Ondanks voorzichtige oproepen voor een generaal pardon gaat de vervolging van gülenisten in Turkije door. Journalisten in ballingschap Erkam Tufan Aytav en Adem Yavuz Arslan denken niet dat die zal stoppen.
In het kielzog van het Koerdische vredesproces met de Turkse staat roeren Gülen-sympathisanten zich ook. Sinds de mislukte couppoging tien jaar geleden zijn zij categorisch tot ‘terroristen’ verklaard en vragen zij zich af waarom zij, terwijl zij nooit de wapens hebben opgepakt, nog steeds worden vervolgd.
Na tien jaar van verkettering worden in de Turkse politiek voorzichtig pogingen gedaan om een einde te maken aan het onrecht dat dagelijks wordt ervaren door de zogenoemde ‘KHK’ers’, genoemd naar de decreten met wetskracht waarmee zij na de mislukte couppoging van 2016 werden vervolgd.
Hoewel er al eerder incidentele pogingen zijn geweest, begon de nieuwste oproep voor een pardonregeling voor Gülen-sympathisanten met een interview van de gedegradeerde AKP-politicus Bülent Arinc. Daarna volgden meer ontboezemingen, onder meer van partijleiders Ali Babacan en Fatih Erbakan van de islamistische splinterpartijen Deva en de Nieuwe Welvaartspartij. Allen behoorden zij ooit tot het islamistische huis van Erdogan, maar belandden op een zijspoor of verlieten zelfs de partij na de autoritaire afslag die de Turkse president maakte.
Terwijl de vervolging van vermeende Gülen-sympathisanten onverminderd doorgaat, zowel in Turkije als daarbuiten – onlangs werd nog een gezin op verdenking van banden met de Gülen-beweging opgepakt in Kenia – twijfelen velen aan de oprechtheid van de Turkse politiek. De Kanttekening spreekt met twee gevluchte, prominente journalisten, Erkam Tufan Aytav en Adem Yavuz Arslan, die de ontwikkelingen in Turkije op de voet volgen. Zij verwachten niet veel van de nieuwe ontwikkelingen.
Erkam Tufan Aytav, die nu in Stockholm woont, spreekt liever van Hizmet, wat dienstbaarheid betekent, dan van de Gülen-beweging. ‘Zo noemen zij zichzelf’, zegt hij. ‘Het is, in tegenstelling tot een broederschap, een heterogene beweging van individuen die over veel onderwerpen verschillende meningen hebben.’
Hij noemt de uitspraken van Arinc en Babacan over de KHK’ers ‘belangrijk’ en vindt dat de ‘fouten’ hersteld moeten worden. Maar, en daar klinkt de karakteristieke kritische toon van Aytav, spreken over een generaal pardon voor de Hizmet-beweging is volgens hem problematisch, omdat er geen sprake kan zijn van ‘strafbare feiten’. Hij verwijst daarbij naar de vele uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. ‘Als de regering zich houdt aan de oordelen van het EHRM, dan zijn er geen problemen meer.’
Hoge hoed van Erdogan
De eveneens kritische Adem Yavuz Arslan, woonachtig in Washington, meent dat de kwestie van de ‘decreten met wetskracht’ voor gülenisten helemaal niets met recht te maken heeft, maar samenhangt met de mislukte couppoging in 2016. Die zou volgens hem uit de hoge hoed van Erdogan zijn getoverd om daarna zijn eenpersoonsregime van de grond te stampen. Deze theorie over de couppoging, waarbij meer dan 250 Turken omkwamen, wordt breder gedeeld onder gülenisten en andere seculiere en linkse oppositieleden.

Vanuit het perspectief van het Erdogan-regime zijn deze vraagtekens bij het officiële verhaal over de mislukte couppoging in 2016 reden genoeg om Arslan en Aytav voorgoed achter de tralies te zetten. De bovengenoemde AKP-politicus Bülent Arinc, die nu voor een generaal pardon pleit, maakt daarom een scherp onderscheid tussen gewone Gülen-sympathisanten en mensen die daadwerkelijk geweld hebben gebruikt in 2016.
‘Mensen die het parlement hebben gebombardeerd, helikopters en tanks hebben ingezet tegen burgers — voor hen vragen wij geen pardon, dat moge duidelijk zijn’, aldus Bülent Arinc.
Aytav reageert verbeten wanneer deze zaken aan hem worden voorgelegd. ‘Fethullah Gülen zei dat er een internationale commissie moest worden opgericht, dat alles openbaar moest worden gemaakt en dat hij zich bij Turkije zou melden als er ook maar één bewijs zou worden gevonden. Gülens verzoek is tot op de dag van vandaag niet beantwoord. Bovendien is het onderzoeksrapport van het Turkse parlement over 15 juli nog steeds niet gepubliceerd. De regering heeft altijd geprobeerd de waarheid te verbergen’, aldus Aytav, die spreekt van een couppoging waarbij ‘mensen in de val zijn gelokt’.

Daarom vindt hij dat soldaten die wapens hebben gebruikt ook in aanmerking moeten komen voor gratie. ‘Laten we niet vergeten dat 15 juli een operatie was om de bevolking te onderdrukken en in bedwang te houden. Soldaten werden de straat op gestuurd onder het mom van een antiterroristische operatie. Sommigen werden misleid doordat werd gezegd dat er een staatsgreep zou plaatsvinden onder leiding van de toenmalige chef van de generale staf, Hulusi Akar. Ze werden misleid. Degenen die hen misleidden waren Erdogan, Hakan Fidan, de huidige minister van Buitenlandse Zaken en oud-minister Hulusi Akar. Honderdduizenden burgers die niets met de gebeurtenissen te maken hadden, werden gearresteerd en ontslagen omdat zij als putschisten werden bestempeld.’
Arslan legt op zijn beurt de nadruk op ‘de individualiteit van een strafbaar feit’. De categorische vervolging van de Hizmet-beweging vormt volgens hem een flagrante schending van dat uitgangspunt in de rechtspraak. ‘Het is juridisch onmogelijk iemand schuldig te verklaren enkel op basis van een vermeende band met een bepaalde structuur, zonder concrete daden, opzet of bewijs. Toch werden leraren, huisvrouwen, studenten en handelaars als ’terroristen’ bestempeld omdat zij geld op de bank hadden gestort, hun kinderen naar school stuurden of een abonnement hadden op een krant. Dat is geen juridische beoordeling, maar politieke stigmatisering en collectieve bestraffing.’
Hij blijft erbij dat ‘15 juli’ een ‘middel’ was van de regering om de staat opnieuw in te richten
De journalist haalt het scherpe onderscheid tussen ‘gewone gülenisten’ en ‘mensen die de wapens hebben opgepakt’ van Bülent Arinc aan en redeneert als volgt: ‘Hiermee geeft hij toe dat niet iedereen aan de staatsgreep heeft deelgenomen en dat niet iedereen over één kam kan worden geschoren. Als degenen die wapens hebben gebruikt apart worden behandeld, waarvan worden de miljoenen anderen dan beschuldigd? Welke concrete daad hebben zij dan begaan? Deze vraag is tot op heden noch in de rechtbanken, noch in de publieke opinie eerlijk beantwoord.’
Hij blijft erbij dat ‘15 juli’ een ‘middel’ was van de regering om de staat opnieuw in te richten. ‘Het perfecte excuus om de rechtsstaat op te schorten en de samenleving in het gareel te brengen. Het strafrecht werd niet gebruikt om gerechtigheid te brengen, maar als middel om mensen uit te schakelen, te beroven en te onderdrukken. Vandaag de dag is er geen sprake van terrorismebestrijding, maar van een beleid van sociale vernietiging dat de onschuldpresumptie in de rechtspraak volledig negeert.’
Vergelijking met lot van Europese Joden
In zijn overdrive om het lot van de vervolgde beweging uit de doeken te doen, maakt Arslan zelfs de vergelijking met de eerste fase van sociale isolatie en ontmenselijking van Europese Joden die een Davidster moesten dragen in nazi-Duitsland. ‘Alleen was de markering bij vermeende gülenisten digitaal, waardoor zij nergens meer werk konden vinden.’
De hoogleraar Johan Vande Lanotte sprak eerder dit jaar van een ‘sociale dood’ van gülenisten in Turkije. Arslan wil miscommunicatie voorkomen vanwege de vergelijking met de Davidster in nazi-Duitsland en spreekt daarom van een ‘sociale genocide’. Arslan legt uit:
‘Het is niet juist om een directe vergelijking te maken met het lot van de Joden in nazi-Duitsland, omdat de Holocaust een uniek proces van fysieke vernietiging in de geschiedenis van de mensheid is. De eerste fasen van het proces dat daartoe leidde – namelijk het collectief stigmatiseren, demoniseren, buiten de wet stellen en uit het sociale leven verwijderen – vertonen echter ernstige parallellen met wat tegenwoordig ‘sociale genocide’ wordt genoemd. Eerst wordt een groep als ‘gevaarlijk’ bestempeld, vervolgens wordt zij uit de openbare ruimte verbannen, van haar werk ontheven, worden haar bezittingen in beslag genomen en haar kinderen gestigmatiseerd. Voordat de fysieke vernietiging begint, wordt de sociale en juridische vernietiging voltooid. In Turkije is het proces tegen de Hizmetbeweging precies volgens dit stramien verlopen. Kortom, met uitzondering van de fase van fysieke vernietiging heeft de Hizmetbeweging hetzelfde proces doorgemaakt als de Joden.’

Een interessante vergelijkende analyse die nieuwsgierig maakt naar de processen van in- en uitsluiting van vervolgde groepen, waar Arslan bij navraag nog veel uitgebreider op ingaat. ‘Mensen die een losse band met de Hizmet-beweging hadden, zelfs mensen die er jaren geleden afstand van hadden genomen, werden als ‘potentiële criminelen’ beschouwd. Deze druk dwong een deel van de mensen ertoe uit angst hun identiteit volledig te ontkennen en zelfs hun verleden uit te wissen; bij een ander deel leidde het juist tot een sterker gevoel van verbondenheid en solidariteit.’
Angst om ‘ontdekt’ te worden maakte ‘onzichtbaarheid’ voor veel vermeende Gülen-sympathisanten tot een modus operandi, aldus Arslan. Hij vervolgt: ‘Sommigen kozen ervoor om te zwijgen of zelfs zichzelf te verloochenen. Maar tegelijkertijd waren er ook mensen in ballingschap, in de gevangenis en in de diaspora die hun identiteit op een meer bewuste en politieke basis opnieuw definieerden. Collectieve beschuldiging door de staat verandert niet alleen individuen, maar ook identiteiten. Dat is precies wat sociale genocide is: mensen doden zonder ze te doden, door hun leven en hun identiteit onleefbaar te maken.’
Kans op vrede met de Koerden
Terug naar het mogelijke pardon voor vermeende Gülen-sympathisanten in Turkije. Is er onder hen enige hoop dat ook zij kunnen profiteren van een mogelijke pardonregeling, die parallel loopt met het vredesproces met de Koerden?
‘Er is nog een sprankje hoop’, zegt Aytav, ‘maar het is een zoektocht naar hoop die voortkomt uit de wanhoop van deze mensen.’ Hij is overigens ook pessimistisch over de kans op vrede met de Koerden.
‘De Turkse staat omschrijft de onderhandelingen als ‘het proces voor een terrorismevrij Turkije’. Maar wat de regering hardnekkig niet wil zien, is dat terrorisme een gevolg is: het gevolg van het ontkennen van het bestaansrecht van Koerden en het verbieden van hun taal. Zolang de oorzaken van terrorisme niet worden weggenomen, zal het terrorisme niet verdwijnen. Als de PKK wordt ontbonden, zal er een andere organisatie voor in de plaats komen. Dat is ook wat de Dem-partij steeds benadrukt’, aldus Aytav, die Erdogans motieven wantrouwt.
‘Zolang de oorzaken van terrorisme niet worden weggenomen, zal het terrorisme niet verdwijnen’
Hij kan de in zijn ogen ‘fundamentele onrechtvaardigheid’ niet verkroppen. ‘Als aan de ene kant gewapende leden van een organisatie uit de bergen worden gehaald en in de samenleving worden geïntegreerd, is het niet acceptabel dat mensen worden opgesloten omdat ze een studiebeurs hebben verstrekt, lesgeven op legaal opgerichte scholen van de Hizmet-beweging, geld hebben gestort bij de legale bank Bank Asya of lid zijn van een legale vakbond.’
Hij wijst ook op de seculiere slachtoffers van het Erdogan-regime, zoals de gevangen burgemeester van Istanbul. ‘Imamoglu, de presidentskandidaat van de CHP die Erdogan bij de verkiezingen versloeg, zit al maanden in de gevangenis. Erdogan wil Imamoglu niet vrijlaten. Hij wil geen sterke tegenstander tegenover zich hebben.’
Eerherstel voor gülenisten
Arslan benadrukt nog een fundamentele kwestie voor de Gülen-beweging: hoe kunnen gülenisten ooit herstel van reputatie krijgen? ‘Een deel van de slachtoffers van de KHK zegt na tien jaar van onrechtvaardigheid: hoe dan ook moet er een amnestie komen en moet er een einde komen aan dit onrecht. Een klein aantal KHK-slachtoffers, van wie de meerderheid in het buitenland woont, eist echter een eervolle terugkeer.’
Volgens Arslan kan dat niet worden opgelost met een pardonregeling. ‘Met zo’n amnestie wil de regering geen onrecht rechtzetten, maar de al benadeelde groepen slechts onder voorwaarden het stempel ’terrorist’ afnemen. In feite wordt tegen de slachtoffers gezegd: ‘Jullie blijven terroristen, maar we vergeven jullie. Als jullie de komende vijf jaar niet opnieuw dezelfde vermeende misdaad begaan, wordt jullie dossier gesloten; zo niet, dan worden jullie opnieuw gearresteerd.’ Dat is geen echte oplossing. Daarom verzet een deel van de Gülen-beweging zich tegen deze opgelegde maatregel.’
Erkam Tufan Aytav (1966, Izmir)
Sinds 1987 vervulde hij diverse journalistieke functies, waaronder die van correspondent bij de in 2016 verboden krant Zaman. Vanaf 2008 maakte hij de overstap naar liveproducties voor radiozender Burc FM en voor televisie, met programma’s als Tarih Atlasi bij TVNET en Erkam Tufan’la Analiz bij Bugün TV. Na zijn vlucht uit Turkije zette hij zijn journalistieke werkzaamheden voort in Zweden, onder meer via zijn eigen YouTube-kanalen. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen.
Adem Yavuz Arslan (1974, Silifke)
Arslan begon zijn journalistieke carrière in 1995 als rechtbankverslaggever. In 1998 ging hij in Istanbul werken bij het magazine Aksiyon, dat onderdeel was van de Zaman-mediagroep. In 2003 deed hij verslag van de Amerikaanse invasie in Irak vanuit Noord-Irak en Bagdad. Daarnaast rapporteerde hij ook uit andere conflictgebieden, zoals Pakistan, Bosnië en Kosovo. Hij werd bekend door zijn onthullingen in de moordzaak rond de Turks-Armeense journalist Hrant Dink en over de Turkse betrokkenheid bij het omzeilen van de Amerikaanse sancties tegen Iran. Ook hij werkt door als journalist in ballingschap, onder andere via een eigen YouTube-kanaal.



