13.2 C
Amsterdam

Vrijwilligerswerk in Afrika? Wees geen ‘white savior’ en laat je camera thuis

Sara-May Leeflang
Sara-May Leeflang
Journalist en verslaggever die Azië heeft rondgereisd en in verschillende landen artikelen heeft geschreven voor de Kanttekening, waaronder India, Sri Lanka, Thailand, Nepal en Birma. Momenteel in Italië.

Lees meer

Vrijwilligerswerk in Afrika en Azië, het lijkt per definitie een goede zaak te zijn. Maar in werkelijkheid is de lokale bevolking lang niet altijd gebaat bij de hulp die westerse mensen bieden. Met drie ervaringsdeskundigen blikken we terug. ‘Ik liet mij, zo denk ik nu achteraf, leiden door een White Savior Complex. Veel mensen beseffen niet dat er een industrie bestaat die hier geld aan verdient.’

Iets bijdragen aan de wereld. Met de beste bedoelingen gaan veel mensen als vrijwilliger naar arme landen in het buitenland om te bouwen aan een betere wereld. Omdat deze landen ver weg liggen en de cultuur zo anders is, reizen veel vrijwilligers af via een stichting die het verblijf verzorgt en grote bedragen vraagt. Dit zijn organisaties die een winstgevend model hanteren om vrijwilligerswerk aan welvarende, altruïstische mensen te verkopen en soms armoedige situaties in scène hebben gezet.

Dit soort ‘voluntourism’ is de laatste jaren onder druk komen te staan. Hulporganisaties Save the Children en UNICEF ontdekten al in 2005 dat bijna alle kinderen in ‘weeshuizen’ in Sri Lanka en Liberia nog ouders hadden. Steeds meer komen zulke misstanden in weeshuizen aan het licht.

De meeste hulporganisaties hebben de weeshuizen uit hun aanbod geschrapt. Maar dit betekent niet dat bij andere vrijwilligersactiviteiten alles open en eerlijk verloopt.

Het gaat niet alleen om de vraag of vrijwilligers echt helpen of vooral een winstgevende industrie draaiende houden. Er is ook een moreel vraagstuk dat bekend staat als het White Savior Complex. Want waarom moeten witte, westerse mensen per se naar plekken in Afrika of Azië om daar te helpen?

‘We deden eigenlijk gewoon hun werk’

Daisy (34), reisjournaliste en filmmaakster uit Utrecht, is sceptisch over de internationale organisatie die haar voor twee maanden uitzond als docent naar India. Ze betaalde hiervoor ongeveer 2.000 euro. Dit was exclusief de vliegtickets, maar inclusief accommodatie, lokaal vervoer, eten en drinken en activiteiten, zoals een tripje naar de Taj Mahal.

‘Het werd verkocht als vrijwilligerswerk, terwijl dat het niet is’

Daisy kwam terecht in een grote villa in de bergen, waar ongeveer dertig jongeren uit alle delen van de wereld zaten. ‘Ik wilde graag iets doen voor arme kinderen en ging lesgeven op een school.’ Er was geen leerplan en Daisy werd in het diepe gegooid. Er zaten veertig kinderen in de klas die niet wilden luisterden.

‘Nu snap ik dat, omdat ze elke zes weken een ander gezicht te zien krijgen, maar ik trok mij dit zelf heel erg aan. Er was wel een lokale docent, maar die zat de hele dag buiten en sprak geen Engels. Dus ik kon niet uitleggen wat er aan de hand was. Er waren wel docenten die het werk overnamen als er even geen vrijwilligers waren. We deden eigenlijk gewoon hun werk.’

Daisy als vrijwilligster (Foto: Daisy)

Aan haar verblijf aan India heeft Daisy een dubbel gevoel overgehouden. ‘Er wonen nu bijna 1,3 miljard mensen in India. Het is helemaal niet nodig om westerse mensen naar India te sturen om er les te geven. Ik liet mij, zo denk ik nu achteraf, leiden door een White Savior Complex. Veel mensen beseffen niet dat er een industrie bestaat die hier geld aan verdient.’

Sinds haar ervaring is Daisy dieper in de wereld van het vrijwilligerswerk gedoken. ‘Het is echt niet nodig om als Nederlanders in Afrika of India een schooltje te bouwen. Daar zijn ook genoeg bouwvakkers die dat kunnen doen, maar nu zonder werk zitten. Ook vind ik dat als je niet gekwalificeerd bent je niet met kwetsbare doelgroepen mag werken.’

Kleren uit Canada

De Utrechtse Anika Redhed (46) is tussen 2001 en 2010 regelmatig naar het buitenland geweest als vrijwilliger. Ze ging via een kerkelijke organisatie twee keer naar de Verenigde Staten. Daarna vertrok ze op eigen gelegenheid naar Bolivia en Roemenië, om vervolgens via een bemiddelingsorganisatie naar China te gaan. Haar reis naar China was de eerste reis waarvoor ze betaalde om vrijwilligerswerk te mogen doen.

‘Ik was er eigenlijk op tegen om een organisatie te betalen, maar ik dacht dat ik op eigen houtje niets zou vinden’, vertelt ze. ‘Ik betaalde geloof ik 500 of 600 euro. De organisatie vond een school waar ik kon lesgeven, alleen konden ze geen werkvisum regelen. Ze gaven het geld terug en ik kreeg de contactgegevens van de school, zodat ik zelf iets kon regelen. Toen bleek dat die school mij gewoon wilde betalen. De directeur was rijk en ook de leerlingen waren van goede komaf. Het is natuurlijk raar dat een organisatie zoiets verkoopt als vrijwilligerswerk.’

Het gevoel dat ze de baan van iemand anders inpikte had Anika niet. ‘De Chinese docenten die Engels doceerden spraken heel erg slecht Engels. Ik kon niet met ze praten. Ze wilden daarom echt leraren uit het buitenland. Maar het werd dus verkocht als vrijwilligerswerk, terwijl dat het niet is.’

Anika’s laatste reis was naar de Filipijnen. Daar drong het besef pas echt door dat ze niet het verschil kon maken.

‘De kleine stichting stuurde alleen vrijwilligers naar de kliniek als de lokale bevolking daarom vroeg. Toen ik daar was, merkte ik dat wij Nederlanders echt anders naar de dingen kijken. Wij kijken naar de Derde Wereld met onze Nederlandse bril op. Vaak werkt dat averechts. Nederlanders zien bijvoorbeeld dat de kinderen in de kliniek op krakkemikkige bedden slapen en sturen nieuwe bedden, of betalen mensen die nieuwe bedden maken. Maar in de sloppenwijken in de buurt hebben de kinderen geen bedden.’

Anika vertelt over een grootmoeder die met haar kleinkinderen op tafel sliep. Ze zag ook dat er constant nieuwe kleding uit Canada kwam. ‘De kinderen gaan er een keer mee op de foto, om vervolgens weer hun oude kleren aan te trekken.’

‘Ik zou het niet doen als ik er zelf niet zoveel uit zou halen’

Bouwen aan verandering?

Vincent Lageweg (23), die geschiedenis en filosofie studeert in Amsterdam, gaat dit jaar voor de derde keer naar Afrika met de christelijke organisatie World Servants. ‘De kracht van World Servants is dat ze pas aan de slag gaan met iets als de lokale bevolking daarom vraagt’, vertelt hij enthousiast. Dat argument wordt door veel organisaties gebruikt.

Foto: Vincent Lageweg

Voor zijn reis moest Vincent maar liefst 3.000 euro betalen. Vrijwilligers krijgen ruim een jaar de tijd om dat geld zelf op te halen in hun thuisomgeving in ruil voor klusjes. Voor een groep van zeventien vrijwilligers moest 50.000 euro worden opgehaald, maar ze slaagden erin om 68.000 euro op te halen. Hier bouwden ze in drie weken twee klaslokalen en twee latrines van in Malawi.

‘Er wordt tijdens het bouwen samengewerkt met de lokale bevolking’, vertelt Vincent. ‘We hebben bovendien zoveel mogelijk gewerkt met lokale bouwmaterialen en op een manier dat de mensen daar zelf aan de slag gaan, zodat de lokale bevolking na onze hulp het werk kan voltooien.’

Volgens Vincent is het een transparant proces. ‘Er worden daarna foto’s gestuurd als het gebouw af is en in gebruik. Ook kan je als vrijwilliger de rekeningen bij de organisatie opvragen, om te zien hoe het geld is besteed.’

Vincent begrijpt dat er kritische vragen worden gesteld. ‘Maar de slogan van World Servants is ‘Bouwen aan verandering’. Niet alleen in Afrika verandert er iets, maar ook bij de mensen die daar als vrijwilliger aan de slag gaan. Bijvoorbeeld dankbaarheid creëren, laten zien dat we het in Nederland heel goed hebben. Daarnaast is het een culturele uitwisseling. Eén van de opvallendste dingen, vond ik, is dat mensen daar wel enorm gelukkig waren. Ik vond het heel interessant om te zien dat geluk niet alleen in welvaart zit.’

Foto: Vincent Lageweg

Zelfontwikkeling 

Veel vrijwilligers doen het werk naast altruïstische redenen ook voor zelfontwikkeling. Vincent: ‘Het klinkt misschien een beetje egoïstisch, maar ik zou het niet doen als ik er zelf niet zoveel uit zou halen. Ik vond het een fantastische ervaring. Het heeft mijn blik op de wereld verruimd, bijvoorbeeld over de vluchtelingencrisis. Ik heb toch zes weken gezien hoe het daar aan toegaat. Ik snap wel dat mensen daar weg willen uit een uitzichtloze situatie.’

‘Ik vind de situatie van veel vrijwilligers schrijnend’

Toch vindt Vincent dat de mensen in Afrika daar beter kunnen blijven. ‘In Malawi vroegen ze mij of ik ze kon meenemen naar Europa, of dat ik een dochter kon trouwen. Ze zien Europa als een soort van Walhalla. Ik antwoordde hen dat onze samenleving zo is ingericht dat we niet zomaar mensen toelaten en dat hun toekomst in Afrika ligt. Daarom denk ik dat vrijwilligerswerk wel effect kan hebben.’

Anika denkt er anders over. ‘Je hoeft echt niet naar Afrika om jezelf te kunnen verwezenlijken. Je moet echt helemaal in die cultuur zitten om daar echt iets te bereiken. Ik vind de situatie van veel vrijwilligers schrijnend. Zij lijden echt aan een White Savior Complex.’

Anika is ook sceptisch over doneren aan goede doelen. ‘Ik heb ook zoveel donaties gezien waar niets mee gedaan werd. Dan kregen ze een waterzandspeelplaats, maar de begeleiders moesten het schoonhouden. Die hebben daar geen zin in omdat ze al twaalf uur per dag werken. Dus gaat de speelplaats bij voorbaat al op slot.’ Het geven van spullen werkt ook niet volgens Anika: dat zorgt ervoor dat mensen blijven bedelen in plaats van in zichzelf te investeren.

Ze vindt dat het werk dat je in een ontwikkelingsland doet echt moet passen bij je vaardigheden. ‘Ik heb veel werk op lagere scholen gedaan, waar je niet per se speciale vaardigheden voor moet hebben. Maar het blijft een grijs gebied, zeker wanneer je je afvraagt of een lokaal iemand datzelfde werk ook had kunnen doen. Het grootste gevaar is, denk ik, dat wij de cultuur daar niet snappen.’

Daisy heeft een aantal tips voor mensen die wat willen betekenen voor de Derde Wereld. ‘Als je betaalt om vrijwilligerswerk te mogen doen, moet je beseffen dat de organisatie hieraan verdient. Het is daarnaast belangrijk dat je de financiën van de organisatie in kan zien. Hebben ze iets te verbergen?’

Ook moet je jezelf kritische vragen stellen, stelt Daisy. ‘Ga je werk doen dat normaal betaald werk is? En als je vrijwilligerswerk doet wat dat niet is, waarom gaat de lokale bevolking hiermee niet aan de slag? Ook moet je je afvragen of je in Nederland ook bevoegd zou zijn om hetzelfde werk te doen. Als dat niet het geval is, moet je het niet doen.’

Goede bedoelingen zijn mooi, vindt Daisy, maar er zitten ook risico’s aan het vak. ‘Je kunt, zonder dat je het weet, een industrie in stand houden die uiteindelijk schadelijk is voor de mensen die je wilt helpen. De laatste vraag is misschien wel het spannendst. Zou je het werk ook doen als je geen camera mee mocht nemen?’

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 2 december 2019.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -