13.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 752

Imams invliegen uit Marokko: een slecht plan

0
French Imams1-reuters.jpg
Foto: © Reuters (archieffoto)

Het waren het NRC Handelsblad en De Volkskrant die mijn mening vroegen over het voorgenomen bezoek van 45 imams uit Marokko in de komende Ramadan om de gelovigen te onderwijzen in de gematigde islam. Yassine Elforkani, woordvoerder van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), had weliswaar aangegeven dat dit initiatief niet het meest te verkiezen was, maar hij was er stellig van overtuigd dat de Marokkaanse imams de dreiging van radicalisme hier te lande kunnen terugdringen. Zij hebben hier in Marokko inmiddels een grote ervaring mee opgebouwd. De boodschap is die van het zich onderwerpen aan de autoriteiten in het eigen land, in dit geval Marokko, en tegelijkertijd een leven opbouwen als vroom moslim.

Het klinkt mooi en er lijkt ook weinig in te brengen tegen dit op het eerste gezicht zo aantrekkelijke dit plan. Radicalisering bestrijden is immers een van de mantra’s in de hele wereld vandaag de dag. Maar ik was niet zo enthousiast. Er zijn allerlei bezwaren denkbaar. Want in welke taal gaan deze imams hun boodschap overbrengen? Marokkanen hebben veel meer dan Turken hun eigen talen verloren. Zeker de derde generatie-jongeren, toch de meest vatbare voor radicalisering, spreken vooral Nederlands en hebben hooguit wat bescheiden vaardigheden in het begrijpen van gesproken Arabisch.

Maar er is een belangrijker aspect. De Marokkaanse islam erkent koning Mohammed VI als heerser der gelovigen en de representanten van die Marokkaanse islam hebben dan ook loyaliteit aan hem gezworen. Maar gaan zij, in Nederland, een vergelijkbare loyaliteit aan koning Willem Alexander afdwingen? Of zullen de imams de Marokkaanse gelovigen vertellen dat hun loyaliteit in de eerste plaats bij de Marokkaanse vorst ligt? In de Marokkaanse Grondwet staat immers dat een Marokkanen immer onder de vleugels van de Marokkaanse moederkloek – dienen te – blijven en dat plekje mag dan warm lijken maar is ook zeer benauwend. De politieke invloed van de Marokkaanse imams op de gelovigen hier in Nederland is groot. En deze houding die de Marokkaanse overheid kenmerkt sinds Marokkaanse gastarbeiders deze kant op kwamen is feitelijk nooit veranderd. Hij is er deels debet aan dat Marokkanen, vaak huns ondanks, zich nooit helemaal thuis voelen in Nederland. En dat is slecht voor de uiteindelijke eenwording van Marokkanen met Nederland.

Een ander argument, aangehaald door Elforkani, is de imamarmoede in Nederland. Er zijn maar liefs drie imamopleidingen geweest in Nederland en er is er nog maar één van over, die aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Eén van de grote knelpunten van de opleidingen zou het feit zijn dat de studenten niet goed genoeg geoutilleerd het veld betraden. Dat kan zo zijn, maar feit is ook dat de traditioneel ingestelde moskeeën in Nederland weinig trek hadden in deze jonge, vlotte Nederlandssprekende imams die bovendien afgestudeerd waren aan niet-islamitische instellingen. Het wantrouwen bij de doorgaans bebaarde en oudere moskeebesturen was groot. En niet alleen bij hen, ook bij de aanstormende salafistische jongeren die proberen moskeeën over te nemen.

De Marokkaanse gemeenschap, en met haar het geheel van de islamitische gemeenschappen in Nederland, blijven maar doormodderen als het gaat om de integratie en emancipatie van hun religie in de Lage Landen. Ze hangen veel te zwaar op de expertise en ondersteuning vanuit de moederlanden die doorgaans geen idee hebben van de kwesties die hier spelen. Ze moeten de handen ineen slaan, eigen initiatieven nemen, zelf imamopleidingen organiseren. De Nederlandse democratie biedt zoveel mogelijkheden je te ontwikkelen en er heerst een vrijheid van godsdienst waar Marokko nog een puntje aan kan zuigen. Kortom, de kansen zijn er, maar de armoede is troef.

Ik acht Elforkani hoog. Onvermoeibaar leert hij de jongeren dat hun toekomst in Nederland ligt. Hij zegt hen keer op keer niet zozeer te letten op de vraag of de baard wel lang en of de sluier zwart genoeg is, maar zich af te vragen hoe ze een hardwerkende burger van dit land kunnen worden als moslim, als Nederlander en als mens. Tegelijkertijd heeft hij te maken met een tamelijk conservatieve achterban en de Marokkaanse overheid die maar aan de touwtjes wil blijven trekken.

Volgend jaar is er weer een Ramadan. Ik hoop dat de stroom imams uit Marokko dan niet weer op gang komt en dat de Nederlandse moskeeën de handen ineen geslagen hebben en met een eigen visie en actieplan komen om de islam in Nederlandse context meer dan ooit vorm te geven.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Deradicaliseringsstress

0
radicalen-reuters-jpg.jpg
Foto: © Reuters

Onlangs besloot de regering ruim 11 miljoen euro uit te trekken om zogenoemde deradicaliseringsprojecten van jonge moslims te financieren. Dat is veel geld en het is niet de eerste keer dat hiervoor grote bedragen worden vrijgemaakt. De enorme urgentie die er bij de overheid bestaat om radicalisering onder jonge moslims aan te pakken, vooral na de opkomst van IS, heeft ertoe geleid dat deradicalisering in korte tijd is uitgegroeid tot een bloeiende bedrijfstak.

Het woord ‘radicalisering’ is de afgelopen jaren een trending topic geworden dat regelmatig de tafels van de talkshows bereikt. En zoals dat meestal gaat wordt het in korte tijd een containerbegrip dat door iedereen wordt gebruikt en opgetuigd met allerlei aanpalende begrippen, voorstellingen en impliciete aannames over kenmerken, oorzaken, gevolgen en oplossingen. Aan die snelle opmars van een onderwerp met zo’n maatschappelijke urgentie kleven echter grote problemen die een oplossing op de lange duur juist in de weg staan. Ik noem er een aantal.

Om te beginnen de financiële belangen die ermee gemoeid zijn. Het inmiddels opgeheven instituut FORUM kwam niet lang geleden in het nieuws toen sommige medewerkers ervan werden beschuldigd overheidssubsidies voor deradicaliseringsprogramma’s te hebben verduisterd. Naarmate de deradicaliseringsindustrie zich verder consolideert worden de belangen om de geldkraan open te houden almaar groter, zeker als er carrières op het spel staan. Waar veel geld, aanzien en publiciteit te halen is daar komen ook de deskundigen als paddenstoelen uit de grond. Elke zichzelf respecterende onderzoeksinstelling en universiteit heeft tegenwoordig een afdeling radicalisering. Ook particuliere instellingen storten zich op deze lucratieve markt en bieden cursussen aan met veelzeggende namen als “inzicht in dwingende groepsculturen” of “omgaan met radicale jongeren”. Hoewel hun inzichten en adviezen alle kanten op gaan, lijken de meeste deskundigen het over één ding eens: radicalisering is fout en zit tussen je oren. Vroeger stond radicaal voor duidelijkheid, vastbeslotenheid, en uitkomen voor je principes. Nu is het een psychische afwijking die alleen op therapeutische wijze kan worden verholpen. Radicalen zijn de weg kwijt geraakt, gefrustreerd en ontspoord. Daarmee krijgt deradicalisering al gauw het karakter van een soort psychoanalyse. De deradicaliseringsexpert is een therapeut die begeleidt, traint en adviseert.

Maar het belangrijkste probleem van de deradicaliseringstress zit ergens anders, namelijk bij de volledig uit de hand gelopen obsessie in Nederland met veiligheid en preventie. Moslimjongeren met radicale opvattingen worden behandeld als een soort veroordeelden met tbs met een grote kans op recidive. Omschrijvingen voor teruggekeerde Syrië-gangers als “wandelende tijdbommen” spreken wat dat betreft boekdelen. Dan zijn het plotseling geen slachtoffers meer van hun psychische stoornis, maar gewoon gevaarlijke outlaws die zo snel mogelijk moeten worden opgesloten, of zoals premier Rutte het zo puntig formuleerde, “beter daar dood kunnen gaan”. Het onlangs verschenen boek Na de vrijlating van de Utrechtse hoogleraar Internationale Betrekkingen Beatrice de Graaf laat geen spaan heel van deze criminalisering van teruggekeerde jihadisten. In plaats deze jongeren te begeleiden sluit de overheid ze het liefst op. Dat dit alleen maar meer frustratie oplevert lijkt niet op te komen bij beleidsmakers en politici.

Ook als het gaat om allerlei preventieve maatregelen regeert de angst. De overheid verkeert in een dilemma omdat de deradicaliseringsdeskundigen ook al niet altijd uit het juiste hout zijn gesneden. De nieuwbakken hoogleraar Terrorisme van de Universiteit Leiden Edwin Bakker formuleerde dat in de NRC (23 mei) als volgt: “Veel imams houden er ideeën op na die haaks staan op de integratie. Ze denken bijvoorbeeld anders over democratische beginselen. Moet de overheid zo iemand faciliteren? Ik vind van niet.” Afgeserveerd, wegwezen!

En zo zijn we langzamerhand gevaarlijk ver afgedreven van een samenleving die diversiteit van waarden, idealen en opvattingen beschouwt als een kern van een gezonde democratie. Steeds meer mensen worden op voorhand van die samenleving buitengesloten, niet omdat ze strafbare feiten plegen, maar omdat ze bepaalde opvattingen hebben. De beste manier om nog meer zogenoemde ‘radicalen’ te produceren is een nog harder en intoleranter beleid te voeren en zo nog meer jonge mensen van de samenleving te vervreemden.

Natuurlijk is de bezorgdheid over het doen en laten van een kleine groep moslimjongeren die bereid is geweld te gebruiken begrijpelijk, en is het zaak dat te voorkomen, maar juist daarom is het van groot belang niet overhaast te handelen en te laten zien dat ook zij bij deze samenleving horen. Integratie is in de afgelopen jaren steeds meer omgekeerde bewijslast geworden. Zo van: deze samenleving is goed en bewijs jij maar dat je daar in past.

Integratie moet uitgaan van het beginsel dat iedereen gelijkwaardig lid van de samenleving is, ongeacht iemands denkbeelden of opvattingen. Dat is de beste remedie tegen ‘radicalisering’.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.

De sluipende ‘islamisering’ van de samenleving

0
alcoholban-ap-jpg.jpg
Foto: © AP

“Indonesië schrikt van bierverbod”, aldus De Volkskrant op 18 april. Onder invloed van de politieke opmars van de islamisten heeft de minister van Handel, Rachmat Gobel, de verkoop van alcoholhoudende dranken aan banden gelegd. Het bierverbod, aldus de krant, heeft een schokgolf door het land gejaagd, en onvermijdelijk valt meteen het woord ‘islamisering’. Volgens een uitgelekt wetsontwerp van twee moslimpartijen moet zelfs álle alcohol wettelijk verboden worden, en zowel het produceren als consumeren ervan zwaar worden bestraft.

In Europa reageren velen inmiddels als door een adder gestoken, wanneer iemand een bepaalde regeling bepleit op basis van de islam. Het toestaan van hoofddoekjes in het klaslokaal, halal voedsel in de supermarkt, aparte gebedsruimtes bij bedrijven: het wordt snel gepercipieerd als een bewijs van de sluipende ‘islamisering’ van de samenleving. Dat kan in oude volkswijken onder niet-moslims voor een gevoel van vervreemding zorgen: is dit nog wel mijn land? En laat ik eerlijk zijn, zelf heb ik er ook weinig mee op, en zeker met het rigide geloof van de aanhangers in de absolute religieuze noodzakelijkheid ervan – wat niet automatisch betekent dat de overheid het dan ook altijd actief moet tegengaan. Zoals voormalig PvdA-leider Wouter Bos het eens zei: niet alles waar ik om emancipatorische redenen tegen ben, ga ik daarom ook verbieden.

Maar soms krijgt zulke afkeer van alles waar het stempel ‘islam’ aan kleeft, wel eens absurd-hysterische trekken. Een paar jaar geleden was er sprake van de mogelijke introductie van islamitisch bankieren in Nederland. Alleen al de aankondiging van die mogelijkheid stond voor opgewonden Kamervragen van Wilders-zijde garant. Maar op grond van de informatie die in de krant verschaft werd over wat dat dan concreet zou inhouden, kon ik onmogelijk van het gevaarlijke en principieel verwerpelijke ervan overtuigd raken.

De kern ervan kwam er, geloof ik, zo’n beetje op neer dat, vanwege een door de islam verordend woekerverbod, officieel geen rente voor leningen gevraagd kon worden, en de winstgevendheid daarvan dus op andere wijze gerealiseerd moest worden. Wel, met de uit buitensporige woeker voortvloeiende en nog steeds voortwoekerende westerse bankencrisis voor ogen leek mij met dat uitgangspunt niets fundamenteels mis, en het mij zelfs tamelijk sympathiek. Of zo’n renteloos systeem in de praktijk ook economisch functioneert is een ander verhaal, maar de verschafte informatie was onvoldoende reden om, mocht islamitisch bankieren ook aan de Zuidas van de grond komen, op basis daarvan nu de onmiddellijke overname van Nederland door IS te moeten vrezen.

Een andere netelige kwestie waarin – ik erken het als heiden – moslims op zich best een punt hebben, is dus die van alcoholmisbruik. De politie heeft hier te lande regelmatig te stellen met een ontspoorde Marokkaans-Nederlandse jeugd, maar openbare dronkenschap behoort niet tot de frequente zonden. Dat is bij autochtone jongeren wel anders, zoals elke voetbalmatch weer leert. In tal van opzichten beschouw ik de Europese samenleving als moreel beter dan pakweg de Arabische, maar als ik ‘s avonds weer eens een zwerm straalbezopen Engelsen lallend door mijn straat zie zwalken, denk ik: nu alleen even niet. Voor alle duidelijkheid, ik ben zelf niet van de blauwe knoop, en zeker aan een regelmatig glas wijn gehecht (al kan ik ook best wel een paar dagen zonder), maar daarom niet blind voor de negatieve maatschappelijke effecten van het massale alcoholgebruik bij anderen.

Tegen de nu in Indonesië door de tegenstanders van alcohol ingebrachte argumenten valt rationeel ook niet zoveel in te brengen. Zo vergelijken zij de gevolgen van drank met die die van drugs – waarom die wel verbieden, en alcohol niet? In dat opzicht is het Westen inderdaad tamelijk hypocriet. Dat in Nederland het drankprobleem kwantitatief veel groter is dan het drugsprobleem, ook en juist onder de jeugd, valt niet te ontkennen – denk aan de agressie in het uitgaansleven, het comazuipen, de voetbalhooligans en de vele slachtoffers in het verkeer.

Wijlen Els Borst wist het als minister voor Volksgezondheid al. Geconfronteerd met de zoveelste zinloze optocht tegen zinloos geweld, zei ze over de hoofdoorzaak: er wordt gewoon teveel gezopen. Maar, zo voegde ze eraantoe, zodra je daaraan iets probeert te doen, “Dan komen de heren van de drankenlobby op bezoek. Bij mij waren dat Wiegel, die ging toen over jenever of zo, en Heineken-topman Vuursteen. Die hameren dan op zelfregulering.” Bij het tegengaan van alcoholgebruik staan, net als bij die van tabaksgebruik, de economische belangen van oppermachtige gelegaliseerde bedrijven op het spel, bij drugs slechts die van illegale. Voor Heineken gaan alle deuren open.

Heeft Rachmat Gobel dus ten principale een punt, de ervaring leert wel dat een ongericht alcoholverbod snel averechts werkt. De grote drooglegging in de jaren 20 in de Verenigde Staten was geen succes. De illegale stokerijen in Rusland zijn berucht. In Scandinavië is alcohol veel duurder dan bij ons, maar het aantal dronkelappen groter dan waar ook. In Zuid-Europa, waar geen maaltijd zonder wijn genuttigd wordt, ziet men ze daarentegen nauwelijks. Dat suggereert dat, aangezien alcohol in de praktijk nu eenmaal niet weg te denken is uit de westerse samenleving, in elk geval in óns geval een vorm van gewenning aan gematigd gebruik in de praktijk verstandiger is dan een absoluut verbod.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

De vrijheid van 5 mei

0
auschwitz-reuters55-png.png
Foto: © Reuters

Ik hoor het een ouder niet snel zeggen: “Pietje, ga maar lekker met je Holocaust-lego spelen.” En dat dat dan ook nog echt gemeend is. Er is immers Holocaust-lego gemaakt. Het was de Poolse kunstenaar Zbigniew Libera die in 1996 een set concentratiekamp-lego ontwikkelde, dat niet van echt te onderscheiden was. Het was voorzien van barakken, van hekken met prikkeldraad, SS’ers en broodmagere gevangen, in kampjargon “Muzelmannen” genoemd.

Ook denk ik dat het niet zo is dat mensen voor hun vertier eens gaan kijken en luisteren naar het YouTube-filmpje dat in 2010 werd geüpload waarop we mensen zien dansen voor de poort van vernietigingskamp Auschwitz, onder de tekst “Arbeit macht frei”. Al dansend horen we hen I will survive zingen. We zien ook beelden van de zingende en dansende mensen bij de ovens in het voormalige kamp. De acteurs in het filmpje zijn jonge mensen, maar er is ook een oudere bij: een joodse overlever van de kampen. Hij en zijn kleinkinderen wilden op deze manier laten weten dat de nazi’s niet gewonnen hadden. De joden zijn er nog.

Voordat de vermoorde filmmaker Theo van Gogh zijn tirades over de islam en moslims de vrije loop liet, mocht hij graag ‘grappen’ maken over de Holocaust. Illustratief was zijn opmerking dat er een weeïg zoete karamelgeur hing rond het vernietigingskamp. “Vandaag vergassen ze zeker suikerzieke joden”, was zijn commentaar op de geur.

De draak steken met de Holocaust, de Holocaust ontkennen, spotten met de Holocaust en – al of niet oprechte – kunst maken geïnspireerd door de Holocaust, het is allemaal al zo oud als de Holocaust zelf.

Als daarom de rapper Appa denkt de samenleving te kunnen schokken door te stellen dat de Holocaust een mythe is, of bewondering uitspreekt voor Hitlers Mein Kampfdan sluit hij zich slechts aan bij de eindeloze rij mensen die vinden iets over de Holocaust te moeten opmerken of zeggen. Niets nieuws onder de zon.

Rapper Appa meent door zijn provocaties begrip te willen kweken voor het lot van de Palestijnen. Dat is zijn goed recht. Maar ik vrees dat hij door zijn manier van aanpak weinig begrip zal genereren. Mensen winden zich over hem op, en hij manoeuvreert zich in een positie waar hij nauwelijks meer uit kan.

Tegelijkertijd stel ik vast dat het eigenlijk een goede zaak is wat rapper Appa doet. Hij hanteert een stijl die hij de islamofoben verwijt. Wat hij doet is op dezelfde grove manier gebruik maken van de demoniseringsstrategieën als zijn tegenstanders. Hij betoont zich hiermee als het vlees geworden al te cynische westerse Europeaan. Hij hoort er helemaal bij. Feitelijk is hij ongevaarlijk.

Moeten we daarom blij zijn met mensen als Appa? Van mij mag hij zingen wat hij wil, maar ik denk vaak aan het ware woord van de vader van Theo van Gogh die zei dat je wel alles mag denken, maar nog niet alles hoeft te zeggen. Aan de andere kant, het is nu eenmaal de rol van de nar om te shockeren, en Appa is dan gewoon de moslimnar van onze samenleving.

Een ander geluid, dat ik zeer verfrissend vond kwam van de hoofdredacteur van de Moslimkrant, Mohammed Bourzik, die op maandag 4 mei in het programma Pauw verklaarde dat moslims zich niets aan moesten trekken van al die beledigingen aan het adres van Allah en de profeet. “Allah en de profeet zijn veel te verheven om aandacht te besteden aan dit soort beschimpingen”, dus trek je er niets van aan, zo was het verstandige devies van de hoofdredacteur, waarmee hij zich, evenals Appa, betoonde als vleesgeworden Europeaan.

Leve dus de vrijheid die we op 5 mei vierden.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

De onderbuik van wakker Nederland

0
vluchtelingen-reuters-jpg.jpg
Foto: © Reuters

Dezer dagen stonden politici zich weer te verdringen op de bevrijdings- en herdenkingspodia om hun diepe toewijding aan de vrijheid te betuigen. Nooit meer oorlog en nooit meer ellende en ontbering, zo is het motto. Bij deze gelegenheid wil ik toch weer even terug naar anderhalve week geleden toen de massale ellende van bootvluchtelingen voorpaginanieuws was. We zouden het al bijna weer zijn vergeten, maar het is goed juist die ellende even in herinnering te roepen, vooral ook de reactie daarop van politici. Zo zag ik in een nieuwsuitzending VVD-voorman Halbe Zijlstra het volgende aan een journalist verklaren die vroeg naar de vorderingen van de onderhandelingen over de bed-bad-brood-regeling: “Als Willem Holleeder net zo goed naar de rechter zou luisteren als deze mensen [uitgeprocedeerde asielzoekers], dan zou hij nog geen dag in de gevangenis hebben gezeten.” Huh……??? Nog even terugspoelen want ik heb dit waarschijnlijk niet goed begrepen. “Als Willem Holleeder net zo goed naar de rechter zou luisteren als deze mensen, dan zou hij nog geen dag in de gevangenis hebben gezeten.” Wat zegt Zijlstra hier nu eigenlijk? Uitgeprocedeerde asielzoekers zijn geen mensen op zoek naar een beter bestaan die na hun afwijzing geen kant op kunnen, het zijn gewoon ordinaire overtreders van de wet. Sterker nog, ze zijn nog erger dan een crimineel als Holleeder die tenminste netjes in de bak zit. Ik geloofde mijn oren niet. Dit is een uitspraak die je bij de PVV kan verwachten, maar toch niet bij de VVD? Kennelijk wel.

Hebben we hier nu te maken met een ziekelijk gebrek aan inlevingsvermogen van een individuele politicus, vergelijkbaar met hetzelfde gebrek bij minister Kamp als het gaat om de belangen van bewoners in het gaswinningsgebied in Groningen? Of van premier Rutte die van mening is dat mensen die slachtoffer zijn van discriminatie daar maar mee moeten leren leven? Dezelfde premier die moord en brand schreeuwt over de anti-Wilders-videoclip van rapper Hozny en verklaart dat dit “walgelijk” is en ingaat tegen “alles waar we voor staan in dit land”. Of kun je die abjecte uitspraak van Zijlstra beschouwen als een aanwijzing dat de VVD bezig is de PVV rechts in te halen met het oog op de naderende verkiezingen? Wellicht. Op allerlei terreinen is de top van de VVD momenteel inderdaad bezig steeds verder naar rechts over te hellen. VVD’ers voor wie het liberalisme staat voor een open en eerlijke samenleving, zoals Winsemius en indertijd Dijkstal, hoor je steeds minder. Het cynisme viert hoogtij in deze partij. Maar de ontwikkelingen in de VVD zijn ook een afspiegeling van wat zich in de samenleving voltrekt. Steeds openlijker klinkt verzet tegen alles wat van buiten komt. Daar hoort geen politieke opstelling bij waarin plaats is voor inleving. Inleving is lastig als je asielzoekers buiten de deur wilt houden. Inleving betekent dat je ze een gezicht moet geven, dat je er individuen van maakt. Dan is de gedachte dat het een voor een om mensen gaat die verwachtingen en dromen hebben een hinderlijke bijkomstigheid. Die leidt je maar af van de grote zaak: het schoon houden van Nederland.

De onderbuik van wakker Nederland doet ook een duit in het zakje. De schokkende reacties op internet nadat circa 800 mensen waren verdronken (“scheelt weer uitkeringen”), of PowNews-commentator Wesi die een tegenstander van uitwijzing belachelijk maakte toen deze in tranen uitbarstte. Het zijn evenzovele voorbeelden van het verharde en verkilde klimaat in Nederland.

Nederland glijdt langzaam af naar een bedenkelijk niveau als het gaat om mensenrechten en zorg. Het land bungelt wat dit betreft langzamerhand flink onderaan in Europa. Vorige week verklaarde Philip Alston, rapporteur van de Verenigde Naties voor extreme armoede en mensenrechten, dat de bed-bad-brood-regeling, die de Nederlandse regering in een beschamend lange zitting in elkaar geflanst had, een overduidelijke schending van de mensenrechten is. “Iedereen die dat betwijfelt is oneerlijk. Volgens het internationale recht kun je niemand opvang ontzeggen als dat nodig is. De wetten zijn glashelder, er is geen debat mogelijk. Het is een grote schande voor Nederland dat het zo inhumaan te werk gaat”, aldus Alston. Dat laat niets aan duidelijkheid te wensen over.

In plaats van te zeuren over de ‘aanzuigende werking’ en vluchtelingen te bestempelen als gelukzoekers om zo verantwoordelijkheid te ontlopen, is de 70-jarige herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) een goed moment om te bedenken dat de oorlog voor heel veel mensen nog helemaal niet is afgelopen.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.

Juist stilzwijgen voedt het idee dat men gruweldaden kan herhalen

0
armeense-herdenking-reuters.jpg
Foto: © Reuters

Als enige Nederlandse politicus heeft ChristenUnie-fractievoorzitter Arie Slob vorige week in de Armeense hoofdstad Yerevan de 100-jarige herdenking van de Armeense genocide (1915-1923) bijgewoond. Vergeefs had hij aangedrongen dat ofwel een lid van het kabinet, ofwel een lid van het Koninklijk Huis eveneens zou zijn meegegaan. Zijn commentaar: “Het kabinet loop hiervoor weg om Turkije niet te veel voor het hoofd te stoten.”

Voor zijn kritiek valt zeker wat te zeggen, temeer daar Nederland in dat opzicht sterk met twee maten meet: het openlijke oordeel van Den Haag over politieke misdrijven in verleden en heden wordt sterk bepaald door de vraag of een land nu even als tegenstander of als bondgenoot geldt. Mensenrechtenschendingen in Iran worden (terecht) gehekeld, precies dezelfde mensenrechtenschendingen in Saoedi-Arabië of Egypte worden doodgezwegen, want ginds valt olie te halen of een wapenvoorraad te verkopen. Daarvoor wordt dan zelfs een officiële handelsmissie opgetuigd, met het staatshoofd als goedverkopend boegbeeld voorop. Dat was al zo met koningin Beatrix, en wordt met Willem-Alexander, die ook persoonlijk graag als de koning-koopman paradeert, alleen maar erger.

Dat is inmiddels immers ook het standpunt van VVD-fractievoorzitter Halbe Zijlstra: als er een nucleair akkoord met de democratisch gekozen Iraanse president Rohani komt, is dat, blijkens een ingezonden stuk in de NRC, qualitate qua een bedreiging voor de vrede, als de Egyptische president Sisi bij de staatsgreep die hem aan de macht helpt 1.000 mensen laat vermoorden dient dat, blijkens een interview met dezelfde Zijlstra in De Volkskrant, de stabiliteit.

Precies om die reden klinkt de kritiek op de afwezigheid in Yerevan juist dezer dagen uit Slobs eigen mond tamelijk ongeloofwaardig. Dezelfde dag dat hij deze uitte, schaarde Nederland zich namelijk achter een Europees initiatief om voortaan producten afkomstig uit de door Israël bezette Palestijnse gebieden als zodanig te etiketteren. De furieuze reactie van de zijde van de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, Avigdor Lieberman, was uiteraard voorspelbaar, maar ook de SGP en de ChristenUnie eisten boos van minister Koenders dat hij op zijn schreden terug zou keren. Beide partijen zijn op theologisch-traditionele gronden – de oude Nederlandse Republiek werd na de 80-jarige Oorlog als een ‘tweede Israël’ gezien, en het joodse Oude Testament speelt bij calvinisten een veel belangrijker rol dan het christelijke Nieuwe Testament – verblinde adepten van de huidige staat Israël, dat zich immers ook graag als opvolger van het oudtestamentische koninkrijk Israël van David en Salomo presenteert.

Maar je kunt niet als vrome christen enerzijds de met massamoord gepaard gaande etnische zuivering van de Armeniërs door de Ottomaanse autoriteiten bekritiseren en anderzijds bij de sluipende etnische zuivering van de Palestijnen door de Israëlische autoriteiten anno 2015 stelselmatig wegkijken. Nee: met doelbewuste massamoord gaat deze niet gepaard, dat blijft een essentieel verschil, maar wel met grootschalige schending van het volkenrecht, in de vorm van voortdurende detentie zonder rechtsgang van duizenden Palestijnen en met systematische landroof. En het einddoel van Lieberman, waar die zelf ook niet omheen draait, is een van niet-joden gezuiverd Israël dat het hele territorium van het oude mandaatgebied Palestina beslaat. Slob komt bovendien – terecht – regelmatig op voor de nu door fanatieke IS-aanhangers (maar ook anderen) in Irak en Syrië vervolgde christenen, maar wenst kennelijk niet te zien dat een deel van de door Israël onderdrukte Palestijnen ook christenen zijn.

Dat alles laat uiteraard anderzijds onverlet, dat de reactie van Ankara op de erkenning van de Armeense genocide door steeds meer Europese landen bijna hysterisch is. Waarom is het zo onverteerbaar om onder ogen te zien waaraan Ottomaanse machthebbers in een ver verleden zich schuldig hebben gemaakt, en wordt dat door de officiële autoriteiten meteen als een aanval op de ‘Turkse identiteit’ uitgelegd? Voor alle duidelijkheid: niemand kan de thans levende Turken persoonlijk moreel aansprakelijk houden voor wat toen is aangericht. Alle daders van toen zijn ook allang dood. Daarin schuilt een verschil met de Israëlische weigering de met massale moord en verdrijving gepaard gaande Nakba als grootschalig onrecht te erkennen – of het Nederlandse geworstel met de eigen oorlogsmisdaden in Indonesië in de jaren na 1945. Ook in het laatste geval is een deel van de daders nog in leven, wat mede het jarenlange laffe gedraai van de Nederlandse overheid verklaart – de toenmalige daders zijn kiezers, de slachtoffers niet.

Maar evenmin als Israël (of Nederland) hiermee mag wegkomen, kan Turkije, als het ooit deel wil uitmaken van een Europese waardegemeenschap, weigeren de pijnlijke kanten van het eigen nationale verleden te aanvaarden. In dat opzicht kan het een voorbeeld nemen aan de Duitsers. Het was Hitler, die in 1939 zijn plan de Polen uit te roeien, beargumenteerde door te zeggen: “Wie spreekt er vandaag nog van de Armeense genocide?” Zoals paus Franciscus recent terecht opmerkte: die werd de eerste van een gruwelijke reeks. Juist het stilzwijgen daarover voedde – en voedt – het idee dat men die straffeloos kan herhalen, van de Rode Khmer in Cambodja tot Saddam en Assad senior plus junior, of de uitmoording van de Tutsi’s door de Hutu’s in Rwanda.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

Wie iemand doodt, doodt alle mensen

0
reuters-rwanda.jpg
Foto: © Reuters. Foto’s van slachtoffers van de genocide in Rwanda in het herdenkingsmonument in Kigali.

Toen de legermacht van de Israëlieten terugkeerde van hun strijd tegen de Midjanieten bracht ze rapport uit aan haar leider Mozes. De strijders hadden alle mannen gedood, conform instructies. Toen vroeg Mozes ze of ze ook de vrouwen en kinderen gedood hadden. Bedremmeld gaven de legerleiders toe dat ze dat niet gedaan hadden. Mozes ontstak in woede en beval hen alsnog de vrouwen en mannelijke kinderen te doden. De Midjanieten waren er immers de oorzaak van dat de Israëlieten afgoderij hadden gepleegd. Ze hadden de ware en ene Yahweh in de steek gelaten en Hem ingeruild voor andere goden: blasfemie. U kunt het allemaal nog eens nalezen in Numeri 31.

Volkszuiverheid is een belangrijk thema in het Oude Testament. Bijbelboeken staan vol met regels waaraan de Israëlieten zich moesten houden om zuiver te blijven en zich niet te mengen met afgodische volkeren om hen heen zoals de Midianieten. En de straffen waren niet mals. Wie herinnert zich niet de straf toen het volk Israël het Gouden Kalf aanbad? Duizenden werden gedood. Het staat in Exodus 32.

Het christendom zou zich een waardig opvolger van het jodendom betonen. Toen de katholieken het religieuze primaat hadden in het middeleeuwse Europa, stelden ze op een gegeven moment het instituut van de Inquisitie in waarin de geloofszuiverheid van de mensen werd getest. Was er maar enige twijfel dan wachtte de brandstapel. Ook protestanten zouden zich later graag fysiek ontdoen van sodomieten en heksen.

Joden waren hoe dan ook het object van de christelijke woede. Er zijn haast geen Europese landen te bedenken waar ze in de loop der eeuwen niet uit werden gejaagd

Heeft de islam een betere pers omdat zij in haar religie ruimte maakte voor joden en christenen als Mensen van het Boek? De islam is daar zeker om te prijzen, maar dat wil niet zeggen dat haar geschiedenis er een is van pluriformiteit. Joden en christenen waren op hun best tweede rangburgers en in rijken als dat van de Almohaden werd het de joden en christenen heel moeilijk gemaakt. De Joodse filosoof Maimonides ontvluchtte niet voor niets de Almohadische knoet van intolerantie. En dan heb ik het nog niet eens over de praktijken van IS vandaag de dag.

Maar de Europese Verlichting heeft toch een einde gemaakt aan die religieuze intolerantie? Het is waar dat de Verlichting geleid heeft tot de Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger, die voorzag in het principe van de gelijkheid van alle mensen. Maar de grote filosoof der Verlichting, Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), stelde in zijn werken ook dat diegenen die niet mee wilden werken aan die verlichte samenleving, en die zich verzette, uiteindelijk dan maar gedood moest worden. Het linksom uit de Verlichting voorkomende communisme was ook niet bepaald zachtzinnig in de omgang met critici. Denk aan de goelags van Jozef Stalin (1878-1953) en de hongerende Chinezen onder Mao Zedong (1893-1976). En dan heb ik het nog niet eens gehad over het in Europa ontstane fascisme en nationaal-socialisme.

En zo wordt de menselijke geschiedenis gekenmerkt door die wens tot zuiverheid, culminerend in een eindeloze reeks massamoorden of genociden. Naast de Holocaust tellen we in de vorige eeuw de genocide op de Armeniërs, de Holodorm, hongersnood in Oekraïne in de jaren 30 en recent kennen we de genocides in Cambodja en Rwanda.

De Armeense genocide vond 100 jaar geleden plaats en tot op de dag van vandaag wordt er ruzie gemaakt wie er precies voor verantwoordelijk is en of het wel een genocide was of niet. Dit onsmakelijke conflict wordt tot op presidentieel en pauselijk niveau uitgevochten en is weerzinwekkend. Bottom line is toch, en dat erkennen alle partijen, dat veel Armeniërs gedood zijn of van uitputting of honger stierven. Is dat alleen al niet genoeg om te herdenken? Of moeten we weer 100 jaar doorgaan met de woordenstrijd? Mijn voorstel zou zijn dat bij de herdenking van de massamoord of genocide op de Armeniërs gedacht wordt aan het volgende al te ware woord in de Koran (soera 532): “Derhalve hebben Wij […] voorgeschreven dat wie iemand doodt […] is alsof hij de mensen gezamenlijk heeft gedood en dat wie iemand laat leven is alsof hij de mensen gezamenlijk heeft laten leven.” Als dat woord gehoord wordt, zwijgt ieder en gedenkt ieder met respect.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Bang Europa, breek die hoge muren af!

0
italy-migrants(reuters).jpg
Foto: © Reuters

Voor mijn vader en veel van zijn generatiegenoten die de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) bewust hadden meegemaakt was de eenwording van Europa de vervulling van een wens: nooit meer oorlog. Dat de kort daarop uitgebroken Koude Oorlog (1945-1989) roet in het eten gooide deed daar niets aan af en de val van de Berlijnse Muur was voor deze generatie een bevestiging van dat streven, een symbolisch moment van hernieuwde samenwerking. Het idee dat wanneer je overlegt en samenwerkt elkaar de hersens niet inslaat en dat je dus bij voorbaat een open gemeenschap van bondgenoten bent die altijd kan uitdijen, dat was het ideaalbeeld. Na de Tweede Wereldoorlog werd dit de manier waarop Europa zich opnieuw uitvond, een nieuw zelfbeeld creëerde. Dat was natuurlijk niet de eerste keer dat dit gebeurde. In de eeuwen daarvoor werd Europa achtereenvolgens gedefinieerd als christelijk bolwerk, als continent met een uniek politiek regime en in de 18e eeuw als een beschaving, een culturele ruimte. Al die ‘projecten’ bestonden bij de gratie van profilering, exclusiviteit en beeldvorming over ‘de ander’. Het christelijke zelfbeeld was natuurlijk in de eerste plaats gebaseerd op de confrontatie met de islamitische wereld, ontstaan tijdens de kruistochten en later toen de Ottomaanse legers diep in Europa doordrongen. Het zelfbeeld van het Europese continent als een politieke mogendheid vormde de basis voor de latere koloniale overheersing. Het beschavingsproject in de 18e eeuw reduceerde de rest van de wereld tot ‘mensen zonder geschiedenis’, zoals de antropoloog Eric Wolf het zo treffend omschreef. De Europeanen brachten beschaving in alle uithoeken van de wereld. Zij hadden een missie te vervullen.

In al deze projecten was naast uitsluiting ook altijd en onmiskenbaar sprake van een ‘weg naar binnen’. Of het nu ging om bekering, onderwerping of de beschavingsmissie, er waren altijd ideeën hoe de buitenstaanders onderdeel konden worden van het project. Dat had natuurlijk vooral te maken met de politieke en economische macht waarover Europese mogendheden beschikten en hun dominantie in vrijwel de hele wereld. Vanuit die positie kun je genereus zijn.

In-, en uitsluiting zijn dus twee kanten van dezelfde medaille. Het idee van Europa als een ‘postbellum’ samenwerkingsplatform, een steeds uitdijende familie van bevriende naties is een typisch insluitingsverhaal. Maar inmiddels is daar weinig meer van over en is het vooral uitsluiting wat de klok slaat. Europa profileert zich in toenemende mate als een exclusieve economische, politieke en culturele club waarvan steeds meer landen en bevolkingsgroepen bij voorbaat en definitief worden uitgesloten. Ik wil de ideeën over Europa direct na de oorlog vooral niet idealiseren; ook toen was er natuurlijk sprake van uitsluiting, maar op dit moment is Europa op allerlei fronten hoge muren aan het optrekken en ontwikkelt zich steeds meer tot een naar binnen gekeerd pact van bange, maar ook arrogante naties die idealen verkwanselen.

De discussies over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie en de pogingen om voor Poolse migranten andere maatstaven te hanteren bij het reizen binnen de EU, het gênante geklaag over ‘de enorme maatschappelijke impact’ die een handjevol vluchtelingen teweeg kan brengen terwijl landen als Libanon en Turkije miljoenen vluchtelingen moeten opvangen, het feit dat er sinds 1990 al ruim 18.000 vluchtelingen zijn omgekomen in een poging Europa binnen te komen, twee (!) per dag. Alleen al de afgelopen maand is het aantal mensen dat Europa probeert te bereiken weer heel scherp gestegen. Het zijn schrijnende voorbeelden van de hedendaagse opstelling van Europa. Ik was de afgelopen dagen in Napels waar je rond het station het drama van heel dichtbij voelt: Italië vangt vele duizenden vluchtelingen op, Noord-Europa kijkt de andere kant op en zeurt.

De Griekse premier Alexis Tsipras die terecht gehakt maakt van het falende bezuinigingsbeleid van de EU, wordt weggezet als een extremist die ook nog eens zijn rekeningen niet betaalt en tot overmaat van ramp met Vladimir Poetin aan de onderhandelingstafel gaat zitten. Hij wordt op één hoop geveegd met nationalistische angstpredikers als Geert Wilders, Marine Le Pen en Nigel Farage, die de muren om Europa desnoods nog twee keer zo hoog willen maken, maar nog het liefst prikkeldraad om hun eigen land willen zetten.

De ophef over de eclatante overwinning van Syriza en over de stappen die de steeds populairder wordende premier neemt om zijn land uit de economische wurggreep van de EU te halen, brengt pijnlijk duidelijk aan het licht dat er van hoogdravende idealen in Europa nauwelijks meer sprake is. Aan de ene kant worden de duimschroeven bij landen als Griekenland steeds verder aangehaald terwijl er tegelijk niets wordt gedaan aan de schaamteloze zelfverrijking van de bankenmaffia en de systeemfouten in de gehele bancaire sector. De leiders van Europa gedragen zich in toenemende mate als zelfgenoegzame rekenmeesters die anderen graag de maat nemen en niet willen zien dat de morele kloof tussen zeggen en doen steeds groter wordt. Als Europa vindt dat het moreel iets goeds te bieden heeft aan de wereld, dan moet het beginnen de muren rond het fort af te breken.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.

Veroordeling denkpatronen essentieel bij bestrijding terrorisme

0
kerk-moskee-beirut-reuters.jpg
Foto: © Reuters

Kan men van buitenaf een godsdienst hervormen, als die als een bron van politieke onrust geldt? In Turkije bestaat er een apart directoraat voor godsdienst, het Presidium voor Religieuze Zaken (Diyanet), dat de teugels strak poogt te houden. Maar daar gaat het wel om soennitische politici die de soennitische islam organiseren, zoals ook in Saoedi-Arabië, Egypte en Marokko de overheid in dat opzicht veel in de melk te brokkelen heeft. Maar daarbij gaat het steeds in eerste linie om religieuze geestverwanten.

Problematischer wordt het, als men zich met de ordening van andermans godsdienst gaat bemoeien. Denk aan de alevieten in Turkije, waarmee Ankara zich ook bemoeit, wat tot de nodige spanningen aanleiding geeft. In China maakt de communistische partij zich zorgen over de reïncarnatie van de dalai lama, de geestelijke leider van Tibet, nu de huidige op jaren raakt. Niet omdat de machthebbers in Peking zelf het boeddhistische geloof zijn toegedaan of in die reïncarnatie geloven, maar omdat zij bang zijn dat zijn opvolger, als zij daar niet zelf de hand in hebben, wel eens een politieke onruststoker zou kunnen zijn. Daarom wijzen ze straks graag zelf een Chinees jongetje als reïncarnatie aan.

De staat die over de religie gaat: in Europa is dat sinds twee eeuwen van officiële scheiding van kerk en staat moeilijk voorstelbaar geworden. In een verder verleden sprak het vanzelf – katholieke vorsten hadden een grote vinger in de pap bij de benoemingen van bisschoppen, en veel protestantse vorsten stonden aan het hoofd van een eigen ‘nationale’ kerk. Nog koning Willem I (1772-1843) wilde in 1827 slechts bisschoppen toelaten, als hij een vetorecht kreeg, wat het Vaticaan weigerde; ook wilde hij een eigen Nederlanse priestersopleiding, want geestelijken uit het buitenland golden als fanatiek en dus eng. Pas met Thorbeckes Grondwet van 1848 trok de overheid zich uit godsdienstzaken terug, ofschoon ook daarna het boek regelmatig kroop waar het niet gaan kon.

De bouw van grote nieuwe katholieke kerken riep regelmatig evenveel emoties op als die van grote moskeeën nu. In het beginselprogramma van de brave ChristenUnie staat zodoende nog steeds een uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis afkomstige zinsnede over de politieke plicht “de vervloekte afgoderij” van de katholieke mis te bestrijden. En een SGP-raadslid in Gouda verklaarde nog geen maand geleden, naar aanleiding van de bouwplannen voor een megamoskee aldaar: “Als SGP’er kan ik nooit voor een moskee stemmen waarin een godsdienst wordt beleden die het bestaan van Jezus als Zoon van God loochent en verwerpt.” Kortom, ook zwaar-orthodoxe protestanten hebben nog grote politieke moeite met de praktische consequenties van godsdienstvrijheid, ook al ligt die al anderhalve eeuw in de Grondwet vast.

Godsdienstige verdraagzaamheid – de acceptatie dat iedereen op zijn manier zalig worden moet – is juist voor orthodox-gelovigen moeilijk te verteren, omdat de essentie van hun geloof nu juist is, dat er maar één weg naar de hemel leidt, en elke andere naar de hel. Dat is bij orthodoxe christenen in Europa niet anders dan bij orthodoxe moslims in het Midden-Oosten. Alleen zijn de eersten allang in de minderheid geraakt en hebben ze daardoor moeten accepteren dat zij niet meer de wet aan anderen opleggen kunnen. En zeker dat pogingen om dat met geweld te doen, niet acceptabel zijn. De afbrokkeling van de christelijke orthodoxie is de uitkomst van een langdurig theologisch debat, waarbij de letterlijke geldigheid van de tekst van de Bijbel steeds meer werden gerelativeerd en gehistoriseerd. Velen zagen in dat de eeuwenoude religieuze teksten voor de eigentijdse samenleving niet één-op-één bruikbaar waren of voor alle nieuwe vragen des levens een pasklaar antwoord paraat hadden, maar geherinterpreteerd moesten worden. Daardoor konden de meest rauwe kanten er gaandeweg vanaf slijten, bijvoorbeeld wanneer het om thema’s als het strafrecht en de omgang met andersgelovigen of ongelovigen ging – en om de toepassing van het strafrecht in het geval van religieus ‘afwijkend’ gedrag.

Een dergelijke strijd, waarbij de absolute geldigheid van bepaalde teksten ter discussie komt te staan, lijkt nu ook eindelijk in de Arabische wereld plaats te gaan vinden. Dat is zonder twijfel deels te danken aan de gruweldaden van IS en al-Qaeda, die, met hun beroep op enkele selectieve teksten uit de Koran de absolute waarheid claimen, en daarmee de gematigde krachten meer dan voorheen tot nadrukkelijke openlijke distantie van de radicalen dwingen. Zelfs vrij orthodoxe geloofscentra als de Al-Azhar Universiteit in Caïro zien zich nu genoodzaakt stelling te nemen en de interpretatie die IS aan de Koran geeft als een principieel verwerpelijke af te wijzen – niet slechts op puur abstract-theologische gronden, maar ook op menselijk-morele, vanwege haar intrinsieke gewelddadigheid. Dat is een belangrijk winstpunt, omdat juist orthodox-religieuze leiders in het Midden-Oosten, zowel aan soennitische als aan sjiitische zijde, te lang weggekeken hebben, als fanatici er met de islam vandoor gingen. Gezien het grote gezag waarop zij kunnen bogen, is hun onomwonden veroordeling van de basale denkpatronen van IS en al-Qaeda bij de bestrijding van het terrorisme essentieel.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Kleed je uit met de ware intentie

0
moslima-reuters.png
Foto: © Reuters

Er zijn tijden in mijn leven geweest, en feitelijk zijn die tijden nog steeds niet voorbij, dat ik de portiers van diverse ziekenhuizen op groetbasis kende, zo vaak had ik afspraken in ziekenhuizen voor onderzoeken, opnames en operaties. Het spreekt voor zich dat ik navenant vaak mijn opwachting maakte bij de huisarts. Verder was het ook nog eens zo dat ik voor al die eindeloze onderzoeken mij van mijn kleding moest ontdoen op de beroemde slip na. En daar stond, zat of lag ik dan: de dokter (m/v) onderzocht mij en gaf haar of zijn diagnose.

Op een gegeven moment was ik die uitkleedpartijen wel zat. Maar ik wist dat ik voor mijn gezondheid en welbevinden toch echt de dokter moest laten zien waar de pijn zat zodat hij of zij een passende behandeling of zelfs operatie kon voorstellen. Maar leuk is het niet om je naaktheid te laten zien aan mensen die je in je privé-leven verder helemaal niet kent.

Had het iets erotisch? Om me lichamelijk te presenteren voor de behandelaars? Wel, geloof me, als je voor pijn of klachten bij een huisarts komt of in het ziekenhuis, dan is dat wel het laatste waar je aan denkt. Seks en ziekte sluiten elkaar uit. Je hebt wel wat anders aan je hoofd als je creperend van de pijn voor de zoveelste keer je opwachting bij een dokter of specialist maakt.

En daarmee raak ik, wat mij betreft, de kern van het voorpagina-artikel van Zaman Vandaag van 3 april jl. dat getooid was met de titel In je onderbroek voor de klas is verplicht bij de studie Geneeskunde. In het artikel wordt verslag gedaan van twee islamitische studentes geneeskunde die niet mee willen werken aan een college waarin de artsen in spé elkaar lichamelijk moeten onderzoeken. En waarvoor ze dus uit de kleren moeten, het ondergoed uitgezonderd.

De fouten die beide meisjes maken is dat ze seks, of zo je wilt erotiek, met zorg door elkaar halen. Seks is één ding, de zorg voor mensen die – heel erg – ziek zijn is een andere. Je moet dus in staat zijn om deze twee zaken van elkaar te scheiden in je professionele leven als arts. Het is immers vaste prik dat artsen en specialisten of ze nu zelf man of vrouw zijn, andere mannen vrouwen lichamelijk moeten onderzoeken. Beide meisjes zullen, als ze praktiserend arts zijn, meer balzakken op moeten lichten om te kijken of de patiënt teelbalkanker heeft dan hen lief is.

Dat er daarom lichamelijk geoefend wordt tijdens de studie is alleen maar goed. Het is de uitdaging om tijdens die sessies een professionele attitude te ontwikkelen, elkaars lichamen te bekijken en te onderzoeken en de erotische zenders helemaal uit te schakelen, zowel door de meisjes zelf als door  degenen die ze moeten onderzoeken.

Maar, zo betoogde Nilüfer Canpolat, een Turks-Nederlandse huisartse in Rotterdam, die ook in Nederland medicijnen had gestudeerd, en gevraagd om commentaar te leveren op de kwestie. “Ik kom uit een cultuur waar dat [uitkleden waar iedereen bij is] gewoon not done is”, zegt dokter Canpolat. “Hier gaan mensen naar het strand en kleden ze zich uit tot aan hun bikini. Maar wij zijn dat niet gewend.” Ik vroeg me in gemoede af in welke cultuur mevrouw Canpolat woont en of ze wel eens in Antalya, Alanya en Bodrum is geweest, waar menig Turkse dame meer van haar lichaam laat zien dan nodig is en dan heb ik het nog niet eens over buikdanseressen.

De twee bezwaarmaaksters voeren het argument van hun religie aan. De islam verbiedt een dergelijke lichamelijke blootstelling aan elkaar. Het is evenwel diezelfde islam die het antwoord geeft op hun probleem en daarmee een oplossing. Binnen de islam is het principe van de niyya (intentie) van belang. Een gebed uitvoeren zonder de ware intentie is een waardeloos gebed. Vasten omdat het moet heeft geen waarde. Je moet je gebed en je vasten met overtuiging doen. Als de ware niyya er niet is, kun je beter niet bidden en vasten.

En zo kan die niyya ook op het uitkleedprobleem worden toegepast. Als de beide dames voor zichzelf vaststellen dat hun intentie professioneel is, een oefening voor de praktijk van later, dan ben ik er zeker van dat ze de uitkleed- en onderzoeksessies zonder religieuze kleerscheuren doorstaan en later de beste artsen worden die je je maar kunt voorstellen. En een andere suggestie: leef je in de patiënt in. Die doet zijn of haar kleren echt niet voor zijn of haar plezier uit, de patiënt wil alleen maar beter worden.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter