India zou Pakistan binnen 24 tot 36 uur kunnen aanvallen, vermoedt de Pakistaanse regering. Deze aanval zou een reactie zijn op de aanslag in Kasjmir vorige week, waarvan India buurland Pakistan de schuld geeft.
‘Pakistan beschikt over betrouwbare informatie dat India van plan is binnen 24 tot 36 uur een militaire aanval uit te voeren, waarbij het incident in Pahalgam als vals voorwendsel wordt gebruikt,’ zei de minister van Informatie Attaullah Tarar gisteravond, volgens persdienst AFP.
Vorige week dinsdag vond er een aanslag plaats op toeristen in Pahalgam, een stad in het door India bestuurde Kasjmir. Hierbij vielen minstens 26 doden. De aanslag werd opgeëist door het Resistance Front (TRF), dat vermoedelijk een tak is van Lashkar-e-Taiba, een islamistische groepering in Pakistan.
De Indiase regering geeft Pakistan direct de schuld van de aanval. De Indiase premier Narendra Modi gaf het leger gisteren de ‘volledige operationele vrijheid’ om op de aanval te reageren, vertelde een hoge regeringsbron aan AFP.
Een verdeeld Kasjmir
Kasjmir, een regio met een moslimmeerderheid, is verdeeld tussen Pakistan en India, maar wordt door beide landen geclaimd. De grensregio is altijd onrustig geweest sinds de onafhankelijkheid van de Britten in 1947. In 2019 reed een zelfmoordterrorist met een auto vol explosieven in op een konvooi van de veiligheidsdiensten, waarbij 40 doden en 35 gewonden vielen.
Sinds vorige week zijn er beschietingen geweest aan beide kanten van de grens. Leiders over de hele wereld hebben hun bezorgdheid geuit over een mogelijke escalatie. Beide landen beschikken over nucleaire wapens. VN-chef Antonio Guterres voerde dinsdag gesprekken met beide partijen.
Vandaag viert Vietnam de overwinning op Amerika in de oorlog, die vijftig jaar geleden naar schatting drie miljoenen Vietnamezen en ongeveer 58.000 Amerikaanse soldaten het leven heeft gekost.
Zo meldt Deutsche Welle. De overwinning op Amerika wordt grootschalig gevierd, met een militaire parade in Saigon, waar ook Chinese en Cambodjaanse troepen aan meedoen. Het is voor het eerst dat deze landen, die de Vietcong steunden tijdens de oorlog, ook meedoen in de viering van de overwinning.
De parade, die gepaard gaat met veel nationalistisch vlaggenvertoon, trekt vele bezoekers.
Velen hebben dichtbij overnacht, om een goede plek te bemachtigen, meldt de Duitse krant.
De dekolonisatieoorlog, eerst tegen Frankrijk en daarna tegen Amerika die zich ermee
bemoeide om zogenoemd ‘het communisme in te dammen’, duurde meer dan twintig jaar
(van 1954 tot en met 30 april 1975, toen de communisten Saigon innamen in Zuid-Vietnam
en herbenoemden tot Ho Chi Minh Stad).
Vanuit Amerikaans perspectief zijn er veel films gemaakt over de traumatische effecten van
de verloren oorlog, waaronder Rambo, maar ook meer kritische anti-oorlogsfilms, zoals
Apocalypse Now en Born on the Fourth of July. Hierin worden ook de misdaden van het
Amerikaanse leger genoemd, zoals het gebruik van napalm en het giftige middel
Agent Orange in de jungle, waar het land nog steeds aan lijdt.
Het boerenleven van Koerden in het noorden van Irak wordt in toenemende mate onmogelijk gemaakt door de strijd tussen de PKK en Turkije. Het gebied komt steeds meer onder controle van Turkse militaire posten.
Zo meldt de BBC. Het pittoreske Koerdische dorpje Sergele in het noorden van Irak is gelegen in de bergen. Generaties lang worden hier al granaatappels en perziken verbouwd door Iraakse Koerden, maar het gebied wordt vanuit verschillende kanten omsingeld door Turkse legerposten.
Dit is voor 100 procent een vorm van bezetting van Koerdische gronden, zegt de boer
Sherwan Sherwan Sergeli. Hij is vijftig en heeft door de Turkse bezetting geen toegang meer tot een deel van zijn landgoederen. Hij loopt gevaar om nog meer land te verliezen aan zogenoemde Verboden Zones, een strook waar Iraakse Koerden letterlijk tussen twee
vuren (het Turkse leger en de Koerdische PKK, die op de terreurlijst staat) zitten.
De Verboden Zones omvatten nu bijna het hele gebied aan de Turks-Iraakse grens. Volgens mensenrechtenorganisaties, zoals Community Peacemaker Teams uit Iraaks-Koerdistan, zijn er honderden burgerdoden gevallen door luchtaanvallen in de Verboden Zones. Nog eens duizenden hebben door zulke aanvallen noodgedwongen hun huis en
haard moeten verlaten. Ook in het noorden van Syrië bezet grote stroken land.
Het is goed dat Amsterdam excuses maakt voor het verleden, maar er sprake van ongelijke behandeling, vinden Dionne Abdoelhafiezkhan en Mitchell Esajas van Zwart Initiatief. Nu er geld beschikbaar is gemaakt voor het Joodse leven in de stad, is het hoog tijd voor herstelbetalingen voor nazaten van tot slaafgemaakten, schrijven ze in Parool.
Het is niet de eerste keer dat ze de herstelbetalingen aankaarten. Sterker nog, het is een van de speerpunten van Zwart Initiatief. Ze willen naast excuses over het slavernijverleden structurele investeringen in herstel, gemeenschapsopbouw en toekomstperspectief voor de nazaten. Op 4 april presenteerden ze een aanbevelingsrapport over hoe herstel in de stad vorm kan krijgen, daar is tot nu toe geen reactie op gekomen.
Dit maakt het voor hen pijnlijk dat excuses over Jodenvervolging wel gepaard gaan met een geldbedrag, blijkt uit het stuk dat de initiatiefnemers schrijven. Op 24 april bood burgemeester Femke Halsema formeel excuses aan voor de rol van Amsterdam, gepaard met een fonds van 25 miljoen euro ter versterking van het Joodse leven in de stad.
‘Wat wringt is de evidente ongelijkheid in hoe verschillende geschiedenissen worden benaderd’, schrijven ze. Recht doen aan fouten die in het verleden zijn gemaakt vereist ‘een moreel consistent beleid, gebaseerd op gelijkwaardigheid’, concluderen de schrijvers.
Al sinds de zeventiende eeuw vestigen Polen zich in Nederland, vertelt wetenschapper Iwona Gusc. Er was hier meer godsdienstvrijheid dan in andere landen.
De Poolse wetenschapper Iwona Gusc is inmiddels al twee decennia een vertrouwd gezicht in de Nederlandse academische wereld. Ze woont sinds het begin van deze eeuw in Nederland, waar ze in 2012 promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen op Poolse avant-garde filmmaker, Andrzej Kondratiuk, en zijn gevecht met de censuur tijdens de Koude Oorlog.
Geboren en opgegroeid in Polen, studeerde ze Nederlands aan een van de grootste universiteiten van het land, in Wroclaw. Als uitwisselingsstudent kwam ze in Groningen terecht – en bleef. De liefde voor taal en cultuur bracht haar naar Nederland, maar het is de geschiedenis die haar hier houdt. Gusc is niet alleen een academicus die zich verdiept in film en cultuurgeschiedenis, maar ook een kenner van de migratiegeschiedenis tussen Polen en Nederland – een onderwerp dat persoonlijk én politiek is.
Oude banden
‘De band tussen Polen en Nederland is ouder dan de meeste mensen beseffen’, vertelt ze. ‘Al in de zeventiende eeuw kwamen Poolse studenten naar Franeker en Leiden om te studeren.’ Het waren vaak protestantse jongeren, maar ook religieuze minderheden als de arianen vonden hun weg naar Amsterdam na 1658, toen het katholieke Polen strengere geloofswetten invoerde. De arianen ontkenden de drie-eenheid en werden gezien als gevaarlijke ketters. In het zeventiende-eeuwse Nederland was er, in vergelijking met andere Europese landen, relatieve godsdienstvrijheid.
Na de arianen volgden Asjkenazische Joden. Ze waren op de vlucht voor antisemitische pogroms en de chaos, die het resultaat waren van de Kozakkenopstand van Bohdan Chmielnicki. Tussen de 50.000 en 100.000 Asjkenazische Joden werden tijdens de pogroms vermoord. In Nederland, waar al een bloeiende Sefardische Joodse gemeenschap bestond, waren ze wel veilig. Via kettingmigratie groeide de Pools-Joodse gemeenschap gestaag in de achttiende eeuw.
De Poolse communistische regering voerde een felle antizionistische campagne tegen Israël
In de late negentiende en begin twintigste eeuw verschoof het beeld. Polen kwamen vooral als arbeidsmigranten, op doorreis naar Amerika – maar sommigen bleven hangen. Zoals Abraham Tuschinski, een Poolse jood die een bioscoopimperium opbouwde, eerst in Rotterdam, later in Amsterdam. ‘De bioscopen in Rotterdam zijn helaas allemaal, samen met de rest van de mooie binnenstad tijdens het bombardement van mei 1940 weggevaagd, maar zijn beroemde bioscoop in Amsterdam bestaat nog steeds. Hij was een echte pionier die Hollandse, calvinistische afkeer van deze opkomende vermaakindustrie deed wankelen.’
Iwona Gusc
De laatste Joodse exodus uit Polen waar Nederland bij betrokken was vond in 1968 plaats. De Poolse communistische regering voerde een felle antizionistische campagne tegen Israël, die ook tegen Poolse Joden was gericht. Nederland was in die jaren erg pro-Israël. Mede dankzij de Nederlandse ambassade konden tussen de 20.000 en 30.000 Joden Polen ontvluchten, die deels in Israël terecht kwamen, maar de meerderheid ervan vluchtte naar Scandinavische landen of Canada en de Verenigde Staten. Slechts enkelen werden toen in Nederland opgenomen, zoals hartchirurg en emeritus hoogleraar van Radboud Universiteit, Stefan Skotnicki. Zijn turbulente levensverhaal werd onlangs door half-Poolse Dore van Duivenbode opgetekend.
De Poolse bevrijders in Breda
Een cruciale episode in de Poolse aanwezigheid in Nederland begint met de Tweede Wereldoorlog. De Eerste Poolse Pantserdivisie vocht onder de Canadezen en bestond uit zo’n 16.000 Poolse soldaten. Zij hielpen bij de bevrijding van Nederland, met name in het zuiden en het noorden. In Breda werd een groep van ongeveer 300 veteranen na de oorlog een hechte gemeenschap. ‘Ze bleven daar, toen de oorlogsfront in 1944 stopte, enkele maanden hangen en werden bij Nederlandse gezinnen ingekwartierd’, zegt Gusc. ‘Ze kregen verkering, maakten vrienden. Ze konden na de oorlog terug naar Polen, maar de meesten deden dat niet – uit angst voor vervolging door het communistische regime.’ Sommigen die het wel deden eindigden in de gevangenis.
‘Ze waren de eerste echte arbeidsmigranten’
In Breda ontstond een van de eerste duurzame Poolse gemeenschappen in Nederland. Het stadsarchief Breda heeft hier ook prachtige foto’s van. Anders dan in Vlissingen, waar Poolse arbeiders in barakken woonden, leefden de Polen in Breda vaak bij hun schoonfamilie en bouwden een sociaal netwerk op. ‘Die gemeenschap heeft echt wortel geschoten. Er zaten naast fabrieksarbeiders ook veel ondernemers tussen die een eigen zaak openden’, aldus Gusc. In Heerlen en andere steden in Limburg werkten Polen in de mijnbouw, in Hengelo in de textielindustrie. Vlak na de Tweede Wereldoorlog ging de Nederlandse overheid actief op zoek naar arbeidskrachten onder de ontheemden die na 1945 niet meer naar hun thuislanden, achter het IJzeren Gordijn, terug wilden. Op die manier zijn er veel Poolse slachtoffers van het naziregime naar Nederland gehaald. ‘Ze waren de eerste echte arbeidsmigranten, nog voor de Italianen, Turken en Marokkanen.’
Solidariteit in de jaren tachtig
Nederland toonde in de Koude Oorlog warme solidariteit met vluchtelingen uit Hongarije en Tsjechoslowakije, die waren gevlucht voor de communistische dictatuur. Poolse vluchtelingen bleven lang op de achtergrond. Alleen in plaatsen met een relatief grote Poolse gemeenschap, zoals Breda, was er betrokkenheid bij Polen.
Dit alles veranderde in de jaren tachtig, met de opkomst van de vakbond Solidarność van Lech Wałęsa. ‘Wat weinig mensen weten’, zegt Gusc, ‘Is dat de Poolse gemeenschap waaronder die in Breda een belangrijke rol speelde in het aanwakkeren van solidariteit in Nederland.’ Een van de leidende figuren in de Nederlandse solidariteitsbeweging was Jan Minkiewicz nota bene de zoon van een Poolse veteraan die zich in Vlissingen vestigde.’
Nederlanders verzamelden massaal voedselpakketten, legden contacten met Polen en ook De Telegraaf toonde zich betrokken. De geschiedenis van de Poolse bevrijders kwam iets beter in beeld.
Na het communisme
Na de val van het IJzeren Gordijn in 1989 kwam er een nieuwe stroom migratie op gang. Polen met Duitse wortels kregen een Duits paspoort en konden zo in Nederland werken. In 2004 werd Polen EU-lid, en drie jaar later ging de Nederlandse arbeidsmarkt open voor Polen. Sindsdien groeide het aantal Poolse arbeidsmigranten explosief. Officieel zijn het er zo’n 250.000, maar het werkelijke aantal ligt vermoedelijk hoger, denkt Gusc.
De meeste Polen wonen in het westen van het land, met name rond Den Haag en in het Westland, waar ze werken in de tuinbouw, maar in andere gemeentes met veel agrarische gebieden. Maar de omstandigheden zijn vaak schrijnend. ‘We praten hier al vijftien jaar over’, verzucht Gusc. ‘Over malafide uitzendbureaus, over ‘Polenhotels’, maar de politiek doet niets en de uitbuiting blijft bestaan. Een belangrijke reden hiervoor is dat Poolse arbeiders van het platteland worden geplukt. Ze spreken de Nederlandse taal niet, kennen ook nauwelijks Engels en weten niet wat hun rechten zijn. Een ander probleem is dat hun arbeidscontract en hun huurcontract aan elkaar verbonden zijn. Verliezen ze hun baan dan belanden ze ook op straat. Er zijn veel Poolse daklozen in Nederland.’
‘De politiek doet niets en de uitbuiting blijft bestaan’
Toch is er ook vooruitgang. De tweede generatie is hier geboren, tweetalig opgegroeid en vaak goed geïntegreerd. Gusc ziet hen nu ook in haar werkgroepen op de universiteit. ‘Ze zijn vrij onzichtbaar, vanwege hun witte huidskleur’, zegt ze. ‘Dat maakt integratie soms makkelijker. Maar tegelijkertijd zoeken ze elkaar wel op – via studentenverenigingen, via culturele initiatieven. Een eigen identiteit blijft belangrijk.’
Opmerkelijk is dat veel Poolse Nederlanders nog steeds geen Nederlands paspoort hebben. Ze stemmen bij lokale verkiezingen, maar landelijk blijven ze buiten beeld. ‘Dat zegt iets over de plek die Polen in de Nederlandse samenleving innemen’, aldus Gusc. ‘Altijd dichtbij, maar zelden erkend als echt onderdeel van het verhaal en vooralsnog met nog onvoldoende daadkracht om de politiek te beïnvloeden.’
De laatste cijfers laten overigens zien dat het aantal beschikbare arbeidskrachten uit Polen daalt. Dit komt vooral omdat de Poolse lonen al een aantal jaren stijgen, waardoor het werken in het buitenland niet meer zo aantrekkelijk is.
Vorig jaar zei ik als Nederlandse Turk dat het mijn plek niet was om wijzigingen aan te brengen bij de Nationale Dodenherdenking op 4 mei. Hoeveel Turken herdenken de Armeense Genocide immers op 24 april? Een jaar en tienduizenden Palestijnse doden later moet ik met pijn in het hart melden dat het Turkse onvermogen om waardig om te gaan met het eigen verleden niet langer als tegenargument gebruikt kan worden. Ook niet omdat fel ogende, maar hypocriete pleitbezorgers van de erkenning van de Armeense Genocide — zoals Geert Wilders, Caroline van der Plas, Dilan Yesilgöz en Omtzigts NSC — eenmaal aan de macht, alsnog niet overgaan tot formele erkenning ervan, ondanks een Kamermeerderheid.
Zoveel schijnheiligheid is moeilijk nog eens te herhalen. Als Turkse Nederlander eis ik dat we de Dodenherdenking per direct inclusiever maken. Kunnen we onze eigen doden nog wel herdenken als een niet onbelangrijk deel van de herdenkers, waaronder onze regering, medeplichtig is aan de genocide in Gaza?
Nee, dat kan met alle goodwill niet meer. De hypocrisie is te stuitend. Ik bedank de pro-Israëlische lobby voor het mogelijk maken van wat onmogelijk leek. De Nationale Dodenherdenking had een moment van waardigheid, integratie en inclusiviteit moeten zijn, maar doordat antisemitisme en zelfs de Holocaust worden gebruikt om Israëls genocide in Gaza te rechtvaardigen, is er een weerzin ontstaan bij Nederlanders die het zat zijn om als tweederangsburgers behandeld te worden. Chapeau!
Velen zullen bovenstaande vast fel en onbetamelijk vinden. En het doet inderdaad pijn om zulke woorden uit te spreken, maar wat is meer waard? De gevoelens van sommige Nederlanders die dit onfatsoenlijk vinden, of Palestijnse kinderen die elke dag worden kapotgebombardeerd? Sorry, maar dan kies ik voor nieuw leven.
‘Nooit meer’ is altijd bedoeld om al het leven te beschermen
Ik sta hier overigens niet alleen in. Steeds meer Nederlanders, met of zonder migratieachtergrond, kunnen de hypocrisie niet meer aan. Denk aan kritische denkers zoals Sinan Çankaya, die met zijn boek Galmende geschiedenissen afrekent met de selectieve herinneringscultuur, Jamal Ouariachi die in zijn columns bijna elke week de genocide in Gaza benoemt en ook een pas opzij doet op 4 mei, en, ten slotte, de organisatoren van ‘4 mei inclusief’ in Den Haag, met ruimte voor Palestijnse slachtoffers.
Dit zijn niet zomaar namen, maar allemaal mensen die zich hun hele leven hebben ingezet om op te klimmen en te integreren bij de goegemeente. Ze ervaren gedesillusioneerd een integratieparadox. ‘Je kunt niet met droge ogen ‘nooit meer’ zeggen wanneer je de huidige genocide faciliteert of steunt’, zeggen bijvoorbeeld de initiatiefnemers van The Rights Forum.
Nog een paar laatste woorden over de morele crisis die de Joodse gemeenschap ondergaat vanwege de misdaden die Israël dag in dag uit pleegt. Mijn woorden richt ik met name tot diegenen die onvoorwaardelijk achter Israël blijven staan. Ik denk dat ik begrijp wat u allemaal meemaakt. Voor mij was Turkije ook eens het perfecte land dat nooit iets kwaads kon doen. Ik heb zeker een jaar aan onderzoek en zelfonderzoek moeten doen in de jaren nul, voordat ik erkende dat wat er in 1915 is gebeurd, een genocide was.
Dit leven is vergankelijk. Uiteindelijk zullen we allemaal in as veranderen. Terugkeren naar de aarde. Het is aan u aan welke kant van de geschiedenis u straks herinnerd wilt worden. Aan de nationalistische kant, die bijvoorbeeld in Turkije na 110 jaar nog steeds de genocide ontkent en misdaden blijft legitimeren, of aan de zelfkritische kant die de medemenselijkheid van de Armeniërs en de Palestijnen volwaardig erkent.
De erkenning daarvan is geenszins een bezoedeling van de herinneringscultuur van de Holocaust. Integendeel, ‘nooit meer’ is altijd bedoeld om al het leven te beschermen. Ook dat van onze Palestijnse medemensen. Het verzwijgen, bagatelliseren of ontkennen daarvan is juist een smet op de herdenking van al onze doden.
In de nacht van maandag op dinsdag zijn ten minste vier druzen vermoord in Jaramana, een voorstad van Damascus. Volgens de druzische religieuze leiders van de wijk droegen ‘de Syrische autoriteiten de volledige verantwoordelijkheid voor het incident’, zo meldt AFP.
De onrust begon al vorige week. Afgelopen weekend ging er een opname rond op sociale media waarin een druzische leider te horen was die beledigingen uitte aan het adres van de profeet. Dit zorgde op een aantal plekken voor woede onder moslims. Op de universiteit van Homs scandeerden studenten dat ze elke druus op de campus zouden vermoorden.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken stuurde dit weekend een persbericht uit, waarin werd gemeld dat de stem in de opname niet overeenkomt met de persoon die hij beweerde te zijn. De opname zou vervalst zijn, een claim die ook door de druzische leiders wordt gemaakt. Het ministerie waarschuwde voor individuele of groepsacties die de eenheid konden verstoren.
Toch kon deze waarschuwing niet voorkomen dat er onlusten ontstonden in Jaramana. Op maandagavond verzamelden veiligheidsdiensten zich in de wijk, waar later in de nacht botsingen ontstonden tussen druzische milities en veiligheidstroepen. Laatstgenoemden zouden volgens een oorlogsmonitor ten minste vier druzische strijders hebben gedood, meldt AFP. De druzische religieuze leiders van Jaramana spreken in een verklaring over ‘een ongerechtvaardigde gewapende aanval die gericht was op onschuldige burgers en geterroriseerde bewoners’, zo meldt de persdienst.
De fractievoorzitter van het CDA, Henri Bontenbal, breekt samen met collega-Kamerlid Derk Boswijk met het grote zwijgen over Israël met een opiniestuk in Trouw.
‘Onze solidariteit met Israël mag geen vrijbrief zijn voor stilzwijgen over oorlogsmisdaden. Het is juist in Israëls belang dat het land niet verder afglijdt van de waarden als democratie, rechtsorde en respect voor mensenrechten’, merken de christendemocraten op.
Het bloedbad in Gaza, waar sinds het uitbreken van de oorlog meer dan 51.000 Palestijnen zijn gedood door Israël, wordt door vele organisaties (VN, Human Rights Watch, Amnesty International) en kritische denkers als ‘genocide’ betiteld.
Zo ver gaan de CDA’ers niet in hun opiniestuk, waarin ze wel toegeven dat ze zich in het verleden terughoudend hebben opgesteld bij kritiek op Israël. ‘Die terughoudendheid kwam niet voort uit onverschilligheid, maar uit historisch besef: Israël is omringd door vijanden geweest, herhaaldelijk bedreigd in zijn bestaan, en werd op 7 oktober opnieuw op gruwelijke wijze getroffen door terreur’, aldus Bontenbal en Boswijk.
De oordelende termen vallen op wanneer het over Hamas gaat, die viermaal in de opinie terreurorganisatie wordt genoemd. Tegenover Israël valt de fluwelen handschoen op met vele disclaimers. ‘De aanval door de terreurorganisatie Hamas was een brute schending van alles waar beschaving voor staat. Israël heeft het recht zich te verdedigen. Maar dat recht kent grenzen. En waar het recht eindigt, begint onze morele plicht om te spreken.’
De bespreking van het Palestijnse lijden begint halverwege de tweede alinea, in passieve terminologie. ‘De afgelopen maanden is het lijden onder de Palestijnse bevolking onvoorstelbaar geworden. Tienduizenden mensen zijn gedood, miljoenen mensen zijn ontheemd. De recente dood van vijftien hulpverleners en de manier waarop hier vervolgens mee is omgegaan, was geen tragisch incident, maar is een pijnlijk bewijs dat de regering-Netanyahu het internationaal recht met voeten treedt.’
Ook zou, vervolgens, Hamas ‘bewust’ misbruik maken van het internationale recht door zich te verschuilen tussen burgers, een veelgehoord talkingpoint in pro-Israëlische kringen. Dan wordt Israël weer op de vingers getikt. ‘Het huidige militaire optreden lijkt niet alleen disproportioneel, maar ook contraproductief op zowel moreel als strategisch vlak’, aldus de CDA’ers die de Nederlandse regering oproepen om zich ‘duidelijker uit te spreken’.
Afgelopen maandag begon in het Internationaal Gerechtshof in Den Haag een nieuwe zaak tegen Israël. Dit keer staan de blokkade van humanitaire hulp en de relatie met UNRWA ter discussie.
De zaak komt voort uit een resolutie van Noorwegen vorig jaar, waarin het VN-land juridische vragen stelt over de verplichtingen van Israël om hulp aan de Palestijnen mogelijk te maken. De hele week zullen er hoorzittingen plaatsvinden, waarbij vertegenwoordigers van veertig landen en vier mensenrechtenorganisaties aan het woord komen.
In de meest brede zin gaat het in deze zaak om de manier waarop Israël zich verhoudt tot de Verenigde Naties (VN), waarvan het zelf lid is. Maar Israël is steeds kritischer over de VN, schrijft NRC. Het land is met name kritisch over UNRWA, een organisatie die al sinds 1949 hulp biedt aan Palestijnse vluchtelingen. Volgens Israël heeft de organisatie banden met Hamas. Het is een lastercampagne begonnen om de rest van de wereld hiervan te overtuigen. Bovendien bemoeilijkt het de werkzaamheden van UNRWA in de Palestijnse gebieden.
Sinds 2 maart dit jaar blokkeert Israël bovendien alle humanitaire hulp in Gaza, naar eigen zeggen om de druk op Hamas op te voeren om alle gijzelaars vrij te laten. Volgens Israël zou er nog voldoende humanitaire hulp in het gebied aanwezig zijn. Volgens de VN en hulporganisaties klopt dit niet. De voedselvoorraden die tijdens het staakt-het-vuren zijn aangelegd raken op. Hongersnood is een feit en de gaarkeukens zijn leeg. Wat hier nog bovenop komt, is dat medewerkers van hulporganisaties, waaronder de UNRWA, zijn aangevallen door Israël en in sommige gevallen gedood.
Als VN-lid zou Israël zich aan bepaalde regels moeten houden wat betreft het werk van VN-organisaties. De VN genieten bepaalde privileges en een zekere onschendbaarheid, schrijft NRC. Het mag daarom niet zomaar VN-gebouwen in eigen land binnenvallen en VN-medewerkers mogen niet aangevallen worden. Het moet de VN bovendien zijn werk laten doen. Hierop zou Israël kunnen worden aangesproken door het gerechtshof.
Uit een peiling blijkt dat slechts een vijfde van de Turken de arrestatie van de seculiere burgemeester van Istanbul, Ekrem Imamoglu, gerechtvaardigd vindt. De helft van de bevolking is tegen het vasthouden van de burgemeester en ruim een kwart ‘weet het niet’. Zo meldt het peilingbureau Özdemir Research.
Imamoglu wordt nog steeds gezien als de enige kandidaat die kans maakt tegen Erdogan bij de presidentsverkiezingen in 2028. Sinds 2019 versloeg hij Erdogans partij AKP drie keer in lokale verkiezingen.
De burgemeester werd op 19 maart gearresteerd vanwege een uitgebreid corruptieonderzoek en zit sindsdien vast. Hij wordt beschuldigd van ‘omkoping’, ‘fraude’ en ‘het leiden van een criminele organisatie’.
De arrestatie leidde tot de grootste straatprotesten sinds de Gezi-opstand in 2013. Veel jongeren zitten nog steeds vast. Ook is er een boycot van Erdogan-gezinde bedrijven ingesteld, waaronder populaire boekwinkels en koffietenten.
Intussen verhoogt het Turkse OM de druk op de seculiere volkspartij CHP door nog eens 52 mensen, waaronder ambtenaren, op te pakken bij politieoperaties in de steden Istanbul, Ankara en Tekirdag. Ze worden eveneens verdacht van ‘het leiden van een criminele organisatie’, ‘omkoping’ en ‘fraude’.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld h...
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.