In Italië is een man die wordt verdacht van lidmaatschap van de verboden Koerdische PKK opgepakt en uitgeleverd aan Duitsland. Op het vliegveld in Frankfurt werd hij meteen gearresteerd. Zo meldt de nieuwssite Turkish Minute.
De verdachte, Selahattin K., heeft de Turkse nationaliteit en zou in Duitsland een leidinggevende positie voor de PKK vervullen en tussen januari 2014 en juli 2015 fulltime bezig zijn geweest met het coördineren van organisatorische werkzaamheden, waaronder ‘personeelszaken’ en ‘propaganda-activiteiten’. Hierbij zou hij de instructies hebben gevolgd van de zogenoemde Europese afdeling van de PKK.
De PKK is al meer dan veertig jaar verwikkeld in een gewapende strijd met de Turkse staat en wordt ook door de EU geclassificeerd als terroristische organisatie. Meerdere vredesonderhandelingen mislukten, de laatste vond plaats tussen 2013 en de zomer van 2015. Sindsdien heeft de strijd zich uitgebreid naar Syrië en Irak, waar het Turkse leger steeds verder over de grens opereert.
De leider van de beweging, Abdullah Öcalan, zit al sinds 1999 vast en zit een levenslange gevangenisstraf uit. In de strijd met de Turkse staat zijn meer dan 40.000 doden gevallen, voornamelijk Koerdische burgerslachtoffers.
In het mbo is er steeds meer aandacht voor studenten waarvan Nederlands niet de moedertaal is. ‘Ook bij een vak als rekenen speelt taal een rol’, zegt Ramon van Dijk, een docent die aan taalbewust lesgeven doet.
NT2-studenten worden ze genoemd, studenten met een andere moedertaal dan het Nederlands. Zij hebben extra ondersteuning nodig om hun taalvaardigheid verder te ontwikkelen, maar ook om de lesstof voldoende te begrijpen. Hoe stem je jouw lessen af op de NT2-student? In het mbo is daar tegenwoordig steeds meer aandacht voor. Dat is maar goed ook, want het is een groeiende doelgroep. We spreken hierover met Ramon van Dijk en Anniek Offringa van mbo-school Firda in Friesland en de Noordoostpolder.
‘In het kader van gelijke kansen moet iedereen mee kunnen doen in het mbo’, zegt Van Dijk. Hij is coördinator Inburgering binnen Firda. ‘Het gros van deze studenten betreedt na hun opleiding de arbeidsmarkt. Zowel op school als in de maatschappij krijgen ze te maken met taal.’
Volgens Van Dijk speelt taal bij ieder vak een belangrijke rol, zelfs bij rekenen. ‘In Nederland rekenen we veel met verhaalsommen, waarvan je de context moet snappen. Daardoor hebben NT2’ers het gevoel dat wij ze afrekenen op taal in plaats van op hun cognitie. Sommige NT2-studenten weten bijvoorbeeld heel goed hoe een lichaam werkt en kennen alle Latijnse benamingen, maar ze hebben moeite met de Nederlandse termen en dan kunnen ze niet verder.’
Nieuwe inzichten
Op het Firda worden docenten opgeleid en ondersteund om effectief les te geven aan NT2-studenten.Van Dijk: ‘Er is een intern opleidingsaanbod. Zo zijn er teamtrainingen rondom het taalbewust lesgeven en is er een training over cultuursensitief werken. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om een erkende NT2-docentenopleiding te volgen.’
Een van de docenten die zo’n opleiding volgde is Anniek Offringa. ‘Dat vond ik heel leerzaam’, zegt ze. Evenals Van Dijk werkt ze bij Firda, als docente Nederlands. ‘Tijdens de opleiding heb ik nieuwe inzichten opgedaan en leerde ik wat een taalbarrière met je doet. Er was één docent die ons les gaf in het Chinees, om te ervaren wat een NT2-student ervaart. Dat voelde heel ongemakkelijk.’
Die ongemakkelijkheid herkent Offringa bij studenten in haar klaslokaal. ‘Soms trekken zij zich terug, of ze kiezen ervoor om dan maar helemaal geen taal meer te produceren.’ Ze legt uit dat veel NT2-studenten het Nederlands beheersen op A2-niveau, waarmee je alleen eenvoudige gesprekjes kan voeren. ‘Op A2-niveau is je Nederlandse woordenschat veel kleiner dan dat van Nederlandse studenten, die ook nog eens met elkaar Nederlands spreken. Dat kan NT2’ers onzeker maken in hun omgang met andere studenten.’
Van Dijk: ‘Iedere docent zou taalbewust moeten lesgeven. Onze NT2-studenten kennen de Nederlandse uitdrukkingen en gezegden niet. Bovendien hebben sommige typische schooltaalwoorden een lage frequentie in het dagelijks taalgebruik. Neem nou woorden als: motiveren, onderbouwen en verklaren. Daarnaast zijn woorden met meerdere betekenissen lastig te begrijpen voor NT2-studenten. Zo is bijvoorbeeld een verband niet alleen een connectie, maar ook materiaal voor een wond. En stilstaan (bij) betekent niet alleen ergens aandacht aan schenken, maar ook stoppen met lopen. Dat maakt het ingewikkelde woorden om te begrijpen tijdens een opleiding.’
Moedertaal meenemen Offringa: ‘Voor iedereen geldt dat je woorden veelvuldig moet gebruiken voor het beklijft. Je eigen moedertaal kan je hierbij helpen. Als je die goed beheerst, leg je makkelijker verbanden.’ Binnen de muren van haar klaslokaal wordt daarom naast het Nederlands ook Arabisch, Oekraïens en Spaans gesproken. ‘Dat werkt heel goed als steuntaal, of om het elkaar duidelijk te maken.’
‘Vroeger vonden we dat NT2-studenten thuis ook Nederlands moesten spreken’
Volgens Van Dijk is er in dat opzicht wel wat veranderd. ‘Vroeger vonden we dat NT2-studenten thuis ook Nederlands moesten spreken. Voortschrijdend inzicht zorgt ervoor dat we daar vanaf gestapt zijn. Het is beter om de taal goed te leren via school, stages, bij een sportvereniging of via vrijwilligerswerk, dan dat je het Nederlands thuis verkeerd aanleert.’
Niet alleen Firda doet veel aan NT2-onderwijs. In het hele land groeit het bewustzijn over deze noodzaak. Op dit moment is er een wachttijd van meer dan een jaar om als particuliere docent de opleiding ‘lerarenbevoegdheid NT2’ te kunnen volgen. Volgens Offringa en van Dijk is er hier sprake van een wisselwerking. Niet alleen is het scholingsaanbod toegenomen, maar ook de vraag naar NT2-geschoolde docenten. Dat heeft te maken met de eisen die aan scholen worden gesteld bij het beoordelen van de kwaliteit, leggen ze uit.
Volgens de beide docenten is er nog wel winst te behalen. De doorstroom van de NT2-studenten naar de arbeidsmarkt gaat soms moeilijk. Bij sommige beroepen is taal heel belangrijk, zoals bij opvoedkundige opleidingen als Onderwijsassistent en Pedagogisch Medewerker, aldus van Dijk. ‘Hier wordt qua taal veel van de studenten gevraagd. Dat is ook wel logisch, want een onderwijsassistent moet de taal wel op de juiste manier doorgeven.’ Opleidingen waar NT2-studenten makkelijker doorstromen naar de arbeidsmarkt zijn Dienstverlening, Horeca, Techniek en ICT, hoewel dit waarschijnlijk niet helemaal los te zien is van de krapte op de arbeidsmarkt binnen die sectoren.
Hoe geef je taalbewust les? Offringa: ‘Geef studenten feedback op taal. Dat vinden we vaak ingewikkeld, want de studenten doen zo hun best. Het is goed om studenten complimenten te geven, maar dan mogen we hen ook op fouten wijzen. Impliciet verbeteren, als ze bijvoorbeeld het verkeerde lidwoord gebruiken, mag ook. Focus je dan wel op de lesdoelen. Als studenten moeten spreken en je gaat feedback geven op hun PowerPoint, dan heeft dat niet zoveel zin.’
Van Dijk: ‘Werk iedere les aan woordenschat. Dat vergroot de taalkennis, maar ook taalbewustzijn. Herhaling helpt hierbij. Laat dezelfde woorden in meerdere lessen voorkomen.’
Offringa doet dit in haar lessen door vakoverstijgend met thema’s te werken. ‘Dan pak je bijvoorbeeld het thema arbeidsmarkt en dan laat je dit in alle lessen terugkomen. Dus niet alleen bij Nederlands, maar dan heb je het tijdens het rekenen bijvoorbeeld over het salaris dat bij een beroep hoort.’
Ten slotte verklaart Van Dijk dat deze manier van taalbewust lesgeven niet alleen prettig werkt voor NT2’ers, maar eigenlijk voor iedereen handig is. ‘Gebruik de digitale leermiddelen die er zijn en deel die met je klas. Het eerste dat volwassenen vragen als ze bij een presentatie zijn is of ze de PowerPoint gemaild krijgen. Doe dit dan vooral met je NT2-studenten.’
‘Mikael uitzetten naar Armenië is een keuze voor harteloze symboolpolitiek’, schrijven de leiders van zeven linkse partijen vandaag in een opiniestuk inde Volkskrant. Ze roepen asielminister Marjolein Faber (PVV) op om de Amsterdammer Mikael toch te laten blijven. De elfjarige is in Nederland geboren en nooit in Armenië geweest.
Voor Mikael en zijn moeder is het al maandenlang spannend. De Immigratie- en Naturalisatiedienst wil hen uitzetten, maar er is veel steun vanuit de samenleving voor de tiener. Zo was er op 7 augustus een solidariteitsmars voor Maikel in Amsterdam. En in de media wordt al weken veel over zijn situatie geschreven.
Nu laat de linkerkant van het parlement zich ook horen. ‘Hebben we dan niets geleerd van het toeslagenschandaal? Wetten zijn wetten en regels zijn regels, zeker, maar de menselijke maat mogen we nooit uit het oog verliezen’, schrijven de leiders van GroenLinks-PvdA, D66, SP, Partij voor de Dieren, ChristenUnie, Volt en Denk.
Thuis is voor Mikael Amsterdam en nergens anders, aldus de partijen. Ook wordt minister Faber op de korrel genomen. Zij zou naar eigen zeggen ‘niks’ kunnen doen, maar dat zit volgens deze partijen toch anders. Zo zou de minister vanwege de persoonlijke situatie van Mikael gebruik kunnen maken van haar discretionaire bevoegdheid en ervoor kunnen zorgen dat Mikael blijft. Het punt is volgens die partijen niet dat ze niks kan doen, maar dat ze niks ‘wil doen’.
PVV-leider Geert Wilders prijst overigens de aanpak van Faber op sociale media. ‘Eindelijk een minister die de rug recht houdt’.
De beelden van de gewelddadige protesten in Bangladesh gaan de hele wereld over. Rapporten wijzen op een toename van geweld tegen hindoes en hun bezittingen, maar er is ook veel nepnieuws in omloop, afkomstig van hindoe-nationalisten en extreemrechts. ‘De oorzaken achter het geweld lijken eerder politiek, dan religieus’, schrijft de BBC in een analyse.
In Bangladesh zijn sinds begin augustus al meer dan 400 doden gevallen. De studentenprotesten die tot de vlucht van premier Sheikh Hasina hebben geleid, hebben het land in een chaotische situatie gebracht. Partijleden van Awami League, die bestaat uit hindoes en moslims, zijn hierbij het doelwit.
De BBC heeft de beelden, die vaak als bewijs worden aangevoerd voor een zogenoemde ‘hindoe genocide in Bangladesh’, onder de loep genomen. Veel video’s zouden volgens de BBC nep en anti-islamitisch zijn.
Zo zou een door islamisten afgebrande hindoetempel eigenlijk een nabijgelegen partijkantoor van de Awami League zijn. Zulk nepnieuws is veelal afkomstig van accounts uit India, schrijft BBC.
Toch blijft de situatie in Bangladesh gespannen en zijn hindoes alert. Ook in Nederland maken hindoes zich zorgen. Zo was er afgelopen vrijdag een demonstratie in Den Haag. ‘Deze demonstratie is bedoeld om bewustzijn te creëren en te pleiten voor de rechten van de hindoe-gemeenschap in Bangladesh, die te maken heeft met ernstige discriminatie en geweld’, aldus Nanda Baldew, bestuurslid bij Hindoe Raad Nederland, in een persverklaring.
Volgens het College voor de Rechten van de Mens heeft ING Bank zich tot twee maal toe schuldig gemaakt aan indirecte discriminatie. Hierbij werden betalingen van klanten met niet-Nederlands klinkende namen gecontroleerd en geblokkeerd.
In de eerste zaak blokkeerde ING een transactie omdat de omschrijving de naam van de broer van de klant bevatte, die Arabisch klonk. In de tweede zaak werden betalingen van een vrouw geblokkeerd vanwege de niet-Nederlands klinkende naam van haar echtgenoot. Beide klanten moesten herhaaldelijk persoonlijke informatie verstrekken zonder dat ING hen een bevredigende uitleg gaf.
De bank beriep zich op haar poortwachtersfunctie, om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen. Hierbij gebruikte ING algoritmen om verdachte namen te identificeren. Hoewel ING stelt dat deze maatregelen noodzakelijk zijn om te voldoen aan de wetgeving, oordeelt het College voor de Rechten van de Mens dat deze screeningsmethoden onevenredig nadelig zijn voor mensen met niet-Nederlands klinkende namen. De werkwijze van ING wordt als indirect onderscheid beschouwd, wat leidt tot discriminatie.
Verder vindt het College voor de Rechten van de Mens dat ING onzorgvuldig is omgegaan met de klachten van de klanten. De bank heeft hen geen duidelijke uitleg gegeven over de reden waarom de rekeningen werden geblokkeerd. Bovendien hebben klanten herhaaldelijk om dezelfde informatie gevraagd.
Inmiddels heeft ING excuses aangeboden. De bank erkent nu dat de communicatie rondom de screening van transacties verbeterd moet worden. Het College voor de Rechten van de Mens benadrukt dat de belangen van klanten met een niet-Nederlandse afkomst onvoldoende serieus zijn genomen. Dit heeft de negatieve impact van deze screeningspraktijken vergroot, aldus het College.
Negen procent van de Nederlanders gelooft in de afgelopen twee jaar te zijn gediscrimineerd door financiële instellingen. Dit percentage ligt aanzienlijk hoger onder mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. 32 procent van hen geeft aan discriminatie te vermoeden. Ofschoon steeds meer banken bewuster te lijken worden van bancaire uitsluiting ontbreken op dit moment nog steeds structurele en gerichte maatregelen om deze vorm van institutionele discriminatie te voorkomen.
VPRO-programma Argos besteedde tijdens meerdere uitzendingen aandacht aan het vraagstuk, waaronder afgelopen zaterdag.
Matthias Vanderaspoilden, adjunct-hoofdredacteur van het Vlaamse satirische tijdschrift Humo, is met de dood bedreigd. Ook zijn kind wordt bedreigd. De aanleiding is een omstreden column van schrijver Herman Brusselmans.
‘We komen voor jou en je kind, Matthias. Helemaal in de stijl van Inglourious Basterds’, stond er in de doodsbedreiging te lezen, die verwijst naar een gewelddadige film van de Amerikaanse regisseur Quentin Tarantino. ‘Jij, Brusselmans en iedereen waar je om geeft moet oppassen. De Joden zijn overal, nazituig.’
Inmiddels heeft de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) de doodsbedreigingen aan het adres van Vanderaspoilden en zijn kind veroordeeld. ‘Geen enkele publicatie rechtvaardigt doodsbedreigingen, al zeker niet ten aanzien van een kind wiens vader toevallig journalist is.’
Herman Brusselmans schreef voor Humo een gepeperde column over het aanhoudende Israëlische geweld tegen Palestijnse burgers in de Gazastrook. Brusselmans stelde dat het lot van een Palestijns jongetje, dat dood de armen van zijn moeder lag, hem zo kwaad maakte, dat hij ‘iedere Jood die hij tegenkomt een puntig mes door de keel wil rammen’.
De column zorgde voor veel verontwaardigde reacties vanuit de Joodse gemeenschap. Voor schrijver Arnon Grunberg was de column aanleiding te stoppen als columnist bij het Vlaamse blad. Grunberg is het oneens met de hoofdredactie, die Brusselmans’ column weliswaar offline heeft gehaald, maar het verhaal in eerste instantie wel publiceerde. ‘Ik vind dat moordfantasieën over pedofielen, Joden, wie dan ook, niet thuishoren in een blad, ook niet vermomd als satire. Ook niet uit verontwaardiging over Gaza, hoewel dat terecht is. Morele verontwaardiging rechtvaardigt geen enkele moordfantasie, zeker niet omdat sommige mensen Brusselmans serieus nemen en op ideeën gebracht zouden kunnen worden.’
In de arme arbeiderswijk Belle de Mai in Marseille proberen de bewoners het hoofd boven water te houden. Ondanks de armoede en criminaliteit kent de wijk een sterk gemeenschapsleven.
Achter het centrale treinstation van Marseille ligt een oude arbeiderswijk die tot voor kort vooral bekend stond als de geboorteplaats van de charismatische maffiabaas Francis le Belge. Toen in 2019 de film Shéhérazade uitkwam, werd de wijk ineens positief geassocieerd met de bravoure en de oprechtheid van de guitige hoofdrolspeler Dylan Robert, die met de rol van een naïeve straatcrimineel de harten van het Franse publiek veroverde. Een aantal maanden eerder was hij voorwaardelijk vrijgekomen uit detentie op voorwaarde dat hij auditie zou doen voor de film. Zonder enige acteerervaring kreeg hij de hoofdrol toebedeeld, waarna hij een paar maanden later bij de uitreiking van de Césars, het Franse equivalent van de Oscars, werd uitgeroepen tot het grootste mannelijke filmtalent.
Dat de rol hem zo makkelijk was afgegaan had te maken gehad met zijn jeugd in Belle de Mai, zo vertelde hij zonder schroom voor de camera’s. ‘Er was weinig verschil tussen het criminele leven van het personage en dat van mijzelf.’ Kort na de prijsuitreiking in Parijs werd hij voor een serie straatroven veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf.
‘Het is met Dylan allemaal te snel gegaan’, zegt Mohamed (23, volledige naam bekend bij de redactie), die in de deuropening van zijn ooms winkel aan de Boulevard National een sigaretje rookt. Mohamed, die doordeweeks als leerling elektricien werkt, komt deze zaterdagmiddag zijn oom een handje helpen. Net als veel jongens in de wijk draagt hij zijn lange haar in een staart en loopt hij op smetteloze Nike Air Max sneakers. Dylan kent hij uit zijn jeugd. ‘Het was raar om hem ineens interviews te zien geven met een chique jasje aan, terwijl we hier in de wijk wisten dat hij nog met één been in het straatleven zat. Maar ik was niet verbaasd toen ik hoorde dat hij in een film zou spelen. Dylan was altijd iemand die lef en humor had. Dat we hem op televisie zagen maakte ons trots. Normaal word je met de nek aangekeken als je zegt dat je uit Belle de Mai komt.’
Geweldsgolf
Van het positieve imago van Dylan Robert is weinig meer over. Deze maand werd bekend dat hij wordt vervolgd voor hulp bij een aanslag op een rivaliserende drugsbende, waarbij een veertienjarige jongen om het leven is gekomen. Een trieste dood, maar geen uitzondering in Marseille. Met 49 moorden en 118 gewonden gelieerd aan de lokale drugsoorlog was 2023 een van de bloedigste jaren in de geschiedenis van Marseille. En steeds vaker zijn er minderjarigen bij betrokken, als dader of als slachtoffer. Sinds het begin van deze zomer lijkt het geweld in Marseille weer op te laaien. Zo ook in Belle de Mai, waar deze maand het lijk van een 17-jarige jongen werd gevonden in de koffer van een uitgebrande auto. Het slachtoffer had een schotwond in het hoofd en was vastgebonden aan de enkels en de knieën. Zijn gezicht was bedekt met een vuilniszak.
‘Normaal word je met de nek aangekeken als je zegt dat je uit Belle de Mai komt’
‘Het is een combinatie van weinig alternatieven en héél, héél veel geld’, verklaart Mohamed de jonge aanwas in de criminaliteit. ‘In de noordelijke wijken van Marseille groeien we op in armoede, zonder dat ons een andere route word geboden om aan het leven hier te ontsnappen. De bedragen die je door de criminele netwerken vervolgens worden voorgehouden zijn voor een jonge jongen duizelingwekkend. Het eerste waar je aan denkt is wat je allemaal voor je moeder kan kopen en hoe je haar zorgen kan wegnemen. Ik heb die stap ook gemaakt, maar na in de cel te zijn beland heb ik dat leven achter me gelaten. Het is de laatste jaren alleen maar erger geworden. Ik hoor nu om me heen dat er veel online word geronseld en jongeren heel jong een wapen in hun hand krijgen gedrukt.’
Sterk gemeenschapsleven
Op een steenworp afstand van de plek waar het lijk van de zeventienjarige jongen werd gevonden, bevindt zich in een oud gebouw de protestantse stichting La Fraternité. De witte winkelpui is versierd met rode bakstenen. Aan weerszijden hangen op de vervallen muren kleurrijke mozaïeken, gemaakt door kinderen uit de buurt. Boven de deur prijkt met grote witte letters de naam van de stichting. Het accent op de e lijkt te zijn vergeten. Bij binnenkomst stap je in een ruimte die aanvoelt als een oud klaslokaal. Het plafond is hoog, de muren zijn vergeeld en de tafels en stoelen zijn opgesteld in een rechthoek. Hier geeft Anaïs Didier (63), geboren in de aangrenzende wijk Saint-Lazare, als vrijwilliger taalles aan buurtgenoten die de Franse taal niet machtig zijn. ‘In het centrum van Marseille hoor je soms flarden Arabisch op straat, maar in Belle de Mai hoor je af en toe een flard Frans’, grapt Didier. ‘Ik weet nog dat in mijn jeugd dit gedeelte van de stad Italiaans was. Nu wonen hier vooral mensen met een Noord-Afrikaanse afkomst. Maar in zekere zin is er weinig veranderd, want het is altijd een aankomstplek voor migranten geweest waar iedereen op zoek is naar een nieuwe familie en nieuwe netwerken. Dat maakt dit gedeelte van de stad ook zo mooi. Men wil met elkaar in contact komen en elkaar helpen om zo te overleven.’
Anaïs tijdens taalles
De stichting beheert een gemeenschappelijke tuin en organiseert naast taallessen ook workshops om buurtbewoners te helpen bij het volgen van een opleiding of het vinden van een baan. Ook is er een keuken die wordt bestierd door vrijwillige koks die eten bereiden voor arme gezinnen. Dat is hard nodig in de wijk, die al jaren behoort tot de armste wijken van Frankrijk. La Fraternité is al meer dan 140 jaar actief in de wijk en leeft van gemeentelijke subsidie. De stichting telt drie betaalde krachten en ongeveer vijftig vrijwilligers. Didier: ‘We zijn zeker niet de enige vrijwilligersorganisatie in de wijk. De wijk kent veel problemen, maar ook veel bewonersinitiatieven om de wijk leefbaar te houden. Het is een arme wijk, maar wel een wijk met een sterke gemeenschapszin.’
Rattenplagen en lekkages
De problemen in de arme wijken van Marseille zijn breder dan alleen de drugscriminaliteit. De stad kent grote uitdagingen op het gebied van volkshuisvesting. Veel woningen verkeren in deplorabele staat met alle risico’s van dien. Bij de inwoners van Marseille staat de ineenstorting van twee flatgebouwen in de Arabische wijk Noailles in 2018 in het geheugen gegrift. Er vielen acht doden te betreuren. Vorig jaar april kwamen er in de aangrenzende wijk Camas wederom acht bewoners om het leven nadat een gebouw ten gevolge van een gaslek instortte. In de daaropvolgende decembermaand stortte een paar honderd meter verderop weer een gebouw in, waarbij zeven gewonden vielen.
‘In het centrum van Marseille hoor je soms flarden Arabisch op straat, maar in Belle de Mai hoor je af en toe een flard Frans’
Het ministerie van Gezondheid berekende dat 40.000 woningen in Marseille in een onbewoonbare staat verkeren. Omdat Marseille een groot gebrek heeft aan sociale huurwoningen – momenteel liggen er 41.000 onbeantwoorde aanvragen op de plank bij de gemeente – trekken bewoners van onbewoonbare woningen niet snel aan de bel. Ook Didier ziet dit probleem. ‘Bij ons komen vaak buurtbewoners over de vloer die klagen over hun woning. Dan laten ze foto’s zien van hun woning op hun telefoon, van lekkages, schimmel en soms zelfs ratten. Maar ze zijn vaak al blij dat ze een dak boven het hoofd hebben, dus houden ze hun mond.’
Volgens Fondation Abbé Pierre, wiens jaarlijkse onderzoeksrapporten naar de staat van volkshuisvesting altijd veel stof doen opwaaien, verkeren maar liefst 65 procent van de woningen in Belle de Mai een onbewoonbare staat. De wijk kent relatief weinig corporatiewoningen. De meeste woningen zijn in bezit van kleine private verhuurders, en dat doet wat met de wijk, ziet Mohamed. ‘Vooral de sans-papiers (buitenlanders zonder verblijfsvergunning) vestigen zich in de wijk omdat ze niet voor een corporatiewoning in aanmerking komen. De private verhuurders van slechte woningen stellen meestal geen vragen. Ze willen gewoon hun maandelijkse huur innen zonder een cent aan onderhoud uit te geven. Zo zitten we in een wijk waar de meest kwetsbare bewoners allemaal bij elkaar wonen, in woningen die op omvallen staan.’
Bescherming van de menselijke waardigheid
Onlangs werd een amendement van de communistische senator Ian Brossat aangenomen die de ‘menselijke waardigheid’ van de sans-papiers in onbewoonbare huurwoningen moet beschermen. Brossat wijst op de vrees voor uitzetting en het gebrek aan kennis over de juridische mogelijkheden. Hij ziet dat deze bewoners daarom zelden aangifte doen tegen huisjesmelkers. In de hoop dit te kunnen faciliteren voorziet het amendement in het verstrekken van een verblijfsvergunning van een jaar aan sans-papiers die aangifte doen. Brossat wist ook de rechtervleugel van de senaat te overtuigen en kreeg bovendien steun van de regering voor zijn amendement. De regeling sluit aan bij een bestaande voorziening voor slachtoffers van slavernij en mensenhandel.
Het drama in Noailles heeft het wetgevingsproces in Frankrijk versneld. In 2019 werd de wet zo aangepast dat de staat de huisjesmelkers in geval van een ontruiming niet meer schadeloos hoeft te stellen. En de Franse Code Pénal kent een specifiek strafrechtelijk verbod op de verhuur van woningen die ‘niet compatibel zijn met de menselijke waardigheid’. Huisjesmelkers riskeren een maximale gevangenisstraf van zeven jaar. Het openbaar ministerie in Marseille treedt steeds harder op tegen de zogenaamde marchands de sommeil (handelaren in slaap). Sinds 2019 zijn er meer dan 23 zaken voor de strafrechter gebracht en er staan er al elf gepland voor 2024.
Beeld: Karim Abbara
Zo werd september vorig jaar een malafide huisjesmelker die actief was in Belle de Mai veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar. Hij zou onbewoonbare woningen met een ongedierteplaag hebben verhuurd aan alleenstaande moeders. Een van de moeders, die leefde van een bijstandsuitkering, had melding gemaakt van een ratten- en kakkerlakkenplaag. Het appartement was bovendien onvoldoende geïsoleerd en het toilet bevond zich in de keuken. ‘Zodra het regent, zet ik emmers neer, want het water valt het huis in’, verklaarde de bewoonster tijdens het proces.
Gentrificatie
Waar andere delen van Marseille gestaag veranderen onder gentrificatie, blijft Belle de Mai gevrijwaard van hippe tentjes. Dat heeft te maken met het gebrek aan voorzieningen, vertelt socioloog Claire Duport via de telefoon. ‘Belle de Mai ligt dicht bij het centrum maar is nauwelijks vatbaar voor gentrificatie omdat het gebrek aan voorzieningen de middenklasse afstoot. In andere arme wijken heeft de middenklasse de kans schoon gezien om goedkoop een grote woning aan te schaffen, maar in Belle de Mai durft men die stap niet te zetten. Er zijn geen fatsoenlijke scholen in de buurt waar de middenklasse zijn kinderen naartoe wil sturen. Bibliotheken en zwembaden ontbreken en het openbaar vervoer is er slecht.’
Culturele trekpleister
De caissières in de lokale supermarkt dragen een T-shirt met het embleem van de Olympische Spelen, maar verder is er in Belle de Mai weinig dat aan de Olympische Spelen doet denken. In Marseille worden de olympische voetbal- en zeilwedstrijden georganiseerd, maar in Belle de Mai is geen toerist te zien. Paradoxaal genoeg kent de wijk met La Friche Belle de Mai een van de grootste trekpleisters van de stad. De oude tabaksfabriek is na zijn sluiting omgebouwd tot een cultureel instituut, waar exposities worden gehouden en feesten worden georganiseerd. Met een half miljoen bezoekers per jaar is het een succes gebleken. Maar de bezoekers doen de rest van de wijk niet aan, en de bewoners van Belle de Mai zijn niet in La Friche te vinden. Duport: ‘De exposities, vaak moderne kunst, interesseren de bewoners niet. En veel bezoekers hebben het gevoel dat ze verder niks hebben te zoeken in de wijk. Gelukkig heeft La Friche qua sportgelegenheid wel bijgedragen aan het welzijn van de bewoners. In Belle de Mai zijn nauwelijks sport- of speelplekken voor jongeren te vinden, maar La Friche onderhoudt op het terrein een aantal sportvelden waar jongeren uit de wijk gretig gebruik van maken.’
Voedselhulp
‘Mijn vrijwilligerswerk doe ik met veel plezier’, zegt Didier. ‘De solidariteit in de wijk geeft me energie om ook mijn steentje bij te dragen. We zetten eens in de zoveel tijd als stichting noodvoedselhulp in waarbij we gezinnen in kaart brengen die onbekend zijn bij de instanties. Dan helpen we hun de maand door te komen. We worden dan van alle kanten geholpen. Door scholen, moskeeën, winkeliers. Op dat soort momenten merk je hoezeer de mensen om elkaar geven.’
Ook Mohamed ziet dat. ‘Marseille is een harde stad, en dat is in deze wijk niet anders. Maar het is ook een betaalbare wijk waar je nog voor minder dan een tientje naar de kapper kan en waar je een bepaalde saamhorigheid hebt die je nergens anders vindt. De armen voeden hier de armen’, zegt hij cryptisch. De bedelaar kan hier inderdaad rekenen op een muntstuk van een voorbijganger die er zelf ook sjofel uitziet. En de buschauffeur knijpt een oogje dicht als een passagier niet incheckt. Mohamed: ‘Niemand is hier te beroerd om zijn buurman te helpen, en ondanks de moeilijke omstandigheden lopen we altijd met een lach op ons gezicht. Ook dat is Belle de Mai.’
79 jaar geleden is het intussen – de uitroeping van de onafhankelijkheid van Indonesië op 17 augustus 1945 door Soekarno en Hatta. Twee dagen na de capitulatie van Japan, die als het officiële einde van de Tweede Wereldoorlog wordt beschouwd. Daarmee meenden beiden hun land van de ruim drie eeuwen eerder op Java begonnen Nederlandse koloniale overheersing te hebben bevrijd.
Goed drie maanden eerder hadden in Europa de Duitsers de capitulatie getekend, waarmee ook Nederland was bevrijd. Voor ons was dat op 5 mei in Hotel ‘De Wereld’ in Wageningen; de algehele Duitse capitulatie volgde twee dagen later in Reims.
De 5de mei is sindsdien bij ons de nationale feestdag, om de 17de augustus heeft Nederland zeer lang heen gedraaid. Want op de zelfbevrijding van Indonesië van vreemde overheersing volgde geen erkenning door het net even eerder zelf van vreemde overheersing bevrijde Nederland.
Wat volgde was namelijk een neokoloniale heroveringsoorlog, die decennia lang eufemistisch als ‘politionele acties’ te boek kwam te staan: als een maatregel om de orde te handhaven. Nadat dat op een totale mislukking was uitgedraaid, met honderdduizend slachtoffers aan Indonesische zijde en 4500 dode Nederlandse militairen – het dubbele van het in de meidagen van 1940 gesneuvelden – tot gevolg, kwam het 27 december 1949 eindelijk tot de officiële soevereiniteitsoverdracht, waarvan overigens Nieuw-Guinea uitgezonderd bleef.
Nederland heeft vervolgens decennialang aan die tweede datum vastgehouden. Toen Indonesië in 1995 vijftig jaar onafhankelijkheid vierde, mocht koningin Beatrix als gevolg van een veto van de VVD van de Nederlandse regering (het eerste paarse kabinet-Kok) niet bij die herdenking aanwezig zijn.
Dat zou in Nederland op teveel verzet van (de nazaten van) oud-kolonialen en oud-militairen zijn gestuit. Keer op keer dreigden die stennis te maken. Pas ruim na de eeuwwisseling durfde Den Haag bij monde van minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot te stellen dat Nederland in 1945, door te pogen de Indonesische vrijheidsstrijd neer te slaan, aan de foute kant van de geschiedenis was beland.
Het systematisch-bloedige karakter van die poging zou pas nog later erkend worden. Lang waren de Nederlandse oorlogsmisdaden als een reeks van betreurenswaardige excessen afgedaan, nadat oud-militair Joop Hueting in 1969 voor het eerst op tv een boekje open had gedaan. Zelfs het gebruik van die, achteraf bagatelliserende term, had indertijd al voor hevige opwinding gezorgd.
Koningin Beatrix mocht niet bij de herdenking aanwezig zijn
Het blijft ook voor de Nederlandse geschiedwetenschap beschamend dat het boek van Rémy Limpach waarin voor het eerst het beest bij de naam wordt genoemd, in 2015 als dissertatie aan uitgerekend een Zwitserse universiteit verdedigd werd. Zo’n beetje het enige West-Europese land dat zich nooit aan deelname aan de koloniale wedloop bezondigd had. Nu pas, zeven decennia na dato, drong de pijnlijke waarheid pas écht tot Nederland door: niets excessen! Gewoon structureel beleid.
Die langdurige blindheid laat zich best verklaren. De moeizame ontsluiting van Indonesische archieven speelt een rol; nog afgezien van de fysieke afstand, met financiële consequenties. Dan is er de traditionele voorkeur voor geschreven bronnen tegenover mondelinge overlevering, in combinatie met ontoereikende talenkennis – nogal wat oudere onderzoekers waren het Maleis niet of nauwelijks machtig.
Zij stortten zich in Den Haag op de notulen van de ministerraad en de rapporten van Nederlandse ambtenaren overzee. Dat is natuurlijk toch een beetje, alsof je de Duitse bezetting alleen maar aan de hand van de besluiten van Hitler en de brieven van Seyss-Inquart bestudeert.
Maar misschien speelde toch ook de oud-koloniale blik als zodanig een rol. Nederland zonde zich heel lang in het rozige zelfbeeld dat het een moreel betere kolonisator was geweest dan de Fransen of de Britten.
Toen de eerste naoorlogse Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Eelco van Kleffens – een van de weinige Haagse politici uit die dagen die wel eens voorbij Zevenaar had rondgekeken – tijdens de Britse dekolonisatie van India door Amerikaanse journalisten uit de Midwest gevraagd werd wanneer Nederland zou volgen, was zijn reactie: die provinciale lui snappen er werkelijk niets van. India is toch écht iets anders. Indonesië op eigen benen? Op z’n vroegst over honderd jaar.
Onlangs werd het nieuwe pand van Beyt Essalam geopend aan de Pleinweg in Rotterdam. Hier kunnen ouderen die veel zorg nodig hebben zelfstandig wonen met inachtneming van hun islamitische geloof en cultuur.
De vorige locatie van Beyt Essalam was te klein geworden en het pand werd te oud. De nieuwe locatie is net opgeleverd. Het ziet er van binnen uit om door een ringetje te halen. Bovendien ruikt het er niet naar ziekenhuis of verpleegtehuis. ‘Daar is bewust aan gewerkt’, vertelt Hakima Abraymi, locatiemanager van Beyt Essalam.
Ze werkt al langer in de zorg. Eerst in een ‘witte’ zorginstelling, later bij Beyt Essalam. Er is behoefte aan islamitische zorg voor ouderen. Toch benadrukt Abraymi dat ze van begin af aan tegen het bestuur heeft gezegd open te staan voor de opname van mensen die geen moslim zijn. ‘Als er iemand is die lang in een multiculturele buurt heeft gewoond en zich prettig voelt tussen moslims dan staat de deur ook open, als onze gebruiken worden geaccepteerd. Momenteel is hier ook een christelijke dame uit Irak. Soms zit ze bij Koranmomenten, maar het is niet verplicht. Dat mogen onze bewoners helemaal zelf weten.’
De islam speelt een belangrijke rol bij Beyt Essalam. Zoals bijvoorbeeld de etensvoorschriften – halal eten, geen varkensvlees en de dadel aan het begin van de maaltijd tijdens de ramadan – maar ook de eetcultuur. Voor de één is dat harira-soep of koken met een tajine, voor de ander pilav-rijst en Turkse pizza. Er worden ook Nederlandse maaltijden verzorgd, maar niet elke dag. ‘Het gestel van de mensen is op een bepaald soort voedsel ingesteld. Toch gaat het verder dan dat. De specerijen en de geuren van voedsel roepen herinneringen op bij mensen met alzheimer. Niet al onze bewoners hebben een vorm van dementie, maar wel veel. Overigens streven wij naar zo min mogelijk psychofarmaca. Dat is zogenoemde onrustmedicatie. We ontkomen er niet 100 procent aan, maar als we alternatieven weten te vinden dan heeft dat de voorkeur. In ons zorgcentrum Boekenrode kwam iemand die behoorlijk agressief gedrag vertoonde. Bij ons deed hij dat niet. Waarom? Onze aanpak werkte voor hem duidelijk beter.’
De verdwenen Nederlandse taal en een eigen wereld
Er zijn oudere bewoners die de Nederlandse taal nooit machtig zijn geweest, maar er is ook een andere reden voor het in dienst hebben van verzorgend personeel dat bijvoorbeeld Turks of Arabisch spreekt. ‘Mensen met alzheimer verliezen de taal of talen die ze buiten hun moedertaal kennen. Dat is onderdeel van de ziekte. Daarom is het van belang dat een deel van ons personeel hun taal spreekt en de gewoonten kent. Bijvoorbeeld door de bewoners met oom of tante aan te spreken in de eigen taal. Daar kan geen blonde verpleegster met blauwe ogen die Nederlands praat tegen op. Onze cliënten wennen hier redelijk snel en wij leren hen zo snel mogelijk kennen door middel van onze persoonlijke aanpak. Mensen met alzheimer leven in hun eigen wereld. Het is zaak om hun wereld te begrijpen. Soms kunnen we daar op aansluiten, zoals bij een man die vroeger een slagerij annex groentewinkel had. Als er dergelijke producten worden bezorgd dan helpt hij vol trots met opruimen. Na afloop geven we hem imitatiegeld en vertellen we hem hoeveel we verdiend hebben. Een keertje vroeg hij ineens waar de schapen waren. Dan zeiden we dat die al in de koeling waren. Elke cliënt heeft een eigen gebruiksaanwijzing.’
‘Specerijen en geuren van voedsel roepen herinneringen op bij mensen met alzheimer’
Abraymi belooft niet dat er uitsluitend medewerkers zijn die Turks of Arabisch spreken. Overigens is er wel zorgpersoneel te vinden dat de Turkse of Arabische taal machtig is, maar eenvoudig is het niet. Bij een ander beroep lukt dat niet, namelijk de geriater (een arts met als specialiteit de problematiek van oude mensen, red.). ‘Ik ben nog nooit een geriater tegengekomen van Turkse of Marokkaanse afkomst. Gelukkig kunnen we een beroep doen op geriater Marleen Harkes. Ze werkte bij de Migrantenpoli in het Havenziekenhuis en momenteel bij het Maasstadziekenhuis. Ik ben heel blij dat we een beroep op haar kunnen doen. Er zijn wel andere artsen met een migratieachtergrond.’
Praten, praten, praten
Voordat Abraymi bij Beyt Essalam kwam, werkte ze in een ‘witte’ zorginstelling. Daar probeerde ze al om de positie van migrantenouderen binnen de zorg te verbeteren. ‘Ik zat onder andere in een stuurgroep om te proberen witte managers en een witte directie duidelijk te maken waar behoefte aan was. Het is geen onwil van veel leidinggevenden, maar echt begrijpen doen ze het niet.’
Hakima Abraymi, locatiemanager bij Beyt Essalam. Foto: Anne-Rose Hermer
Witte directieleden staan open voor het feit dat de geboden zorg niet op iedereen van toepassing is, maar weten niet precies hoe ze cultuursensitieve zorg moeten geven. ‘Ik ben ontzettend blij dat MOB, de zorgorganisatie waar Beyt Essalam onder valt, de kans biedt voor deze vorm van zorgverlening.’
Familie niet op één lijn
Een tot twee decennia geleden was het in bepaalde culturen onbespreekbaar om je ouders te laten opnemen in een zorginstelling. ‘Op basis van ons geloof eer je je ouders en zorg je zelf voor hen. Alleen is onze maatschappij daar niet op ingesteld. De meeste huizen zijn hier te klein voor en het kan vaak ook niet gecombineerd worden met werk. Naast mantelzorgverlof is het mogelijk om onbetaald verlof op te nemen, maar dat is financieel niet altijd haalbaar. De laatste tien jaar is er veel veranderd, ook wat betreft de acceptatie om je vader of moeder wel in een zorginstelling te laten opnemen. Het taboe is er nog, maar het neemt af. Als het thuis goed gaat, doe dat dan alsjeblieft. Maar in bepaalde gevallen is het gewoon niet meer verantwoord. Helaas is het vrijwel nooit een gezamenlijke beslissing. Dan is er bijvoorbeeld een zus die jaren voor een ouder of ouders heeft gezorgd. Maar op een moment wordt het echt te zwaar voor haar. In zo’n geval is er altijd een broer of zus die zegt dat dit onzin is en een opname niet nodig is. En dat terwijl veel mensen vaak beter af zijn op een plek waar ze de juiste begeleiding krijgen. We proberen een plek te creëren waar ze het oude, het vertrouwde en het veilige vinden.’
Je zou denken dat het een gewone huiskamer is waar toevallig ook een rolstoel staat
Het beleid van Beyt Essalam is er bewust op gericht om zoveel mogelijk contact te houden met de familie en mantelzorgers. Dat wordt heel erg op prijs gesteld, maar soms blijft een familie echt verdeeld. ‘Af en toe voel ik me net een geestelijk verzorger of psycholoog’, zegt ze. ‘Maar toch komen familieleden er vrijwel altijd samen uit. Alleen is het onmogelijk om een cliënt 24 uur per dag in de gaten te houden. We doen ons best om de beste kwaliteit zorg te bieden, dat wel.’
Samen herinneren en samen eten
In veel ‘witte’ Rotterdamse verpleegtehuizen worden liedjes gezongen van vroeger, maar mensen die hier niet mee zijn opgegroeid hebben daar geen herinneringen aan. In de huiskamers in Beyt Essalam wordt muziek ten gehore gebracht die de bewoners wél kennen of herkennen. Dat is te zien aan hun glunderende gezichten. Voor buitenstaanders lijkt het onbelangrijk, maar vooral voor mensen met alzheimer is het belangrijk om in contact te zijn en te blijven met herkenbare dingen, aldus Abraymi. Samen eten en samen koken maakt daar ook deel van uit. ´Sommige bewoners kunnen nog helpen in de keuken door groente te snijden, aardappelen te schillen of boontjes te doppen als een mes te gevaarlijk is geworden.’
Keukenkastjes
De bewoners van Beyt Essalam hebben geen ziekenhuiskamertje met alleen een bed, verrijdbaar nachtkastje en een kledingkast. Dit woonzorgcentrum beschikt over 23 studio-appartementen, waarvan er op het moment van dit gesprek zeven leeg staan. Voor drie van die onbezette appartementen is al interesse getoond. Eén van de studio-appartementen mag worden bezichtigd. Behalve het bed en de vloer mogen cliënten hun wooneenheid inrichten zoals ze willen. In dit geval staat er een bank, een tafel, een paar planten in de vensterbank en een televisie. Als je niet beter weet, zou je denken dat het een gewone huiskamer is waar toevallig ook een rolstoel staat. In de appartementen kan niet zelf gekookt worden, maar er is wel een klein aanrecht en enkele keukenkastjes. De inhoud wordt af en toe gecontroleerd, want als mensen met Alzheimer iets lekkers krijgen van iemand die op bezoek is vergeten ze dit vaak weer zodra het is opgeborgen. Daarom wordt in de gaten gehouden of er niets in de kastjes ligt dat over de datum is. Het appartement heeft een grote badkamer met een eigen toilet, een douche en een wastafel. Natuurlijk is het thuis het allerfijnste, maar het is een acceptabel alternatief.
Overigens hebben sommige bewoners, zolang dat mogelijk is, een magnetron en een koffiezetapparaat in hun appartement. Als het verzorgend personeel merkt dat dit onverantwoord blijkt te zijn, dan vindt er overleg met de familie plaats. Die stemt tot nu toe altijd in, want ze weten dat het voor de bestwil van hun dierbare is.
Dit artikel verscheen eerder in de Kanttekening op 15 maart 2024.
Journalist Jeroen van Bergeijk werkt undercover aan de onderkant van de arbeidsmarkt. ‘Voor het eerst hebben mijn verhalen maatschappelijke impact.’
Op zoek naar een verklaring voor de uitslag van de verkiezingen op 22 november verwezen verschillende artikelen de afgelopen weken naar de kloof in Nederland tussen hoger opgeleiden en lager opgeleiden, tussen theoretisch en praktisch geschoolden. Journalist Jeroen van Bergeijk (1965) maakt zich zorgen over deze kloof. Hij ging de afgelopen jaren verschillende keren ‘undercover’ en solliciteerde op verschillende banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Hij werkte als Uberchauffeur, in het distributiecentrum van Bol.com, als verkeersregelaar, bij het callcenter van Wehkamp, in het IND aanmeldcentrum in Ter Apel, als flitskoerier en als koffersjouwer op Schiphol.
Hij schreef daarover spraakmakende artikelen in de Volkskrant en de Groene Amsterdammer. Die verhalen, gebundeld in het pas verschenen boek Undercover aan het Werk, geven de lezers stuk voor stuk zicht op een wereld die ze meestal niet of amper kennen. In een enkel geval leidde een artikel tot Kamervragen. Van Bergeijk beschrijft in zijn artikelen misstanden op de Nederlandse arbeidsmarkt. Toch is dat niet zijn belangrijkste doel. Hij maakt zich vooral zorgen over de segregatie in de samenleving.
‘Ik ervaar twee gescheiden werelden. Dat vind ik zorgwekkend. Er is veel minachting voor het werk dat ik undercover heb gedaan, werk waarvoor je geen kwalificaties nodig hebt. Dat komt ook door onwetendheid over zaken die we als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen. Hoe komt dat pakketje van Bol.com de volgende dag al bij je op de mat als je het pas om 23 uur s ‘avonds bestelt? Wie zorgt ervoor dat je zware koffer op tijd in het vliegtuig staat? Ik vind het sowieso interessant om te weten, maar ik denk dat je wel wat meer respect mag hebben voor mensen die dat werk doen. Het is zwaar, het is vaak eentonig en het wordt slecht betaald.’
Hoger opgeleiden hebben vaak de neiging om hun succes aan zichzelf toe te schrijven, aldus Van Bergeijk. ‘Ze denken vaak: ‘Ik ben heel slim, ik heb gestudeerd, dus ik word chirurg. En het is terecht dat ik veel verdien, want ik heb veel verantwoordelijkheid. En de verpleegster of de schoonmaker, die zijn niet zo slim. Daarom verdienen ze minder.’ Dat is toch een beetje de teneur? Ja, ik denk dat veel hoger opgeleiden te weinig beseffen dat ze gewoon ontzettend veel mazzel hebben gehad. Dus daar probeer ik over te schrijven.’
‘Hoger opgeleiden hebben vaak de neiging om hun succes aan zichzelf toe te schrijven’
Van Bergeijk begint zijn boek met het uiteenzetten van zijn ervaringen met zijn allereerste baantje. Hij was toen nog geen journalist maar middelbare scholier. Hij ging werken in de Hooimeijer beschuitfabriek in Barendrecht, waar zijn vader directeur was. Het was de eerste keer dat hij te maken kreeg met mensen buiten zijn bubbel.
Afrokapsel ‘Ik woonde in een dorp vlakbij Barendrecht en zat op een basisschool met kinderen met hoger en praktisch opgeleide ouders, maar wel bijna allemaal wit. En op de middelbare school werd het nog meer een bubbel van kinderen uit witte, hoogopgeleide gezinnen. Ik kende bijvoorbeeld helemaal geen Marokkanen, ik kwam hen niet tegen. Toen vond mijn vader het tijd worden dat ik, net als mijn oudere broers, even in de fabriek ging werken. Hij vond dat het goed voor me was en hij had gelijk. En ik wilde ook wel mijn eigen geld verdienen. In de fabriek werkte ik met mensen uit Rotterdam, uit Feyenoord en met veel Marokkaanse gastarbeiders. Ze deden verschrikkelijk vies en zwaar werk. Soms in twee diensten op een dag.
Van Bergeijk vond het echt een hele harde wereld. ‘Maar tegelijkertijd was het ook fascinerend, een wereld die ik toen nog niet kende: Marokkaanse mannen waarvan sommigen toen met een afrokapsel liepen en anderen in djellaba’s. Dat had ik nog nooit gezien. Ik denk dat ik ook gefascineerd was door de ongefilterde rauwheid. Dat trekt me nog steeds. Na die twee weken wist ik: hier wil ik niet eindigen. Ik wilde heel graag weer terug naar school en was gemotiveerd mijn opleiding af te maken.’
Geen Nederlanders voor zwaar, smerig werk Van dat eerste baantje leerde Van Bergeijk een hoop over de arbeidsmarkt. ‘Ik leerde dat als je geen Nederlanders kan krijgen voor zwaar, smerig werk, dat je dan mensen uit het buitenland kan halen. En ik weet niet wat mijn vader daar precies op het kantoor deed, maar ik zag wel dat die fabriek gewoon doordraaide als hij er een dag niet was. Maar als er op een dag een paar Marokkanen wegbleven, dan liep de hele boel in het honderd. Ik zag ook dat het werk dat de inpakdames eerst deden vervangen werd door machines. Als de machines goedkoper zijn dan de mensen kun je dus je baan verliezen. Het zijn lessen die nog steeds actueel zijn.’
Jaren later, in 2007, maakte Jeroen van Bergeijk de documentaire ‘Aan ons den Arbeid’, over de Marokkaanse gastarbeiders die in de fabriek van zijn vader werkten. ‘Ik had een paar jaar in New York gewoond en keerde terug naar Nederland na de moord op Pim Fortuyn. Ik herkende het land toen niet meer. Het was opeens normaal geworden om het openlijk over ‘kutmarokkanen’ te hebben. Daar had ik het toen met mijn vader over. Hij vond dat er te weinig waardering was voor Marokkaanse Nederlanders. Mijn vader vertelde: ‘Als ik mijn Marokkanen niet had gehad dan hadden we die fabriek nooit draaiende kunnen houden.’ Hij sprak altijd met warme gevoelens over zijn Marokkaanse medewerkers. Dat vond ik fascinerend. Dus toen heb ik een documentaire gemaakt, waarin ik een portret maakte van de eerste generatie gastarbeiders.’
Goud zoeken in Australië Van Bergeijk begon pas in 2017 met undercoverjournalistiek. Dat gebeurde per toeval. ‘Ik vond het eigenlijk altijd wel leuk een wereld te verkennen die ik nog niet kende. Ik ben goud gaan zoeken in Australië, ik heb met de auto een lange tocht door de woestijn gemaakt, ik heb in New York gewoond en ben een uitgeverij begonnen. Nadat ik mijn eigen uitgeverij had verkocht wilde ik een tijdje als Uberchauffeur werken. Gewoon om weer eens iets anders te doen. En toen ik daarover schreef bleek dat opeens een onderwerp te zijn dat tot de verbeelding sprak. Ik ontdekte dat ik mijn wens een andere wereld te leren kennen ook kon toepassen op maatschappelijk relevante onderwerpen. (Lachend) Dat is een beetje laat, als je boven de 50 bent. Daarna ging ik meer undercoververhalen schrijven.’
‘Ik vond het gaaf om te doen. Voor de eerste keer hadden mijn verhalen maatschappelijke impact. Ze kwamen allemaal op de voorpagina. Er werden naar aanleiding van mijn stukken Kamervragen gesteld. Zoals bij het verhaal over Wehkamp. Daar kopen veel mensen op afbetaling, maar over het geleende bedrag rekende Wehkamp een woekerrente van 14 procent. Dat betekent voor veel mensen dat ze nog dieper in de schulden raken. Tot voor kort was dit wettelijk toegestaan. Na mijn verhaal heeft de minister ingegrepen en die wettelijk toegestane rente met 2 procent verlaagd. Dat is een stapje in de goede richting. Mijn verhaal over het undercoverwerk bij het bagagesjouwen op Schiphol kwam precies op het moment dat duidelijk werd dat Schiphol kampte met enorme personeelstekorten. Dat was toevallig een heel goede timing.’
Aan de onderkant van de arbeidsmarkt werken in Nederland veel mensen met een migratieachtergrond, vaak in een kwetsbare positie. Van Bergeijk: ‘Als je een arbeidsmigrant bent, geen Nederlands spreekt en niet weet wat je rechten zijn, dan is de kans groot dat er misbruik van je wordt gemaakt. Arbeidsmigranten krijgen het minimumloon en betalen relatief veel geld voor armzalige huisvesting, bijvoorbeeld in een caravan. Op de plekken waar ik werkte kom je naar verhouding veel mensen van kleur tegen, maar er zitten ook witte, vaak oudere mannen in een kwetsbare positie tussen.’
Masculien
Bij bol.com, met vooral Poolse collega’s en Poolse bazen, voelde Van Bergeijk zich als Nederlander een buitenbeentje. Ik had er niet veel last van, ik werkte er ook maar kort, maar vond het wel opvallend. Ik denk dat het vooral een kwestie van klasse is. De sfeer is vaak hard, meestal rechtdoorzee, maar er worden zeker ook foute, racistische grappen gemaakt. Toch vond ik de verhouding tussen mannen en vrouwen vaak ernstiger. Het gaat vaak om sterk masculiene omgevingen, waar het voor vrouwen echt heel moeilijk is om zich te handhaven.’
‘Als ik een vrouw of een journalist van kleur was geweest had ik ongetwijfeld andere dingen gezien die ik nu heb gemist. Dan had ik waarschijnlijk wel discriminatie ervaren. Ik zou het heel interessant vinden wanneer meer vrouwen of journalisten van kleur dit undercoverwerk zouden doen. Dat zou nieuwe perspectieven opleveren.’
Van Bergeijk ziet zichzelf niet als de aangewezen persoon om te aan te geven wat er nodig is om de kloof tussen praktisch opgeleiden en theoretisch geschoolden in Nederland te verkleinen.
‘Dat vind ik lastig. Ik zie mezelf vooral als verslaggever. Ik word gedreven door nieuwsgierigheid. Ik vind het leuk op nieuwe plekken te komen waar anderen niet komen en daarover te vertellen. Mensen hebben bijvoorbeeld geen flauw idee dat er op Schiphol – buiten het zicht van de reizigers – sprake is van negentiende-eeuwse toestanden. Ik heb niet de pretentie dat ik met oplossingen kan komen om de kloof te dichten. Er zijn mensen die daar meer verstand van hebben dan ik. Volgens mij zit de grootste pijn in het gegeven dat we elkaar niet begrijpen of willen begrijpen. Mensen voelen zich niet gezien. We leven in gescheiden werelden, al vanaf de middelbare school. Het is goed om meer van elkaar te weten. En ik hoop daar op mijn manier een steentje aan bij te dragen.’
Dit artikel verscheen eerder in de Kanttekening op 18 december 2023.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.