Wie het boeddhisme in Nederland beoefent doet dat vaak op een heel andere manier dan in Azië. De Kanttekening sprak daarover hoogleraar Paul van der Velde en boeddhist Olivier Provily. ‘De wijze waarop het Westen het boeddhisme geadopteerd heeft, zegt vooral iets over de behoeften die hier bestaan en vrij weinig over het boeddhisme in Azië.”
Veel Nederlanders hebben positieve associaties bij het boeddhisme. Boeddha-beelden worden bijvoorbeeld in groten getale verkocht door winkels als Intratuin, Blokker, Ikea en Xenos en termen uit het boeddhisme, zoals zen en yoga, zijn allang ingeburgerd in lifestylemagazines. Maar wat weten Nederlanders die zichzelf boeddhist noemen eigenlijk van deze oosterse godsdienst?
‘Meestal niet veel”, zegt Paul van der Velde, hoogleraar Aziatische Religies aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. De bekende dikke figuur met glimlach is bijvoorbeeld geen Boeddha-beeld, maar moet Pu-Tai voorstellen, een Chinese monnik. En zen wordt in Azië heel anders geïnterpreteerd dan in het Westen. ‘De wijze waarop het Westen het boeddhisme geadopteerd heeft, zegt vooral iets over de behoeften die hier bestaan en vrij weinig over het boeddhisme in Azië.’
De interesse in boeddhisme die met name halverwege de vorige eeuw groeide kan volgens Van der Velde niet losgezien worden van de secularisering en ontzuiling in het Westen. ‘Mensen raakten vervreemd van het christelijk geloof. Individualisme kwam op en dat bracht schaduwkanten met zich mee namelijk een stressvoller bestaan. Vanuit die culturele setting zijn mensen zich bezig gaan houden met boeddhisme. Met als gevolg dat er bijna geen westerse boeddhist te vinden is die niet mediteert en aan stressbestrijding doet, terwijl meditatie in feite een heel klein onderdeel is van het oorspronkelijke boeddhisme.’
Het idee dat meditatie de kern is van het boeddhisme is volgens Van der Velde een westerse uitvinding. Boeddhistische monniken in Azië houden zich voornamelijk bezig met rituelen, het opdoen van positief karma om op die manier het leven te verbeteren na de dood. Terwijl de meeste westerse boeddhisten vaak niet eens geloven in dat leven na de dood en vooral bezig zijn met het verbeteren van het leven nu. ‘Boeddhisme wordt in het Westen vaak beschouwd als een filosofie, niet als een religie. Dat het geen religie zou zijn, zien we als iets positiefs, aangezien mensen daar negatieve associaties bij hebben.’
‘Zelfs het idee dat het boeddhisme geen god kent klopt niet’, zegt Van der Velde. ‘Als je de boeddhistische mythologie bekijkt dan lees je over talloze goden. Deze goden hebben echter menselijke eigenschappen, dus voldoen ze niet aan het criterium dat wij gesteld hebben aan een god. In Azië geloven ze dat die goden op den duur dood gaan en als nieuwe wezens geboren worden.’
Dat westerlingen boeddhisme niet als religie beschouwen, vinden ze in Azië volgens Van der Velde helemaal niet leuk. ‘Aziatische monniken begrijpen dat niet, ze willen graag dat hun religie erkend wordt. Ze hebben een punt: wat dogmatiek betreft verschilt het boeddhisme niet van andere religies, maar westerse boeddhisten willen dat eigenlijk niet horen. Het boeddhisme kent bovendien talloze leefregels, bijvoorbeeld over alcohol, seks en drugs.’
Ook het idee dat het boeddhisme vreedzaam en vrouwvriendelijk zou zijn klopt niet volgens Van der Velde. ‘Mensen hier kijken naar de dalai lama en zien een vriendelijk lachende meneer, maar vergeten dat zijn voorgangers zich schuldig hebben gemaakt aan allerlei vormen van geweld. Ook de mythe dat het boeddhisme vrouwvriendelijk zou zijn is hardnekkig, Boeddha was bepaald geen pleitbezorger van vrouwenemancipatie en de meeste monniken willen niet dat een vrouw gewijd wordt.’
Kortom, westerse boeddhisten zien in het boeddhisme vooral een manier om zichzelf beter te voelen, gelukkiger te worden en minder stress te ervaren. Maar is dat erg? Olivier Provily, zelf boeddhist en geestelijk verzorger, vindt van niet. ‘Wat maakt het mij uit wat er in Azië gebeurt? Ik leef hier in Nederland en ik ervaar het boeddhisme op mijn manier vanuit mijn eigen culturele setting. Het idee dat wij in het Westen geen echt boeddhisme doen, herken ik uit mijn studie tot boeddhistisch geestelijk verzorger aan de Vrije Universiteit. De academici kijken neer op zen-beoefening want dat is niet rationeel. Het kan zijn dat de focus in Azië meer ligt op ratio, maar voor mij is meditatie de kern van het boeddhisme. Overigens, wie zegt dat boeddhisme alleen iets Aziatisch mag zijn? Boeddhisme is net als een pizza waar iedereen wat opgooit, het idee komt misschien uit Italië maar Italiaans is de pizza al lang niet meer.’
Zen wordt door boeddhistische monniken die zich er mee bezig houden omschreven als ‘lediging van het zelf’. Het is een oefening om het zelf los te laten en één te worden met het al. In het Westen wordt zen vaak omschreven als ‘tot je zelf komen’, zelfbewustzijn dus. Provily ziet dat verschil ook en heeft er een logische verklaring voor. ‘Als je verlichting wil bereiken moet je uiteindelijk het zelf loslaten, maar om dat te kunnen doen moet je eerst jezelf vinden. We zijn in het Westen zoekend naar onze identiteit. De westerse mens kampt met een diep minderwaardigheidscomplex, onze behoefte om te heersen over de wereld zie ik als compensatie voor dat gevoel. Het werkt totaal averechts als je je ego kleiner maakt terwijl je je minderwaardig voelt. Je moet je ego juist groot maken om het los te kunnen laten.’
Het beeld dat het Westen een geromantiseerd beeld heeft van boeddhisme legt Provily naast zich neer. ‘Natuurlijk maken boeddhisten zich ook schuldig aan geweld. Het zal best dat het boeddhisme oorspronkelijk veel dogmatischer en vrouwonvriendelijker is, maar uiteindelijk geven de beoefenaars de religie vorm. Zen is erg hiërarchisch, er is immers sprake van een meester-leerling-verhouding en ik heb persoonlijk ervaren dat dat kan leiden tot machtsmisbruik. Toch is dat dualistische denken precies hetgeen dat je moet loslaten als boeddhist.’
De westerse interpretatie van het boeddhisme is ook bekend in het Oosten. Volgens Van der Velde spelen de Aziaten handig in op de behoefte van westerlingen. ‘In landen als Nepal en India zie je dat er talloze retraitecentra ontstaan en cursussen die volledig gericht zijn op toeristen. Echt een oordeel hebben ze niet, de gedachte is vaak: als dat de manier is waarop westerlingen onze religie tot zich nemen, dan moeten ze dat vooral doen.’
Volgens Van der Velde is het westerse beeld van boeddhisme niet eeuwig houdbaar, de dogmatische kant van het boeddhisme sijpelt langzaam door in het Westen. ‘In Amerika zie je al dat jongeren zich van hun boeddhistische ouders afzetten, omdat ze het zat zijn om altijd te mediteren. Ook in Nederland zal dat beeld van een religie zonder regels kantelen.’ Het gegeven dat het Westen vreemde culturen selectief interpreteert vanuit de eigen culturele setting is ook een bekend fenomeen als het gaat om de islam en het Midden-Oosten. Daar is zelfs een woord voor namelijk: oriëntalisme. Van der Velde ziet een parallel: ‘In feite is dat hetzelfde alleen met een andere uitkomst. Als het gaat om de islam zijn we erg gefocust op de dogmatiek, er zijn ook westerlingen die aandacht hebben voor soefisme, maar in veel mindere mate. Bij boeddhisme is het omgekeerde het geval.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!