvan 98 procent moslim zegt te zijn. De overgrote meerderheid van de moslims is soenniet. Hoewel Turkije een seculiere staat zegt te zijn, promoot het de soennitische islam via het Presidium voor Godsdienstzaken: Diyanet.
Onder het bewind van de links-seculiere CHP was Diyanet nog een middel om de politieke islam de kop in te drukken. Maar onder Recep Tayyip Erdogan en zijn AKP is Diyanet een streng-religieus bolwerk geworden dat Turkije conservatiever wil maken. Zo veroordeelde de hoogste imam van Diyanet onlangs homoseksualiteit in scherpe bewoordingen. Ook bestempelde hij traditionele Turkse volksdansen, waarbij mannen en vrouwen samen dansen, als onislamitisch.
‘Op school komt religieuze discriminatie veelvuldig voor’
De grootste groep niet-soennitische moslims bestaat uit alevieten. Zij maken zo’n 16 procent van de bevolking uit, 12 miljoen mensen. De alevieten worden niet als minderheid erkend, net als protestantse en katholieke christenen. Turkije erkent als religieuze minderheid alleen joden, Grieks-orthodoxe christenen en Armeens-orthodoxe christenen.
Het percentage christenen in Turkije daalde van 20-25 procent in 1914 en 3-5,5 procent in 1927 naar nog geen half procent vandaag te dag. Dit betekent dat er tussen de 200.000 en 300.000 christenen in het land leven. De joodse gemeenschap in Turkije telt maximaal 20.000 zielen.
Een groeiende groep Turken is atheïstisch, hoewel dit nogal gevoelig ligt en lang niet alle atheïsten dit openlijk zijn. Van 2014 tot 2018 kende Turkije een atheïstische vereniging, maar die heeft zichzelf opgeheven na aanvallen door regeringsgezinde media.
Discriminatie
Dat Turkije ondanks zijn grondwet in de praktijk de godsdienstvrijheid schendt blijkt uit discriminatie van niet-moslims en alevieten in het onderwijs. ‘Op school komt religieuze discriminatie veelvuldig voor’, zegt Rob Duncan. Hij is regionaal manager bij Middle East Concern, een christelijke NGO die opkomt voor religieuze vrijheden in het Midden-Oosten.
In principe hoeven niet-islamitische leerlingen niet verplicht islamitische lessen te volgen, maar soms ‘vergeten’ docenten dit, weet Duncan dankzij zijn netwerk. Ook kunnen, zo vertelt hij, niet-islamitische leerlingen worden gestraft als ze minder lessen volgen dan hun islamitische medestudenten.
Tijdens islamitische lessen wordt de soennitische islam gepromoot. Met niet-soennitische moslims zoals alevieten wordt geen rekening gehouden. Dat komt ook omdat de Turkse overheid het alevitisme niet erkent, alleen de soennitische islam. Volgens Duncan worden christelijke leerlingen die islamitische lessen niet volgen vaak gepest door hun medeleerlingen en docenten.
Aan christelijke vluchtelingen – met name Chaldeeërs uit Irak – die asiel hebben gekregen in enkele van de kleinere provincies in Turkije, wordt de vrijstelling van religieuze klassen geweigerd, vertelt Duncan. ‘Het is moeilijk te achterhalen of dit opzettelijk is, een poging om de christelijke kinderen te islamiseren of een gevolg van is onwetendheid op scholen, aangezien ze dergelijke problemen nog nooit eerder zijn tegengekomen.’
‘Alevitische gebedshuizen zijn officieel illegaal, maar worden gedoogd’
De Koerdisch-Nederlandse ‘vrijdenker’ Bora Celik groeide op in Turkije in een alevitisch gezin. Zij heeft van discriminatie op school weinig meegekregen. ‘Natuurlijk moesten we verplicht godsdienstonderwijs volgen en kregen we het soennitische verhaal voorgeschoteld, maar in mijn tijd bestonden alevieten officieel niet. En Koerden ook niet. Ik ben dus helemaal niet gepest, ofzo.’
Volgens Celik is de discriminatie van alevieten tegenwoordig ook minder erg dan vroeger. Hij denkt dat dit te maken heeft met het conflict tussen de Turkse staat en de Koerdische separatistenstrijders van de PKK. ‘De overheid wil de Koerdische alevieten niet al te erg tegen zich in het harnas jagen. Veertig jaar geleden werden cemevi’s (alevitische gebedshuizen, red.) nog gesloten door de overheid, maar nu gebeurt dat niet meer. Cemevi’s zijn officieel illegaal, maar worden gedoogd.’
Pas toen hij een baan kreeg in Bursa, in het westen van het land, kreeg Celik met discriminatie te maken. ‘Ik verloor mijn werk binnen een week. Mijn baas was aanvankelijk heel enthousiast over mij, maar toen hij mij vrijdag vroeg waarom ik niet meeging naar het vrijdaggebed antwoordde ik: ‘Ik heb geen problemen met Allah.’
Celiks baas kwam er al snel achter dat hij uit Dersim kwam, waar veel alevitische Koerden wonen, en dat hij eigenlijk ook niet meer geloofde. ‘Ik werd op staande voet ontslagen, maar officieel niet omdat ik geen soennitisch moslim was. Ik zou niet bij het bedrijf passen.’
Niet veel later wilde Celik graag officieel van religie veranderen. ‘Het Turkse paspoort vermeldt je religie, in mijn geval dat ik moslim was, maar dat wilde ik graag verwijderd zien. Het kostte ongelooflijk veel bureaucratische moeite om dat voor elkaar te krijgen. Maar ik heb begrepen dat het tegenwoordig makkelijker is.’
Vervolging
Sinds 2000 brengt de Amerikaanse Commissie voor Internationale Godsdienstvrijheid (USCIRF) een jaarlijks rapport uit over de godsdienstvrijheid in de wereld. In 2009 kwam Turkije voor het eerst op de speciale observatielijst te staan. Het land moest nauwlettend in de gaten worden gehouden, stelde de commissie, ‘vanwege de aard en omvang van schendingen van de vrijheid van godsdienst’.
Drie jaar later, in 2012, kwam Turkije zelfs op de lijst ‘landen van bijzondere zorg’ te staan, waarop ook beruchte mensenrechtenschenders als Noord-Korea, Pakistan en Saoedi-Arabië staan. In 2014 keerde Turkije weer terug op de ‘minder erge’ speciale observatielijst. Op die lijst staat Turkije nog steeds.
In 2016 gingen er stemmen op Turkije weer te degraderen tot de lijst ‘landen van bijzondere zorg’. Dat kwam door de arrestatie van de Amerikaanse pastor Andrew Brunson (foto), die al jaren in Turkije woonde en werkte. Erdogan wilde Brunson graag ruilen voor de in Amerika woonachtige Fethullah Gülen, volgens de Turkse president het brein is achter de mislukte staatsgreep van 15 juli 2016. De Amerikanen voelden daar niets voor en zetten druk op Erdogan om Brunson vrij te laten, wat in 2018 gebeurde.
De zaak-Brunson had grote gevolgen voor de positie van protestantse christenen in Turkije, zegt Klaas Muurling van de christelijke NGO Open Doors. Sindsdien ervaren Turkse protestantse kerken meer agressie, vertelt hij. ‘Kerkleiders spraken over een ‘klimaat van onveiligheid’ voor hun kerken en kerkleden.’ Ook hebben volgens Muurling minstens 23 protestantse gezinnen Turkije moeten verlaten.
De situatie van christenen in Turkije is volgens Muurling de afgelopen jaren verslechterd. ‘Turkse christenen hebben het makkelijker dan hun broeders en zusters in streng-islamitische landen als Saoedi-Arabië en Pakistan, maar ook in Turkije komt christenvervolging voor’, zegt hij. ‘Vier jaar geleden stond Turkije op nummer 45 van onze ‘Ranglijst Christenvervolging’, maar het land is nu gestegen naar plek nummer 36.’
Muurling maakt zich vooral sterk voor zogenoemde ‘verborgen christenen’: moslims die zich tot het christendom hebben bekeerd, maar hun nieuwe geloof niet openlijk durven uit te dragen. Hij schat dat er in Turkije enkele duizenden van deze christenen zijn. Armeense, Griekse en Syrische christenen hebben het, als erkende minderheden, makkelijker dan deze verborgen christenen, zegt hij.
Wel zijn Armeense kerken soms het doelwit van vandalisme. Vorig jaar februari werd een kerk in Istanbul beklad met haatgraffiti, in april wilden vandalen de deur van een andere Armeense kerk in de stad in brand steken en werd er van weer een andere Armeense kerk een kruis gesloopt. Vorige maand bracht het Turkse tijdschrift Gercek Hayat een 176 pagina’s tellende special uit waarin Armeniërs en andere christenen in Turkije worden beschuldigd van terroristische activiteiten, waaronder deelname aan de mislukte staatsgreep van 2016.
Christenen zijn in Turkije soms ook onderhevig aan bedreigingen en van fysiek geweld, vertelt Muurling. ‘De Zuid-Koreaanse evangelist Jinwook Kim (foto) werd in november in de zuidoostelijke stad Diyarbakir op straat vermoord.’ De voorlaatste keer dat evangelisten slachtoffer waren van moord was in 2007. Toen werden drie christenen, een Duitser en twee Turkse ex-moslims, vermoord in de stad Malatya in het midden van Turkije.
Confiscatie
In vergelijking met een land als Pakistan komen bedreigingen en moord van niet-moslims in Turkije relatief weinig voor. Belangrijker is het conflict over het beheer van religieuze gebouwen.
Turkse moskeeën vallen onder het staatsapparaat Diyanet, kerken en andere gebedshuizen onder particuliere stichtingen. In Turkije hoeven christenen en joden geen speciale toestemming aan de overheid te vragen om hun gebouw te repareren, wat in veel Arabische landen een stuk lastiger is. Niettemin wordt het christenen en joden op andere manieren wel moeilijk gemaakt, legt Rob Duncan van Middle East Concern uit.
Als kerkelijke gebouwen te erg zijn verwaarloosd, worden ze aan de staat overgedragen. Dit overdragen gebeurt ook als de stichting te weinig leden heeft om volgens de regels van de Turkse wet te functioneren. Duncan: ‘De kerk zal dan typisch worden omgedoopt in een museum, bibliotheek of cultureel centrum, ondanks het feit dat de christelijke gemeenschap erom heeft gevraagd om het voor kerkdiensten te gebruiken.’
‘Pro-Turkse milities terroriseren niet alleen de Koerden, maar ook de Syrisch-orthodoxe christenen en Jezidi’s in Syrië’
Volgens het USCIRF-rapport voorkomt Turkije bovendien de verkiezing van nieuwe bestuursleden van niet-islamitische religieuze stichtingen, met als mogelijk gevolg dat de Turkse staat in de toekomst meer kerkgebouwen kan confisqueren. Toch staat deze toekomst niet vast. In het zuidoostelijke Mardin heeft de overheid in 2017 Syrisch-orthodoxe kerkelijke bezittingen geconfisqueerd, maar draaide dit besluit een jaar later terug – mede vanwege internationale druk.
In augustus 2019 woonde Erdogan de funderingsceremonie bij voor een Syrisch-orthodoxe kerk in Istanbul (foto bovenaan). Dit is de eerste nieuw gebouwde kerk in de geschiedenis van de Turkse Republiek. Tegelijkertijd heeft Erdogan er vorig jaar meerdere malen voor gepleit om van de Hagia Sophia – ooit een kerk, daarna een moskee, nu een museum – weer een moskee te maken.
In november 2019 vaardigde een Turkse hogere rechtbank ook een beslissing uit waarbij het Chora Museum, een voormalige Grieks-orthodoxe kerk in Istanbul, weer kon worden omgevormd tot een moskee. Dit schept mogelijk het juridische precedent om de Hagia Sophia ook weer in een moskee om te dopen.
Syrië
Turkije schendt de godsdienstvrijheid ook in het buitenland. Het land is om die reden ook door USCIRF weer op de speciale observatielijst gezet, zegt Midden-Oostenexpert Petrus Oud*. ‘USCIRF wil een politiek signaal afgeven aan Erdogan, die in Syrië jihadisten ondersteunt’, zegt hij.
Een gedeelte van Noordoost-Syrië wordt nu bezet door pro-Turkse, jihadistische milities, deels voormalige IS-strijders. ‘Zij terroriseren niet alleen de Koerden, maar ook de Syrisch-orthodoxe christenen en Jezidi’s in het gebied’, vertelt Oud.
Het USCIRF-rapport beveelt de Amerikaanse regering aan om ‘aanzienlijke druk’ op Turkije uit te oefenen en het land een tijdschema te geven voor een terugtrekking uit Syrië. Tevens zou de Amerikaanse regering moeten voorkomen dat het Turkse leger en de pro-Turkse milities hun controlegebied in het noordoosten van Syrië uitbreiden. Ook benadrukt het rapport het volgende: Turkije zou in dat gebied ook geen etnische en religieuze zuivering mogen uitvoeren, of op een andere manier de rechten van kwetsbare religieuze en etnische minderheden schenden.
*Gefingeerd. Naam bij de redactie bekend.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!