12.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 293

Hoe zwart of wit was Cleopatra?

0

In een vorige column ben ik ingegaan op de rel naar aanleiding van de tentoonstelling over Egypte als inspiratiebron voor hedendaagse kunstenaars met Afrikaanse wortels in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden, toegespitst op de hiphopcultuur. Caïro heeft uit woede over deze ‘culturele toeëigening’ de archeologische samenwerking verbroken.

In juli heb ik zelf de tentoonstelling bezocht. ‘Kemet’ is de titel, de naam die de oude Egyptenaren aan hun eigen land gaven. ‘Kemet’ betekent ‘zwart’, en dat is al meteen aanleiding voor discussie: slaat dat op de zwarte aarde langs de Nijl, of op de huidskleur van de bewoners?

Vooropgesteld: nadat eeuwenlang centraal heeft gestaan, hoe men vanuit het noorden, vanuit Europa, tegen Egypte als bron van de eigen beschaving aankeek, is het zinvol om dat ook eens een keer vanuit het zuiden, vanuit Afrika te doen. Egypte ligt immers geografisch in Afrika.

Of er daarmee ook sprake is van een Afrikaanse cultuur, waartoe daarmee ook automatisch de Egyptische behoort, is een heel andere kwestie. Geografische grenzen vallen niet automatisch met culturele samen – denk aan de eeuwige discussie waar de grenzen van Europa liggen, en wat de culturele of historische criteria zijn om dat te bepalen.

Kort samengevat: Turkije wel of niet? In de Turkse schoolatlas die ik een jaar of tien geleden in Istanbul op de kop tikte, volgden op de kaart van Turkije kaarten van Europa, niet van de buurlanden in het Nabije Oosten. Zoiets maakt duidelijk, waar je bij wilt horen, waarbij het een interessante vraag is, of de Ottomaanse ambities van Erdogan straks tot een andere indeling leiden.

Hoe kijkt men er in Egypte zelf tegen aan? Wijlen de dictator van buurland Libië Gaddafi wierp zich regelmatig als ‘leider van heel Afrika’ op, diens Egyptische collega Sisi heb ik dat nog niet zien doen. Hoe ziet Egypte zichzelf? Als Afrikaans? Als Arabisch? Of, vanwege de culturele erfenis van de farao’s, als een land dat gewoon buiten elke categorie valt?

Geografische grenzen vallen niet automatisch met culturele samen

Egypte is in elk geval het enige Arabische land waar zo nadrukkelijk niet het islamitische verleden, maar het pre-islamitische verleden de kern uitmaakt van de nationale culturele identiteit en bij de bevordering van het toerisme centraal staat.

Dat valt uiteraard niet los te zien van de overweldigende architectuur die alom bewaard is gebleven, en waarbij de nog voorhanden restanten van het oude Babylonië of Perzië verbleken. De piramides spraken al meer dan tweeduizend jaar geleden tot de verbeelding; voor de oude Grieken vormden zij één van de fameuze Zeven Wereldwonderen, waarvan er verder maar liefst vijf Grieks waren, waaronder de vuurtoren van Alexandrië.

Maar hoe ‘Grieks’ was die laatste eigenlijk? Ook al is Alexandrië door Alexander de Grote gesticht, het ligt wel in Egypte. Met een Macedonische veldheer begonnen dynastie van de Ptolemaeën, die na drie eeuwen eindigende met de roemruchte Cleopatra. Die dynastie had uiteindelijk ongetwijfeld het nodige inheemse bloed door de aderen stromen.

Dat leidt tot de amusante discussie, hoe wit of zwart Cleopatra zélf wel niet was. Dat de in veel westerse speelfilms opduikende superblanke Cleopatra historisch onhoudbaar is, zal duidelijk zijn. Wat dat betreft dagen de diverse zwarte actrices die in de getoonde filmclips Cleopatra verbeelden, dit Europese cliché terecht uit.

Het is helaas een van de weinige subthema’s, waarbij in Leiden dergelijke ‘Europese’ en ‘Afrikaanse’ Egypte-interpretaties tegenover elkaar worden gezet. In dat opzicht valt de tentoonstelling toch wat tegen, omdat juist zo’n vergelijking voor een beter begrip – ook van de willekeur waarmee door iedereen in noord én zuid uit het verleden geplukt wordt wat van pas komt – heel leerzaam is. Zo blijft teveel in het midden of de ‘Afrikanen’ andere Egyptische zaken aanspraken dan de ‘Europeanen’, en waarom dan wel.

We zien iets teveel platenhoezen met Egyptische motieven zonder veel uitleg. Sowieso is de gekozen invalshoek van de muziek enigszins problematisch, omdat dit van alle culturele uitingen van het oude Egypte degene is, waarvan wij logischerwijze het minste weten.

We weten wel iets over hun muziekinstrumenten, maar niet hoe hun muziek klonk. Was die levendig hiphopachtig, of toch meer een soort lijzig Gregoriaans gezang? Geluidsopnames zijn immers, anders dan schilderingen, beelden en piramides, niet overgeleverd. Maar één ding is zeker: de elektrische gitaar kenden de oude Egyptenaren nog niet.

Dekoloniseer je boekenkast! Shantie Singh vertelt welke auteurs van kleur we echt moeten lezen

0

Is de Nederlandse literaire canon te wit? Die vraag staat centraal in Dit is de canon, een boek gericht op het ‘dekoloniseren’ van je boekenkast. Schrijfster Shantie Singh introduceert dit oorspronkelijk Engelstalige boek in ons land. Ze vertelt aan de Kanttekening waarom het een onmisbare verrijking is om schrijvers van kleur aan je collectie toe te voegen.

Uitgeverij Orlando vindt dat This is the Canon van Joan Anim-Addo, Deirdre Osborne en Kadija Sesay ook een Nederlands publiek verdient. De drie schrijfsters stellen hierin een ‘gedekoloniseerde’ leeslijst samen, van auteurs uit Afrika en Azië, maar ook van auteurs van kleur uit het Westen. Voor de Nederlandse vertaling schreef Shantie Singh (1982), een Nederlandse schrijfster met Surinaams-Hindostaanse wortels, een voorwoord.

Je bent al een hele tijd schrijver. Waarin onderscheidt jouw literaire oeuvre zich van dat van witte auteurs?

‘De literatuur is een spiegel van onze samenleving, verweven met de tijdgeest. Mannen, vrouwen, en alles daartussen in, van kleur, wit, we hebben allemaal een andere positie in de samenleving. We hebben allemaal boeiende verhalen, perspectieven en personages. Allemaal waardevol en literair. Maar het kan door de verhoudingen in onze samenleving gebeuren dat slechts een deel hiervan onder onze aandacht komt in de media, in de canon, in leeslijsten, enzovoort. Zoals bijvoorbeeld boeken van auteurs van Surinaamse afkomst, die in de boekwinkel vaak automatisch op een separaat plankje ‘Suriname’ terechtkwamen, in plaats van op de plank ‘literatuur’.’

In de literatuur gaat het toch ook om de kracht van de verbeelding. Jij kan een roman schrijven met een witte man als hoofdpersoon, en A.F.Th. van der Heijden kan schrijven over een Hindostaanse vrouw.

‘Mannen en vrouwen kunnen ook over dezelfde onderwerpen schrijven, maar wat dan opvalt is de wisselende waardering van hun werk door de critici en lezers. Als vrouwen schrijven over het gezinsleven of over het moederschap, wordt het soms weggezet als een typisch vrouwenboek. Als een man over die onderwerpen schrijft, wordt het gewaardeerd als persoonlijk en gedurfd.’

Welke rol speelt jouw Hindostaanse achtergrond in je literaire oeuvre? En welke rol je vrouw-zijn?

‘Ik word gedreven door het zichtbaar maken van verborgen verhalen. Die vind ik het meest fascinerend. Om te proberen daar literatuur van te maken.’

Aan wat voor verborgen verhalen moet ik dan denken?  

‘De Hindostaanse migratiegeschiedenis en identiteit zijn nog steeds best onzichtbaar in Nederland. Dat waren ze al helemaal toen ik jonger was. Daardoor werd het ontrafelen ervan voor mij haast een obsessie. Ik vond het onterecht dat deze geschiedenis zo onzichtbaar was. Hoe meer ik me erin verdiepte, hoe meer het me ook verbaasde dat deze gelaagde, boeiende en ook pijnlijke geschiedenis bij velen zo onbekend is. Mijn debuutroman Vervoering – een kroniek over vier generaties van een Hindostaanse familie die binnen honderd jaar verspreid wordt over drie continenten, is eigenlijk het boek dat ik had willen lezen toen ik zelf een puber was.

Hetzelfde geldt voor veel verhalen van meisjes en vrouwen wereldwijd. Die zijn vaak nog onzichtbaarheid, niet gehoord, niet gezien. Ja, dan wil ik die opschrijven, er literaire taal van maken, omdat we die verhalen verdienen.’

Je bent natuurlijk meer dan je achtergrond alleen: wat maakt jouw boeken typisch Shantie Singh? Of wat vinden anderen uniek aan jouw boeken?

‘Uiteindelijk is iedere schrijver natuurlijk uniek, met een unieke eigen stem. Wat maakt mijn boeken typisch Shantie Singh? Mijn keuze voor verhalen en onderwerpen, mijn invalshoeken en manier van kijken en de personages. Maar ik hoor ook wel eens dat mijn manier van schrijven, stijl en het ritme van de tekst en woorden, typisch Shantie is. Heel mooi natuurlijk, maar wat dat precies inhoudt, dat laat ik graag verder over aan de lezers, haha.’

(beeld: Geisje van der Linden)

Welke niet-witte schrijvers inspireren jou? En waarom juist die schrijvers?

‘In de bundel Dit is de canon staan veel niet-witte auteurs die ik heel inspirerend vind. Van Toni Morrison en Chinua Achebe tot de Caribische schrijver Earl Lovelace of de Aboriginal schrijver Alexis Wright; van Eileen Chang, Chimanda Ngozi Adichie en Buchi Emecheta tot G.V. Desani. Naast deze internationale tips heb ik de eer om in dit voorwoord een aantal leestips op te nemen uit het Nederlands taalgebied. Een paar namen uit mijn leestips: Anton de Kom, Bea Vianen, Ellen Ombre, Marion Bloem, Anil Ramdas, Frank Martinus Arion.’

Heb je ook witte auteurs die je graag leest?

‘Ik heb veel favoriete auteurs, wit of niet wit, die ik bewonder omdat ze met hun werk echt mensen anders hebben laten kijken naar de werkelijkheid – zodanig dat lezers de werkelijkheid daarna ook anders bekeken. Dat is natuurlijk de ultieme kracht van verbeelding.’

‘Het gaat niet om het wegpoetsen van namen uit de huidige canon’

Betekent ‘dekolonisatie van de boekenkast’ ook dat je boeken van witte schrijvers weg moet doen?

‘Nee. Het betekent volgens mij niet dat je witte boeken weg moet doen. Dekoloniseren is ook je bewust worden van je eigen blinde vlekken de vele stemmen in de literatuur die je door allerlei machtsprocessen niet of veel minder onder ogen krijgt. Daardoor kan je boekenkast eenzijdiger zijn dan je dacht.

De titel van dit boek is Dit is de canon. Het woord ‘canon’ roept ook veel op, merk ik. Het suggereert iets wat absoluut en vaststaand is, waar niemand omheen kan. Alsof literatuur past echt meetelt en gewicht heeft als het in ‘de canon’ staat. Joan Anim-Addo, Deirdre Osborne en Kadija Sesay, de auteurs van het boek, zeggen daarover iets heel belangrijks: ‘Hoewel onze titel Dit is de canon luidt, moge het duidelijk zijn dat het ‘een’ canon is, die wat er eerder was niet vervangt en er evenmin iets aan toevoegt, maar die een van de vele mogelijke selecties vormt.’’

Wat vind je van hun standpunt?

‘Een treffend statement dat wat mij betreft veel meer recht doet aan hoe een canon gehanteerd kan worden: als een zorgvuldig samengestelde fluïde lijst van titels die ertoe doen. Het gaat niet om het wegpoetsen van namen uit de huidige canon. Het gaat om het aanvullen, omdat het werk van veel belangrijke auteurs anders niet tot ons komt. Hun werk wordt niet altijd bewaard, gekoesterd en doorgegeven. We willen niet dat kostbare verhalen met waardevolle perspectieven ‘vergeten’ raken. Een canon is ook wat mij betreft altijd in beweging, kan nooit vaststaand zijn. Juist het gesprek erover zorgt ervoor dat we de essentie en kracht van literatuur, samen bewaken.’

Wat is de essentie van literatuur?

‘Dat is een moeilijke vraag, maar ik zal een poging doen om die te beantwoorden. De essentie van literatuur, dat zijn verhalen die de kracht hebben om je als lezer helemaal mee te nemen, mee te sleuren en te verleiden. Ook als die fictieve wereld totaal anders is dan die van jou. Dat je de werkelijkheid echt even door de ogen van het personage van je verhaal kan bekijken en kan invoelen. Ook als de fictieve wereld herkenbaar is, leer je door de literaire reis die je maakt allerlei nieuwe dingen. Literatuur kan daarnaast verwarren en ontstemmen. Het kan bovendien verandering in de samenleving aanjagen.

Literatuur gaat uiteindelijk over ons, onze wereld, in al haar diversiteit met al haar schoonheid en lelijkheid. Eén boek kan ons dat nooit laten zien, boeken die op elkaar lijken ook niet. We hebben toegang nodig tot veel boeken, literatuur die geschreven door de meest uiteenlopende verhalenvertellers.

Iedereen is gebaat bij een zo divers mogelijke literatuur. Juist de meest verrassende en vernieuwende literatuur wordt gemaakt door namen die nog niet gevestigd en doorgebroken zijn. Een mooi en vloeiend literair landschap focust niet alleen op gevestigde stemmen, maar ook op die in de marge. Daarmee blijft altijd oog voor de nieuwe verhalen over de wereld, die altijd in beweging is.’

Hoe zie jij de toekomst van niet-witte literatuur? Denk je dat die straks dezelfde plek inneemt als de witte literatuur? 

‘Uiteindelijk hoop ik dat alle ‘ware literatuur’ op waarde wordt geschat en de waardering en erkenning krijgt die zij verdient. Dat het werk van deze auteurs wordt bewaard, gekoesterd en doorgegeven. Dat het niet meer nodig is om aparte categorieën als niet-witte en witte literatuur te maken, omdat de machtsverschillen er niet meer voor zorgen dat het werd van auteurs van kleur onzichtbaar blijft.’

Een mooi ideaal, maar misschien nog wel ver weg?

‘Ik denk dat het vooral belangrijk is dat we beseffen dat literatuur iets van ons allemaal is. In het manifest Optimistische woede, dat is geschreven door schrijfcollectief Fixdit waar ik onderdeel van ben, vraag ik mij af hoezeer onzichtbaarheid in de wereld van de literatuur doorwerkt. Ik schrijf:

‘Als je jezelf er nauwelijks in terugziet, zie je de literatuur daardoor dan onbewust als iets waar je nooit echt onderdeel van kunt zijn? Wat doet dat met je als lezer, als (potentiële) schrijver, maar ook als mens in deze samenleving? Schrijvers zijn van invloed. Wie de werkelijkheid beschrijft en een podium heeft, bepaalt mede die werkelijkheid. Maar wat als je nooit echt gelooft dat jouw stem genoeg waarde heeft om gehoord te worden?’’

‘Het bespreken van seksueel misbruik is taboe in de Marokkaanse cultuur’

0

Youssra Zouaghi-De Boer (31) werd in haar jeugd misbruikt door meerdere daders in de familie. Dit bespreekbaar maken, daarop rust nogal een taboe in het Marokkaanse milieu waar ze uit komt. Ze schreef er een boek over. ‘Mijn moeder is een dochter van de eerste generatie. Ze sprak nergens over en ze wist niet beter.’

‘Het is jouw schuld niet. Praat erover, ga hulp zoeken. Onverwerkt leed kan veel ellende veroorzaken.’ Dit zijn de waarschuwende woorden van Zouaghi-De Boer (31). Als jong meisje is ze seksueel misbruikt en daar schreef ze een boek over: Bevrijd van zwijgplicht.

Zouaghi-De Boer heeft haar verhaal opgeschreven om therapeutische redenen en om andere slachtoffers van seksueel misbruik te helpen. Ze vindt het pijnlijk als mensen denken dat haar boek een vorm van aandachttrekkerij is. Ze heeft juist erg getwijfeld of ze dit boek wel zou uitgeven. Toch heeft ze deze stap gezet. Wel zijn op aanraden van haar uitgever alle namen veranderd en koos ze voor zichzelf de naam ‘Afra’, wat geluk betekent.

In Bevrijd van zwijgplicht beschrijft ze de eerste jaren van een Marokkaans-Nederlands gezin in Almere met grote problemen. De moeder wordt op vijftienjarige leeftijd uitgehuwelijkt aan een zeer gewelddadige, aan heroïne verslaafde man. Nog geen jaar later wordt Afra geboren. Later komt daar nog een broertje bij, een lief jongetje dat meervoudig gehandicapt is. De vader verdwijnt  – gelukkig – algauw van het toneel, vanwege een gevangenisstraf in het buitenland. Een rustige tijd breekt aan, totdat de moeder in de problemen raakt en niet meer voor haar kinderen kan zorgen. Enige tijd woont Afra samen met haar broertje bij een vriend van haar moeder. Totdat haar vader vrij komt en zij en haar broertje bij hem gaan wonen. Dan breekt de hel pas echt los.

Haar vader maakt direct duidelijk dat vrouwen geen rechten hebben. Hij behandelt zijn dochter als sloof en verwaarloost haar. Ze is vaak te laat op school, omdat ze voor haar broertje moet zorgen. Regelmatig is er geen eten in huis.

Als ze in groep 3 zit, krijgt Afra van school een briefje mee, omdat ze niet fris ruikt en haar haren niet netjes zitten. Ze durft deze brief niet aan haar vader te geven, want ze is bang dat hij haar zal slaan. In groep 5 is er juf Sabrina, een juf die ze echt vertrouwt. Als ze op een dag thuis een zakje met poeder vindt, neemt ze het mee naar school. Juf Sabrina schrikt als ze de drugs ziet en zegt dat Afra dit thuis snel moet terugleggen, omdat haar vader anders vast heel boos wordt.

Seksueel misbruik 

Op achtjarige leeftijd wordt ze misbruikt door haar oom Youssef. Hoewel ze vreselijk bang voor haar vader is, besluit ze hem te vertellen wat is voorgevallen. Haar vader blijkt vooral bezorgd over haar eer, of ze nog maagd is. Hij lijkt zich minder druk te maken over het gedrag van zijn neef. Toch besluit hij om aangifte te doen.

‘Toen was hij voor heel even een beschermende vader’, vertelt Zouaghi-De Boer aan de Kanttekening. ‘De politie heeft met mijn oom gepraat, maar die ontkende alles. Daarmee was de zaak gesloten, ik heb hem daarna nooit meer gezien.’

Enige tijd later komt haar grootvader, die in Marokko woont, een tijdje op bezoek bij zijn zoon in Nederland. Eerst vindt Afra dat gezellig, totdat hij tot haar schrik met zijn hand in haar onderbroekje zit. Hij antwoordt dat alle opa’s dat doen. Ze vertelt het aan een tante, maar zij barst in woede uit:

‘Hoe durf je zo over mijn vader te praten!’ roept ze boos. ‘Maar het is echt waar,’ jammer ik. Ze wil het niet horen en geeft mij een klap in mijn gezicht. ‘Waag het niet dit aan iemand anders te vertellen. Je zegt niets, tegen niemand, hoor je me?’ roept ze vol nijd. Ze loopt weg en ik blijf verslagen in de badkamer achter.’

‘Misschien was alles anders gelopen als ik het als eerste aan iemand anders had verteld, bijvoorbeeld aan een docent op school’, zegt Zouaghi-De Boer. ‘Ik denk dat mijn tante schrok van wat ik zei en het niet wilde geloven.’

‘Ik heb mij afgevraagd of ik was misbruikt omdat ik Marokkaanse ben. Maar dat is niet zo. Incest komt in alle culturen voor’

Ze komt uit een omgeving waar niet over seks mocht worden gesproken. ‘Ook het bespreken van incest en seksueel misbruik is taboe in de Marokkaanse cultuur’, vertelt ze. ‘Ik heb mij af en toe afgevraagd of ik was misbruikt omdat ik Marokkaanse ben. Maar dat is niet zo. Incest komt in alle culturen voor.’

Afra gaat vervolgens weer bij haar moeder wonen. Als ze bijna twaalf is, wordt ze opnieuw slachtoffer van seksueel misbruik. Een kennis van haar moeder wil meer dan alleen Afra betasten. Terwijl haar moeder ‘s nachts ligt te slapen, moet Afra met hem naar beneden.

‘In ons nieuwe huis, waar nog altijd geen meubels staan, moet ik op de grond gaan liggen. Hij trekt mijn onderbroekje, gekocht op de kinderafdeling van de Hema, naar beneden.

‘Ik zit nu helemaal in je, hè,’ hijgt hij terwijl ik versteend op de vloer ligt. Ik ril en schaam me enorm.’

Het blijft niet bij deze ene verkrachting. Ze wordt regelmatig door hem verkracht. Afra voelt zich hierdoor vergeten en onzichtbaar.

‘Waarom heeft niemand door wat er gebeurt? Waarom redt niemand mij? Ik ben het niet waard om gered te worden, denk ik. En God dan, vraagt het stemmetje in mijn hoofd? Nou, God had al een hekel aan mij, maar nu natuurlijk al helemaal. Waarom zou hij een meisje dat haar maagdelijkheid kwijt is, willen redden?’

Uiteindelijk ontdekt haar moeder wat er aan de hand is. Ze wil verhaal halen bij de dader. ‘Ze had hem willen vermoorden, maar een vriendin houdt haar tegen’, vertelt Afra. Tot op de dag van vandaag is de relatie met haar moeder heel kwetsbaar. Over de verkrachtingen destijds is weinig gesproken. ‘Mijn moeder is een dochter van de eerste generatie. Ze sprak nergens over en ze wist niet beter.’

Jeugdzorg

Toen Zouaghi-De Boer nog bij haar vader woonde, kwamen er altijd twee vrouwen van Jeugdzorg over de vloer, in verband met haar gehandicapte broertje. Die afspraken waren altijd gepland, dus dan zorgde haar vader dat alles schoon was en dat er gekookt werd.

‘Diezelfde twee dames zijn een keer bij me op school geweest, maar ik durfde niets te zeggen uit angst voor klappen van mijn vader. Dus ik zei maar dat alles thuis in orde was. Als ze hadden beloofd dat ik niet meer thuis terug hoefde te zijn, dan had ik waarschijnlijk wel gepraat. Er is ook een keer iemand van Jeugdzorg onverwacht gekomen, toen mijn vader niet thuis was. Ik heb diegene toen binnengelaten. Ik was aan het koken, schoonmaken en voor mijn broertje aan het zorgen, net als altijd. Mijn vader was woest toen ik het later vertelde. Hij kon het zich niet permitteren dat mijn broertje en ik bij hem weggehaald zouden worden, want dan raakte hij zijn verblijfsvergunning kwijt.’

Toen Zouaghi-De Boer en haar broertje bij hun moeder gingen wonen, is hij met een Nederlandse vrouw getrouwd. Pas toen deze vrouw, als gevolg van zijn mishandelingen, in het ziekenhuis belandde, werd Jeugdzorg wakker geschud.

‘Ik snap niet dat politie en Jeugdzorg niet eerder hebben ingegrepen’, zegt ze. ‘Maar naar aanleiding van mijn boek heeft Jeugdzorg mij uitgenodigd voor een gesprek. Er wordt iemand gezocht die wil praten over wat is misgegaan. Ik heb nog niet besloten wat ik ga doen.’

De Boer-Zouaghi benadrukt dat haar boek geen verwijt richting Jeugdzorg is. Het gaat er haar om dit verhaal te vertellen, zodat andere slachtoffers van seksueel misbruik weten wat ze kunnen doen.

Inmiddels is ze getrouwd en heeft ze haar eerste kindje gekregen. Ze bleek aan post-traumatische stress te lijden. ‘Maar een flinke tijd therapie, yoga, steun van mijn onvolprezen partner, de liefde van mijn gezin én alles opschrijven, hebben mij de rust en kracht gebracht die ik nodig had.’

Het taboe op praten over seks heeft misbruik in de hand gewerkt, vindt ze. Daarom geeft ze aan haar kinderen mee dat niemand aan hen mag zitten – en andersom. ‘De allerbelangrijkste zaken die ik mijn kinderen wil geven zijn liefde, veiligheid, structuur en regelmaat. Dat zijn precies die zaken die ik zelf niet heb ervaren.’

Jeugdzorg wil niet reageren op deze zaak, die ruim twintig jaar oud is. ‘Jeugdzorg Nederland is een overkoepelende organisatie en niet het juiste adres voor dergelijke vragen.’ Deze vragen moeten worden gesteld aan de desbetreffende gemeente, maar die is inmiddels opgegaan in een andere gemeente. Een voorlichter vertelt dat de zaak lastig te achterhalen is. Bovendien viel alles wat met Jeugdzorg te maken had destijds rechtstreeks onder het Rijk en niet onder de gemeente.

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 9 januari 2023.

Iraanse filmmakers geven de opstand een stem

De Berlinale stond dit jaar uitgebreid stil bij Iran. Het tiendaagse filmfestival heeft een invloedrijke stem in de culturele wereld. De organisatie schaarde zich achter de Iraanse demonstranten. Diverse films en evenementen waren gewijd aan Iran en aan Iraanse filmmakers. Een terugblik.

‘Het is heel symbolisch om in Berlijn te zijn’, vertelt Golshifteh Farahani, een Iraans-Franse actrice. ‘Berlijn heeft letterlijk de muur opengebroken naar gelijkheid en vrijheid. In een dictatuur als Iran is kunst essentieel, het is als zuurstof. Maar door kunst te maken en een kunstenaar te zijn, breng je je bestaan ​​in gevaar.’

Tijdens de Berlinale zijn Iraanse, Koerdische en Afghaanse filmmakers samengekomen voor een paneldiscussie. Welke rol spelen films bij de huidige Iraanse gebeurtenissen? Alle deelnemers zijn het erover eens: films zijn van groot belang voor de zichtbaarheid van de protestbeweging. Er moet constante aandacht uitgaan naar de Iraanse demonstranten. Want: uit het oog, uit het hart. Aan het einde van de paneldiscussie staan alle toeschouwers op en scanderen ze: ‘Jin, jiyan, azadî’. Vrouw, leven, vrijheid, de Koerdische leus die tijdens straatprotesten tegen het Iraanse regime klinkt.

Panahi

In Iran wordt elke creatieve uiting gecontroleerd door het regime. Films moeten voldoen aan strikte richtlijnen. Wijk je af van de voorschriften, dan heeft dat consequenties voor alle betrokkenen. Dat was het geval bij de alom bejubelde thriller Holy Spider, die vorig jaar verscheen. Daarin komt prostitutie voor en ook zijn er vrouwen zonder hoofddoek te zien, wat in Iran verboden is. Na de release kwamen twee crewleden niet meer aan het werk en kan één van de acteurs niet meer terugkeren naar Iran.

‘We zijn geen activisten of politici’, vertelt actrice Zar Amir-Ebrahimi, hoofdrolspeler in de film tijdens de paneldiscussie. ‘Maar het maken van dit soort films is een belangrijke daad voor een filmmaker of acteur.’ Amir-Ebrahimi kreeg de hoofdrol nadat een andere actrice besloot ervan af te zien, uit angst voor represailles.

Een bekend slachtoffer van het Iraanse regime is de filmmaker Jafar Panahi. De Berlinale eerde hem met een Gouden Beer voor zijn film Taxi in Berlijn. Het prestigieuze Franse Filmfestival van Cannes gaf hem de prijs voor het beste scenario voor de film 3 Faces. In 2010 veroordeelde Iran de beroemde filmmaker tot zes jaar gevangenisstraf. Ook mocht hij twintig jaar geen films meer maken. Door creatieve oplossingen wist hij zijn gevangenisstraf te omzeilen. Afgelopen zomer werd hij in Iran gearresteerd. Panahi moest in de gevangenis in Teheran alsnog zijn veroordeling uit 2010 uitzitten.

Dunne lijn

Iran is een land met een rijke filmtraditie, die lof oogst in Cannes en Berlijn en ook bij de Oscar-uitreikingen in Hollywood. Bekende Iraanse films zijn Persepolis, Taste of Cherry, Two Women, The Salesman en A Separation, die een Oscar won in 2012.

De aandacht die de Berlinale dit jaar aan Iran besteedt is welkom. Producent Farzad Pak vertelt dat in Iran vakbonden en veel culturele instellingen verboden zijn. Een film zoals There is No Evil, die hij coproduceerde, werpt licht op de doodstraf in Iran. De regisseur van deze film is Mohammad Rasoulof, één van de filmmakers die vorig jaar gearresteerd werd. Cast en crew kennen de mogelijke risico’s. Pak: ‘Moeten we als kunstenaars een politiek statement maken? Er is een dunne lijn tussen het tonen van wat er leeft in de samenleving en politiek activistisme.’

Regisseur Sepideh Farsi presenteert dit jaar in Berlijn haar nieuwste film La Sirène, die de Iraaks-Iraanse Oorlog (1980-1988) verhaalt. ‘Het is moeilijk voor te stellen hoe het is om als Iraanse ​​filmmaker een film te maken en deze vervolgens niet te mogen tonen in eigen land’, verzucht zij. De regisseur ziet overeenkomsten tussen de gebeurtenissen in La Sirène en de huidige beweging in Iran. ‘Om een einde te maken aan het beleg van de stad Abadan tijdens de Iraaks-Iraanse Oorlog verzetten burgers zich hevig. Dat is wat mensen ook nu in Iran doen. Ik wil dat deze film een ​​boodschap van hoop voor hen is.’

‘Wat in Iran gebeurt, inspireert vrouwen in Afghanistan’

Ze noemt ook kinderpsychiater Homa Darabi, die zich in 1994 op 29-jarige leeftijd in brand stak uit protest tegen het regime. ‘Homa besloot te sterven om bewustwording te creëren. Er zijn in al die jaren veel vrouwen geweest die zich tegen het regime verzetten. Deze film is slechts een klein eerbetoon.’

Duizenden Rahimi’s 

De protesten in Iran ontstonden afgelopen september niet van de ene op de andere dag. De dood van Mahsa Amini, een vrouw die in de cel belandde omdat ze haar hoofddoek niet goed zou hebben gedragen, riep langdurige massaprotesten op.

Zar Amir-Ebrahimi vertelt over de rol die ze speelt in Holy Spider, van de journaliste Rahimi, die in Teheran onderzoek doet naar een reeks moorden op prostituees: ‘Toen ik de rol van Rahimi vertolkte, was ik op zoek naar een rolmodel in de samenleving. Nu zijn er duizenden en duizenden Rahimi’s in de straten van Iran die hun leven riskeren voor vrijheid.’

In de documentaire Seven Winters, die eveneens speelt in Teheran, spreekt Zar Amir-Ebrahimi de stem van Reyhaneh Jabbari in, een 19-jarige studente die ter dood veroordeeld werd voor de moord op haar verkrachter. Na een gevangenisstraf van zeven jaar werd ze opgehangen in 2014. ‘Reyhaneh is altijd een grote inspiratiebron voor mij geweest. Ze kwam voor zichzelf op, voor haar waardigheid en werkte nooit samen met het regime.’

Afghaanse diaspora

Zar Amir-Ebrahimi benadrukt dat de drang naar vrijheid al bestaat sinds de Iran in 1979 veranderde in een islamitisch geïnspireerde dictatuur, maar dat de huidige solidariteit uniek is: ‘Ik heb nog nooit zoveel mannen en vrouwen hand in hand zien vechten voor vrijheid. Dat is echt prachtig.’

De huidige opstand gaat om universele mensenrechten en verbindt mensen van verschillende culturele achtergronden. De Koerdische, Iraanse en Afghaanse diaspora demonstreren samen. De Afghaans regisseur en activist Tamana Ayazi zegt: ‘Wat in Iran gebeurt, inspireert vrouwen in Afghanistan. We leren van elkaar en delen dezelfde strijd, ook al betreft het twee verschillende systemen. Ze zijn beiden extremistisch. Het is belangrijk om solidariteit te vinden en te tonen. Niet alleen tussen deze twee landen maar ook van de rest van de wereld. Onze stem moet versterkt worden, we moeten vooruit.’

‘De leuze Jin, jiyan, azadî vindt haar oorsprong bij Koerdische vrouwelijke strijders’, vertelt actrice Zübeyde Bulut, die zelf van Koerdische afkomst is. ‘Vroeger mocht je die leus niet openlijk zeggen. De film Girls of the Sun was de eerste film waar het uitgesproken werd.’

‘In mijn ogen is het de beste leus die er bestaat’, vult muzikant en actrice Jasmin Tabatabai aan.  ‘Ze vat alles samen. Respecteer vrouwen, respecteer het leven en respecteer de vrijheid. Dat is alles wat we nodig hebben.’ Tabatabai was nog maar twaalf jaar oud toen in 1979 de Iraanse Revolutie uitbrak en ze met haar gezin het land moest verlaten. ‘Iraanse films zijn enorm belangrijk voor me omdat het voor mij een manier is om verbonden te blijven met het Iraanse volk. Ik heb bewondering voor de artiesten in Iran die er altijd in zijn geslaagd om de beste films te maken ondanks de vreselijke censuur en met zeer beperkte middelen.’

‘Films zijn belangrijk voor de verbinding, om hoop te geven, om weg te dromen, om te genezen van de vele trauma’s en om de waarheid naar buiten te brengen’, vervolgt Tabatabai. ‘Dat laatste is precies waar het regime bang voor is. Daarom nemen ze kunstenaars gevangen. Toen wij Mitra filmden, een film over een 19-jarig meisje dat in 1982 is geëxecuteerd, was de verbinding voelbaar op de set. De meeste crewleden en acteurs wonen buiten Iran, maar toch is er nog veel pijn. Alle Iraniërs lopen rond met een open wond.’

Toekomst 

Tijdens politieke onrust verloopt financiering van film en cultuur in Iran uiterst moeizaam. Censuur ligt op de loer. Filmmakers en acteurs zijn bang. De toekomst voor Iraanse filmmakers ziet er niet rooskleurig uit. Farzad Pak weet dat er, ondanks de systematische druk van het regime in Iran, in het geheim films geproduceerd worden. Er is wel geld nodig om de toekomst van Iraanse films te waarborgen. Zar Amir-Ebrahimi zegt hierover: ‘Financiering voor films in Iran komt over het algemeen van overheidswege. Wil je de censuur, richtlijnen en andere beperkingen omzeilen, dan zul je als filmmaker buitenlandse fondsen nodig hebben.’

De Berlinale heeft dit jaar de Iraanse overheidsinstellingen geen toegang gegeven tot het festival. Pak hoopt dat meer festivals dit voorbeeld zullen volgen. ‘Petities en panels zijn geweldig, maar praktische acties zijn nodig, zowel cultureel als politiek. We moeten niet vergeten dat er nog veel Iraanse filmmakers in de gevangenis zitten.’

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 10 februari 2023.

Antizionist Yuval Gal: ‘Israël heeft onze identiteit gegijzeld’

0

‘Palestine will be free, from the river tot the sea.’ Zo luidde de eerste tweet van de Israëlisch-Nederlandse Yuval Gal. Hij is tegen zionisme – het streven naar een Joodse staat dat in 1948 leidde tot de stichting van de staat Israël. Gal is van de oprichters van Erev Rav, een nieuwe organisatie van antizionistische Joden.

Yuval Gal komt zelf uit Israël, maar emigreerde jaren geleden naar Nederland. Hier is zijn thuis, weet hij. We spreken hem in de Zeeheldenbuurt in Den Haag. Aan de overkant is achter een raam de leus ‘Palestinian Lives Matter’ te lezen. De buurt bevalt Gal. ‘Het doet me denken aan Tel Aviv’, vertelt hij.

Dat betekent niet dat hij terugverlangt naar Israël. Daarom verenigt hij met Erev Rav Joden uit Nederland, die hun verzet tegen zionisme met elkaar delen. Tijdens het joodse feest Pesach, dat dit jaar begint op 5 april, gaan zij zich presenteren aan de buitenwereld. De Kanttekening krijgt alvast een voorproefje.

Erev Rav kreeg vorm tijdens Sukkot, het Joodse ‘Loofhuttenfeest’. Het is dan gebruik om een soeka, hut, te bouwen en daarin een week lang te wonen. Was dit het eerste feest dat jullie als groep samen vierden?

‘We zijn met een groep van vier naar Ter Apel geweest, om daar een soeka te bouwen en vluchtelingen bij te staan. We hebben tegen de politie gezegd dat we onze vrijheid van religie gebruiken. Zij lieten toe dat we dat deden, tot vijf uur ’s middags. De vluchtelingen kwamen en waren heel verward over wat we aan het doen waren. Ze hielpen ons met bouwen. Voor mij was dit een belangrijk moment. Maar onze start, straks met Pesach, is ook belangrijk. We starten met drie kringen, gewijd aan gemeenschap, geloof en politiek.’

Waar komt jullie naam vandaan?

‘De naam Erev Rav komt uit de Bijbel en omschrijft de mensen die het volk Israël vergezelden toen het vluchtte uit Egypte’, vertelt Gal, verwijzend naar het verhaal van de exodus in de Tora, het christelijke Oude Testament, waarbij het volk onder leiding van Mozes vlucht uit Egyptische slavernij.

‘We eigenen ons die naam uit de Joodse geschiedenis opnieuw toe. Die spreekt ons aan als antizionistische Joden. We zijn trots op ons leven in de diaspora. In die positie omarmen we verschillen, de ander, als waarde tegengesteld aan de exclusieve en racistische ideologie van het zionisme. Tegenwoordig gebruiken extreemrechtse zionisten de term erev rav vooral neerbuigend, om linkse en antiracistische Joden neer te zetten als van ‘gemengd bloed’, of afstammelingen van niet-Joden. Zo zetten zij deze mensen met racistische en religieuze termen neer als ‘verraders’.’

Wat willen jullie gaan doen?

‘We willen een fysieke ruimte creëren, met een eigen sjoel of synagoge. We willen daarnaast een gemeenschap opbouwen en feestdagen samen vieren, onze identiteit uitdrukken. En we willen tot slot het publieke debat beïnvloeden.

Israël heeft de Joodse identiteit gegijzeld. Wat maakt ons Joden? Dat is voor mij de ervaring een minderheid te zijn, geen vaderland te hebben en de hele wereld als thuisland te hebben.’

‘Ik herinner me niet dat er in Israël ooit zoveel paniek en verdeeldheid is geweest’

Je bent zelf van Israël naar Nederland verhuisd. Was dat een bewuste keuze om die Joodse identiteit meer te beleven?

‘Voor mij is er een connectie. In Israël heb ik geleerd het jodendom te haten, omdat Israël het misbruikt voor haar apartheidsregime. Pas toen ik hier kwam, kreeg ik vrede met het Joodse deel van mijn identiteit. Het Israëlische deel is nog steeds ingewikkeld.

Een van de jonge leden van onze groep komt uit de VS en heeft nooit Israël bezocht. Hij heeft geleerd dat je een betere Jood bent als je Israëli bent en Hebreeuws spreekt. Wij willen daarmee breken.’

Dus je wilt meer ruimte hebben om Joods te zijn?

‘Zo voel ik het, ja. En voor het politieke deel: we niet meer alleen praten over de bezetting van de Westbank, maar het hele systeem bekritiseren.’

Dat doet Een Ander Joods Geluid toch ook al?

‘We staan op hun schouders, in zekere zin. Maar nu moet er een sterkere boodschap klinken. De twee-statenoplossing is net zo relevant als alle afleveringen van Friends: beide horen thuis in de jaren negentig. Het Israëlische regime klapt op dit moment in elkaar.’

Wordt dat regime niet juist steeds sterker en agressiever?

‘Ik praat vaak met mensen in Israël, ik volg de sociale media en de kranten. Ik herinner me niet dat er daar ooit zoveel paniek en verdeeldheid is geweest. Zelfs niet rond de moord op premier Rabin in de jaren negentig. Bedrijven halen hun geld weg uit het land. De huidige demonstraties zijn misschien wel de minst belangrijke uiting van die angst. Bij de politie, in het leger, overal zijn er breuken. In Europa zie je dat niet, maar Israëli’s zijn in paniek. Iedereen heeft het over weggaan uit het land.’

Hoeveel mensen zijn er bij Erev Rav betrokken?

‘We hebben inmiddels vier feestdagen samen gevierd. Daarbij deden zo’n vijftien tot twintig mensen mee. We hebben ook activiteiten voor kinderen. Het is belangrijk voor ons om niet een puur politieke organisatie te zijn. We zijn een gemeenschap. Mijn kinderen gaan naar een christelijke school, ook al weten ze dat we niet in Jezus geloven. Maar ik wil dat ze begrijpen wat ons geloof is en waarom we uit Israël zijn vertrokken.’

Vrezen jullie een agressieve reactie vanuit de samenleving?

‘Nee. Als iemand uit Tel Aviv op bezoek in Nederland komt, vraagt diegene: moet ik bang zijn voor de regen? Ik zeg dan: het gaat sowieso regenen. Zo is ook dit. Ik hoor al vanaf mijn dertiende of vijftiende, toen ik actief was in de zionistische linkse beweging in Israël, dat ik antisemiet zou zijn. Je krijgt snel een stempel. Het zionistische zogenaamde links heeft momenteel maar vier zetels in het Israëlische parlement. Antizionistisch links begrijpt op dit moment het beste wat er in Israël aan de hand is. Zij dragen de Palestijnse vlag tijdens de huidige demonstraties. Het zijn dus Joden die dat doen. Diverse mensen van Erev Rav hebben net als ik ervaring met hatelijke reacties. We dragen dat met liefde. Dat is onze last.’

Wat is antizionisme?

‘Wij steunen de totale vrijheid van de Palestijnen van de rivier tot de zee. Veel Israël-apologeten zeggen dat ze het verschrikkelijk vinden wat er gebeurt in Gaza en de Westbank. Maar ze vergeten dat er ook apartheid is in Israël, in Tel Aviv, Tiberias en West-Jeruzalem. In het land Israël mogen sommige Palestijnen stemmen, maar anderen mogen het niet. Sommigen kunnen van stad naar stad reizen, andere kunnen niet eens bewegen in hun eigen stad. Sommigen moeten het leger in, anderen niet. Israël noemt de Palestijnen binnen haar grenzen ‘Arabieren van Israël’. Ze zijn ‘van hun’. Israël ontkent hun identiteit.’

Zionisme is het recht dat Joden claimen op een eigen land. Betwisten jullie dat recht?

‘Ja. Ik wil dat geen enkele etnische groep een eigen staat heeft. De mensen die in een land wonen, moeten samen verantwoordelijk zijn voor wat daar gebeurt. Mensen zouden het direct belachelijk vinden als ik ging pleiten voor Nederland als land voor alleen witte mensen.’

Dat ondermijnt het bestaansrecht van de staat Israël. Hoe ga je om met het feit dat dat land er al wel sinds 1948 is?

‘Er is een verschil tussen een land en een staat. Ik houd van het land, maar niet van de staat. Vanaf dag een is de staat gebouwd op onderdrukking en kolonisering. Mensen spreken van de ‘Joodse democratische staat’, maar dat kan niet. Je kunt niet een democratie zijn voor slechts een deel van de inwoners.’

Moeten alle Palestijnen die verdreven zijn, weer terugkeren?

‘Als ze dat willen. Palestijnen moeten absoluut het recht hebben op terugkeer en iedereen in zo’n staat moet dezelfde rechten hebben.’

Pro-Israëlische mensen in Nederland werpen vaak tegen, dat Joden dan een minderheid worden in Israël. En dat ze dan ook weer vervolgd worden.

‘Ja, dat is ook waar veel Israëli’s bang voor zijn. En toch is het een feit dat ik het in Nederland als minderheid en immigrant beter heb, dan vroeger in Israël. Want je kunt geen veiligheid hebben op basis van apartheid. Mensen leven constant in angst en onzekerheid. Ik heb er familie en ik wens hen een beter leven toe. Ik wil niet dat zij lijden. Het hele idee van een speciaal land voor Joden is antisemitisch.’

Waarom?

‘Omdat Nederland mijn land is. Elk land waar Joden wonen, dat is het land voor de Joden: we horen overal thuis. Niet alleen Israël. Door te zeggen dat Israël het land is voor de Joden, zeg je dat ik niet in Nederland thuishoor.’

Het is antisemitisme als iemand zegt: ‘Israël is de enige plek voor de Joden’

Je doet luchtig. Maar het zal toch pijnlijk zijn, voor jou als Jood, om antisemiet genoemd te worden?

‘Absoluut. Het is pijnlijk en dat is een van de redenen waarom wij met Erev Rav een eigen plek willen om feestdagen te vieren. Sommige verhalen van mensen in de groep zijn heftig. Sommigen van hen zijn verbannen uit hun familie. Anderen hebben geweld ondervonden door de Israëlische staat, of zijn gearresteerd. We hebben onze eigen safe space nodig.’

Jullie kiezen voor een confronterende benadering. Wat houdt dat in?

‘Voor mij is dat: zeggen dat we tegen de staat Israël zijn. We zijn niet bang dat te zeggen. Israël zit in een grote crisis. Soms zie je politici spreken over het vredesproces. Dat is als zeggen dat je vindt dat ‘troetelbeertjes’ niet genoeg salaris krijgen. Het staat volledig los van de werkelijkheid. Je geeft jezelf een goed imago, want iedereen houdt van troetelbeertjes. Maar we moeten het hebben over de Nakba [de etnische zuivering op Palestijnen van 1948], over verwoeste dorpen, over vluchtelingen die gedeporteerd zijn. De Nederlandse overheid moet tegen Israël zeggen: ‘Als mensen terug willen keren, moet dat kunnen. Het is een mensenrecht.’’

Hebben jullie contact met verwante organisaties zoals Een Ander Joods Geluid of The Rights Forum?

‘We hebben met Jaap Hamburger gepraat over wat we willen gaan doen. We zijn vooral een gemeenschap. Politici laten hun mening over Israël vaak afhangen van wat de ChristenUnie of het CIDI doen. Vanaf nu kan ik zeggen: er is een gemeenschap die ik representeer, met een eigen synagoge, we vieren samen feestdagen.

Ik vrees dat wij op links de discussie over antisemitisme hebben opgegeven. We hebben het onderwerp aan rechts gegeven. Maar antisemitisme zit in de Nederlandse cultuur, net als alle andere vormen van racisme. Het is een probleem. In Den haag voel je het in de voetbalwereld, bijvoorbeeld. En mensen schelden conducteurs en politieagenten soms uit voor ‘k*nkerjood’.  Dat is antisemitisme. Daar moeten we over praten.

Daarnaast spreken mensen van een joods-christelijke samenleving – een aanstootgevende term voor ons – zonder te weten wat het jodendom is. Ze noemen Pesach het ‘Joodse Pasen’. Nee, dat is het niet! Dus we willen ook hierover praten. Wel is het zo dat islamofobie en anti-zwart racisme op dit moment grotere problemen zijn. Maar ik wil antisemitisme ook weer niet negeren. Dus we gaan moeilijke dingen zeggen tegen de samenleving. Niet alleen over Palestina.’

Wat worden jullie activiteiten?

‘Zelf ga ik werken aan de gemeenschap. Ik kook voor hen. We hebben er niet de capaciteit voor, maar het zou mooi zijn als er een nieuw meldpunt komt voor antisemitisme. Op dit moment kun je alleen bij het CIDI of de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding terecht. Maar ik zal iemand die de Israëlische vlag verbrandt geen antisemiet noemen, zoals zij doen. Wel is het antisemitisme als iemand zegt: ‘Israël is de enige plek voor de Joden.’ Want dan zeg je dat Nederland geen thuis is voor mij.’

Wat willen jullie over een jaar gedaan hebben?

‘Ik hoop dat dan antizionistische Joden in Nederland het gevoel hebben dat ze een gemeenschap hebben, en vrienden. En ik hoop dat de volgende keer dat er een antisemitisch incident is, journalisten niet alleen het CIDI om een reactie vragen, maar ook ons. Of dat ze het CIDI helemaal vergeten. We begrijpen dat onze boodschap moeilijk te verteren is voor veel witte journalisten, voor wie Joden en Israël samenvallen. Dat moet veranderen, maar ik verwacht niet dat dat in een jaar gebeurt. Maar Israël zal ten val komen, en het CIDI ook. We zijn niet bang meer. Alles wat slecht is, komt aan zijn einde.’

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 30 maart 2023.

Waarom mensen van kleur zich soms willen terugtrekken uit ‘wit Nederland’

0

Is het ‘zelf-segregatie’ als mensen van kleur zich terugtrekken uit de dominant ‘witte’ Nederlandse samenleving en het fijn vinden te chillen onder elkaar? Psychiater Glenn Helberg vindt van niet. Volgens hem zoeken mensen vooral een veilige omgeving met ‘plezierige culturele codes’.

De Kanttekening spreekt met de Antilliaans-Nederlandse Glenn Helberg over de behoefte van minderheden om zich terug te trekken – ook al zegt hij gelijk, dat hij het niet zo zou noemen. Helberg is een belangrijke stem in multicultureel Nederland.

Als het geen terugtrekken is, hoe zou u het dan noemen?

‘Hernemen, hergroeperen, veilig voelen, onder mensen zijn die geen vragen stellen over wie je bent, maar die je onvoorwaardelijk accepteren. Je voelt je op je gemak, deelt samen sociale codes, noem allemaal maar op. Dat maakt het leven allemaal gemakkelijker.’

Herkenbaar, maar ik heb ook het gevoel dat het segregatie is.

‘Nou, niet per se, maar je kunt het tot segregatie maken als het alleen maar daarbij blijft en je geen verbinding maakt met andere groepen in de samenleving. In de Nederlandse samenleving is het geoorloofd om je in de diverse groepen te begeven zonder dat daar een oordeel op wordt geplakt. Bovendien, in deze samenleving is bijna iedereen wit. Wanneer autochtone Nederlanders zich ergens in de Nederlandse samenleving willen onderdompelen in de eigen sociale groep, dan is dat geen terugtrekken, maar even op een andere plek zijn. Niet alleen fysiek naar Friesland, Groningen, Drenthe, een weekendje weg, name it, maar ook cultureel onder elkaar zijn. Voor Nederlanders van kleur – die helaas nog steeds worden beschouwd als mensen ‘die hier niet horen’ – lijken er andere regels te gelden. Zodra zij zich op een plek begeven waar meer mensen zijn die op hen lijken, dan is dat opeens segregatie. Vooroordelen kunnen alleen maar groter worden als je het op die manier benoemt. Maar we moeten ons realiseren dat die behoefte om tijdelijk tot adem te komen er wel degelijk is.

De verschrikkelijke aardbeving in Turkije laat volgens Helberg goed zien hoe belangrijk het is voor mensen, in dit geval Turkse Nederlanders, om zich terug te kunnen trekken in de eigen kring. ‘Je bent diep geraakt door iets wat zich afspeelt in jouw moederland. En omdat je diep geraakt bent, ga je je er logischerwijs mee bemoeien. Dan ben je niet bezig met segregeren, dan reageer je vanuit je hart. Heel belangrijk op zulke momenten is natuurlijk ook de compassie van anderen. Dat is hartverwarmend en maakt een diverse gemeenschap echt tot een gemeenschap.’

Waar komt de behoefte vandaan jezelf terug te trekken in de eigen cultuur?

‘Wanneer je met een aantal culturen bij elkaar bent, zijn er aan de oppervlakte – dus bijvoorbeeld hoe je er uitziet, hoe je de taal gebruikt, of je een hoofddoek draagt – verschillen die zichtbaar zijn. Daar hebben mensen oordelen over, die je allemaal op sociale media kunt lezen. Maar er zijn ook subtielere oordelen over cultuurverschillen. Bijvoorbeeld als een moslima geen hoofddoek draagt en de haren laat wapperen, mag ze opeens wel Turks of Marokkaans zijn en worden er geen opmerkingen meer over haar gemaakt. Dan lijkt ze er op dat moment wel bij te horen in de ogen van de dominante cultuur. Maar dan is nog niet gekeken naar haar diepere waarden, die niet zichtbaar zijn. Waarden die voor haar belangrijk zijn, waar ze de behoefte toe kan voelen om zich in te begeven.

Toen mijn jongste zoon nog heel jong was attendeerde hij mij erop dat bij zijn Nederlandse vriendjes thuis om andere dingen werd gelachen dan bij de familie Helberg. Als klein mannetje die de wereld observeerde, opende hij mijn ogen. Een kind kan dus in een Nederlands gezin op bezoek zijn en merken dat daar andere codes gelden. We weten sowieso al dat er anders gegeten wordt. Maar ook de omgang met elkaar is anders – en in dit geval was er dus een andere vorm van humor. In mijn vertrouwde Antilliaanse omgeving liggen wij in een deuk om dingen waar Nederlandse mensen nooit om moeten lachen. Die cultureel bepaalde humor, waarbij je als Antiliaan of Turk helemaal ontspant, natuurlijk ga je die opzoeken.’

‘De ander maakt mij tot de ander. Er wordt verwacht dat ik me ga gedragen zoals de anderen’

Kunt u een voorbeeld geven van die Antilliaanse humor?

‘Als je in een Nederlandse situatie zit, gaat het niet zelden om iets inhoudelijks. Het moet ergens over gaan. Er wordt heel veel gepraat, het gaat over meningen die je zou moeten hebben. Dat hoeft in mijn cultuur niet altijd. Ben je met Antillianen, dan gaat het niet zozeer om de inhoud, maar om de relatie, het samenzijn. Dat betekent dat je dan lacht om wat op dat moment plaatsvindt.’   

Is de Nederlandse cultuur talig?

‘Als je bedoelt dat er veel gesproken wordt, zeg ik ja. In een ik-cultuur zou je kunnen zeggen, heb je continu taal nodig om te weten wie die ander is. In een wij-cultuur is er veel meer bekend verondersteld, het leven is collectiever. Voor veel migranten geldt dat ze inmiddels in een mengvorm zitten van het ik en het wij.’

Interessant, soms heb ik ook de behoefte om Turks te spreken en te lachen om Turkse dingen. Op een verwrongen manier voel ik me daar ergens ook schuldig over. Alsof ik daardoor segregatie in de hand werk.

‘Ik weet niet waar dat schuldgevoel vandaan komt. Is het misschien aangepraat? Voel je je schuldig omdat je een gevoel van vertrouwen, veiligheid en plezier krijgt als je Turkse humor ervaart en denkt dat je de witte Nederlander uitsluit? Maar sommige dingen kunnen gewoon naast elkaar bestaan. Ik weet nog dat mijn plezier en humor wel eens werden gezien als luidruchtig. Er zat een oordeel op. Op het moment dat wij lol en plezier hebben, kan de buitenwereld dat zien als: ‘Je maakt lawaai.’ Als mensen dat op die manier benoemen, kan dat tot segregatie leiden.’  

Heeft iemand wel eens tegen u gezegd dat u lawaai maakt?

‘Op de psychiatrische opleiding zei men tegen mij: ‘We snappen niet dat jouw therapieën werken, want je bent zo extravert en je lacht zo hard.’’  

En wat was uw antwoord?

‘Ik was verbaasd, omdat ik gewoon doe wat mijn opleiding van mij vraagt. En opeens worden er zaken ingebracht, die niets met mijn kennis en vaardigheden te maken hebben. Dat is een beperkende kijk van de ander. Een beperking van wie ik ben en de culturele ruimte die ik inneem en van mijn natuurlijke leervermogen. Alles wordt op dat moment ter discussie gesteld. De ander maakt mij tot de ander. Er wordt verwacht dat ik me ga gedragen zoals de anderen. Dan pas zou ik geloofwaardig en kundig zijn.’

Het plezier in uw werk wordt dan een guilty pleasure, zoals ik dat een beetje ook had onder mijn Turkse vrienden. 

‘Dat komt doordat jij het oordeel van de ander tot dat van jezelf gemaakt hebt. Snap je? Jouw natuurlijke plezier noem je schuldig, omdat je het oordeel van de ander hebt geïnternaliseerd.’

Is dat oriëntalisme: dat ik door de ogen van de ‘meester’ naar mezelf kijk?

‘Ja. Het woord meester zou ik in onze verhoudingen niet meer noemen, want we zijn al lang in de fase van gelijkwaardigheid beland. Wij moeten geloven in die gelijkwaardigheid. We moeten niet zomaar allerlei oordelen over onszelf internaliseren, alleen maar omdat we in dit land wonen en werken.’

Ruim vijf jaar geleden had u een confrontatie met mensen van Pownews (zie dit fragment op YouTube). Zij mochten niet naar binnen bij een bijeenkomst van de partij Artikel 1 (tegenwoordig BIJ1). Toen zij daarover klaagden, zei u: ‘Nu voelt u hoe het is om zwart te zijn en te worden uitgesloten.’  

‘Hahaha, o ja zei ik dat? Het begint langzaam weer te dagen.’

Wat bedoelde u eigenlijk met die opmerking?

‘Als ik terugkijk naar het YouTube-filmpje, zie ik dat Pownews zegt dat het op de zwarte lijst staat. Ik reageer ad rem. De pers heeft een bepaalde macht in ons democratisch systeem en is niet neutraal. Soms denken journalisten dat wel. Ze denken dat ze overal ongevraagd bij mogen zijn. De pers maakt nieuws en bepaalt ook het beeld dat de samenleving van gebeurtenissen heeft. Wat zij belangrijk vindt, is niet automatisch wat zwarte mensen in de huiskamer belangrijk vinden. Het nieuws in Nederland is zo eurocentrisch, terwijl we in een multicultureel land leven. Over alle andere culturen worden we niet goed geïnformeerd. Ik kijk soms liever naar CNN, waar ik nieuws hoor over Afrika en over nieuwe ontwikkelingen die daar gaande zijn. Hier gaat het niet over opkomende markten in Afrika, maar alleen over vluchtelingencrises. We moeten Afrika op waarde gaan schatten en begrijpen dat we in een superdiverse wereld leven.

Men vertelt ons, die in dit land zijn gekomen, constant waar we wel of niet bij mogen zijn. Deuren bleven letterlijk voor ons gesloten. In het onderwijs, bij het schooladvies, op de arbeidsmarkt. Er zijn zoveel ingangen waar geballoteerd wordt of je wel of niet door die deur mag, en die ballotage vindt op verschillende niveaus plaats. Op dat moment waren wij er niet van overtuigd dat Pownews moeite zou doen om een bijdrage te leveren aan een samenleving die niet verdeeld raakt en waarin geen vooroordelen bevestigd worden.’

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 13 februari 2023.

Marianne versus de hijab: journalist Marijn Kruk over het felle islamdebat in Frankrijk

0

In vergelijking met het Franse islamdebat heeft het Nederlandse debat amper intellectueel niveau, stelt Marijn Kruk. De Kanttekening sprak deze Frankrijk-correspondent over de stand van dat debat en de positie van moslims in het land van laïcité. ‘Ondanks de universele principes is er een realiteit van enorme discriminatie.’

In Frankrijk wordt het multiculturele debat altijd al op het scherp van de snede gevoerd, maar de laatste maanden is de toon weer verder opgelaaid. Denk aan Mila, het 16-jarige meisje dat zich eerder dit jaar op social media negatief uitliet over de islam. Omdat zij als gevolg van bedreigingen moest onderduiken, werd zij voor velen hét symbool van het vrije woord. Of denk aan polemist Éric Zemmour, die op de nationale televisie de beruchte omvolkingstheorie promootte: hij stelde dat vluchtelingen kolonisten waren en dat islamitische migranten de christelijke bevolking dreigen te vervangen.

Het Franse debat was altijd al relatief heftig. Zo speelde tussen 1989 en 2004 de zogenoemde ‘hoofddoekjesaffaire’, een debat over de vraag of islamitische scholieren en studenten wel een hijab mochten dragen op school en op de universiteit. Uiteindelijk besloot de Franse overheid het dragen van alle in het oog springende religieuze uitingen op scholen te verbieden. In 2011 kwam Frankrijk bovendien met een verbod op het dragen van de boerka en de niqaab in de openbare ruimte.

De hoofddoek zorgt nog steeds voor heftige meningsverschillen. Eind vorig jaar ontstond er nog ophef toen een politicus van Front National tijdens een vergadering in een regio-parlement eiste dat een moslima op de tribune haar hoofddoek afdeed. Uiteindelijk voelde president Emmanuel Macron zich genoodzaakt te reageren: hij waarschuwde voor stigmatisering van de vijf miljoen inwoners in het land.

Wat is de positie van moslims in Frankrijk? Kunnen we het Franse multiculturele debat vergelijken met het debat in Nederland? We vroegen het de in Parijs gevestigde journalist Marijn Kruk, werkzaam voor onder andere Trouw en de Groene Amsterdammer. Hij volgt het Franse debat op de voet en schreef hierover enkele jaren geleden een boek: Parijs denkt. Een Republiek tegen de wereld. Begin dit jaar interviewde Kruk bovendien de controversiële publicist Renaud Camus, de bedenker van de beruchte omvolkingstheorie.

Franse moslims vormen bijna 8 procent van de totale bevolking. Hoe divers is deze groep?

‘Heel divers. Je hebt traditionele soennitische moslims zoals Marokkaanse moslims, voor wie de koning de leider van de gelovigen is. Ook heb je een West-Afrikaanse islam, met soefi-achtige elementen. Daarnaast heb je salafisten, die uit Saoedi-Arabië hun inspiratie halen, en heb je een, overigens niet zo’n grote, Turkse gemeenschap. En er is natuurlijk een grote groep ‘cultuur-moslims’, die niet naar de moskee gaat of vijf keer per dag bidt, maar bijvoorbeeld wel aan de Ramadan meedoet. Met roots in Marokko, of anders wel in Algerije, dat tot 1962 integraal onderdeel van Frankrijk was.’

In hoeverre is integratie in Frankrijk nog een vraagstuk?

‘Dat is een moeilijke vraag. Het hangt heel erg van het perspectief af. Als je het telefoonboek van een willekeurige Franse provinciestad openslaat en kijkt wie de artsen en de advocaten zijn, dan zie je een boel Arabische namen. Dat komt omdat veel Algerijnse immigranten het erg goed doen. In Frankrijk is de migratie organischer gegaan dan in Duitsland en Nederland. De gastarbeiders kwamen uit de koloniën. Ze spraken al Frans. Er is een kleinere culturele kloof.

Tegelijkertijd is Frankrijk een land met enorme problemen. In Nederland is het nu twintig jaar na het roemruchte essay ‘Het multiculturele drama’ van Paul Scheffer. Maar de uitdagingen waar Nederland mee te maken heeft zijn niet te vergelijken met de situatie in Frankrijk. Je kunt de banlieus niet vergelijken met Amsterdam Slotervaart, de Schilderswijk in Den Haag of het Utrechtse Kanaleneiland. Het is van een totaal andere schaal.’

Hoe ziet deze verdeeldheid er dan uit?

‘Het zijn niet zomaar buitenwijken, maar fysieke centra op zichzelf. Rondom Parijs heb je voorsteden zoals Trappes, waar salafisten enorme druk op islamitische medebewoners zetten. Er is veel meer armoede, veel meer radicalisme. Oud-premier Manuel Valls sprak in dit verband over ‘apartheid’. Niet als politiek stelsel, maar als maatschappelijke werkelijkheid.

‘Veel moslims dachten: ‘Frankrijk accepteert de islam niet, ze willen ons aanpakken’’

De misdaadfilm Un prophète , die gaat over een 19-jarige jongen van Noord-Afrikaanse afkomst in de Franse gevangenis, laat deze verdeeldheid ook mooi zien. Er zijn verschillende Frankrijken. Vorig jaar schreef politicoloog Jérôme Fourquet het boek L’Archipel français: Naissance d’une nation multiple et divisée (De Franse archipel: geboorte van een divers en verdeeld land, red.). Er zijn mensen die goed en die slecht zijn geïntegreerd, winnaars en verliezers van de globalisering, enzovoort. Er zijn enorme sociale en economische verschillen.’

Merkt u daar zelf ook iets van?

‘Ik woon hier in Parijs in een driekamerappartement, met houten vloeren, hoge plafonds, klassieke balkonnetjes en twee open haarden. Maar ik heb een salafistische schoonsteenveger, die hier in de straat geboren is, maar nu in de noordelijke banlieue woont. Zijn buurt is echt een totaal andere wereld. Hij vertelde me dat hij een keer gemolesteerd is door jihadistische moslims, toen hij met een stel andere salafisten probeerde om jongeren uit de buurt ervan te overtuigen niet naar Syrië af te reizen. De politie komt er daar nauwelijks aan te pas. Er verschijnen ook verontrustende rapporten over radicalisering. Er staat hier echt veel meer op het spel.’

Maar dit is niet van gisteren, toch?

‘In Frankrijk is de islamdiscussie in 1989 pas echt begonnen, met de hoofddoekjesaffaire. Sommige moslims eisten dat ze een hoofddoek mochten dragen op school, ze wilden dat lunches werden aangepast, wilden ruimte voor halal slachten, wilden moskeeën bouwen, enzovoort. Dit zorgde voor wrijving.’

Die wrijving komt toch ook door de laïcité, de – in de ogen van critici nogal rigide – secularistische ideologie van Frankrijk?

‘Een interessant punt vind ik dat uiterst rechts tegenwoordig de laïcité heeft omhelsd. Ze zijn opeens voor vrouwenrechten en homorechten, maar gebruiken dit natuurlijk als stok om moslims mee te slaan. Uiterst rechts is niet oprecht in de omhelzing van de laïcité. Ze staan namelijk in de traditie van de anti-Verlichting. Maar ze scheppen onbedoeld een werkelijkheid waar ze niet omheen kunnen, dat ze hierdoor toch homo’s gaan tolereren. In Nederland zie je dit ook. Homoacceptatie is onderdeel van de maatschappelijke consensus geworden, die niet onderhandelbaar is. En moslims worden hier vaak mee om de oren geslagen.’

En wat vindt links Frankrijk van de laïcité? Die staat toch haaks op het multiculturele ideaal?

‘Het klopt dat laïcité een reëel probleem is voor de linkse partijen. Veel moslims zijn kwetsbaar en worden sociaal, economisch en maatschappelijk gemarginaliseerd. Maar moreel en cultureel zijn ze vaak conservatief. Deze mensen wil links beschermen. De enige bekende opiniemaker die zich tegen laïcité heeft uitgesproken is Rokhaya Diallo, een journaliste die sterk beïnvloed is door de discussies over racisme en intersectioneel feminisme in de Verenigde Staten. Maar zij staat tamelijk geïsoleerd.’

Hoe komt dat?

‘Frankrijk kent een sterke eigen intellectuele traditie van republikanisme en universalisme. Bij links Frankrijk is het idee van laïcité altijd sterker geweest. Gedurende de negentiende eeuw stond de Republiek voor de seculiere waarden, rechts voor de Katholieke Kerk en het communitarisme. In 1905 werd er een compromis tussen kerk en staat gesloten, die gestalte kreeg in de beroemde ‘Loi de 1905’. Dat is een sleutelmoment in de geschiedenis van de Republiek. De staat is seculier, maar neemt wel het onderhoud van alle godshuizen die voor 1905 zijn gebouwd op zich – een gebaar naar Rome.’

Voor 1905 waren er nauwelijks moskeeën in Frankrijk.

‘Om die reden heeft oud-president Nicholas Sarkozy in 2004 – toen hij nog minister was – een boek geschreven, getiteld La République, les religions, l’espérance (De Republiek, de godsdiensten, de hoop) waarin hij betoogde dat de Franse staat eigenlijk zou moeten meebetalen aan moskeeën. Hij vreesde voor een ‘garage-islam’, potentiële broeinesten van moslimterrorisme. Als Frankrijk zou betalen aan moskeeën, kon er een islam à la française ontstaan, een islam van eigen bodem, die volgens hem noodzakelijk is om de integratie van miljoenen moslims te bespoedigen.’

Moet het compromis van 1905 eigenlijk niet geactualiseerd worden, zodat er ook een ‘compromis’ komt met de islam?

‘Dat is geprobeerd, maar niet gelukt. De commissie-Stasi van Bernard Stasi, die in 2003 naar aanleiding van de hoofddoekjesaffaire werd opgericht, moest de laïcité onderzoeken. Ik sprak destijds met de prominente historicus René Rémond, die in deze commissie zat. Hij vertelde mij dat de commissie een weidse visie had op het probleem van de laïcité, maar dat de media eigenlijk alleen maar geïnteresseerd waren in de problematiek van de islam, in het bijzonder de hoofddoek. Met de 25 aanbevelingen van de commissie, onder andere het instellen van een islamitische feestdag, is door de politiek niets gedaan. Alleen het door de commissie voorgestelde hoofddoekverbod op scholen is in het voorjaar van 2004 wet geworden.

Dit heeft voor ressentiment onder moslims gezorgd. Veel moslims dachten: ‘Frankrijk accepteert de islam niet, ze willen ons aanpakken.’ Toen ik in 2015, na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo, de stemming in de banlieue ging peilen, merkte ik dat dit sentiment nog springlevend was.’

Wat zegt dit eigenlijk over Frankrijk?

‘Er bestaat in Frankrijk een grote kloof tussen ideaal en werkelijkheid. Ondanks de universele principes is er een realiteit van enorme discriminatie.’

Beeld: YouTube

Ik formuleer het een beetje lapidair, maar heeft Frankrijk volgens u een probleem met de islam?

‘Dat is veel te ongenuanceerd. Bovendien: dé islam bestaat niet. Er zijn wel mensen die islam als dé islam zien en daar een probleem mee hebben. En je hebt natuurlijk problemen met radicalisering binnen de islam, met islamisme en met radicalisering van islamisme, maar dat zijn niet problemen waarmee alleen Frankrijk kampt, het zijn wereldwijde problemen. Je ziet dat met Syriëgangers. Procentueel was het aantal uitreizigers in Frankrijk nauwelijks hoger dan in Nederland.

Belangrijk is denk ik dat Frankrijk een hele andere debatcultuur kent. Geen enkel debat wordt hier ontspannen gevoerd. Aan het islamdebat doen grote namen mee. Het gaat om de beste islamkenners, de beste arabisten. Ook beroemde intellectuelen – zoals de links-liberale Bernhard-Henri Lévy, de conservatieve Alain Finkielkraut en islamkritische feministe Caroline Fourest – mengen zich in het debat. Maar Frankrijk heeft behalve de beste debaters ook de naarste terroristen, die vijf jaar geleden de redactie van Charlie Hebdo vermoordden, of die vanuit Syrië de aanslag op de Bataclan planden.’

En vanwege het terrorisme is het debat nog meer gepolariseerd geraakt.

‘Precies. Een situatie die al gespannen was – moslims die hun plek opeisen, discriminatie ervaren en aankaarten en tegelijkertijd hun identiteit willen behouden – komt als gevolg van terreuraanslagen nog meer onder druk te staan. Daardoor maken veel mensen geen onderscheid meer tussen islam en extremisme. Precies wat de jihadisten willen.’

Over polarisatie gesproken, begin dit jaar speelde de zaak Mila: het 16-jarige meisje dat zich begin dit jaar op social media negatief uitliet over de islam en als gevolg daarvan moest onderduiken. Hoe kijkt u tegen deze kwestie aan?

‘Het viel mij op dat veel feministen in Frankrijk zich aanvankelijk niet over deze kwestie hebben uitgelaten. Zo zweeg de organisatie ‘Osez le feminisme’ (‘Durf het feminisme’, red.), die normaal op de barricades staat als er vrouwenrechten worden geschonden, over de kwestie. Ik vond die reactie apart. Het illustreert de spagaat waarin links Frankrijk zich bevindt. Maar je hoeft niet voor een van beiden te kiezen. Je kunt én voor Mila opkomen als zij wordt bedreigd, én tegelijk opkomen voor moslims als zij worden gediscrimineerd.’

Kun je het Franse islamdebat met ons islamdebat vergelijken?

‘Nee, want in vergelijking met het Franse islamdebat heeft het Nederlandse debat amper intellectueel niveau. Ook is het bij ons meer ver-van-je-bed. We hebben wel enkele soort van aanslagen gehad, maar die zijn niet te vergelijken met wat er in Frankrijk gebeurde. De aanslag op de Bataclan in Parijs eiste meer dan honderd doden. Er was ‘Nice’ en een hele reeks kleinere aanslagen en aanslagjes.’

Hoe wordt er in Frankrijk gereageerd op de vluchtelingencrisis?

‘Die is grotendeels aan Frankrijk voorbijgegaan omdat het relatief weinig vluchtelingen opvangt, zeker in vergelijking met Duitsland. In 2015 wilde premier Valls maximaal 40.000 vluchtelingen opnemen. De opvang is notoir slecht. De ‘jungle’ in Calais bestaat nu gelukkig niet meer, maar ten noorden van Parijs wonen volgens sommige schattingen meer dan 400.000 ongedocumenteerden, vaak in bar slechte omstandigheden.’

De Nederlandse publieke opinie is niet alleen tot op het bot verdeeld over de islam en de vluchtelingencrisis, maar ook over de zwarte bladzijden uit onze vaderlandse geschiedenis. Hoe gaat Frankrijk om met zijn koloniale verleden?  

‘In Frankrijk debatteren ze hier al twintig jaar over. Toen Nederland ging discussiëren over de Gouden Eeuw en de slavenhandel had ik een déjà vu. Ik maakte eenzelfde debat actief mee, als correspondent voor Trouw. Frankrijk voert een guerre de mémoire, een herinneringsoorlog, over kolonialisme en slavernij. Volgens critici zouden het Franse geschiedenisonderwijs en Franse historici veel te weinig aandacht aan kolonialisme en slavernij besteden.

‘De politieke energie zit nu op rechts. Bij links, bij oud-links in ieder geval, is die energie er niet’

De politiek had er ook een mening over. In 2001 werd een wet aangenomen waarin slavernij en slavenhandel als ‘misdaad tegen de menselijkheid’ werden veroordeeld. Vier jaar later trok het Franse parlement wederom partij, door een wet aan te nemen die de positieve effecten van kolonisatie benadrukte. Historici hadden hier felle kritiek op die laatste wet: zij vonden dat de staat niet mag voorschrijven hoe de geschiedenis uitgelegd moet worden. Hierdoor liet de toenmalige president Jacques Chirac de gewraakte passage over de ‘de positieve rol van de Franse aanwezigheid overzee’ alsnog uit de wet schrappen.’

Wat is verschil met het Nederlandse debat hierover?

‘In Nederland is het koloniale verleden minder fysiek aanwezig. In Frankrijk wonen veel Algerijnen, zij zijn ook luid aanwezig in de Franse maatschappij, als het nationale voetbalelftal speelt bijvoorbeeld. Voor Frankrijk is Algerije bovendien nog steeds heel belangrijk. De onafhankelijkheid van Algerije in 1962 voelde als een amputatie, want in tegenstelling tot Indochina was het huidige Algerije geen kolonie maar een Franse provincie.’

En hoe zit het met de pieds noirs, de Franse kolonisten die na de Algerijnse onafhankelijkheid naar Frankrijk moesten terugkeren?

‘Ze vormen een sterke rechtse lobby, vooral in het zuiden van Frankrijk. De pieds noirs stemmen vooral Front National, of zorgen ervoor dat centrumrechtse partijen – om de steun van de pieds noirs te winnen – zich verder naar rechts bewegen.’

Wat voor partij is Front National – tegenwoordig Rassemblement National – van Marine Le Pen?

Front National is in 1972 opgericht als nieuwe thuishaven voor extreemrechts. Le Pen senior verenigde verschillende groepen kiezers, sympathisanten van Vichy Frankrijk (het niet-bezette deel van Frankrijk dat met Duitsland collaboreerde, red.) en oorlogsveteranen van de verloren koloniale oorlogen in Indochina en Algerije. Ik heb Jean-Marie Le Pen ook een keer geïnterviewd. Hij flirt nog steeds met het Vichy-verleden en maakte antisemitische grappen. Zijn dochter Marine Le Pen doet dit allemaal niet, zij wil haar partij mainstream maken.

In de jaren zeventig leidde Front National een marginaal bestaan, maar de partij groeide in de jaren tachtig en negentig enorm. Frankrijk kampte met de-industrialisatie en snel groeiende werkloosheid, terwijl tegelijkertijd gastarbeiders hun gezinnen mochten laten overkomen. Éric Zemmour, waar ik verder geen fan van ben, heeft dit proces mooi opgeschreven in zijn geruchtmakende boek Le suicide français (De Franse zelfmoord). Niemand wilde dat in Frankrijk een grote etnische onderklasse zou ontstaan die zich zou opsluiten in de eigen identiteit, maar het gebeurde toch. In Nederland is dat ook gebeurd, maar in Frankrijk gebeurt alles op een veel grotere schaal. Zemmour schetst het als een tragedie, zonder duidelijke verantwoordelijken.’

Beeld: Eric Zemmours ‘Le suicide francais’

De stem van de onvrede wordt niet alleen vertolkt door Rassemblement National, maar ook door de gele hesjes. Zijn zij racisten?

‘De gele hesjes worden door de gevestigde politiek en door bepaalde media weggezet als racisten. En dat zijn de gele hesjes ook deels. Bij mij in de buurt organiseerden ze niet zo lang geleden een demonstratie. Na het voorbijtrekken van de demonstratie trof ik her en der langs het parcours antisemitische en anti-islamistische leuzen. Het is een extreme beweging geworden.

Dat waren ze oorspronkelijk echter niet. Het was een opstand van de lage, overwegend witte provinciale middenklasse, mensen met oprechte zorgen, onder andere over de hoge benzineprijzen in het land. Ze vroegen aandacht voor hun marginale positie. Maar nu lijkt het alsof alleen de gewelddadige en extreme kern is overgebleven. De regering en ook een deel van de media hebben er tot op zekere hoogte belang bij de hele beweging als racistisch weg te zetten. Want dan kunnen de achterliggende problemen ook genegeerd worden.’

Hoe komt het dat rechtse intellectuelen, schrijvers en publicisten als Alain Finkielkraut, Michel Houellebecq en Éric Zemmour het tegenwoordig zo goed doen?

‘De politieke energie in Frankrijk zit nu op rechts. Bij centrumlinks is die energie er daar nu niet. Alleen bij de groene partijen, de Bernie Sanders-achtige clubs. De populaire thema’s identiteit en de natie zijn rechtse thema’s.’

‘Zoals uit zijn proefschrift blijkt is Baudet bekend met de intellectuele traditie van het Franse fascisme’

Thierry Baudet lijkt geïnspireerd door het Franse debat. Hij heeft een essay over Houellebecq geschreven en Finkielkraut en Zemmour hebben zijn proefschrift De aanval op de natiestaat aangeprezen. Welke rol speelt het Franse debat over de multiculturele samenleving voor de denkbeelden en het optreden van Thierry Baudet? Is Frankrijk hét land waar hij zijn inspiratie vandaan haalt?

‘Het valt wel mee met die invloed, denk ik hoor. Uit niets blijkt dat hij het Franse intellectuele debat serieus volgt. Wel kent hij een aantal rechtse intellectuelen persoonlijk, als ook enkele uiterst rechtse politici, zoals Jean-Marie Le Pen en Julien Rochedy, oud-voorzitter van de jongerenorganisatie van Front National. Zoals uit zijn proefschrift blijkt is Baudet bekend met de intellectuele traditie van het Franse fascisme. Op Twitter liet hij zich bewonderend uit over omstreden schrijvers als Maurice Barrès en Pierre Drieu la Rochelle.

Die laatste schreef een roman waar hij zijn eigen bekering tot het fascisme uiteenzette. Hij zegt sterk beïnvloed te zijn door het cultuurpessimistische boek La Défaite de la pensée (De ondergang van het denken) van Alain Finkielkraut, waarin de nivellering in de cultuur, het consumentisme en het relativisme worden gehekeld. En hij heeft een essay over de romancier Michel Houellebecq geschreven, waaruit bleek dat hij goed bekend is met diens werk.’

Michel Houellebecq (Beeld: YouTube)

Binnen Forum voor Democratie wordt zo nu en dan geschermd met de omvolkingstheorie, begin dit jaar deed Theo Hiddema dat nog in NRC. Het idee is dat de oorspronkelijke Europese bevolking wordt vervangen door nieuwkomers uit het Midden-Oosten en Afrika. U heeft de bedenker van deze beruchte complottheorie geïnterviewd: Renaud Camus, auteur van Le grand remplacement. Wat vindt Camus ervan dat Brenton Tarrant met beroep op deze theorie 51 moskeebezoekers in Nieuw-Zeeland vermoordde?

‘Camus voelt zich hier niet verantwoordelijk voor. Hij zei me te huiveren van iedere vorm van geweld. Renaud Camus is een estheet. Ziet hij bloed, dan hangt hij bij wijze van spreken aan het plafond. Ernaar gevraagd neemt Camus afstand van geweld, maar hij schrijft dit niet nadrukkelijk op. In zijn werk heeft hij het over immigranten als ‘kolonisten’, spreekt over een ‘bezetting’, roept op tot ‘verzet’. Maar hij schrijft er niet bij dat dit vreedzaam moet zijn. Dan kunnen mensen wel eens vreemde conclusies trekken.’

Wat vindt u? Draagt Camus verantwoordelijkheid?

In juridische zin is Camus niet verantwoordelijk, maar in moreel opzicht wel. Hij trekt in zijn werk ook parallellen met de Duitse bezetting, hoewel hij dus weer niet schrijft dat we de wapens moeten oppakken. Maar wie denkt aan het verzet tegen de Duitse bezetting, die denkt aan gewapende groepen, toch?’

Hoe populair is Camus’ gedachtegoed in Frankrijk?

‘Hij heeft veel aanhangers. Hoewel hij uit de rechts-radicale underground komt, gelooft ongeveer de helft van de Fransen, zo blijkt uit enquêtes, dat er zoiets als een ‘grand remplacement’ bestaat. Vijftig procent van de Fransen steunt ook de gele hesjes. Waarmee ik overigens niet wil beweren dat dit precies dezelfde groep is. Maar het zegt wel iets over de diepe afkeer die in Frankrijk leeft tegen het establishment, zij die het in de politiek, de media, de cultuur en de economie voor het zeggen hebben.

Er is een grote kloof tussen perceptie en werkelijkheid. Angstbeelden als le grand remplacement worden aangejaagd door beelden die via social media worden verspreid. Migratie wordt met misdaad geassocieerd. Als je mensen vraagt hoeveel moslims er in Frankrijk wonen, dan schatten ze dit aantal doorgaans veel te hoog in. Er is een gevoel dat Frankrijk aan invloed inboet, een ondergangsstemming zelfs. Veel mensen voelen zich bedreigd. Ze trekken zich terug in hun eigen groep. Camus raakt bij zulke mensen een gevoelige snaar.’

Renaud Camus (Beeld: YouTube)

Frankrijk is, zoals u telkens heeft benadrukt, een land van gigantische tegenstellingen. Hoe zou Frankrijk de kloof eigenlijk het beste kunnen overbruggen, denkt u?

‘Het punt is dat Frankrijk weliswaar beroemde bruggen kent, denk aan de Pont des Arts of het viaduct van Millau, maar geen land van bruggenbouwers is. De politieke cultuur is doordrongen van conflict. Gewelddadige demonstraties hebben onder Hollande een hoge vlucht genomen, met het ultralinkse black bloc dat een spoor van vernieling door de hoofdstad trekt. Vorig jaar deden veel grote vakbonden niet mee aan de 1 mei-optochten, omdat ze niet met het straatgeweld geassocieerd wilden worden. Van de gele hesjes werd eerst gezegd dat ze bij aanvang van de kerstvakantie wel zouden afhaken, maar ze bleven komen.

‘Als Macron, toch geen onredelijk mens, mensen niet kan verbinden, wie dan wel?’

De verschillen, politiek, economisch, cultureel, geografisch, zijn daarbij zó enorm. De politicoloog Jérôme Fourquet sprak over een ‘eilandenrijk’, en dat is een goede metafoor. Maar als iemand als Macron, toch geen onredelijk mens, mensen niet kan verbinden, wie dan wel? De sfeer in een stad in Parijs is de afgelopen jaren enorm verhard.’

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 3 juli 2020.

Maral Noshad Sharifi schreef boek over leven als vluchteling in Nederland

Maral Noshad Sharifi was pas vier jaar oud toen ze met haar zwangere moeder vanuit Iran naar Nederland vluchtte. Tegenwoordig is ze correspondent voor de Volkskrant in New York. In maart verscheen haar deels autobiografische roman Citroeninkt.

Op de cover van haar boek staat een kinderfoto van schrijver en journalist Maral Noshad Sharifi (Teheran, 1989). In verband met een luizenplaag op haar Nederlandse basisschool moesten haar prachtige krullen worden afgeknipt. Voor de normen van die tijd was ze net een jongetje, wat als een extra straf aanvoelde.

Het boek gaat over Talar – die in grote lijnen dezelfde persoon is als Noshad Sharifi. Haar moeder Sepideh is zwanger van haar tweede kind als ze samen met Talar Iran ontvlucht en naar Nederland gaat. Na een verblijf in het asielzoekerscentrum, dat niet uitgebreid wordt besproken, kiest Sepideh er bewust voor om in een dorp te gaan wonen. De gedachte hierachter is dat de saamhorigheid in een dorp vaak groter is. Sepideh is bang om ziek te worden, of erger, en in dat geval zullen buren in een dorp eerder bereid zijn om voor haar kinderen te zorgen dan in een stad.

Anno 1993 telde Moerkapelle ongeveer vierduizend inwoners. Nederland was religieuzer dan Sepideh dacht. Als ze merkt dat Talar op school moet bidden, haalt ze haar kind daar weg. Op haar nieuwe school krijgt Talar les van meester Hans, van wie ze veel leert en op wie ze kan bouwen. Helaas wordt meester Hans ziek en overlijdt hij veel te jong aan de gevolgen van kanker.

Gelukkig leert Talar in Moerkapelle ook mevrouw Dijkman kennen, die ze oma Dijkman mag noemen. Mensen als ‘oma’ Dijkman en buurvrouw Erica vangen Talar en haar moeder liefdevol op. Met haar boek wil Noshad Sharifi onder andere laten zien dat er veel lieve mensen waren die hen met open armen ontvingen.

Onder water geduwd

Talar krijgt voor het eerst met discriminatie te maken in een zwembad in Zoetermeer. Een jongen duwt de kleine meid onder water en roept: ‘Vieze stinkturk! Tief op naar je eigen land’. Helaas is deze scene ook autobiografisch, vertelt Noshad Sharifi. ‘Mijn vader [die weer bij het gezin was komen wonen] probeerde mij uit te leggen dat er mensen waren die een hekel aan buitenlanders hadden. Ik snapte er als kind niets van. Ik woonde in Nederland. Dan was ik toch een binnenlander? Buitenlanders woonden buiten de Nederlandse grenzen. Dat zat dus anders. Ik ben niet net als de rest. Iedereen is niet hetzelfde.’

Talar voelt zich erg eenzaam. In het begin denkt ze dat iedereen om haar heen ook uit Iran naar Nederland is gevlucht. Langzaam beseft ze dat niet alle kinderen hebben meegemaakt wat zij heeft meegemaakt.

Langzaam beseft ze dat niet alle kinderen hebben meegemaakt wat zij heeft meegemaakt

‘Talar voelt zich ook eenzaam omdat zij van binnen blij is, terwijl haar ouders verdrietig zijn’, vertelt Noshad Sharifi. ‘Bovendien begrijpt haar omgeving niet uit wat voor wereld ze komt. Als ze bevriend raakt met Ziba, die ook uit Iran komt, neemt haar gevoel voor eenzaamheid af.’

De kleine Talar is nieuwsgierig en stelt graag vragen. Daarom was haar moeder toen ze nog in Iran woonden bang dat ‘dat kind nog eens onze dood wordt’. Om veiligheidsredenen mocht Talar niets vertellen en niets vragen. Die angst was deels ingegeven door de aanwezigheid van spionnen. ‘Zeker in jaren tachtig en begin jaren negentig was dat geen ingebeelde angst’, vertelt Noshad Sharifi. ‘Op de Iraanse school waar ik les had was er iemand die linkse boeken verkocht. Hij bleek een spion te zijn, die op deze manier informatie wilde inwinnen over dissidenten. Die situatie bracht een schok te weeg onder de leerlingen en hun ouders. Na onze vlucht was de sfeer rustiger, maar er zijn nog steeds Iraanse spionnen in Nederland en in andere landen.’

Een andere angst van haar moeder is dat ze weer naar de gevangenis moet. Noshad Sharifi begrijpt dit. ‘Als je jaren in angst hebt geleefd, dan gaat dit niet ineens weg. Angst overheerst. In Iran hadden mensen een eigen vriendengroep met wie ze opgegroeid waren. Eenmaal in een ander land kenden ze vaak niemand.’

Een goede school

Sepideh wil dat haar dochter naar een goede middelbare school gaat. Daarom verhuizen ze naar een goede buurt in Den Haag. Talar moet naar een bijna honderd procent witte middelbare school, waarop verschillende Oranjeprinsen hebben gezeten. Ook dit is autobiografisch, vertelt Noshad Sharifi.

‘Ik begrijp mijn moeder wel. Ze wilde het beste voor mij, en daarom moest ik in een kansrijke omgeving opgroeien. Zelf had ik geen keuze, maar als ik kinderen zou krijgen gaan ze niet naar een dergelijke school. De leerlingen hadden geen weet van de samenleving. Als ik kinderen zou hebben, zou ik hen, denk ik, op een school plaatsen met meer diversiteit. Veel leerlingen op mijn school kwamen amper uit hun bubbel. Dan woonden ze in een chic herenhuis en dachten ze dat ze het niet goed voor elkaar hadden, omdat het geen vrijstaande villa was. Dit lijkt mij geen goede omgeving om mijn kinderen in groot te laten brengen.’

Terug naar Iran

Als Talar een jaar of vijftien is, bekijkt haar moeder steeds meer filmpjes over Iran en de afschuwelijke gevolgen van het regime. ‘Kijk naar wat er in je land gebeurt’, zegt ze tegen Talar. Heel verwarrend, want ze wonen toch in Nederland?

Noshad Sharifi heeft dit zelf ook meegemaakt: ‘Ik vond dat moeilijk te begrijpen. Ik dacht hierdoor dat ik blijkbaar in Iran had moeten wonen. Maar die gedachte slaat nergens op. Ik heb daar niets meer te zoeken. Maar ik bleef me dit toch afvragen. Was ik in Iran gelukkig geweest? Hadden mijn ouders daar meer of minder stress gehad? Door mijn werk als journaliste ben ik op veel ongebruikelijke plekken geweest in allerlei landen, maar ik kan niet naar Iran om dingen te onderzoeken. Ik weet niet hoe het land eruit ziet.’

De moeder van Talar wil in Nederland zoveel mogelijk leren en dat wil ze ook voor haar dochter. Dat zou van pas kunnen komen als ze eventueel naar Iran zouden teruggaan. Dat heeft raakvlakken met de moeder van Noshad Sharifi: ‘Ook zij dacht serieus dat we terug zouden gaan. Dat heb ik pas écht ontdekt toen ik ter voorbereiding van Citroeninkt mensen ging interviewen. Het was belangrijk om ons in Nederland verder te ontwikkelen. Toch had mijn moeder in haar achterhoofd dat we weer terug naar Iran konden als het regime weg was. Als de samenleving opnieuw moest worden opgebouwd, dan moesten we daaraan iets kunnen bijdragen. Mijn moeder heeft gestudeerd en een kinderdagverblijf opgezet. Dat was ook in Iran van nut en ik zou net zo goed in Iran journaliste kunnen zijn.’

Na de revolutie van 1979 dachten veel Iraniërs, ook haar moeder, tegen beter weten in dat het regime niet zo lang stand zou houden. ‘Zulke extreme partijen zijn veel mensen niet gewend, het waait wel over’, vertelt Noshad Sharifi. ‘Dat was het idee.’

Vroeg wijs

Noshad Sharifi zorgt ervoor dat je je als lezer goed in Talar kunt verplaatsen. Het meisje is wijs voor haar leeftijd, door alles wat ze heeft meegemaakt. In een passage in Citroeninkt komt dat goed naar voren:

‘Het is alsof alle mensen die Iran hebben verlaten ook een stukje van zichzelf hebben achtergelaten,’ zegt Talar tegen haar vriendin Ziba. ‘Dingen waar ze blij van werden raakten ze allemaal kwijt. Bergen, poëzie, hun gemeenschap.’

Hiermee zegt Talar in weinig woorden veel. Ze verwoordt de emoties van mensen en kinderen die noodgedwongen hun eigen omgeving hebben moeten verlaten. Citroeninkt maakt duidelijk wat de verschillen zijn tussen emigreren en moeten vluchten.

Maral Noshad Sharifi, Citroeninkt (Prometheus, 2023), 240 pagina’s, 22,50.

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 5 april 2023.

‘De Tatta’s’: samen lachen over vooroordelen

0

De multiculturele film De Tatta’s zorgde lang voor verschijning al voor veel ophef. De film zou biculturele Nederlanders negatief stereotyperen. Een misverstand, zegt scenarist Donny Singh. Hij wil juist vooroordelen doorbreken. ‘Ik wilde laten zien hoe leuk zo’n multiculturele buurt kan zijn.’

In De Tatta’s, de nieuwe comedy van regisseur Jamel Aattache, verhuist een aan lager wal geraakte witte familie vanuit een villa in het Gooi naar een multiculturele wijk in de stad. De aankondiging van de film zorgde eerder dit jaar voor commotie. Aanvankelijk zouden deze tatta’s, een scheldnaam voor witte Nederlanders, verhuizen naar de Bijlmer in Amsterdam.

Voormalig PvdA-Kamerlid Amma Asante, die in de Bijlmer is geboren, was zwaar teleurgesteld: ‘Ga weg met je vooroordelen en stigma’s uit het jaar 0′, twitterde ze. ‘Het is 2022 for Christ’s sake. Mensen uit het Gooi zijn geen haar beter dan mensen uit de Bijlmer.’ Ook cabaretier Soundos el Ahmadi reageerde op Instagram geïrriteerd: ‘In de Bijlmer wonen is geen beproeving. En al helemaal geen straf als het ‘slecht’ met je gaat.’

In reactie op alle commotie besloten de filmmakers de Bijlmer te vervangen door de fictieve ‘Hollandwijk’. De opnames voor de film werden gemaakt in het eveneens multiculturele Amsterdam-Noord. Veel critici vonden de film nog steeds discriminerend jegens niet-westerse Nederlanders. ‘Nothing new, nothing changed’ (niets nieuws, niets veranderd), schreef een twitteraar boos.

De Tatta’s is het filmdebuut van scenarioschrijver Donny Singh (35). Een droom die uitkomt voor Singh. De aanvankelijke ophef over de filmlocatie begrijpt hij wel. ’Het was echt heel klote dat de film zo begon’, vertelt hij. ‘Misschien werd er ook zo kritisch gereageerd omdat mijn voornaam Donny is en geen Indiaanse naam. Maar toen ik het persbericht met de filmlocatie zag, dacht ik ook gelijk: ‘Het is niet slim om dit op zo’n manier bekend te maken.’

Al op jonge leeftijd raakte Singh in de ban van films. ‘Tot mijn vijfde woonde ik in India, waar ik heel veel Bollywoodfilms keek. In Nederland leerde ik de Hollywoodfilms kennen. Hoe films gemaakt werden was iets magisch voor mij. Ik oefende in mijn kinderkamer met acteren. Die liefde voor film is blijven hangen, maar ik deed er niks mee. Op een gegeven moment besefte ik: ‘Ik heb mijn moeders droom waargemaakt, het is tijd om aan mijn eigen dromen te werken.’ Daarop begon ik met scenarioschrijven.

Het lukte hem niet om een scenario voor een thrillerfilm te slijten in Los Angeles. Maar Singh gaf niet op. Hij ging boeken lezen over film en kreeg uiteindelijk de gouden tip van zijn vrouw: ‘Zij zei tegen mij: ‘Donny, wat ben je aan het doen? Je maakt de hele dag grapjes, maar je schrijft een scenario voor een actiethriller. Ga een scenario voor een comedyfilm schrijven.’

Uiteindelijk had Singh een scenario dat hij graag verfilmd wilde zien. ‘Het was een Nederlandse versie van de Amerikaanse comedy The Hangover, maar dan in India’, vertelt hij. ‘Ik kende alleen niemand in de filmwereld. Ik heb zo’n honderd personen gemaild met mijn script, waarvan vijf à zes reageerden. Jamel Aattache reageerde positief. We wilden samen deze film maken, maar het duurde allemaal heel lang, waarop Aattache zich is gaan focussen op andere films. Toch hielden we altijd contact.’

Ook andere filmscenario’s sneuvelden. Uiteindelijk kwam Singh, dankzij een vriend die hij leerde kennen bij acteerlessen, op het idee voor De Tatta’s.

Singh was vol verwachting over de reacties op het gewraakte persbericht. ‘Ik werd wakker en dacht: ‘Vandaag is mijn dag. Vandaag komt het persbericht voor mijn eerste film. Ik kan complimenten ontvangen voor mijn harde werk.’ Maar ik opende Instagram en werd compleet kapot gemaakt. Mensen die ik hoog had zitten, reageerden op het bericht van de distribiteur. Ze hadden conclusies getrokken op basis van aannames. Wat ik begrijp, want ik doe dat ook, maar dit keer werkte het in mijn nadeel.’

Het idee van Singh voor de film was: ‘Wat als een rijk, wit gezin moet verhuizen naar een multiculturele wijk waar ik ben opgegroeid?’ Volgens Singh is het belangrijk om een personage te zien veranderen in een film: een zogenoemde character arc. ‘Hoe mooi is het om een film te zien waarbij een familie vol met vooroordelen wijzer wordt, en afscheid neemt van die vooroordelen. Dat wil ik met de film bereiken. Wij mensen hebben veel met elkaar gemeen, maar op een of andere manier willen wij alleen maar kijken naar de onderlinge verschillen. Dat vinden wij belangrijk, omdat we uniek willen zijn.’

‘Op een of andere manier willen wij alleen maar kijken naar de onderlinge verschillen’

Door de felle kritiek was het lastig om de film te maken, aldus Singh. Hij had juist gekozen voor de Bijlmer, omdat hij het niet eens was met de slechte reputatie van deze wijk. ‘Ik heb er veel vrienden wonen en wilde laten zien hoe leuk zo’n multiculturele buurt kan zijn. Maar door de kritiek waren er mensen die niet meer met ons wilden samenwerken. Dat snap ik. Uiteindelijk hebben veel mensen het script alsnog gelezen. Ze zagen dat we het goed bedoelden. Daardoor hebben we toch de film kunnen maken.’

Singh zegt lachend dat hij in ieder geval een ding geleerd heeft: ‘Gebruik geen echte plaatsnamen meer.’

En wat vindt hij van de kritiek dat hij zich schuldig zou maken aan raciale stereotyperingen? ‘In een comedyfilm zijn er karakters die dicht bij de realiteit liggen en enkelen die enorm uit de bocht vliegen’, antwoordt Singh. ‘Ik snap de kritiek, maar wat is stereotypering? Als de Surinaamse buurman joviaal en vrolijk is en ik portretteer hem zo, is dat dan stereotyperend? Want mijn buurman is gewoon zo.’

Volgens Singh is het ook een stuk lastiger om een comedy te schrijven dan tien of twintig jaar geleden: ‘Als je kijkt naar de films uit de jaren negentig en nul, die zaten vol met stereotyperende grappen en karakters.’ Het huidige klimaat, om minderheden niet te stereotyperen, beperkt scenarioschrijvers, zegt Singh. Maar er zit ook een duidelijk positieve kant aan. ‘Ik denk dat je pas echt een goede schrijver, comedian, cabaretier of wat dan ook bent, wanneer je grappig kan zijn zonder mensen kapot te maken.’

Singh hoopt natuurlijk dat de film een succes wordt. Maar wat hij belangrijker vindt: dat kijkers met een glimlach de bioscoop verlaten. ‘Veel mensen om mij heen zeggen dat ik trots moet zijn op wat ik heb bereikt. Ik ben een doodnormale jongen en het gaat me niet om de artistieke dingen van film. Ik wil mensen blij maken. Ik denk dat dat is gelukt.’

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 22 december 2022.

Zangeres Noam Vazana: ‘Als we elkaar vaker ontmoeten, worden we minder racistisch’

0

Liefst had zangeres Noam Vazana een ‘wereldpaspoort’ gehad, zonder nationaliteit. Als Israëlische komt ze bijvoorbeeld Indonesië niet in, terwijl ze de mensen daar graag wil ontmoeten. De Joodse artieste zingt op haar nieuwste album in het Ladino, een taal die haar oorsprong kent in Moors Spanje en die tegenwoordig onder andere nog in Turkije wordt gesproken.

Vazana groeide op in Israël, maar woont al jaren in Amsterdam. Haar familie is Marokkaans en Sefardisch joods – een traditionele stroming in het jodendom. Vazana, als singer-songwriter ook bekend als Nani, verenigt meer identiteiten in zich dan veel anderen met een multiculturele achtergrond.

We spreken Noam Vazana in een café in Amsterdam, vlakbij het Waterlooplein. ‘Ik heb de ziekte van Crohn en ze weten wat ik dan wel en niet mag eten’, vertelt ze terwijl ze een salade met kip naar binnen werkt. Ze vertelt openhartig over haar familie in Israël, over haar belevenissen in Marokko en over haar samenwerkingsproject met een Turks koor.

Sinds enkele jaren heeft Vazana een grote passie voor het Ladino, een Joodse taal die in de middeleeuwen ontstond in Spanje en Portugal. Het is een bedreigde taal. In Izmir in Turkije woont op dit moment de grootste Ladino-sprekende gemeenschap. Ooit woonden in die stad dertigduizend Sefardische Joden, tegenwoordig nog maar dertienhonderd. Wereldwijd zijn er nog enkele tienduizenden die de taal spreken, vaak als tweede taal.

Vazana leerde Ladino van haar oma. Op haar nieuwste album, Ke Haber (‘Wat is nieuw’), zingt ze vrijwel volledig in deze taal. Een ‘reddingsmissie’ om de taal levend te houden, vertelt ze. Zondag trad ze in Amsterdam op. In 2023 tourt Nani in diverse landen, waaronder Nederland.

Waarover zing je op dit album?

‘Over hedendaagse onderwerpen: moeder-dochterrelaties, gender, liefde. De melodieën zijn allemaal door mijzelf gecomponeerd en sommige liedjes ook. Maar andere zijn oud, soms zelfs gebaseerd op middeleeuwse poëzie – en dan steek ik ze in een nieuw jasje. Ik ga onder andere tegen de traditie van gearrangeerde huwelijken in.’

In hoeverre speelt dat nu dan nog?

‘In mijn cultuur gebeurt dat nog vaak. Mijn ouders vonden het bijvoorbeeld maar niks dat ik niet voor m’n vierentwinigste trouwde.’

Was hun eigen huwelijk gearrangeerd?

‘Nee, mijn ouders zijn in die zin rebellen. Ik niet, ik was altijd braaf. Mensen noemen mij altijd een rebel, waarschijnlijk omdat ik als persoon krachtig overkom. Maar ik ben gewoon assertief.’

In Turkije is er een Ladino-sprekende gemeenschap. Leeft deze bijna dode taal daar nog wel?

‘Overal is Ladino stervende, maar de grootste gemeenschap die de taal nog spreekt, vind je bij Izmir. Daar heb je zelfs een krant in het Ladino. Ik ben vijf keer in Turkije geweest, maar nooit in Izmir. Het eerste liedje op Ke Haber is gezongen in het Turks en Ladino.’

Waarom wil je zingen in een oude taal die bijna niemand verstaat?

‘Als je kijkt naar de verhalen die in het Ladino verteld worden, zie je dat mensen in alle tijden met dezelfde onderwerpen bezig zijn. Kijk je naar het verleden, dan zie je de toekomst. In de negentiende eeuw ging het al over geslachtsverandering, transgender dus. Onze generatie is helemaal niet origineel. Daarom zing ik over die onderwerpen aan de hand van oude poëzie, waarin dat ook al speelt.’

‘De Verenigde Naties moeten ingrijpen, de wereld moet iets doen aan de situatie in Gaza.’

Ladino is een taal van en voor vrouwen, zeg je. Hoe zit dat?

‘De taal is bedacht door oma’s die thuisbleven toen hun mannen naar de synagoge gingen om Hebreeuws te leren. Hebreeuws was een heilige taal. Vrouwen moesten alles regelen, gingen naar de markt, moesten roddelen – want er was nog geen krant. Onder hen ontstond Ladino, als Joods-Spaanse taal met invloeden van Portugees, Arabisch en Hebreeuws. Moeders leerden de taal weer aan hun dochters.’

Reis naar Fez

Je bent Joods. Heb je een traditionele opvoeding gehad?

‘Als het gaat om de rol van de vrouw wel. Mijn ouders keuren sommige dingen die ik doe af. Ik trouwde pas toen ik drieendertig was en ik woonde toen al zeven jaar samen met mijn vriend. Dat was voor hen onacceptabel. Eerder had ik een Nederlandse vriend, half Surinaams. Vonden ze helemaal niet leuk. ‘Wat is dit? Een goj?’ Ook vonden ze het niet goed dat ik Israël verliet.’

Je herontdekte het Ladino toen je Marokko bezocht. Wat is er gebeurd?

‘Ik was uitgenodigd voor het Tangier Jazz Festival. Toen ik met mijn man rondreisde in Marokko, kwamen we in Fez. Super inspirerend, supermooi. Op straat krijg je inspiratie. Ik had nog nooit zo’n grote medina (het oudste deel van Noord-Afrikaanse steden, red.) gezien. Iedereen was met ezels bezig. Geen asfalt. Alsof je terug in de tijd gaat.

Ik was voor het eerst in het land van mijn afkomst en na twee weken begon zich dat aan me op te dringen. Op gegeven moment hoorde ik in de straatjes van Fez een melodie die ik herkende. Een paar dagen later realiseerde ik me dat dit de melodie was die mijn oma vroeger in het Ladino zong, maar in Fez zongen ze het in het Arabisch.’

Is Marokko, net als Israël, deel van je identiteit?

‘Ik vind dat je je thuis altijd in je draagt, maar ga antwoorden met een verhaal. Mijn vader wilde met mij naar Egypte en ik moest toen een paspoort halen. ‘Mag ik ook een wereldpaspoort?’, vroeg ik. Ik snap het concept van grenzen niet. Een land, een leger, ik begrijp dat niet. Als je dood bent, kun je niets meenemen. Ik mag met mijn Israëlische paspoort niet naar Iran of Indonesië, maar ik wil daar wel heen. Ik wil die mensen ontmoeten.’

Je bent een vrouw met zwart haar, bruine ogen. Word je ook gelabeld in onze samenleving?

‘Als ik optreed, word ik altijd in de rubriek ‘diversiteit’ geplaatst. Als Joodse, Marokkaanse. Mensen zeggen meestal: exotisch. Maar wat betekent dat?’

Onlangs stelde Abdelkader Benali dat Europa nog steeds weinig ruimte geeft aan mensen met niet-westerse wortels. Ervaar jij in Nederland genoeg ruimte om jezelf te zijn?

‘Labeltjes zijn niet te vermijden, want zo werkt ons hoofd. Ik ken één blanke man die weleens naar de Marokkaanse bakkerij gaat, maar hij is de enige. Ik heb in de Bijlmer gewoond en daar zie je ook dat iedereen bij zijn eigen volk wil blijven. We hebben een groep nodig om te kunnen overleven.

Tegelijk hebben we niet door hoe het tussen groepen kan botsen. Daarom hebben we problemen met racisme, discriminatie, gender. Ik hoor mensen spreken over fobieën: xenofobie, homofobie, islamofobie. Het is geen fobie. Want waar ben je bang voor? Dat een homo je bespringt, dat een moslim een aanslag pleegt? Dat achter de hoofddoek een monster zit? Dan heb je niet goed genoeg nagedacht.

Geert Wilders wilde de boerka verbieden. Hij maakte een voorstel om bij de passages van de metro te controleren of iemand met een boerka er doorheen wil, en als dat zo is gaan de poortjes niet open. Hij wilde dit doen met een speciaal it-systeem. Maar dat kon geen onderscheid maken tussen boerka of een afro of een andere vorm van hoofdbedekking.’

Aangevallen tijdens optreden

Vazana heeft diverse malen opgetreden in Marokko, het land van haar ouders. Haar familie is waarschijnlijk cultureel meer Marokkaans dan Sefardisch-Joods, vertelt ze. Haar ouders moesten in de jaren vijftig met hun families vluchten. De Fransen dreven in 1953 sultan Mohammed V in ballingschap. Na diens vertrek viel Marokko ten prooi aan geweld van nationalistische milities, die af wilden van de overheersing door Frankrijk. De Joodse minderheid kreeg intimidatie en aanslagen te verduren.

In die tijd kwam een massale migratie op gang naar Israël. Ook Vazanas ouders en grootouders maakten daar deel van uit. Ze heeft echter geen negatieve gevoelens over Marokko door dit verleden. Bij optredens ontvingen Marokkanen haar positief, herinnert ze zich. Op één keer na, in 2017, toen de Marokkaanse afdeling van BDS, die pleit voor boycot, desinvestering en sancties tegen Israël, een campagne tegen haar startte.

Wat was hun kritiek op jou?

‘Ze verspreidden fake news over mij, dat in de hele Arabische wereld voor ophef zorgde. Daarin beweerden ze dat ik soldaat was in het Israëlische leger en dat ik duizend Palestijnse kinderen had vermoord. Met mijn trombone, blijkbaar, want ik was geen soldaat, maar zat in het orkest van het leger.’

Moet je verplicht in het leger in Israël?

‘Als vrouw moet je twee jaar in het leger, als man drie jaar. Door de campagne van BDS waren er demonstraties, waarbij borden met mijn afbeelding erop zijn verbrand. Als je die video’s kijkt, denk je: het zijn vierhonderd man. Maar er waren slechts veertig demonstranten. Daar stond tegenover dat meer dan duizend Marokkaanse fans een petitie tekenden om mij te steunen.’

‘Zet één Joods persoon alleen in een kamer en je hebt twee tegengestelde meningen.’

Beïnvloedt dit hoe je naar BDS kijkt?

‘Ik vind dat het boycotten van mensen nooit werkt. In Marokko was BDS ook nog eens gewelddadig. Tijdens mijn optreden rende iemand het podium op om mij aan te vallen. Hij bereikte me bijna, op veertig centimeter afstand, toen een beveiliger hem tegenhield. In Nederland doet BDS geweldloze demonstraties, dat is geen probleem. Iedereen mag zijn mening uiten.’

Palestijnse vrienden

Als Israëlische word je vast ook in Nederland aangesproken op wat de regering en het leger van Israël doen. Zoals de kolonisatie en annexatie van de Westelijke Jordaanoever. En de nieuwe regering, waar nogal wat extremisten in zitten. Hoe reageer je daarop?

‘Die discussies had ik in Israël ook, toen ik daar woonde. Ik zie wat er in dat land gebeurt. Ik sta voor mensenrechten en als die worden geschonden, heb ik daar problemen mee.’

Dat doet Israël toch redelijk massaal?

‘Dat gebeurt aan beide kanten. Ik ben nooit in Gaza geweest, want het is afgesloten door Israël, Egypte en Soedan. Op zee wachten schepen uit Qatar de mensen op. De burgers zitten daar in een gevangenis. Ze kunnen er niet weg, zelfs niet via de zee. De VN moet ingrijpen. De wereld moet iets doen.’

Houdt die situatie je bezig?

‘In het verleden, toen ik daar woonde, veel meer. Maar nu in Nederland minder.’

Kan jij als Israëlische goed contact hebben met Palestijnen?

‘Op de Westbank heb ik Palestijnse vrienden. Ook onder Druzen en Bedoeïenen trouwens. Mijn vader is rijinstructeur, geeft les aan Druzen en Bedoeïenen. Hij is racistisch als het op politiek aankomt, maar ook weer niet zo, dat hij hen niet accepteert als leerling. Vooral als het op politiek aankomt, is hij racistisch. Je kunt die politieke ideeën hebben, maar als je Palestijnse buurman aanbelt voor een kopje suiker, geef je het hem. Dat is de weg naar een oplossing.

Als je mensen ontmoet, word je minder racistisch. Ik denk dat er reclames moeten komen: ‘Het is goedkoper om je auto te laten repareren in de Westbank!’ Want iedereen is zuinig. Dan gaan Israëli’s daarheen en ontmoeten ze Palestijnen en gaan ze praten.

Voel je je nog betrokken bij Israël?

Mijn familie woont er nog. Mijn ouders wonen in Beër Sjeva in het zuiden van Israël, waar regelmatig raketten vanuit Gaza neerkomen. Twee jaar geleden viel er een raket twee huizen bij hun huis vandaan. Dat huis was helemaal vernietigd. Dan voel je dat je in gevaar bent. Ik reken niet alle Gazanen af op de terroristen die deze raketten sturen. Je moet alleen de extremisten verantwoordelijk houden.’

Deze week dankte Israël de Marokkaanse koning voor wat zijn opa als sultan tijdens de Tweede Wereldoorlog had gedaan voor de Joden. Hoe ervaar jij dat? Jouw ouders zijn daar juist weggevlucht.

‘Zij vluchtten pas na de oorlog. Tijdens de oorlog zei de koning: we hebben geen Joodse burgers, maar alleen burgers. Dat was toen vooruitstrevend.’

Waarom moesten ze tien jaar later alsnog vluchten?

‘Er was in de jaren vijftig een periode waarin het voor Joden niet goed was. Dat is inmiddels weer veranderd. Mijn ouders vertrokken vanwege het geweld uit Marokko, maar nu er in hun straat in Beër Sjeva weer raketten vallen, gaan ze niet opnieuw weg. Je raakt eraan gewend. En ze denken: je wordt niet twee keer door de bliksem getroffen.’

Eten met een Turks koor

In Nederland probeert Vazana bruggen te slaan naar mensen met andere achtergronden, vooral ook moslims. Vorig jaar componeerde ze een interreligieuze gebedsoproep, waarin onder andere de islamitische adhan, maar ook christelijke en Joodse liederen verwerkt zijn.

Ook zocht Vazana tien jaar geleden met het door haar opgerichte zangkoor Hebrew Groove toenadering tot een Turks-Nederlands koor. Zo komen in Amsterdam moslims en Joden bij elkaar.

Loop je bij die contacten ook tegen tegenstellingen aan?

‘Er zijn niet zoveel verschillen. Aan het eind van de dag wil iedereen hetzelfde: met rust gelaten worden, een goed leven voor je kinderen, een huis en eten.’

Wat houden de ontmoetingen tussen jouw koor en het Turkse koor in?

‘Het is een gemeenschappelijk project. We doen dit voor de leden van die koren – dat zijn bijna allemaal vrouwen. We eten samen: veertig Joodse mensen en veertig Turkse mensen. Samen muziek maken is een excuus voor ontmoeting. Je ziet raakvlakken omdat sommige Hebreeuwse liedjes een Turkse oorsprong hebben – en andersom. We herkennen elkaars melodieën.

Turkse muziek gaat bijna altijd over de liefde. Israëlische muziek zitten veel meer vol met kritiek – op iedereen, ook op elkaar. Ik grap weleens: zet één Joods persoon alleen in een kamer en je hebt twee tegengestelde meningen.

De meeste Joodse mensen die bij deze ontmoetingen aanwezig zijn, hebben geen Turkse vrienden – en andersom hebben ook de Turkse aanwezigen meestal geen Joodse vrienden. Maar nu doen ze samen iets. In tien jaar tijd zijn honderden koorleden en duizenden bezoekers bij de optredens betrokken geweest. Daarmee zijn hun levens hopelijk een beetje verrijkt.’

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 10 januari 2023.