Op 12 november herdenken Oeigoeren de korte momenten van onafhankelijkheid die hun volk ooit heeft gekend, schrijft Asiye Uyghur.
De twaalfde november is voor het Oeigoerse volk een bijzondere dag: op die datum vierden zij twee keer hun onafhankelijkheid. In 1933 werd de eerste Republiek Oost-Turkestan uitgeroepen; elf jaar later, in 1944, volgde op diezelfde datum de tweede republiek. Beide staten bestonden maar kort, maar ze lieten een blijvend spoor na in de geschiedenis van het volk.
De eerste republiek ontstond in een tijd van instorting en ontbering. Te midden van chaos en onderdrukking hieven de Oeigoeren de vlag van vrijheid en verklaarden hun wil om zich los te maken van buitenlandse overheersing. Hoewel deze staat slechts enkele maanden standhield, was het de eerste keer dat het Oeigoerse volk in staatsvorm zijn recht op zelfbeschikking uitsprak.
Elf jaar later, in een nog vijandiger omgeving, werd de tweede republiek uitgeroepen. Deze bouwde een eigen regering, leger, onderwijssysteem en diplomatie op, en toonde in vijf jaar de capaciteit tot zelfbestuur. Uiteindelijk werd ze onder druk van internationale grootmachtpolitiek ontbonden, maar het vuur van verzet doofde niet. Sindsdien is 12 november een symbolische dag geworden, een dag van herinnering aan onafhankelijkheid en van eer aan nationale waardigheid.
Een bevestiging dat het Oeigoerse volk blijft strijden voor vrijheid
Meer dan zeventig jaar later lijkt de geschiedenis zich opnieuw te herhalen. Het hedendaagse Oost-Turkestan wordt overschaduwd door totalitair bestuur: interneringskampen, dwangarbeid, religieuze verboden, onderdrukking van de taal en vernietiging van cultureel erfgoed. Onder het mom van terreurbestrijding en het tegengaan van extremisme worden de identiteit en geest van een volk systematisch vernietigd. De internationale gemeenschap kijkt vaak weg. Economische belangen en geopolitieke berekening laten weinig ruimte voor morele helderheid.
Toch hebben de Oeigoeren niet opgegeven. In ballingschap bewaren zij hun geschiedenis en verheffen hun stem in wetenschap, kunst en mensenrechtenwerk. Herinnering is voor hen een daad van verzet. Elk jaar op de Dag van de Republiek herdenken zij door het hijsen van de vlag, gebed, verhalen, poëzie en het onderwijzen van hun kinderen. Deze rituelen zijn verklaringen van bestaan. Een bevestiging dat het Oeigoerse volk nog altijd leeft en blijft strijden voor vrijheid.
Vrijheid is voor de Oeigoeren geen romantisch ideaal, maar de essentie van hun bestaan. In klaslokalen waar moeders hun kinderen in het geheim hun moedertaal leren, in lezingen waar geleerden verboden geschiedenis bespreken, in nachten waarin ballingen fluisteren en bidden. Daar leeft hoop voort. Zij weten dat vrijheid misschien niet snel zal komen, maar dat geloof de duisternis kan doorbreken.
De herdenking van de republieken van 1933 en 1944 is een voortzetting van hun geest. In de donkerste momenten van hun geschiedenis stak het Oeigoerse volk een vuur aan dat symbool staat voor waardigheid, moed en zelfbeschikking. Zolang het geloof niet uitdooft, zal het Oeigoerse volk niet verdwijnen. Zolang de Oeigoeren blijven bestaan, zal hun thuisland niet verdwijnen. En hun droom van vrijheid zal eens werkelijkheid worden. Het vuur dooft niet. De vrijheid sterft niet.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!

