De Islamitische Scholenbesturen Organisatie (ISBO) heeft in een brief aan Dilan Yesilgöz rectificatie gevraagd van haar uitspraken over het islamitisch onderwijs. Deze uitspraken zijn nergens op berust en zorgen voor een onveilige werkomgeving, stelt de koepelorganisatie.
Het gaat om uitspraken die de VVD-voorvrouw deed tijdens de uitzending van WNL Goedemorgen Nederland van 13 november 2024. Tijdens deze uitzending spreekt de politica over de gevolgen van onderwijs op een islamitische school of een weekendschool, waar kinderen zouden leren dat homo’s geen bestaansrecht hebben, dat joden niets voorstellen en dat het jammer is dat Hitler zijn werk niet heeft af kunnen maken. Het gevolg van zulk onderwijs zou een mislukte integratie zijn voor een deel van die groepen.
De uitzending vond plaats na de Maccabi-rellen in Amsterdam en ging vooraf aan het opnieuw aangezwengelde debat over de integratie van met name Marokkaanse jongeren. Yesilgöz zou de oorzaak van deze mislukte integratie bij het onderwijs leggen, merkt het ISBO op.
Dit is hele rare logica, zegt woordvoerder van de koepelorganisatie Mohamed Talbi. Hij noemt het liever onderbuiklogica. ‘Dus er waren rellen tegen Maccabi-supporters, die in Amsterdam hele erge dingen hebben gezegd. Dit was een geïsoleerde gebeurtenis onder een bepaalde groep jongeren, die op het moment van de uitspraken nog niet waren veroordeeld. En dan kom je uit bij de islamitische scholen?
‘Ik werk al sinds 2003 in het islamitische onderwijs en ik kan hier mijn hand voor in het vuur steken: dit soort dingen worden op onze scholen niet gezegd’, vertelt de voorzitter, refererend aan de uitspraken over homo’s, joden en Hitler. ‘Maar misschien heb ik het mis en beschikt mevrouw Yesilgöz over andere informatie.’
Het ISBO vraagt de politica in de brief dan ook om te komen met concrete voorbeelden. ‘Op welke onderzoeken, meldingen of officiële rapportages baseert u deze ernstige beschuldigingen over het islamitisch of informeel onderwijs? Kunt u specificeren in welke tijdsperiode(n) en bij welke onderwijsinstellingen deze uitspraken zouden zijn gedaan? En welke concrete stappen heeft u genomen om de juistheid van deze beschuldigingen te verifiëren voorafgaand aan uw uitspraken op nationale televisie?’, zo staat in de tekst.
Veiligheid in geding
De uitspraken hebben de veiligheid van medewerkers en leerlingen in gevaar gebracht, vertelt Talbi. ‘Direct na de uitzending werden op sociale media dreigingen richting het islamitisch onderwijs geuit. Er waren geen concrete dreigingen, maar wel berichten waarin werd geschreven dat mensen wraak wilden nemen op islamitische onderwijsinstellingen. We hebben toen veiligheidsmaatregelen moeten nemen. Onze leraren, leerlingen en ouders voelden zich onveilig. Leraren zijn met hun leerlingen in gesprek gegaan. Sommige leerlingen bleken het gevoel te hebben geen volwaardig deel uit te mogen maken van de samenleving.’
Het ISBO vraagt zich dan ook af hoe de uitspraken van de politica zich verhouden tot haar verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordiger, ‘om zorgvuldig om te gaan met uitspraken die hele gemeenschappen kunnen beschadigen’. In de brief vraagt het om een publieke rectificatie.
Kritiek niet nieuw
De kritiek op het islamitisch onderwijs is niet geheel nieuw. Al jaren worden islamitische scholen onderworpen aan inspecties, vanwege het vermoeden dat er radiale denkbeelden ontspringen. ‘Er zijn twijfels over burgerschap en integratie onder onze leerlingen. Maar keer op keer blijkt het te gaan om twijfels, en steeds weer worden deze twijfels weggenomen door de inspecties en wordt er zelfs geconcludeerd dat er sprake is van een positieve integratie. Gemiddeld gezien presteren islamitische scholen bovengemiddeld’, zegt Talbi.
Hij vindt het jammer dat deze bevindingen niet beklijven. ‘Deze kennis wordt terzijde geschoven, omdat het niet past bij de politieke of mediale werkelijkheid.’
Met de brief wil het ISBO Yesilgöz in de gelegenheid stellen om te reflecteren op de uitspraken die ze heeft gedaan. ‘Of misschien heeft ze wel concrete voorbeelden, waarvan ik niet op de hoogte was, dat kan natuurlijk. Maar als dit niet het geval is, dan zullen we juridische stappen nemen’, zegt Talbi. ISBO heeft reeds een advocaat in de arm genomen.
Aleppo, de tweede stad van Syrië, is dit weekend ingenomen door het rebellenleger Hayat Tahrir al-Sham (HTS). Het Syrische leger voerde tegenaanvallen uit met Russische luchtsteun, terwijl de rebellen nu oprukken richting het zuiden.
Op woensdag 27 november begon HTS een opmars ten oosten van Idlib, hun machtsbasis. Diezelfde dag werd een staakt-het-vuren tussen Israël en Hezbollah bereikt. Tegen de avond had HTS 19 dorpen en steden veroverd, meldt Al Jazeera.
In vijf dagen wisten de militanten telkens terrein te winnen op het Syrische leger. Op vrijdag bereikte HTS West-Aleppo, en zaterdag verschenen foto’s van rebellen bij de citadel, het historische centrum van de stad. Het regimeleger trok zich terug, waardoor de stad voor het eerst sinds 2016 weer in handen van rebellen kwam.
Waar kwam deze aanval vandaan?
Om dit te begrijpen moeten we even terug in de tijd. Hayat Tahrir al-Sham (HTS) werd in 2017 opgericht tijdens de burgeroorlog door Abu Mohammed al-Jolani, met als doel te strijden tegen het regime van Bashar al-Assad. Jolani was een van de oprichters van Jabhat al-Nusra, een ander rebellenleger dat loyaal was aan Al-Qaida. Maar vanwege de internationale ambities van Al-Qaida en de reputatie die de organisatie daardoor kreeg, richtte hij een eigen groepering op, die zich alleen zou richten op Syrië.
Tijdens de burgeroorlog ontstonden meerdere rebellenlegers, die met elkaar concurreerden in hun strijd tegen het regime. Dit regime wist uiteindelijk de overhand te krijgen in de burgeroorlog met behulp van bondgenoten Rusland en Iran. Maar HTS bleef een machtsbasis behouden in Idlib in noordwest-Syrië, net als het Syrische Nationale leger dit in het noorden deed met steun van Turkije. HTS steunt de rebellen in het noorden en de Turkse invloed op deze regio, en heeft altijd op het netvlies gehad uiteindelijk de machtsbasis te vergroten.
Verrassingsaanval
Dat HTS woensdag 27 november koos voor de aanval is niet helemaal verrassend. De groepering zegt zelf dat het ging om een reactie op de aanvallen van het regeringsleger op dorpen in de Idlib-regio, waarbij burgers waren omgekomen, schrijft Al Jazeera. Veel media noemen ook het staakt-het-vuren in Libanon als een parallelle gebeurtenis. Hezbollah is een bondgenoot van al-Assad en was tijdens de burgeroorlog actief in Syrië, maar de organisatie is nu verzwakt door de recente oorlog in Libanon.
Het regime van al-Assad heeft bondgenoten dit weekend om hulp gevraagd. Rusland reageerde dit weekend met luchtsteun, waarbij 320 soldaten om het leven kwamen. Vandaag vonden opnieuw luchtaanvallen plaats in Aleppo, waarbij 11 burgers omkwamen, waarvan vijf kinderen, zo meldt persdienst AFP.
Ook Iran en China hebben hun steun toegezegd. Iran gaf te kennen dat militaire adviseurs die sinds de burgeroorlog in Syrië zijn, in Syrië zullen blijven. De steun van China is relatief nieuw. In september 2023 tekenen de regeringen van de twee landen een strategische samenwerking. De Aziatische grootmacht zei vandaag dat het bereid is ‘positieve inspanningen’ te leveren om verdere escalatie in het land te voorkomen, hoewel daaruit niet blijkt wat dit concreet betekent.
De rol van Turkije is dubieus. Hoewel de Turkse regering heeft gezegd bij te willen dragen aan stabiliteit in het land, is ook bekend dat het de rebellen steunt in de strijd tegen het regime. Dit is mede omdat Turkije de Koerdische autonome regio’s in Syrië met argusogen bekijkt. De rebellen hebben inmiddels ook Koerdische autonome dorpen in het noordwesten aangevallen, meldt AFP zondag.
Politieke crisis
Het regime van al-Assad is een minderheidsregime. De president en zijn voorgangers zijn alevieten, een islamitische minderheidsgroep. Bijna de gehele entourage van al-Assad komt uit dezelfde minderheidsgroep. De kritiek vanuit de bevolking is dan ook dat het regime de meeste inwoners van Syrië niet vertegenwoordigt. Daarnaast is het ook nog eens een totalitair regime, waarbij oppositieleden geen kans maken op vertegenwoordiging en politieke tegenstanders en critici zonder proces achter de tralies verdwijnen.
Groot-Brittannië gaf dan ook al-Assad de schuld van de escalatie, omdat het regime weigert anderen deel te laten uitmaken van het politiek proces. Daarmee zou hij zelf de voorwaarden hebben gecreëerd voor rebellie, aldus het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken volgens het AFP.
Met de herverkiezing van Trump voelde je het al aankomen, en recent werd het nieuws definitief bekend: de Amerikaanse speciale aanklager Jack Smith heeft aan de rechter gevraagd om de strafzaak tegen Donald Trump, die draait om zijn pogingen om de verkiezingsuitslag van de presidentsverkiezingen van 2020 te ondermijnen, te laten vallen.
Trump zal dus niet verder worden vervolgd voor het feit dat hij systematisch heeft geprobeerd om een democratisch verlopen proces, een legitieme verkiezingsuitslag die hem niet zinde, te ondermijnen. Als zittend president poogde hij de uitslag van 2020 te veranderen. Toen dat niet lukte, hitste hij met de leugen dat er sprake zou zijn van fraude bij de verkiezingen zijn aanhangers op 6 januari 2020 op om het Capitool te bestormen.
Deze bestorming vond ook daadwerkelijk plaats, met alle gevolgen van dien. En deze man kon zich vervolgens niet alleen opnieuw kandidaat stellen, maar is uiteindelijk ook weer als president herkozen. Amerika zet zichzelf hiermee te kijk als democratie, voor het oog van de hele wereld. In plaats van dat Trump in de cel belandt, zit hij straks opnieuw in het Witte Huis. Een ongekende blamage voor de oudste en machtigste democratie ter wereld.
In plaats van dat Trump in de cel belandt, zit hij straks opnieuw in het Witte Huis
Hoe anders verging het Brazilië, een veel jongere democratie dan de VS, met een geschiedenis van militaire dictatuur in de twintigste eeuw. In 2023 bestormde een menigte van Bolsonaro-aanhangers, in navolging van de Capitoolbestorming, het Braziliaanse parlementsgebouw. Het ging om aanhangers van de rechtse president Jair Bolsonaro, die kort daarvoor de verkiezingen had verloren van de linkse oud-president Lula. Bolsonaro en zijn aanhangers kopieerden het Trump-scenario van de Capitoolbestorming. De leugen over fraude rondom de verkiezingen werd verspreid, en de Bolsonaro-aanhang probeerde met geweld deze uitslag ongedaan te maken.
Bolsonaro zelf ging nog verder. Uit onderzoek van de Braziliaanse politie is vorige week gebleken dat Bolsonaro op de hoogte was van een complot van het leger om een staatsgreep te plegen en Lula, zijn vicepresident en de opperrechter te vermoorden. Eerder al had het Braziliaanse Hooggerechtshof Bolsonaro uitgesloten van deelname aan verkiezingen tot 2030 vanwege zijn betrokkenheid bij de bestorming van het parlement. Nu zal hij ook worden vervolgd voor zijn betrokkenheid bij deze mislukte poging tot staatsgreep.
Brazilië doet hiermee wat de VS hebben nagelaten. Terwijl Trump gewoon weer verkiesbaar kon zijn én daadwerkelijk opnieuw is verkozen, mocht Bolsonaro niet langer deelnemen aan de verkiezingen vanwege zijn gepleegde misdaden én wordt hij bovendien vervolgd. Trump komt weg met zijn criminele en antidemocratische handelen. Bolsonaro’s tijd lijkt voorbij. Brazilië bewijst hiermee een weerbaardere democratie te zijn dan de VS.
Democratieën kunnen hier een les uit trekken. Wanneer antidemocratische, autoritaire leiders de democratie van binnenuit bedreigen, manipuleren of omver willen werpen, is er maar één manier om daarop te reageren: keihard terugvechten. Brazilië doet dit. Niet alleen Bolsonaro heeft kennisgemaakt met de weerbare Braziliaanse democratie, maar ook Trumps bondgenoot Elon Musk. Het Braziliaanse Hooggerechtshof blokkeerde eerder dit jaar voor een aantal dagen X omdat Musk weigerde zich aan de Braziliaanse wetgeving te houden. Uiteindelijk hielden de Brazilianen voet bij stuk en bond Musk in.
Europa kan hiervan leren. Oligarchen en autocraten moet je keihard aanpakken. Niet meegaan, niet buigen, maar je democratische principes hoog houden en terugvechten. In een tijdperk waarin de democratie wereldwijd van binnen en buiten onder druk staat door antidemocratische en autoritaire elementen, oligarchen en big tech, is het tijd dat de voorvechters van democratie terugvechten om onze democratie te beschermen. Brazilië is hierin een voorbeeld. Laten we daarvan leren, iets wat de VS duidelijk hebben nagelaten.
In Frankrijk is het Arabisch na het Frans de meest gesproken taal. Maar op school wordt de taal nauwelijks onderwezen. Ook doen veel Arabischtalige Fransen aan zelfcensuur. Journalist Nabil Wakim maakte hierover de documentaire Mauvaise Langue.
Wakim (43) omschrijft zichzelf als een belezen persoon. Hij schrijft in het Frans voor kwaliteitskranten en spreekt accentloos Engels en Spaans. Maar in het Arabisch, de taal die hij tot zijn vierde sprak, kan hij hooguit iemand gedag zeggen. ‘Ik ben geboren in Beiroet waar ik als kind Arabisch sprak. Tijdens de burgeroorlog zijn we naar Frankrijk verhuisd en vrij snel sprak ik geen Arabisch meer. Ik heb nog steeds pijnlijke herinneren aan korte telefoongesprekken met mijn achtergebleven oma. Ik kon simpelweg geen gesprek met haar voeren.’
Schaamte
In zijn recent verschenen documentaire Mauvaise langue onderzoekt Wakim hoe hij in Frankrijk zijn kennis van de Arabische taal is kwijtgeraakt. ‘Er heerst in dit land nog altijd een taboe op het Arabisch. Het wordt beschouwd als de taal van de onderklasse die je hoort op de markt of in achterbuurten. Vrijwel alle Fransen met een Arabische achtergrond die ik voor de documentaire heb gesproken, voelden in hun jeugd een enorme schaamte als ze hun ouders buiten de deur Arabisch hoorden spreken. Dit gold ook voor mij. Als tiener voelde ik me uitsluitend Frans en wilde ik absoluut geen Arabisch spreken. Ik wilde erbij horen en verwaarloosde mijn moedertaal.’
Hij werkte als callcentermedewerker en zijn baas vroeg hem een Franse naam te gebruiken om zo geen klanten af te schrikken
Kunstenaar Sofiane Si Merabet (43), bekend van zijn Instagram-account The Confused Arab, heeft een soortgelijke ervaring. In zijn essay L’Arabe Confus beschrijft hij hoe hij zich als kind schaamde toen zijn Algerijnse moeder hem in de supermarkt in het Arabisch toesprak. Hij vroeg haar Frans te spreken. Jaren later werkte hij als callcentermedewerker en vroeg zijn baas hem een Franse naam te gebruiken om zo geen klanten af te schrikken. Tijdens zijn werk heette hij Eric Duval.
Arabisch op school
Vorig jaar maakte president Macron bij de inauguratie van het Cité internationale de la langue française bekend dat het Arabisch na het Frans de meest gesproken taal in Frankrijk is. Het gaat om vier miljoen sprekers van de verschillende Arabische dialecten. Daarmee is het Arabisch sterker vertegenwoordigd dan regionale talen als het Occitaans en het Bretons en de Creoolse talen die in de Franse overzeese gebieden worden gesproken. In 1999 werd het Arabisch al erkend als een ‘taal van Frankrijk’, na de ondertekening van het Europees handvest voor regionale talen en talen van minderheden.
Niettemin is het Arabisch in het primair en secundair onderwijs een van de minst onderwezen talen. Er zijn meer Franse scholieren die Chinees of Russisch volgen dan Arabisch. Slechts 0,3 procent van de schoolgaande kinderen leert op school Arabisch. Volgens Wakim wordt het onderwijs van de Arabische taal niet gestimuleerd vanuit de overheid. ‘Er zijn nauwelijks scholen die Arabisch als vreemde taal aanbieden. En elk jaar stelt het ministerie van Onderwijs slechts een handvol posten open voor docenten Arabisch. Vorig jaar ging het om tien plaatsen. Voor het Duits, Spaans en Engels ging het om respectievelijk 215, 320 en 781 plaatsen.’
De tentoonstelling Ne m’oublie pas.
Hind Larbi (39) woont in Marseille en heeft een schoolgaande dochter. Ze wil graag dat haar dochter de taal van haar ouders meekrijgt maar haar school biedt geen Arabisch aan. ‘Mij is verteld dat er in Marseille minder dan honderd leerlingen zijn die Arabisch volgen op school. Terwijl er tienduizenden leerlingen zijn met een Arabische achtergrond.’
Larbi bezoekt vandaag de fototentoonstelling Ne m’oublie pas in de gemeentelijke bibliotheek. Aan de muur hangen foto’s van migranten die in de jaren zestig en zeventig in Marseille zijn aangekomen. Ook een foto van de vader van Hind hangt aan de muur. Hij draagt een snor en kijkt met een ontwapende blik in de camera. ‘Mijn vader kwam in 1964 vanuit Algerije aan in Marseille. Hij heeft hard gewerkt om ons een beter leven te geven, maar helaas heeft hij ons de Arabische taal nauwelijks geleerd. Ik wil graag dat mijn dochter die taal wel meekrijgt. De tentoonstelling roept op om de migrantengeschiedenis van Frankrijk niet te vergeten. Daar hoort wat mij betreft ook de Arabische taal bij.’
Eeuwenoude traditie
Volgens socioloog Françoise Lorcerie (78), die onderzoek deed naar de positie van migrantengemeenschappen, hoort het Arabisch onlosmakelijk bij Frankrijk. ‘Arabisch en Tamazight zijn de talen van de Noord-Afrikanen van Frankrijk. Zij belichamen op het Franse grondgebied de geschiedenis van de koloniale mislukking. Deze talen worden worden hier gesproken omdat wij ooit als veroveraars naar de Maghreb zijn gegaan.’
Ze adviseerde jarenlang het ministerie van Onderwijs en vertelt dat de discussie over het Arabisch elke paar jaar weer oplaait. ‘Het onderwijs van de Arabische taal kent in Frankrijk een lange geschiedenis. Onder François I was Frankrijk in 1530 het eerste West-Europese land met een leerstoel Arabisch. Het idee was dat kennis van het Arabisch zou helpen de bijbelse geschiedenis beter te begrijpen. Ook zou een goede beheersing van die taal bijdragen aan de handel met landen in het Midden-Oosten. Maar vandaag de dag hangt er volkomen onterecht een stigma rond de taal. Het Arabisch wordt steevast in verband gebracht met extremisme en communautarisme.’ (Die laatste term, communautarisme, verwijst naar het wantrouwen dat in Frankrijk leeft jegens etnische, culturele of religieuze groepen die hun identiteit (sterk) tot uitdrukking willen brengen en die daarmee volgens sommigen ingaan tegen het Franse ideaal van één universele natie, red.)
Ook Wakim ziet dat het Arabisch op school een andere status heeft dan de andere vreemde talen. ‘Na de koloniale periode werd het Arabisch gezien als een taal die exclusief toebehoort aan de migranten. Nog altijd wordt het in het lager onderwijs niet gezien als een taal die wetenschappelijk of cultureel interessant is. Er wordt uitsluitend een koppeling gemaakt naar de leerlingen met een Noord-Afrikaanse achtergrond. Dat geldt niet voor het Spaans of Duits, talen die door miljoenen Fransen zonder Spaans- of Duitstalige wortels wordt gevolgd.’
Zelfcensuur
Uit onderzoek van het Nationaal Instituut voor Demografische Studies (INED) blijkt dat de Noord-Afrikaanse gemeenschappen in Frankrijk hun taal twee keer minder overdragen dan Zuid-Europese migrantengemeenschappen. In vergelijking met immigranten uit Turkije en uit Zuidoost-Aziatische landen gebeurt het zelfs drie tot vier keer keer minder. Volgens Larbi is er binnen de Arabische gemeenschappen een gebrek aan waardering voor de eigen taal. ‘Voor zover zover we Arabisch met onze ouders spreken, beperkt zich dit tot gesprekken over recepten, boodschappen en de huishouding. Alles wat met school, werk of de overheid te maken heeft, gaat in het Frans. Het Arabisch wordt niet gestimuleerd omdat we het beeld hebben dat je er maatschappelijk niks aan hebt.’
‘Er ontstond er een vorm van zelfcensuur. Je probeerde de Arabische taal te verstoppen’
De ouders van Wakim schreven hem in op een school waar Arabisch niet als vreemde taal werd aangeboden. Een vergelijkbare schoolkeuze maakten de ouders van politica Najat Vallaud-Belkacem van de Parti Socialiste, die in Marokko werd geboren en op haar vijfde met haar familie naar Frankrijk verhuisde. Op school kreeg ze Duits, Engels en Latijn. Gaandeweg verloor ze, net als Wakim, haar kennis van de Arabische taal.
Vallaud-Belkacem werd als als eerste vrouw ooit in Frankrijk minister van Onderwijs. In de documentaire Mauvaise langue vertelt ze over haar verhouding tot de Arabische taal. ‘Toen ik opgroeide in Frankrijk kleefde er altijd een zweem van verdenking aan het spreken van de Arabische taal. Het idee bestond dat als je Arabisch sprak je niet wilde integreren. Daardoor ontstond er een vorm van zelfcensuur. Je probeerde de taal te verstoppen.’
Nepnieuws
In 2016 was Vallaud-Belkacem als minister het doelwit van een nepnieuwscampagne van rechtse politici. Ze zou het onderwijzen van de Arabische taal verplicht willen stellen voor alle schoolgaande kinderen. In werkelijkheid stelde ze slechts voor docenten in Frankrijk op te leiden om te kunnen voorzien in een groeiende behoefte aan Arabisch onderwijs. ‘De insteek was om de Arabische taal te normaliseren binnen het brede palet aan vreemde talen dat op school wordt aangeboden. Bovendien ging het om een hervormingsvoorstel dat zag op alle vreemde talen.’
Tijdens het debat over haar voorstel wordt het negatieve imago van de Arabische taal eens te meer duidelijk. Het rechtse parlementslid Annie Genevard (tegenwoordig minister van Landbouw) omschrijft taallessen Arabisch als een vorm van ‘islamitische dogmaleer die communautarisme in de hand werkt en de nationale eenheid ondermijnt’. Volgens Vallaud-Belkacem is het omgekeerde het geval. ‘Door het gebrek aan Arabische taallessen op school brengen ouders hun kinderen naar organisaties waar juist vaak sprake is van een religieuze of communautaristische insteek.’
President Macron sprak zich vier jaar geleden uit voor meer Arabisch onderwijs in het Franse schoolsysteem. Het staatshoofd ziet een meerwaarde in Fransen met een Arabischtalige achtergrond. ‘Fransen die thuis Arabisch spreken zijn een verrijking voor ons land. Deze kennis helpt ons een andere literatuur te ontdekken, te reizen en handel te drijven. Het maakt ons land kortom sterker.’
Volgens onderzoek van de liberale denktank Institut Montaigne is in twintig jaar tijd het aantal leerlingen dat Arabisch leert in een moskee vertienvoudigd en is het aantal leerlingen dat de taal leert op school gehalveerd. Macron vreest de invloed van bepaalde koranscholen. Die zouden ‘soms de plaats zijn voor separatistische ideeën, voor een ideologie die de leerlingen van de Republiek afkeert’. Wakim vertelt dat docenten moeite hebben met dit argument. ‘Zij geven aan dat hiermee het op één hoop gooien van taal en religie wordt bevestigd. Eerst werd er gezegd dat Arabisch alleen voor de Arabieren is en nu zeggen ze feitelijk dat het alleen voor moslims is.’
‘Voor Noord-Afrikaanse Joden roept de Arabische taal een gevoel van herkenning op’
Prestige
Bij prestigieuze hogeronderwijsinstellingen is de Arabische taal echter in trek. Zo kent het eeuwenoude taalinstituut INALCO, waar talloze diplomaten en topambtenaren hun hoger onderwijs hebben gevolgd, meer dan duizend studenten Arabisch. De opleiding Arabisch is er sinds jaar en dag de grootste. Wakim: ‘Ook aan de hoog aangeschreven Grandes écoles, waar nauwelijks leerlingen met een Arabische afkomst aanwezig zijn, is Arabisch populair. In de samenleving en de politiek wordt neergekeken op het Arabisch, met name op de dialecten, maar het literair Arabisch kent binnen het hoger onderwijs juist een elitair imago.’
Tevens is er vanuit de Joodse gemeenschap groeiende interesse in het Arabisch. Frankrijk kent een grote Joodse gemeenschap met wortels in Noord-Afrika. Veel Franse Joden uit de oudere generatie groeiden samen met moslims op in deze Arabischtalige landen. Cursussen Arabisch voor Joden met wortels in de Maghreb worden goed bezocht, vertelt Yohann Taïeb. Hij werkt bij het Joods cultureel centrum Dalala in Parijs, dat erop gericht is deze gemeenschap te helpen de banden met haar Noord-Afrikaanse wortels te verdiepen. Taïeb is zelf Joods en zijn wortels liggen in Tunesië. Hij studeerde Arabisch en Hebreeuws en spreekt beide talen vloeiend. ‘Voor Noord-Afrikaanse Joden roept de Arabische taal een gevoel van herkenning op’, ziet hij. ‘Bij de oudere generatie is er veel minder een stigma.’
Storm van kritiek
Toen Macron in 2020 aankondigde dat het Arabisch meer moest worden onderwezen, zorgde dat voor een storm van kritiek. Voormalig minister van Onderwijs Luc Ferry omschreef het als een ‘belachelijk’ idee. Volgens parlementslid Aurélien Pradié van het liberaal-conservatieve Les Républicains was het voorstel een ‘vergissing’ die zou getuigen van ‘lafheid’. Ook werd onlangs het nepnieuws over Vallaud-Belkacem weer van stal gehaald. Parlementslid Roger Chudeau van het radicaalrechtse Rassemblement National sprak zich uit tegen ministers met dubbele paspoorten omdat die een dubbele agenda zouden hebben. Daarbij noemde hij als voorbeeld Vallaud-Belkacem. Zij had immers het Arabisch verplicht willen stellen toen zij minister was, beweerde Chudeau.
Lorcerie betreurt de heftige uitlatingen. ‘De Arabische taal wordt gedemoniseerd. Doordat het debat zo wordt gevoerd hebben Arabischtalige Fransen het idee dat ze hier niet thuis horen. Ook moeten we af van het idee dat het de taal van de armen is. Veel schooldirecteuren weigeren ondanks verzoeken van ouders Arabische les te faciliteren omdat ze bang zijn een volkse studentenpopulatie aan te trekken.’
Wakim schaamt zich allang niet meer voor de Arabische taal. ‘Vandaag de dag vind ik het juist zonde dat ik als Libanees mijn taal niet meer spreek. Maar ik begrijp nu beter waarom mijn vader het me niet heeft geleerd. De Franse taal was voor hem een manier om een hogere sociale klasse te bereiken. Hij kwam uit een christelijke volksbuurt in Beirut en thuis werd er nauwelijks gelezen. Toen hij op school de Franse taal ontdekte begon voor hem ook de interesse in literatuur. Persoonlijke ontwikkeling was voor hem gekoppeld aan het Frans. Nu probeer ik een andere weg te bewandelen door mijn dochter vroeg in aanraking te brengen met de Arabische taal.’
Vandaag zouden Iran en de drie Europese landen nader tot elkaar moeten komen over uraniumverrijking, maar al voor de ontmoeting kwam het plan van Iran om 6000 nieuwe centrifuges te installeren tussenbeide.
Vertegenwoordigers van de landen ontmoeten elkaar vandaag in Genève, om te zien of de patstelling tussen Iran en het westen kan worden doorbroken. Het westen wantrouwt de intenties van Iran bij het verrijken van uranium, omdat dit uiteindelijk kan resulteren in het ontwikkelen van atoomwapens. Iran wil vooral geen sancties meer. Met het aantreden van president Masoud Pezeshkian in juli dit jaar werd een periode van dialoog beloofd, maar er lijkt nog weinig van terecht te komen.
Iran maakte onlangs bekend dat het duizenden nieuwe centrifuges voor uraniumverrijking wilde installeren. Het meldde dit aan het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA), dat erop moet toezien dat de verrijking van uranium niet leidt tot het maken van atoomwapens. Momenteel verrijkt Iran uranium tot 60 procent, voor een atoomwapen is een verrijking van 90 procent nodig. Volgens westerse landen is er geen duidelijke verklaring voor een verrijking tot 60 procent, anders dat Iran een atoomwapenprogramma ambieert.
Iran stelt dat de nieuwe aankondiging een reactie is op de resolutie, die het IAEA een week eerder aannam op aandringen van Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten waarin het Iran beschuldigde van een gebrek aan bereidheid om de westerse zorgen over atoomwapens weg te nemen.
De jongerenafdeling van de ChristenUnie, PerspectieF, is verontwaardigd over de tegenstem van de partij tegen een motie die opriep het arrestatiebevel voor premier Netanyahu uit te voeren. Nederland moet gehoor geven aan het arrestatiebevel, vindt de afdeling.
Dit besluit was een gevolg van de motie van Kati Peri, Kamerlid namens Groenlinks-PvdA. Deze motie haalde een meerderheid van de stemmen (93) maar niet die van de ChristenUnie, omdat ‘de juridische complexiteit van het ICC-arrestatiebevel tijd vraagt voor nadere bestudering’. Dat vindt de jongerenorganisatie betreurenswaardig.
Laten we duidelijk zijn: internationale rechtsorde is geen kwestie van timing of politiek comfort. Het ICC opereert binnen het Statuut van Rome, en Palestina is als verdragsstaat een legitieme basis voor jurisdictie over oorlogsmisdaden. Dit betekent dat mensen met de Israëlische nationaliteit vervolgd kunnen worden door het ICC wanneer er sprake is van misdaden op het grondgebied van een verdragsstaat, in dit geval dus Palestina. Het feit dat Israël geen partij is bij het Statuut, verandert daar niets aan’, schrijft PerspectieF in een bericht op de website.
Niet alle landen hebben het arrestatiebevel erkend. De VS erkent het ICC niet, en steunt het arrestatiebevel dan ook niet. Maar ook Frankrijk en Duitsland blijven achter, hoewel ze deel uitmaken van het Statuut van Rome. ‘Verdeeldheid onder landen kan nooit een excuus zijn om onze plicht als rechtsstaat te verzaken. Juist Nederland, als gastland van het ICC, heeft een voorbeeldfunctie’, vindt PerspectieF.
Over de impact van het arrestatiebevel zijn nog wel veel twijfels. De kans is klein dat Netanyahu daadwerkelijk wordt gearresteerd, omdat hij niet naar deze landen zal reizen. Maar volgens Larissa van den Herik, hoogleraar Internationaal recht aan de Universiteit Leiden werkt het arrestatiebevel wel ‘stigmatiserend’. ‘De rechter bevestigt dat er ‘redelijke gronden’ zijn om aan te nemen dat de misdrijven (oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid) inderdaad zijn gepleegd’, zei ze tegen NOS.
De nieuwste uitzending van BOOS, onder leiding van Tim Hofman, gaat over de gewelddadige harde kern van Feyenoord-supporters. Uit een onderzoek in samenwerking met NRC blijkt dat deze hooligans betrokken zijn bij ‘terreur’, ‘antisemitisme’, ‘homofobie’ en ‘rellen’.
In de uitzending komt zelfs een geplande aanslag op Feyenoord-supporter Paul ter sprake. ‘Ze bespreken hier hoe ze een aanslag op jou gaan plegen’, zegt Hofman na het zien van bewijsmateriaal over de dreiging tegen Paul. Paul is een fanatieke Feyenoord-aanhanger en mede-oprichter van Roze Kameraden, een groep Feyenoord-supporters met een lhbtiq+ achtergrond. Ze begonnen de groep in 2021 om zich te verzetten tegen discriminatie, waaronder antisemitisme en vrouwonvriendelijke uitspraken. Dit verzet heeft Paul echter veel gekost: zijn sportschool werd het doelwit van een aanslag.
Paul is zeer kritisch op het bestuur van Feyenoord, dat volgens hem homofobe en antisemitische uitspraken heeft gedaan of zich er niet van distantieert.
In de uitzending worden schokkende beelden getoond, waaronder een spandoek met de tekst: ‘Hitler onze vorst, vergas Paul van Dorst’ (een verwijzing naar Paul, die van Joodse afkomst is en vaak wordt uitgescholden voor ‘k-jood’). Ook zijn er stickers van het Feyenoord-embleem te zien met een hakenkruis.
BOOS vroeg oud-burgemeester Ahmed Aboutaleb om een reactie, maar hij wilde niet voor de camera spreken. In een schriftelijke verklaring zei Aboutaleb: ‘Mijn ervaring met Feyenoord is wisselend. Vooral de angst binnen de leiding voor de harde kern zorgt ervoor dat Feyenoord niet durft in te grijpen tegen de kleine minderheid die de club voortdurend in diskrediet brengt.’
Ook andere bestuurders, zoals locoburgemeester en wethouder Robert Simons, wilden niet meewerken aan de uitzending. Simons gaf wel een korte schriftelijke reactie: ‘De directie van Feyenoord zit in de tang bij verschillende groepen en kan/wil geen afstand nemen.’
De Brabantse onderwijsvereniging ‘Ons Middelbaar Onderwijs’ (OMO) heeft een brandbrief naar premier Dick Schoof gestuurd, waarin de polarisatie vanuit politiek Den Haag aan de kaak wordt gesteld. ‘We bewegen steeds meer van elkaar af in plaats van naar elkaar toe’.
De voorzitter, Jos Kusters, heeft deze brief op LinkedIn gedeeld. De rellen in Amsterdam en de politieke ontwikkelingen daarna zouden voor ‘sterkere polarisatie’ zorgen en vormen de aanleiding voor de brief van de onderwijskoepel. ‘We maken ons grote zorgen over de sociale veiligheid op onze scholen’, staat in de brief aan de premier.
Ook wordt een lans gebroken voor de diversiteit die de scholengemeenschap herbergt. Er zouden 60.000 verschillende (geschreven in grote letters) leerlingen op deze scholen zitten, waarvan OMO vindt dat ze er allemaal mogen zijn. ‘Iedereen is welkom’, melden zij.
‘De ander’ en respect voor anderen zouden in bijna al het onderwijs voor de leerlingen centraal staan. ‘We leren ze op een respectvolle wijze de dialoog te voeren over controversiële onderwerpen als gender, discriminatie, geloof, racisme en antisemitisme’, aldus de koepel, die verwacht dat de politiek dat ook doet. Politici zouden volgens OMO ‘gemeenschapszin’ moeten uitdragen en bevorderen.
‘Laten we met elkaar koesteren dat we een multiculturele gemeenschap zijn waarin we met respect met elkaar omgaan en iedereen er mag zijn’, sluit OMO af.
In precaire situaties moeten politici hun woorden op een schaaltje wegen. Tijdens de crisis die volgde op de onlusten na de voetbalwedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv ging dit helaas mis. Er werd met woorden gestrooid alsof het pepernoten waren. Kruidnootjes met een giftig mengsel, bleek al snel. Politici streden met elkaar om de hele Marokkaans-Nederlandse en islamitische bevolkingsgroep te criminaliseren en weg te zetten.
In de nasleep van de Maccabi-rellen op 7 en 8 november vroegen we ons panel: wat hebben deze rellen met hen gedaan? Of preciezer: wat hebben de felle woorden van politici die op deze rellen reageerden, met hen gedaan? CDA-leider Bontenbal had het over een ‘falende integratie van sommige groepen Nederlanders’. Premier Schoof en PVV-leider Wilders spraken over het afnemen van de Nederlandse nationaliteit bij daders met een dubbel paspoort. Zulke woorden raken diep, zo gaf ons panel overwegend aan – vooral als je zelf een migratieachtergrond hebt.
Ik krijg de indruk dat Wilders Erdogan als leermeester ziet. Erdogan maakt immers ook gebruik van antiterreurwetten om Koerden, seculieren en Gülenisten te arresteren en het zwijgen op te leggen. Meer dan 20 jaar geleden begon hij strategisch deze wetten en regels aan te passen om ongewenste groepen in de Turkse samenleving uit te schakelen. Ik hoop dat we in Nederland niet dezelfde kant opgaan. De tijd zal het leren.
Het verbale knalvuurwerk leidt af van het echte probleem: de massaslachtingen in Gaza. Zolang het bloedvergieten daar voortduurt, zullen ook de spanningen in Nederland en het Westen blijven bestaan. Jongeren zijn gefrustreerd en voelen zich machteloos, omdat hun vaderland, Nederland, zich niet bekommert om de ruim 40.000 omgebrachte mensen, van wie bijna 70 procent vrouwen en kinderen zijn, in Gaza. Net zoals veel Joodse Nederlanders zich verbonden voelen met Israël, voelen veel islamitische Nederlanders zich nauw verbonden met de Palestijnen. ‘Nederland geeft niet om de Palestijnen, en dus ook niet om ons’, klinkt het vaak. ‘Ik voel me onveilig’, schreef Tayfun Balcık treffend in zijn column in de Kanttekening.
In ditzelfde onderzoek kwam ook naar voren dat witte Nederlanders minder vaak contact hebben buiten de eigen groep
Wat betreft het zogenaamde integratieprobleem waar populistische politici over spreken: we hebben geen integratie- maar een acceptatieprobleem. Veel politici willen eigenlijk geen integratie, maar assimilatie, al durven ze dat niet openlijk te zeggen. Immers, de overgrote meerderheid van de moslims participeert volwaardig in de samenleving als advocaten, timmerlieden, bezorgers, artsen, verpleegkundigen, IT’ers en ondernemers die belasting betalen—maar met behoud van hun eigen identiteit. Sommige politici vinden die identiteit bedreigend, maar de multiculturele realiteit kunnen we niet ontkennen.
Daarnaast zijn er biculturele jongeren met een straatcultuur die, net als jongeren elders in het land, onrust veroorzaken. Denk bijvoorbeeld aan jongeren uit Urk die tijdens corona in opstand kwamen, of aan jongeren uit Hedel die de politie met vuurwerk aanvielen. Kortom, het zijn onze jongeren – wit, zwart en bruin – die hier zijn geboren en opgegroeid; ze zijn niet van elders hierheen gehaald.
Daarom zeg ik: discriminerende reacties van politici zeggen meer over henzelf dan over de jongeren.
Uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) komt naar voren dat het goed gaat met Nederlanders met een migratieachtergrond. Er blijven nog achterstanden in te halen, maar kinderen van de tweede generatie wonen in grotere huizen, hebben vaker een koophuis, een hoger inkomen, een hogere arbeidsparticipatie en behalen vaker een hbo- of wo-diploma. Als dat geen toenemende integratie is. In ditzelfde onderzoek kwam ook naar voren dat witte Nederlanders minder vaak contact hebben buiten de eigen groep en dat ze negatiever over diversiteit denken, dan Nederlanders met een migratieachtergrond.
Politici en sommige media lijken er echter alles aan te doen om de sfeer van 9/11 weer tot leven te wekken. Of het ongenoegen na de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Alleen al het weer van stal halen van het woord ‘integratieprobleem’ draait de klok twintig jaar terug.
Onze samenleving staat niet in brand. Het overgrote deel van de Nederlanders met verschillende culturele achtergronden leeft in harmonie samen. Talloze mensen dragen dagelijks bij aan een veilige en vreedzame maatschappij.
Het werkelijke gevaar bestaat uit desintegrerende wereldleiders en politici. Autoritaire leiders en fascisme winnen terrein. In Nederland hebben we nu een extreemrechts kabinet dat bewust kiest voor stigmatiserende en polariserende taal. Laten we dit beantwoorden met kalme taal. Met een standvastige houding en de juiste woorden, waait deze storm over.
De wereld staat in brand, maar het werk gaat door. Toch sijpelt de wereld door in het werk, vooral daar waar mensen met een diverse achtergrond werken. Op de Haagse Hogeschool voelde een docent met een Marokkaanse afkomst de blikken op zich gericht naar aanleiding van de uitspraken van de minister-president over de integratiecrisis. Wanneer het onbehagen dat door de samenleving giert ook tussen collega’s gaat staan dan is er echt iets aan de hand. Er is ook enorme behoefte om daar iets aan te doen. Mensen willen verandering afdwingen en niet bij de pakken neerzitten.
Omdat ik toch ook heel wat ervaring heb met omgaan met verschillen, zal ik hier een aantal tips delen die ingezet kunnen worden om de werkplek veiliger te maken. Een sociaal veilige werkplek is ook een diverse werkplek, want waar je veilig bent daar kan je jezelf zijn. Om die veilige werkplek mogelijk te maken moet de nieuwsgierigheidsspier getraind worden, want zonder training laat de nieuwsgierigheid het afweten. Vanuit nieuwsgierigheid staan we open voor verhalen. En het zijn al die verhalen die de gemeenschap dragen.
Mijn eerste tip begint ermee om gewoon eens te vragen aan elkaar waar zijn of haar naam vandaan komt. Je zal ontdekken dat namen vele oorsprongen hebben en dat namen ontzettend veel emoties met zich meedragen. En je komt er ook achter hoe een ‘exotische’ naam goed uit te spreken, want kennis van de naam leidt ook tot beheersing van de naam.
Mijn tweede tip is om met elkaar een museum te bezoeken. Waarom groepsuitjes beperken tot uit eten of samen sporten? Juist het museum is een rustige, veilig plek waar door het contact met kunst verhalen verteld gaan worden. Kunst gaat over menselijke emoties als liefde, verlangen en dood. Het leven zelf, dus. In het museumcafé eet je samen met elkaar een appeltaartje. Er gaat een helende werking uit van zo’n bezoek.
‘Mijn laatste tip is geen tip maar een filosofie: respecteer de stilte’
Mijn derde tip vereist meer creativiteit: ga met elkaar wandelen door het gebouw. Meestal zie je elkaar pas binnen. Spreek voor de verandering af voor de deur en ga dwalen door de parkeergarage, fietsenhok, doe een tussenstop in de lunchroom, en bezoek het dak van het gebouw. Praat onderweg met alle collega’s die je tegenkomt. Spread the love!
Mijn vierde tip is om het groepsgesprek in drie stappen te doen. Stel je wilt praten over het thema ‘inclusie’, ga dan eerst dat gesprek aan met een collega, zoek dan samen twee andere collega’s op en praat erover door, ga dan met acht andere collega’s in gesprek en eindig dan plenair met de hele groep. Je bent dan beter voorbereid voor het Grote Gesprek. En de uitkomst van dat gesprek stemt hoopvol. We vergeten soms dat je complexe vraagstukken moet terugbrengen tot de persoonlijke dimensie.
Mijn laatste tip is geen tip maar een filosofie: respecteer de stilte. De stilte is er niet zomaar. Zwijgen is niet goed want dan verberg je iets wat misschien gezegd moet worden. Maar stilte is als meditatieve achtergrondmuziek, het bepaalt de stemming van de ontmoeting. Wanneer er ruimte is voor stilte zullen ook de collega’s die wat minder makkelijk uit hun woorden komen of geen haantje de voorste zijn, het woord durven nemen.
Ons bestaan is alsmaar sneller en jachtiger geworden dat heeft een negatieve uitstraling op ons vermogen tot communiceren. Als we onderkennen dat stilte een bepalende rol speelt in een veilige omgeving dan hebben we al best een grote stap gezet. Er is stilte voor het gesprek, en er is stilte na het gesprek. Zonder stilte stort het hele zaakje in.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.