19.1 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 751

Wat dwingt VS tot terughoudendheid in Midden-Oosten?

0
us-f16-reuters.jpg
Foto: © Reuters

In zijn opiniestuk Turkije, de VS en de regionale bende (Zaman Vandaag, 24 augustus 2015) stelt Yavuz Baydar dat niet zozeer het gebrek aan een duidelijke Turkse koers het meest problematische is, maar “de halfhartige betrokkenheid en onvolledige Amerikaanse strategie ten aanzien van Syrië”.

Het valt niet te ontkennen dat de Verenigde Staten onder Obama inderdaad een duidelijke strategie dienaangaande ontberen. Maar de hamvraag is, of de VS in de huidige omstandigheden überhaupt wel zo’n duidelijke strategie zou kúnnen hebben. Wordt hier de macht en het belang van Washington niet een beetje overschat? Om resultaat te boeken is Obama te zeer afhankelijk van factoren en spelers waarop hij eigenlijk geen invloed heeft.

Allereerst zijn duidelijke strategieën in het recente verleden, waarbij het Witte Huis er wél vanuit ging de zaak naar de hand te kunnen zetten, niet steeds succesvol gebleken, om het mild te zeggen. Als Amerika niets doet, zoals in Syrië, wordt het misschien wel een chaos, maar als Amerika van alles doet, zoals in Irak en Afghanistan, gebeurt dat dus ook. En de Libische tussenoplossing, die nu in zekere zin ten aanzien van IS en de Koerden wordt herhaald – militaire steun op afstand – blijkt ook niet de weg naar het paradijs te plaveien. De kern van de problemen zit in de door Arabische potentaten voor eigen politiek gewin geëxploiteerde wederzijdse haat tussen etnische en godsdienstige groeperingen. Andermans samenleving van buitenaf verbouwen, zoals de neo-conservatieven onder Bush geprobeerd hebben: dat gaat niet, en eindigt snel in een gruwelijke ramp.

Eén en ander heeft niet alleen begrijpelijkerwijs Obama kopschuw gemaakt voor al te grootste strategische plannen, maar ook de eigen bevolking en het door die bevolking gekozen Congres, waarvan de Amerikaanse president zich – anders dan zijn Turkse collega – sterk afhankelijk weet. Elke meer dan halfhartige betrokkenheid zal in de praktijk namelijk vooral allereerst in meer militaire betrokkenheid resulteren, en het Amerikaanse volk is duidelijk oorlogsmoe. Wat niet uitsluit dat Washington een koerswijziging in die zin over een tijdje toch nodig gaat achten, als IS uiteindelijk toch niet verslagen wordt en evenmin vanzelf blijkt te imploderen, waarop Jan Jaap de Ruiter nu zijn hoop heeft gevestigd (IS: het begin van het einde?, Zaman Vandaag, 26 augustus 2015).

Voor succesvolle heelhartige betrokkenheid is Amerika bovendien sterk afhankelijk – zowel materieel als moreel – van de steun van belangrijke spelers in de regio zelf. Punt is, dat die er, al dan niet heimelijk, veelal een eigen agenda van prioriteiten op na houden, die niet bepaalt één op één met de Amerikaanse spoort, wat Washington dus tot een voortdurend schipperen en afdingen op een eigen rechtlijnige koers dwingt.

Dat begint al met Israël. Ofschoon als geen ander land aangewezen op een goede verstandhouding met Washington, is die relatie nu volkomen verzuurd. Netanyahu is er niet voor teruggedeinsd om alles wat binnen zijn bereik lag in te zetten om te verhinderen dat het tot een nucleair akkoord met Iran zou komen – iets, waarin Obama nu net weer juist wèl een heldere koers vaart. En ten aanzien van Syrië vormt Assad voor Israël het kleinere kwaad: de duivel die je kent. Iran geldt voor Israël als het grotere kwaad – precies omgekeerd dus aan de visie van Washington.

Die Israëlische obsessie met de ayatollahs staat een verbetering van de eigen verhoudingen met Turkije, een tweede land waarop Amerika – omdat het ook een mede-NAVO-lid betreft – graag bouwt, in de weg. Voor Erdogan is Assad ook de duivel die hij kent, maar dat maakt hem geenszins milder, integendeel. En op Syrische bodem vreest hij minder een machtig ‘kalifaat’ dan een machtig ‘Koerdistan’. Is de rangvolgorde van kwaad naar minder kwaad voor Amerika IS-Assad-PKK, voor Turkije is die omgekeerd, wat de afgelopen maanden tot zeer veel dubbelzinnig opereren in Ankara heeft geleid.

Saoedi-Arabië heeft evenzeer haar eigen agenda: IS is vooral een gevaar omdat het een ideologisch-theologische concurrent voor het eigen regime vormt, omdat IS het Saoedische wahabisme in fundamentalistische ‘zuiverheid’ overtreft. Terwijl het IS dus militair zal willen bestrijden – ook als aartsvijand van Iran, dat Assad de hand boven het hoofd houden blijft – is Riyad tegelijk niet van zins veel te doen tegen de export van radicale ideeën en geldstromen naar IS door eigen onderdanen: de zelfbenoemde kalief heeft ze niet van een vreemde.

Tenslotte Iran: als sjiitisch land objectief bondgenoot in de strijd tegen de soennitische IS, en daarmee in deze kwestie onverhoopt in hetzelfde kamp als Israël. Maar als beschermheer van het sektarische bewind in Bagdad heeft het wel toegelaten dat de voedingsbodem voor IS geschapen werd, door de sjiitische onderdrukking en achterstelling van de soennitische minderheid in Irak.

Zet in het licht van deze complexe puzzel dan maar eens halfhartige betrokkenheid in een heelhartige, en een onvolledige in een volledige strategie om! Dat is nog eens extra moeilijk door de blokkades die Rusland en China direct in dreigen op te werpen, zodra zo’n volledige strategie tot concreet handelen dreigt te leiden. Die twee grootmachten zijn niet vergeten hoe het mandaat van de Verenigde Naties ten aanzien van Libië indertijd gaandeweg is opgerekt: van bescherming van de bevolking tegen terreur van Kaddafi werd uiteindelijk de facto steun voor een revolutie. Moskou en Peking hebben daaruit één zeer heldere conclusie getrokken: dat overkomt ons niet nog een keer. Ook dat dwingt Washington tot grote terughoudendheid.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Het begin van het einde voor IS?

0
islamic-state-opinie.jpg

Eén van de grote vragen dezer dagen is of en zo ja, hoe IS verslagen kan worden. Zo op het oog lijkt het uitgesloten dat de extremisten van Daesh, het Arabische acroniem voor IS, hun positie kunnen handhaven in het gebied dat ze nu onder controle hebben. Immers, IS grossiert in vijanden en heeft slechts weinig – machtige – vrienden. De westerse wereld heeft zich tegen de islamistische terreurorganisatie gekeerd en bombardeert vrijwel dagelijks IS-doelen in Syrië en Irak. IS heeft het ook regelmatig aan de stok met vergelijkbare islamistische strijdgroepen en vrijwel alle sjiieten in het Midden-Oosten rekent ze tot haar ideologische vijanden die te vuur en te zwaard bestreden dienen te worden. De laatste ontwikkeling is dat het machtige Turkije nu eindelijk zijn masker heeft afgegooid en zich heeft aangesloten bij de tegenstanders van IS. Maar het meest spectaculaire is nog wel de opmars van de Koerden in het noorden van Syrië. Ze hebben de controle over hun eigen gebieden verstevigd, maar ook een aanzienlijk deel van de Turks-Syrische grens weten in te nemen met de val van de strategische stad Tal Abyad. De zogenaamde hoofdstad van IS, de aan de Eufraat gelegen stad Raqqa, bevindt zich nu op slechts 50 kilometer afstand van de Koerdische vijand in het noorden.

Maar toen werd het stil. Er kwam geen doorbraak. De Koerden stabiliseerden hun posities, de bombardementen van de coalitie gaan gewoon door, ze duren nu al meer dan een jaar, maar het front stagneert. De Koerden hebben er geen belang bij hun gebied te vergroten. Je zou kunnen zeggen dat ze het voldoende vinden wat ze aan gebied veroverd hebben. Bovendien zouden ze, mochten ze verder optrekken, niet Koerdisch gebied gaan bezetten. De grote aanklacht tegen de Koerden is dat ze de Arabischtalige bevolking van Tal Abyad en omgeving verjaagd hebben. Ze zouden een soort van etnische zuivering hebben toegepast. Bovendien worden de Koerden ook nog eens geconfronteerd met de dubbele houding van Turkije, dat zich weliswaar meer dan ooit als tegenstander van IS betoont, maar tegelijkertijd van de gelegenheid gebruikt maakt de eigen Koerden en die in Irak te bestrijden.

Toch zijn er ontwikkelingen gaande die wel eens de basis zouden kunnen zijn van de uiteindelijke desintegratie van IS. De activisten van de website Raqqa is Being Slaughtered Silently beschikken over een uitgebreid netwerk aan informanten, met name in Raqqa. En het zijn zij die verslag doen van een toenemende verdeeldheid onder de strijders van IS. Het geval is dat er onenigheid is ontstaan over de schuldvraag voor de val van Tal Abyad. Er loopt een scheidslijn door de organisatie tussen de ‘migranten’, strijders uit Europa en Azië, zoals de Fransen en de Oezbeken enerzijds, en de Syrische strijders anderzijds. De migranten vinden dat de Syrische aanhangers maar meelopers en opportunisten zijn en daarom een ideologisch gevaar voor de organisatie vormen. De Syriërs verwijten de migranten echter dat zij het hebben laten afweten bij de verdediging van Tal Abyad en zij vrezen dat zij het vuile werk weer moeten opknappen als Raqqa zelf onder vuur zal komen te liggen.

Daarnaast is het zo dat de IS-leiding betere salarissen en toelagen betaalt aan de buitenlandse strijders en hen bovendien betere huizen heeft gegeven die ook nog eens in de woonwijken liggen van de steden. De Syriërs moeten het doen met minder geld, minder toelagen, en bescheidener huizen die geïsoleerder afliggen van de woonwijken. De huizen van de Syriërs lopen zo een veel groter risico doel te zijn van de geallieerde bombardementen.

De reporters van de website maakten melding van schermutselingen tussen migranten en helpers waarbij Oezbeken, bijgestaan door Fransen, met lichte wapens hun Syrische broeders te lijf gingen. Naar verluidt zouden er een Oezbeek en een Syriër gewond zijn geraakt.

Totalitaire bewegingen streven altijd naar de toepassing van een volledig uitgewerkte ideologie die alle details van het leven van hun volgelingen en van de mensen die ze regeren beheerst. Interne strijd is dan een gevaar dat altijd om de hoek ligt, want het is niet vanzelfsprekend dat de ideologie op dezelfde manier door leiderschap en volgelingen wordt geïnterpreteerd. Wanneer, zoals het geval is met IS, volgelingen of aanhangers van een beweging ook nog eens verschillend worden behandeld, dan is het gevaar van desintegratie des te groter, met name wanneer er sprake is van militaire tegenslagen.

De westerse wereld vecht met weinig succes tegen IS. Maar de interne ruzies en vechtpartijen die uitbraken tussen de verschillende facties van IS kunnen misschien wel het begin van het einde zijn. De hierboven geschetste ontwikkelingen mogen dan ook als hoopvol worden beschouwd en misschien zijn ze dat ook, maar de mensen die onder de IS bezetting lijden zullen het alleen maar erger te verduren krijgen wanneer deze interne strijd tot – weer – een interne oorlog leidt in Syrië.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Waarom het sjiitisch-soennitische conflict zo hardnekkig is

0
wapens-reuters.jpg
Foto: © Reuters

Waarom is het politiek-religieuze geweld in de Arabische wereld zo hardnekkig? Waarom komt aan de grote onderlinge haat tussen soennieten en sjiieten, die binnen de Arabische wereld een kernprobleem vormt, maar geen eind? Hoe komt het dat ook sommige gewone, in het dagelijkse leven verder vreedzame burgers in een interview met een westerse journalist, nadat zij nog even eerder benadrukt hebben dat de islam voor vrede staat, moeiteloos een paar tellen later kunnen verklaren dat die ander natuurlijk wel dood moet? 

“Als ik over 100 raketten beschikte”, werd in De Volkskrant op 25 juli 2014 een Irakese soenniet staand voor een moskee in Den Haag (!) geciteerd, “dan was er maar eentje voor Israël, en waren alle overige 99 voor Iran”. “Sjiieten zijn namelijk geen moslims”, zo voegde hij eraan toe, “maar ketters, en die zijn erger dan openlijk ongelovigen”.

De eindeloze godsdienstoorlog die nu in Irak woedt, herinnert aan de Europese godsdienstoorlogen van de 16e en 17e eeuw, toen protestanten en katholieken elkaar met even onverdraagzaam fanatisme te lijf gingen. Ook met meer fanatisme zelfs dan zij ‘hun’ ongelovigen te lijf gingen – zij schroomden zich niet, om tegen medechristenen met de islamitische Turken te pacteren, wanneer dat aan hun belangen dienstig was.

“Liever Turks dan paaps”: in dat Nederlandse gezegde komt die calvinistische afschuw van Rome nog steeds tot uitdrukking. Om het aparte Nederlandse gezantschap in het Vaticaan te kunnen opdoeken, heeft de CHU, één der voorlopers van het CDA, in 1925 – in de zogeheten Nacht van SGP-dominee Kersten – zelfs een kabinet laten vallen. Het gezantschap in ?stanbul stond in Den Haag daarentegen nooit ter discussie. Dat hebben we daar al zonder enige onderbreking sinds 1612.

Ook voor protestanten en katholieken waren ketters toen erger dan heidenen. Dat is ergens ook wel logisch. Heidenen weten in zekere zin niet beter: zij hebben het licht nog niet gezien – die kun je negeren. Ketters hebben het licht wel gezien, zij beweren zich op dezelfde bron te baseren, maar trekken er andere conclusies uit. Dat is voor de eigen boodschap, met de pretentie van absolute waarheid, veel bedreigender: dan zijn kennelijk verschillende interpretaties van hetzelfde Heilige Boek mogelijk. Dat kost je in potentie niet alleen aanhang, maar zou uiteindelijk zelfs jezelf aan het twijfelen kunnen brengen. En van twijfel houden sommige mensen niet. Zoals ooit jaren geleden een SGP-jongere, de Bijbel onder de arm geklemd, op een partijcongres met ontwapenende openhartigheid zei: “Hierin staan bijna alle antwoorden. Dat is heel prettig, dan hoef je niet meer over alles zelf na te denken.” En zo is het.

Voor veel orthodoxe moslims – zowel soennieten als sjiieten – geldt in feite hetzelfde. Niet zelf over alles te hoeven piekeren is vaak heel prettig, want dat geeft richting aan het leven. Dat geldt zowel voor de gewone gelovigen, als voor veel geestelijken, niet anders dan bij het orthodoxe jodendom of christendom, die eveneens over een Heilig Boek beschikken, dat min of meer aan het Woord van God wordt gelijkgesteld. En dat is dan onveranderlijk: wat vroeger gold, geldt dus ook nu. Dat er daarbij staat wat er staat, kan bovendien niet ter discussie staan.

Dat leidt dan al snel tot een letterlijke interpretatie, die aan het tijdgebonden karakter van de teksten geen recht doet, en hun geringe relevantie voor veel hedendaagse vraagstukken niet onderkent. Aan de hand van het jaar 0 of de 7e eeuw laten zich echter de verkeersproblemen in de metropool Caïro of Teheran niet oplossen, wat tot selectief winkelen leiden moet. Opvallend is dat de grootste hedendaagse geloofsfanatici van IS, die terug willen naar de islamitische 7e eeuw, niet schromen daartoe van handgranaten en kalashnikovs gebruik te maken – beide toch echt westerse uitvindingen uit de 20ste eeuw.

Het is daarbij overigens wel verstandig om er, net als bij fundamentalistische joden en christenen, ongeacht die onvermijdelijke inconsistenties van uit te gaan, dat de meeste fanatieke gelovigen inderdaad oprecht geloven in wat zij zeggen te geloven. Dat laat onverlet dat ook opportunistische motieven een rol spelen: beschikken over de waarheid verschaft macht. Bepaalde geestelijke pretenties vallen niet los te zien van zeer wereldlijke belangen, zoals bij het Saoedische en Marokkaanse koningshuis. Die zullen dan ook alles doen om zulke aanspraken in stand te houden, en dus de religieuze ‘waarheid’ die daaraan ten grondslag ligt. Iran afschilderen als de baarlijke duivel: dat is ook om die reden voor de heersers in Ryad van levensbelang. Alleen door de buitenlandse sjiieten te demoniseren kunnen zij de eigen soennieten domineren, en dus krijgt de eeuwenoude rivaliteit tussen Arabieren en Perzen bewust een religieus cachet.

Die cruciale belangen bij het conflict, die bij de Iraanse ayatollahs evengoed bestaan, maken dat conflict zo hardnekkig – en hardnekkig bloedig. Net als bij de Europese godsdienstoorlogen van indertijd. Daaraan kwam pas een einde, toen men begon in te zien dat de ander niet echt was te verslaan en men met het proberen daarvan ook zichzelf ruïneerde. Uiteindelijk hebben protestanten en katholieken zich daarbij in arren moede neergelegd, wat op de lange termijn ook voor daadwerkelijke tolerantie de basis creëren zou. De zekerheid dat de ander in de hel zou eindigen, bleef nog een tijdje bestaan – alleen zou God daar dan te zijner tijd wel zelf voor zorgen, en zag men het assisteren daarbij niet meer als een eigen taak. Het zou al heel wat zijn als de soennieten en sjiieten in het Midden-Oosten tenminste die staat van resignatie zouden weten te bereiken.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

HDP moet geweld PKK resoluut afwijzen

0

De Turkse pro-Koerdische partij HDP heeft in historisch opzicht een belangrijke kans om een eind te maken aan de golf van geweld in Turkije. De HDP kan ervoor zorgen dat de terroristische organisatie PKK stopt met het plegen van aanslagen. HDP-leider Selahattin Demirtaş moet een voorbeeld nemen aan Sinn Féin-leider Gerry Adams, die het Noord-Ierse vredesproces uiteindelijk op gang kreeg door geweld resoluut te veroordelen.

Met de dodelijke aanslagen die de PKK sinds 21 juli pleegt heeft de terroristische organisatie een bijna 3 jaar durende wapenstilstand verstoord. De 80 HDP-parlementariërs zijn hierdoor ernstig in verlegenheid gebracht. Jammer, want een politieke oplossing voor de Koerdische kwestie was dichterbij dan ooit.

De partij moet nu stevig stelling nemen. Met elke nieuwe PKK-aanslag wordt het voor de HDP immers moeilijker om politiek te bedrijven. De partij zal bij volgende verkiezingen veel stemmen verliezen als geweld nu plaats maakt voor democratische middelen.

In haar partijprogramma belooft de HDP met betrekking tot de Koerdische kwestie “onder alle omstandigheden de oplossing binnen democratische grenzen in het parlement” te zoeken.

Het wordt tijd dat de HDP de daad bij het woord voegt en actief een oplossing afdwingt voor de kwestie. Dat kan alleen door het PKK-geweld resoluut af te wijzen.

Veel HDP-stemmers zijn teleurgesteld; zij hadden gehoopt dat door de sterke vertegenwoordiging van de Koerden in het parlement, de PKK de wapens zou neerleggen en de Koerdische kwestie binnen democratische grenzen opgelost zou worden. Maar na het succes van de HDP bij de parlementsverkiezingen op 7 juni heeft de PKK meteen laten weten dat de HDP de PKK niet kan dwingen de gewapende strijd te staken. En verzoenende uitspraken van Demirtaş werden door PKK-leiders stelselmatig tegengesproken. In plaats van door te zetten deed Demirtaş een stapje terug en zei dat alleen de gedetineerde PKK-baas Abdullah Öcalan ervoor kan zorgen dat de PKK de wapens neerlegt.

Historische kans

De HDP moet zich steviger opstellen tegenover de PKK. De partij mag deze historische kans niet verspelen. Want er zijn meer gevaren. President Recep Tayyip Erdoğan ziet bijvoorbeeld liever geen pro-Koerdische partij binnen het parlement. De afgelopen jaren kreeg de president dankzij het vredesproces dat zijn partij AKP in gang zette veel steun en stemmen van de Koerden. Maar met de opkomst en het succes van de HDP heeft de AKP bijna alle Koerdische stemmen verloren, en daarmee de mogelijkheid een meerderheid in het parlement te veroveren. En de president ontpopt zich opnieuw als opportunist; nu aast hij – met militaire operaties tegen de PKK – ineens op de nationalistische stemmen zodat hij bij vervroegde verkiezingen weer een meerderheid in het parlement verovert. Recent verklaarde hij zelfs dat er “geen Koerdisch probleem” is in Turkije.

De HDP moet ondanks PKK en Erdoğan zorgen dat de wapens worden neergelegd.

Dermirtaş zelf zei tijdens een recente toespraak dat “niet de AKP, maar alleen de HDP” ervoor kan zorgen dat de wapens neergelegd worden en Koerdische strijders “overtuigd kunnen worden van de bergen af te komen”.

Dodelijke aanslagen

Juist nu moet de HDP de PKK overtuigen te stoppen met het plegen van aanslagen, zodat ook het Turkse leger stopt met militaire operaties, en beide partijen weer aan tafel kunnen zitten om te werken aan een democratische oplossing. Vrijwel dagelijks pleegt de PKK nu dodelijke aanslagen op politieagenten en militairen, en bestoken Turkse F-16’s PKK-doelen in Noord-Irak. Intussen eist de Turkse regering dat de PKK al zijn strijders terugtrekt uit Turks grondgebied, waarna de regering zal stoppen met de anti-PKK-operaties.

Demirtaş moet deze eis van de regering voluit steunen en de PKK-leiders voor het blok zetten, zodat het vredesproces nieuw leven ingeblazen kan worden. De Verenigde Staten en de Europese Unie moeten op hun beurt de PKK dwingen deze nieuwe situatie te accepteren.

Als de terroristische aanslagen doorgaan verliest de HDP haar cruciale rol in de Koerdische kwestie en is een oplossing voor dit conflict verder weg dan ooit.

Dit opiniestuk is op 17 augustus gepubliceerd in Trouw.

Mehmet Cerit is hoofdredacteur van Zaman Vandaag en Zaman Hollanda. Volg hem op Twitter: @Ceritm

Overwegingen om het niet tot een Grexit te laten komen

0
grexit-reuters.jpg
Foto: © Reuters

Een luid en duidelijk nee – veel luider en duidelijker ook dan werd verwacht. Dat was de uitkomst van het pijlsnelle referendum dat de Griekse regering over de Europese bezuinigingsplannen, die in Athene niet zonder reden als een Brussels dictaat werden opgevat, had georganiseerd. Volgens premier Tsipras was een (door hem aanbevolen) “nee” geen stem tegen Europa, maar betekende ze een versterking van de Griekse onderhandelingspositie. Volgens Brussel, dat – opnieuw averechts – met een stemadvies voor een “ja” kwam, klopt het een noch het ander, en betekende een “nee” een stem voor een politiek die juist tot een Grexit zou leiden, ook al werd dat daarmee dan misschien niet door de nee-stemmers bedoeld.

Vooreerst ben ik geneigd zeker in het eerste Tsipras gelijk te geven. 60 tegen 40 procent is een duidelijke meerderheid voor zijn beleid, een grotere meerderheid ook dan beide regeringspartijen tezamen in januari bij de verkiezingen behaalden. Tot de door Brussel gehoopte afstraffing van Tsipras’ onhandelbaarheid is het niet gekomen: daarmee staat Tsipras als vertegenwoordiger van zijn land sterker. Dat is een feit dat Brussel, als het de eigen democratische geloofsbelijdenis serieus neemt, niet negeren kan: één nationale democratie heeft zich gekeerd tegen de plannen van een internationale bureaucratie die hier als vertegenwoordiger van 17 andere nationale democratieën optrad. Die 17 anderen worden vaak in het spel gebracht, om de Griekse pretenties – de democratie verliest als de Griekse wensen worden genegeerd – tegen te spreken, maar dat is natuurlijk een scheve vergelijking. Voor de Grieken staat bij winst of verlies van de strijd veel meer op het spel dan voor de overige 17: een welvaartsachteruitgang in de grootte van tientallen procenten, waarbij het voor de anderen hooguit, als de Grieken hun zin zouden krijgen, om een paar procent zou gaan.

Ook het tweede is maar de vraag. Op het eerste gezicht heeft Brussel gelijk: als Griekenland zich niet aan de regels houdt, dan is uiteindelijk een Grexit onvermijdelijk. Met die consequentie is ook voortdurend vanuit Brussel gedreigd. Maar tegelijk is Brussel er doodsbang voor dat het echt zo ver zal komen, misschien nog wel banger dan Athene zelf – en dat weten ze in Athene. Dat geeft Tsipras een enorm sterke onderhandelingspositie – zonder die enorme angst voor een Grexit in Brussel zelf, zou al veel eerder de deur in het gezicht van de Grieken zijn dicht gegooid.

Wat voedt die angst? Dat is in de eerste plaats angst voor het Europese project als zodanig, dat altijd als onomkeerbaar is voorgesteld. Er is maar één marsrichting: in de richting van meer Europa. De euro was bedoeld om die een stap op weg te helpen. Bewust waren procedureel geen mogelijkheden gecreëerd om uit te treden: wie eenmaal had ingecheckt, kon er niet meer uit.

Zou men nu in een Grexit berusten, dan betekent dat niet alleen het ideologisch failliet van de eurofielen die in Brussel de toon zetten, het behelst het risico dat andere landen zouden volgen, de Europese Unie desintegreert en het hele Europese project – een politiek project met economische middelen – mislukt. Dat willen vooral de Duitsers niet op hun geweten hebben, vandaar dat Merkel bij alle strengheid tegelijk alles doet om de Grieken binnenboord te houden.

Daar bestaat ook een hele zakelijke reden voor, die vooral Nederland nog niet openlijk onder ogen durft te zien, premier Rutte met zijn belofte dat er geen cent meer naar de Grieken gaat en elke geleende cent terug zal keren, vooraan. Iedereen die nadenkt weet: de Grieken kunnen binnen de eurozone nooit alles terugbetalen. Maar gaat het land, met een Grexit, failliet, dan is men uiteraard alle uitstaande schuld kwijt. Daarom zal men in Brussel, terwijl men de Grieken met de afgrond dreigt om hen tot inschikkelijkheid te bewegen, tegelijk tussen de Grieken en de afgrond inspringen, wat dat dreigement natuurlijk uitholt. Dat garandeert natuurlijk niet dat het nooit tot een Grexit komt: de onderlinge irritaties kunnen uiteindelijk zozeer oplopen, dat men in Brussel zijn geduld en zelfbeheersing verliest en plotseling roept: barst.

Daarnaast bestaan er ook belangrijke geopolitieke overwegingen om het niet tot een Grexit te laten komen, die om die reden ook voor Turkije niet zonder gevolgen zou zijn. Niet voor niets heeft Obama – Washington ziet dat momenteel scherper dan Brussel, maar heeft tegelijk wel makkelijker praten, omdat een (verhindering van een) Grexit niet de Amerikaanse staatskas raakt – benadrukt dat Griekenland koste wat kost binnenboord gehouden moet worden.

Want wat betekent een Grieks faillissement? Grote chaos in een regio waar het toch al notoir onrustig is – de Balkan – en niet al te ver van een regio waar het nog veel onrustiger is: het Midden-Oosten. Turkije wordt dan een geïsoleerd eiland van stabiliteit in een kolkende zee. Bij een instorting van Griekenland, met grote sociale ellende tot gevolg, zal Athene nog veel minder in staat zijn om de vluchtelingenstroom uit het Midden-Oosten in goede banen te leiden, en bovendien zelf vluchtelingen gaan produceren. Brussel kan zich niet veroorloven een zwart gat aan de rand van Europa te laten ontstaan, en zal moeten bijspringen.

Tot slot is Griekenland een strategisch belangrijk land – niet voor niets hebben de Verenigde Staten direct na 1945 zoveel financieel en anderszins in Griekenland geïnvesteerd om het buiten de sovjet-invloedsfeer te houden. Nu staat Poetin klaar om het van Europa los te weken, eventueel door financiële steun, en een verpauperd Griekenland zal elke reddingsboei grijpen. Daarom mijn voorspelling: na alle boosheid over het obstinate Griekse “nee” wordt er, omdat het alternatief voor Europa zelf veel erger is, straks gewoon weer met de Grieken verder gepraat.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Diversiteit in het hoger onderwijs: uitdaging of ‘fact of life’?

0
multiculti-onderwijs-reuters.jpg

Diversiteit in het hoger onderwijs: over allochtoon en autochtoon. Zo luidt de titel van een onlangs gepubliceerd onderzoek van Machteld de Jong, sociologe en docent aan de Hogeschool Inholland in Amsterdam. Aanleiding voor haar onderzoek zijn de veranderingen die zij als docent in de afgelopen 15 jaar heeft ervaren. In die periode is het aandeel zogenoemde ‘allochtone’ studenten op hogescholen en universiteiten aanzienlijk toegenomen. Dat gaat niet meer om een paar procent van de totale studentenpopulatie. Vooral in het hbo-onderwijs is die toename duidelijk zichtbaar. Daar vormen volgens de gegevens van het CBS ‘allochtone’ leerlingen ongeveer 40 procent van het totaal. Op de universiteit is hun aandeel meer dan 37 procent.

Vaak wordt deze toename ondanks alles als problematisch gezien. 30 jaar geleden werd de stigmatiserende term ‘zwarte school’ geïntroduceerd om de trend in het lager en middelbaar onderwijs te benoemen. Het ‘overkwam’ de samenleving door een combinatie van leerplicht en vrije schoolkeuze. En natuurlijk ging het eigenlijk altijd vooral om de toename van het aantal leerlingen met een islamitische achtergrond. Zij zijn de altijd aanwezige olifant in de kamer.

De sterke toename in het hoger onderwijs is een ander verhaal, een succesverhaal wel te verstaan. Ik ben slecht in statistiek en we moeten natuurlijk serieuze vraagtekens zetten bij de categorie ‘allochtoon’, maar vastgesteld moet worden dat hier sprake is van een verbazend snelle maatschappelijke stijging. En het interessante is dat nu de reacties uit elkaar gaan lopen. Aan de ene kant blijven er onheilsprofeten waarschuwen voor de negatieve effecten van deze ‘verkleuring’ van het onderwijs en vinden er discussies plaats over segregatie en groepsvorming in de collegebanken. Aan de andere kant is diversiteit hot en zetten instellingen voor hoger onderwijs hun gemêleerde studentenpopulatie graag in de etalage. Zo beklaagde de universiteit van Amsterdam er zich er onlangs nog over dat ze altijd worden afgeschilderd als een ‘witte’ universiteit. Het kan verkeren.

Het boek van De Jong is bedoeld als handreiking naar docenten die moeilijk kunnen omgaan met de toegenomen diversiteit in het hoger onderwijs en niet weten hoe ze leerlingen moeten benaderen. Wie het boekje doorleest komt tot de conclusie dat de auteur dicht bij de dagelijkse praktijk blijft en laat zien dat het in veel gevallen vooral gaat om persoonlijk contact. Ze stelt zich met zoveel woorden tamelijk kritisch op tegenover de grote pretenties die verpakt zitten in allerhande interculturele trainingscursussen. In deze cursussen worden culturele verschillen niet alleen uitvergroot en vaak tot karikatuur gemaakt, er wordt ook vanuit gegaan dat alle communicatieproblemen en wrijvingen in het onderwijs en op de werkvloer terug te brengen zijn tot culturele verschillen. De inmiddels alweer gewezen kandidaat van de partij Voor Nederland en voormalig hoogleraar Interculturele Communicatie David Pinto is rijk geworden met het verkopen van culturele karikaturen.

Met andere woorden de adviezen van De Jong zijn een sympathiek antwoord op pogingen om al het intermenselijk contact bij voorbaat te smoren in ronkend taalgebruik over multiculturele competenties en intercultureel vakmanschap. Maar stigmatisering blijft op de loer liggen. De ondertitel van het boek is over allochtoon en autochtoon. Die termen zijn problematisch omdat ze de nadruk leggen op etnische en culturele achtergrond. En de grote vraag is natuurlijk of ze iets zeggen over de oorzaak van communicatieproblemen in het onderwijs.

Wat wordt eigenlijk met cultuurverschillen bedoeld? Ongemerkt gaat het hierbij meestal om ‘buitenlandse’, ‘vreemde’ cultuur en worden andere (culturele) verschillen genegeerd. De Jong merkt op dat veel zogenoemde allochtone studenten de eersten zijn in de familie die hebben doorgeleerd. Ouders hebben geen idee wat er op de opleiding wordt gedaan en de nieuwbakken studenten bevinden zich daardoor in een moeilijke positie. Maar hoe bijzonder is dat eigenlijk? Het aantal ouders van zogenoemde autochtone leerlingen dat zelf ook hoger onderwijs heeft genoten is ongetwijfeld groter, maar dat moet ook weer niet overdreven worden. Nog steeds gaat een minderheid van de bevolking in Nederland naar het hoger onderwijs. Met andere woorden, in elke volgende generatie stromen er studenten in die de eerste zijn in hun familie. Dat is ook cultuurverschil en dan heb je ook wat uit te leggen. Anderzijds zijn ‘allochtone’ studenten als ze eenmaal op hogeschool of universiteit zijn aangeland natuurlijk al lang vertrouwd met de regels van het spel. Kortom, wat is hier nu eigenlijk het probleem?

Het onderwijs wordt diverser en kleurrijker. Dat is zoals ik zei een succesverhaal. Dat betekent dat die nieuwe studenten zich ook af en toe cultureel manifesteren en wensen uiten die met hun culturele of religieuze achtergrond te maken hebben, maar we moeten oppassen hen weer alleen daarop af te rekenen. Het zijn namelijk ook gewoon studenten.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.

De kracht van een ware democratie

0
sousse-tunesie-reuters.jpg
Foto: © Reuters

De zaterdag na de aanslagen in Frankrijk, Koeweit en Tunesië, overkwamen me opeens onbestemde gevoelens. Ik voelde me ongemakkelijk en ongelukkig, iets wat me niet vaak overkomt. De dag van de aanslagen was ik gewoon begonnen met mijn werk, publicaties, blogs en scripties van studenten. In de loop van de dag druppelden de nieuwsberichten binnen en pas nadat de media mij gingen bellen, drong het echt tot me door dat er vreselijke dingen waren gebeurd. Die avond verscheen ik als commentator in het actualiteitenprogramma EenVandaag waar ik live mijn licht deed schijnen op de aanslagen.

Ik voerde aan dat de gebeurtenissen wel heel veel gelijkenis vertonen met de eerder door IS-woordvoerder Adnani gedane oproep aan moslims in de hele wereld. De ramadan is volgens Adnani geen tijd zijn voor contemplatie, maar voor actie, gewapende actie: “Grijp de polytheïstische sjiieten, de afvallige democraten en de ongelovigen.” Wel, hij werd die vrijdag op zijn wenken bediend. De sjiieten moesten eraan geloven in Koeweit, de democraten in Tunesië en in Frankrijk een ongelovige. Het kon haast geen toeval zijn. Maar de vraag naar het toeval was eigenlijk minder relevant. Feit dat gebeurd was wat er gebeurde, is al ernstig genoeg. Overigens werden de aanslagen in Koeweit en Tunesië later opgeëist door IS. De aanslagpleger in Lyon verklaarde dat zijn daad niets met islamitisch terrorisme te maken had, maar dat hij die uitgevoerd had uit motieven van wraak. Wel maakte de man verdacht veel gebruik van de IS-aanpak van een aanslag.

Toen ik na de uitzending thuiskwam, kreeg ik van het thuisfront te horen dat ik mijn zegje goed had gedaan. De boodschap kwam goed over en met name de laatste opmerkingen die ik de ether in kon sturen werd gewaardeerd: het is een kleine groep moslims die dit soort daden pleegt en het overgrote deel van de moslims hier te lande wil er niets van weten noch mee te maken hebben. Bovendien had ik de juiste combinatie overhemd-colbert gekozen, voor mij geen uitgemaakte zaak.

En de volgende dag kwam er dus een emotionele terugslag die ik niet direct kon duiden en die me bezighield. Na wat peinzen en de gevoelens bespreken in de boezem van de familie was de conclusie dat ik blijkbaar al zo gewend ben aan dramatische gebeurtenissen als de aanslagen, dat ik ze in eerste instantie alleen maar met een zakelijk oog bekijk. Wat is er gebeurd? Wie heeft het mogelijkerwijs gedaan? Wat zijn de implicaties voor de landen in kwestie? Hoe reageren moslims hier te lande? Wat vindt de pers? Slaan populistische partijen hier een slaatje uit? Je moet weten dat ik de video’s van IS ook volg en die zijn van een uitzonderlijke wreedheid. Blijkbaar is het de natuurlijke dispositie van de mens om zich voor geweld en pijn af te sluiten om het te kunnen aanschouwen en te verwerken.

Maar om het echt te verwerken dien je je emoties te onderkennen. En dan schrik je. Dan schrik je heel erg. Nog meer schrik je van het feit dat je blijkbaar gehard bent geraakt en de beelden als het ware normaal bent gaan vinden. Dat dat mensen overkomt in de landen waar het allemaal gebeurt, is misschien te begrijpen. Juist zij hebben die afweermechanismen nodig. Maar als het ook hier in het Westen gebeurt, is dat een verontrustend teken want ook de vijand volgt de westerse berichtgeving en reacties op alle terroristische aanslagen en kan haast niets anders concluderen dan dat het de volgende keer nog erger en nog heftiger moet zijn.

Wat zetten we tegenover deze rollercoaster aan dramatische beelden en hun impact? Wel, de kracht van een ware democratie is dat ze immer menselijk blijft. Dat ze niet went aan het geweld. Dat ze altijd en overal de menselijke maat handhaaft. Daar werd ik die verdrietige zaterdag aan herinnerd en dat is wat ik nu aan het papier toevertrouw.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

De nieuwe Turkse regering moet de rechtsstaat herstellen

0

De Turkse oppositie moet een coalitie zonder de AKP vormen, die de rechtsstaat moet herstellen.

Carl Bildt, voormalig premier van Zweden, schreef op 20 juni in De Volkskrant dat de Turkse vredespolitiek cruciaal is voor het Westen. Dat klopt, maar in tegenstelling tot wat hij betoogt, kan die vredespolitiek alleen succesvol zijn als de AKP níet deelneemt aan de nieuwe regering. Bildt stelt dat het een belangrijke verdienste is van president Erdoğan dat hij het vredesproces met de Koerden op gang heeft gebracht. Op het eerste gezicht klopt dat. Maar Erdoğan heeft twee gezichten. In het buitenland is hij een heel andere man dan in Turkije. Voor de verkiezingen legde hij het vredesproces compleet stil, omdat hij nationalistische stemmen nodig had om president te worden. Hij ging zo ver dat hij stelde dat Turkije “geen Koerdisch probleem” heeft. Hij bespeelt de Koerden voor zijn eigen belang. Turkije moet eerst duidelijkheid creëren in deze kwestie voordat het land een rol kan spelen in de regio.

Kruispunt van culturen

De AKP doet alles om te voorkomen dat hierover helderheid komt. Gelukkig wordt dit door veel Koerden en links-liberale Turken goed ingezien. De pro-Koerdische partij HDP heeft de – belachelijk hoge – kiesdrempel van 10 procent gehaald, waardoor de AKP niet meer in haar eentje een regering kan vormen.

Met 80 HDP-zetels in het parlement is de oplossing van de Koerdische kwestie historisch dichterbij dan ooit. Juist omdat Erdoğans alleenheerschappij is gebroken. Dat is uiterst belangrijk want Turkije ligt in één van de belangrijkste regio’s van de wereld en vormt een brug tussen het oosten en westen. Een kruispunt van culturen, maar ook van belangen van grootmachten als Rusland, Iran, de Europese Unie en de Verenigde Staten.

De regio is een brandhaard: aan de ene kant het conflict tussen Rusland en Oekraïne, aan de andere kant een bloedige burgeroorlog in Syrië waardoor miljoenen vluchtelingen in de regio rondzwerven. Daarnaast heeft Turkije te maken met gewelddadige nieuwe buren die de regio terroriseren: IS. En tot slot is er nog een serieus conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan, spanningen tussen Turks- en Grieks-Cyprioten en niet te vergeten de problemen die de nucleaire ambities van Iran opleveren. Het Westen houdt Turkije vanwege deze conflicten scherp in het oog en probeert het land ondanks het machogedrag van Erdoğan te vriend te houden.

Geen trias politica

Bildt schrijft dat Turkije zich in onbekende wateren begeeft, omdat de AKP geen meerderheid wist te behouden bij de verkiezingen. Ten onrechte gaat hij ervan uit dat de nieuwe Turkse regering ook met de AKP een cruciale rol kan spelen in de vredespolitiek in de regio. Want een nieuwe Turkse regering moet eerst intern orde op zaken stellen, en het is vrijwel uitgesloten dat dit lukt als Erdoğans partij weer aanschuift. Door zijn beleid vraagt de hele wereld zich intussen af of Turkije wel een betrouwbare bondgenoot is in de strijd tegen IS. In Turkije is een hevige discussie gaande over de steun van de regering aan IS. Zo blokkeerde de regering buitenlandse humanitaire hulp aan vluchtelingen in Turkije om gemakkelijker hulp te sturen naar radicale groeperingen in Syrië, waaronder terreurgroep IS, maakte Murat Özçelik, voormalig ambassadeur van Turkije in Irak en huidig parlementslid namens de oppositiepartij CHP, onlangs bekend. Jammer genoeg is er in Turkije een mediaverbod ingesteld op berichtgeving de steun van de regering aan IS.

Het grootste probleem is dat er geen trias politica meer bestaat in Turkije. Erdoğan bepaalt alles: ook wie er gearresteerd en vervolgd moeten worden. De belangrijkste uitdaging voor de Turkse oppositie is dus om de komende weken een coalitie zonder de AKP te vormen. De nieuwe regering moet de rechtsstaat herstellen en Erdoğan in bedwang houden. Het is dan wel zaak dat de HDP haar banden met de terroristische organisatie PKK verbreekt. Doet ze dit niet, dan zal de partij bij de eerstvolgende verkiezingen haar Turkse stemmen verliezen en de kiesdrempel niet meer halen. Dat kan betekenen dat Turkije veroordeeld is tot Erdoğan.

Een grote opdracht dus voor een nieuwe regering en voor de HDP. Want als de AKP wel deelneemt aan de coalitie zullen de interne problemen niet of nauwelijks worden aangepakt en is de rol van Turkije in het vredesproces in de regio uitgespeeld.

Dit opiniestuk is op 29 juni gepubliceerd in De Volkskrant.

Mehmet Cerit is hoofdredacteur van Zaman Vandaag en Zaman Hollanda. Volg hem op Twitter: @Ceritm

Incidenten en hypes bepalen de agenda van het islamdebat

0
vlag-south-carolina-reuters.jpg
Foto: © Reuters.

Afgelopen week reed een man in Graz in Oostenrijk in op een menigte. Drie doden en 34 zwaargewonden. In South Carolina schoot een blanke jongeman negen Afro-Amerikanen dood in een kerk. Wat hebben deze twee gruwelijke gebeurtenissen met elkaar gemeen? Dat ze aanleiding vormen voor een discussie over oorzaak en gevolg die ver uitstijgt boven de gebeurtenis zelf.

In gevallen waar mensen op gewelddadige wijze om het leven komen door een welbewuste daad van iemand, komt snel een geruchtenstroom op gang over motieven en oorzaken. Dat is begrijpelijk, maar zo’n behoefte aan duiding kan snel ontaarden in een uitermate beladen en in veel gevallen kwalijke discussie. De man in Graz bleek een genaturaliseerde Bosniër en zoals we allemaal weten zijn Bosniërs moslims, dus zullen er wel religieuze motieven in het spel zijn. In elk geval probeerde de extreem-rechtse FPÖ er een slaatje uit te slaan door religieuze motieven er met de haren bij te slepen. De partij grijpt elk incident aan om haar xenofobe politiek uit te venten.

In het geval van de aanslag in South Carolina waar de racistische motieven als het ware voor het oprapen lagen, gebeurde het omgekeerde en bleven de media hardnekkig spreken van een “psychotische schutter”, een “lone wolf”. Daarmee wordt de pijnlijke realiteit dat de Verenigde Staten nog steeds niet definitief hebben afgerekend met het racisme, weer eens duidelijk. Pas onder grote politieke druk en dankzij de sterke politieke lobby besloot de gouverneur van South Carolina de zuidelijke vlag, die symbool staat voor het racistische verleden van het zuiden van de VS, niet meer te hijsen op overheidsgebouwen.

Hoe comfortabel is het om dit soort terreurdaden af te doen als de wanhoopsdaad van een éénling en zo een discussie over een maatschappelijk probleem uit de weg te gaan. Omgekeerd worden wanhoopsdaden van éénlingen maar al te graag opgeblazen tot een groot maatschappelijk kwaad als dat politiek goed uitkomt. Juist omdat we er in de meeste gevallen wel nooit achter zullen komen wat de ‘echte’ oorzaak was, lenen dit soort gebeurtenissen zich heel goed voor politieke speculatie en polarisatie. Neem de verkrachting en moord op het meisje Vaatstra in 1999. Velen bleven ervan overtuigd dat de dader gezocht moest worden onder de bewoners van een nabijgelegen asielzoekerscentrum. De moord werd de aanleiding voor de lokale bevolking om hard tegen de aanwezigheid van asielzoekers te demonstreren. Onsmakelijke theorieën en volkswijsheden deden de ronde over de modus operandi van de dader; “iemands keel doorsnijden dat doet een Nederlander niet”. In 2012 bleek de dader een uit de klei getrokken blanke boer uit de omgeving te zijn. Wat zou het goed zijn geweest als naar aanleiding daarvan een debat was gevoerd over de vraag hoe dit soort framing in zijn werk gaat, een discussie over de maatschappelijke impact, de persoonlijke schade als gevolg van onterechte beschuldigingen en de motieven van daders. Een discussie even heftig als de discussie over de islam in Europa na de aanslagen in Parijs begin dit jaar. Helaas de discussie bloedde dood.

Die discussie moet altijd gevoerd worden, ook als het de terreurdaad van een moslim betreft. Als iemand uit naam van de islam mensen doodschiet, dan is het begrijpelijk dat andere moslims zeggen dat dit niets met hun religie te maken heeft. Dat kan waar zijn maar feit blijft dat de dader hier anders over denkt. Ook dat moet aan de orde worden gesteld. Dit soort gebeurtenissen laat zien dat er nog steeds sprake is van het meten met twee maten bij het bepalen welke kwesties op de maatschappelijke agenda worden geplaatst en welke niet. Welke zaken hebben een bredere impact en belangrijke maatschappelijke gevolgen? Welke kwesties moeten leidend zijn in de politieke besluitvorming?

Afgelopen week was de aftrap van de Ramadan Talks op de Moslim Omroep. Zoals elk jaar rond de vastenmaand wordt een serie gesprekken georganiseerd over kwesties rond de islam. Ik mocht aan het eerste gesprek deelnemen met als onderwerp: het islamdebat. We kwamen tot de conclusie dat het vooral incidenten en hypes zijn die de agenda van dat debat bepalen. Gebeurtenissen zoals ik hierboven beschreef zijn daar typische voorbeelden van. Hoe kun je ervoor zorgen dat die agenda wat minder eenzijdig is? Hoe kunnen we een stap verder komen en niet blijven hangen in zelfbeklag? Gebeurtenissen met een grote impact kun je niet sturen. Die gebeuren, dat heeft zijn eigen dynamiek. Het allerbelangrijkste is dat de discussie over de betekenis van zulke gebeurtenissen gevoerd wordt, argumenten op tafel komen, en onwelgevallige zaken niet onder het vloerkleed verdwijnen. Laat de agenda niet alleen door anderen bepalen, maar bepaal zelf actief mee.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.

Morele opvattingen in het Westen en Midden-Oosten

0
West-East.jpg

Een paar weken geleden schreef ik in deze krant over de nieuwe strenge aanpak in Indonesië van het alcoholgebruik, die door tegenstanders als teken van toenemende ‘islamisering’ werd gehekeld. Kort daarop stond in De Volkskrant een interessant bericht over een echte theocratie. Titel: Alcoholvrij Iran opent 150 klinieken voor hulp verslaafden. Kortom: alcohol is er officieel voor moslims verboden, maar dat staat in de praktijk consumptie niet in de weg.

Daar wil ik het dit keer echter niet over hebben. Mijn oog werd namelijk getroffen door een paar andere zinsneden in het stukje: “De autoriteiten zijn mild voor de ongeveer 350.000 christenen die het land telt. Zij mogen alcohol brouwen voor eigen gebruik. Verkopen mag niet. In Teheran is een Armeens café waar legaal alcohol wordt geschonken. Moslims mogen hier niet komen.”

Kortom: de wet geldt niet voor iedereen, aan christenen kan toegestaan zijn wat aan moslims verboden is, en op andere punten vast ook omgekeerd. Dat uitgangspunt, dat kennelijk vanzelfsprekend is in Iran, staat haaks op het hedendaagse westerse rechtsbeginsel dat iedereen ongeacht geslacht of geloof voor de wet gelijk is. Dat verschil illustreert een essentiële tegenstelling tussen de morele opvattingen in het Westen en het Midden-Oosten. En wel op twee cruciale terreinen: die van individu versus collectief, en van de verhouding tussen religie en staat.

Het moderne Westen is uitgesproken individualistisch: je bent niet verantwoordelijk voor wat je familieleden doen (ouders voor hun minderjarige kinderen uitgezonderd). Als je broer de gevangenis indraait of je nicht failliet gaat, kan de staat je daar niet financieel op aanspreken, en de samenleving je niet moreel. Zelden werd dat duidelijker zichtbaar dan na de aanslag op de koninklijke familie in Apeldoorn in 2009: Pieter van Vollenhoven ging daarna bij de ouders van de dader op bezoek. Die konden er ook niets aan doen. Niets oudtestamentische verdoemenis tot in het zoveelste geslacht!

Godsdienst is ook een privé-zaak, irrelevant voor de wet. Dat betekent in beginsel dat iedereen hetzelfde mag, of niet mag. Het is dus niet zo dat een gelovige meer mag dan een ongelovige, of dat iemand iets alleen mag omdat hij op grond van zijn geloof er zélf heel erg van overtuigd is dat hij het mag.

Bij die laatste paar kwesties waar dit niet zo is, zoals bij het ritueel slachten, leidt dat steevast tot grote ophef. Hoofd- of gezichtsbedekking kan in bepaalde situaties toegestaan dan wel verboden zijn – maar als dat zo is, dan geldt dat voor iedereen. Als ik niet mag drinken, mag u dat ook niet. Alleen voor jeugd maken we een uitzondering – vandaar dat ook leeftijdsdiscriminatie zo gevoelig ligt. Elke burger wordt voor hetzelfde vergrijp in beginsel gelijk gestraft.

Dat is ook in het Westen niet altijd zo geweest: de gelijkheid van de wet vormt één van de belangrijkste ideologische verworvenheden van de Verlichting (18e eeuw). In de eeuwen vóór de Franse Revolutie (1789-1799) was dat fundamenteel anders. Een edelman werd principieel anders behandeld en anders bestraft dan een burger of boer, om van een horige te zwijgen. Voor dezelfde moord werd de eerste onthoofd en de tweede opgeknoopt. Ook had de eerste het recht om bij gerechtelijke ondervraging van de pijnbank gevrijwaard te blijven. Zelf kiezen of je als edelman of als horige door het leven zou gaan, was er niet bij. Afstamming gaf de doorslag.

Een en ander leidde dus, voor de mensen van toen volstrekt vanzelfsprekend, tot een aantal parallelle rechtssystemen, op basis van de fundamentele ongelijkheid voor de wet. Een laatste restant daarvan vormt nu nog het krijgsrecht. Er bestaan daarnaast ook nog kerkelijke rechtbanken, maar die hebben vandaag – anders dan vroeger, toen de inquisitie iemand wegens ketterij tot de brandstapel kon veroordelen – geen echte macht meer. Werd godsdienstige afvalligheid ooit nog streng bestraft, nu kan iedereen zich aan eventuele kerkelijke sancties onttrekken door gewoon vrijwillig uit de kerk waarvan hij lid is weg te lopen.

Dat is buiten het Westen nog steeds veelal anders. Geen sprake van dat je in Syrië even op eigen houtje van geloof kunt wisselen! In een collectivistische cultuur staat niet het recht van het individu maar de eer van de familie centraal. Waar de vader op de afvalligheid van zijn zoon of op de onzedelijkheid van zijn dochter aangesproken kan worden, wil hij er wat over te zeggen hebben, wat voor patriarchale verhoudingen en grote interne groepsdwang zorgt.

Op afvalligheid kan dan zelfs de dood staan – officieel via de staat dan wel eigenhandig via eerwraak. Niet individuen hebben individuele rechten, maar etnische of religieuze groeperingen hebben die als collectief, waarbij hun rechten met hun omvang samenhangen. Godsdienst is daarmee een staatszaak, en omdat het politieke evenwicht – denk aan Libanon of Irak – vaak op een bepaald getalsmatig evenwicht tussen de grootste religieuze groeperingen is gebaseerd, kunnen de afzonderlijke leden van de ene groep niet zomaar naar de andere groep overstappen zonder dat precaire evenwicht te verstoren.

Tegelijk schrijven godsdiensten een reeks van gedragingen en opvattingen aan hun gelovigen voor, die van godsdienst tot godsdienst verschillen. Denk aan kleding en voedselvoorschriften. Dat impliceert dat de wet van de staat, voor wie dat evenwicht van het grootste belang is, hier omwille van de interne vrede niet voor alle religies gelijk kan zijn. Dus mogen christenen in Iran wel drinken en moslims niet, en is een bekering van moslim tot christen verboden.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.