17.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 750

Elke religie heeft vredelievende en gewelddadige kanten

0
Parijs-JanJaapDeRuiter.jpg
Foto: © AP

De Franse president Hollande deed wat de Amerikaanse president Obama en de Britse premier Cameron voor hem deden: verklaren dat het geweld dat gedaan is uit naam van de islam niets met islam te maken heeft. ”IS is geen islam”, zei Obama en Cameron verklaarde dat de gruweldaden van IS niet uitgevoerd zijn door moslims, maar door monsters. In zijn toespraak tot het volk, enkele uren na de dramatische afloop van de terreuracties in Frankrijk, gaf ook president Hollande aan dat de terreurdaden niets te maken hebben met de islam.

Op het moment dat Hollande zijn uitspraken deed zat ik als commentator in de studio van Radio NPO 1 in een gecombineerde uitzending van EO en NOS in het programma Dit is de Dag. Toen ik het hoorde, zuchtte ik diep en stak mijn handen ten hemel. ”Hoezo?”, vroegen mij de beide presentatoren van het programma. Me realiserend dat er veel mensen naar mij luisterden probeerde ik mijn emotie om te zetten in een rationele analyse. Ik betoogde dat de uitspraak van Hollande misschien wel begrijpelijk is omdat hij islam en terreur niet met elkaar wilde verbinden om zo de angel uit het hele drama te houden. De moslims vrijhouden, als het ware. Een politiek gemotiveerde uitspraak. Maar, zo was mijn commentaar, het waren wel degelijk moslims die de gruweldaden uitvoerden, en ze deden dat, naar eigen zeggen, in naam van de islam.

Nu kan je wel 100 keer vinden dat het onterecht is dat moslims zoiets doen, en moslims betogen ook keer op keer dat ze vinden dat hun religie gekaapt wordt door gewelddadige extremisten en dat ze zich op geen enkele wijze met hen identificeren. Allemaal legitieme gevoelens, maar als argumenten in het debat werken ze contraproductief.

Elke religie heeft namelijk buitengewoon mens- en vredelievende kanten. Maar elke religie kent ook extreme excessen van geweld. Dat geldt voor het christendom, dat geldt voor de islam. Erkennen dat dat zo is, is de eerste stap in het verwijderen van de angel uit het conflict. Het is de eerste stap om ‘de gewone mensen’ tegemoet te komen. Om hen te zeggen: wij politici zien ook wel dat het moslims zijn die deze gruweldaden op hun geweten hebben. Maar, om even bij het voorbeeld van de islam te blijven, er kan ook betoogd worden dat de Koran een boek is dat overloopt van de woorden barmhartigheid en vergevingsgezindheid (ik betoogde zulks ook uitgebreid in hetzelfde radioprogramma). Allah is de barmhartige, de vergevingsgezinde. Als de Koran op die manier wordt uitgelegd, en heel, heel veel moslims doen dat, dan kantelt het beeld volledig.

Dan kunnen politici duizenden voorbeelden geven van barmhartige en vergevingsgezinde moslims die bouwen aan de Europese samenlevingen en die geen vlieg kwaad doen. Dan erkennen zij de basisregel van elke religie: een religie kan leiden tot goed, maar ook tot kwaad. Dan bereiken de politici het volk dat ze zouden moeten vertegenwoordigen.

Het is misschien goed bedoeld van Hollande, Obama, Cameron en veel andere leidslieden, ook van moslimhuize. Maar het getuigt van buitengewoon veel naïviteit en kortzichtigheid en misschien wel van angst om de link tussen islam en geweld te negeren of te ontkennen.

Nu blijft de onbeantwoordbare vraag boven de markt hangen wat dan wel de religie en religieuze inspiratie van de terroristen in Parijs was. Geen moslims? Geen islam? Dat gelooft toch niemand. Erkennen dat religie, in dit geval islam, oneindig mooie kanten heeft en oneindig treurige, is een belangrijke stap tot acceptatie van moslims en hun religie in de westerse samenlevingen. Of, de woorden van – toen nog – presidentskandidaat Bill Clinton, in debat met zittend president (vader) Bush, parodiërend: “It’s the Islam, stupid.”

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Sharia is geen alternatief voor westers rechtsstelsel

0
Charlie-Hebdo-killings-pl-012.jpg
Foto: © Reuters

Na de bloedigste aanslag van fundamentalistische terroristen in Europa sinds jaren, blijf ik als historicus toch met een aantal wezenlijke vragen zitten, die de moordenaars zelf helaas niet meer kunnen beantwoorden. Hun sympathisanten, van wie er zich ook vanuit Nederland ettelijke tientallen bij IS hebben aangesloten, kunnen dat echter mogelijk wel.

Ik kan mij op zich bij hun haat jegens het Westen nog best wat voorstellen, ook bij een deel van hen die (zoals de daders) zelf in het Westen zijn opgegroeid: verbittering over de achterstand, uitsluiting en uitzichtloosheid in de Franse banlieues, omdat mede door allerlei discriminatoire factoren de meritocratische belofte van het westerse maatschappij-ideaal – wie de capaciteiten heeft en hard werkt komt ver – voor hen vaak nog minder opgeld doet dan voor andere achterstandsgroeperingen.

Ook in de kritiek op de hypocrisie van westerse regeringen, waar het de uit handels- en veiligheidsbelangen voortvloeiende inconsequente omgang met vrijheid, democratie en mensenrechten betreft, kan ik een eind meegaan. Denk bijvoorbeeld aan Israël versus Palestina, Saoedi Arabië – waar nu een blogger een lijfstraf moet ondergaan die in de IS niet zou misstaan – versus Iran, het stilzwijgen over Egypte – waar Sisi zich als een veel grotere tyran dan Morsi ontpopt – en het (op zich bij gebrek aan veel alternatieven verklaarbare) de facto wegkijken in Syrië bij de ruim 200.000 burgerslachtoffers van Assad versus de enorme woede na het onthoofden van een handvol westerlingen. En natuurlijk de martelmethodes in het kader van de terrorismebestrijding, die met de openbaarmaking van het CIA-rapport overigens zelf door Washington is erkend (op een soortgelijk rapport van Moskou, Peking, Ankara en Teheran wachten we nog steeds). Alles tot je dienst.

Maar 3 dingen blijven voor mij anno 2015 niet te bevatten, ook als je aanstoot neemt aan – soms inderdaad weinig fijnzinnige – cartoons van Charlie Hebdo. Het zijn 3 dingen die een onoverbrugbare kloof markeren tussen het moderne westerse denken en de atavistische barbarij van terreurgroepen als IS en Taliban, maar ook die – laten we de geliefde Amerikaanse bondgenoot in de regio maar toevoegen – in landen als Saoedi Arabië. Dat houdt er immers precies dezelfde denkwijzes en strafpraktijken op na, die daar door de bevolking en de geestelijkheid als vanzelfsprekende uitdrukking van Gods wil en wet worden goedgekeurd (zie het gememoreerde lot van Raif Badawi).

De eerste vraag die bij mij oprijst is: hoe is het mogelijk dat je vindt dat de belediging van een mens die al 1400 jaar dood is, een moord legitimeert – ongeacht welke dode het betreft en wat zijn betekenis zou zijn. Geeft dat het recht om zelf te doden, als iets je niet bevalt? Kan men op het symbolische wapen van de tekenpen slechts met het bloedige wapen van de kalashnikov reageren? Wat is dat voor inhumaan normenstelsel, dat behelst dat ‘eer’ van een hogere waarde zou zijn dan een mensenleven?

De tweede vraag is: hoe is het mogelijk dat iemand met de sharia een juridisch systeem omarmt dat – ongeacht de oorsprong uit een glorieus verleden – met zijn lijfstraffen – en nu door IS zelfs officieel geher­introduceerde slavernij – door elk zindelijk denkend hedendaags mens slechts als absoluut verwerpelijk te beschouwen valt. De acceptatie daarvan – als gevolg van een tekort aan onderwijs en een teveel aan religieuze indoctrinatie – door analfabete boeren in pakweg Afghanistan kan ik nog enigszins begrijpen. Maar dat moslimjongeren – zowel allochtone als bekeerde autochtone – die in Europa zijn opgegroeid en opgeleid, dat als een soort paradijselijk alternatief voor het westerse rechtsstelsel beschouwen – hoe imperfect dat laatste ook mag zijn, en hoezeer het in de praktijk soms ook niet vrij van willekeur is – gaat mij boven de pet.

Ook teveel Europese moslims zien – zoals bij hen na enig doorvragen blijkt – de sharia nog steeds als een soort tijdloos ideaal, dat weliswaar hier en nu in een niet-moslim-land niet gerealiseerd kan worden, maar wel in een verre toekomst. Wanneer – en daar ligt misschien nu de meest duidelijke taak voor de islamitische geestelijkheid – durven zij, zonder verkettering in eigen kring, te stellen dat de sharia niet meer dan een tijdgebonden strafsysteem uit het verleden is – net als het sterk verwante christelijke strafsysteem uit de Middeleeuwen – en dat wij die door de maatschappelijke vooruitgang sindsdien gelukkig voor altijd achter ons gelaten hebben. De essentie van het westerse vooruitgangsdenken sinds de Verlichting is – en daarin schuilt dan anders de grote cultuurkloof – dat het verleden niet per definitie de norm voor goed en kwaad in heden en toekomst is.

Ik denk dat als alle imams in Europa ook dát eens zeer luid en duidelijk, zonder enig voorbehoud zouden zeggen, een belangrijk deel van een begrijpelijk wantrouwen bij de autochtone bevolking inzake hun intenties, voor de langere termijn weggenomen zou worden. Dat is, hoe je het ook wendt of keert, de grote mentale drempel die iedereen over zal moeten om Europeaan te worden: dat elk religieus beargumenteerd rechtsstelsel onacceptabel is, op basis van de fundamentele scheiding van kerk en staat. Maar zelfs diverse vooraanstaande islamitische intellectuelen die al decennia in het Westen leven (zoals Tariq Ramadan indertijd) beginnen, met dié cruciale vraag geconfronteerd, dan toch te draaien en wollige woorden te spreken.

De derde en laatste wezenlijke vraag hangt daarmee samen: op grond van welk waanidee die Europese moslimjongeren die nu terreurgroepen als IS en al-Qaeda als de hoeders van de ware islam omarmen, of zelfs zelf als jihadist op pad gaan, menen dat dit voor anderen een aantrekkelijk alternatief zou zijn dat ooit wereldwijd een kans zou maken. Om te beginnen voor vrouwen, die door IS en in landen als Afghanistan en Saoedi Arabië – het oorsprongsland met de heilige plaatsen – als tweede­rangsmensen zwaar worden onderdrukt.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Veel ‘Charlie’s maken zich vooral druk over vrijheid van gelijkgezinden

0
VrijheidVanMeningsuiting-EwoudButter.gif

Ik kan zonder risico Mark Rutte voor een hoerenzoon uitmaken, maar wanneer ik de koning voor een hoerenzoon uitmaak, heb ik een probleem. Dan maak ik me schuldig aan majesteitsschennis. Als ik pech heb, kan me dat een gevangenisstraf van 5 jaar opleveren.

Zo kan ik ook het uitmoorden van 2 miljoen mensen in de Goelag door Stalin ontkennen, mag ik de moord op één miljoen Indianen in Amerika een sprookje noemen, net als het afslachten van 1,5 miljoen Algerijnen door de Fransen. Niemand zal me dan voor het gerecht slepen. Dat is anders wanneer ik de Holocaust, het uitmoorden van 6 miljoen joden, ontken. Dan ben ik strafbaar. In Nederland kan ik vrijuit over de Armeense genocide praten, terwijl ik in Turkije risico loop wanneer ik die moordpartij een genocide noem en in Frankrijk juist weer niet mag ontkennen dat er een genocide heeft plaatsgevonden.

Ik kan zonder enig gevaar de complottheorie omhelzen dat de Amerikanen zelf de aanslagen van 11 september hebben georganiseerd, maar het kan me m’n baan kosten wanneer ik als ambtenaar van justitie suggereer dat IS het gevolg van een zionistisch complot is.

Ik mag demonstreren, maar bij een demonstratie tegen de monarchie of tegen Zwarte Piet, kan ik er op rekenen dat het demonstreren mij moeilijk zal worden gemaakt. En mocht ik thuis een verzameling vlaggen hebben, dan loop ik met een vlag van Hamas (of een vlag die daar oplijkt) eerder het gevaar te worden opgepakt dan met een willekeurige andere vlag.

Ik kan Jezus Christus bespotten, maar ik zal voorzichtig zijn met het bespotten van de profeet Mohammed. In dat geval hoef ik misschien niet te vrezen voor een actie van justitie, maar heb ik wel redenen om voor mijn leven te vrezen, omdat er een groepje moslims rondloopt dat met geweld een vrijheid voor zichzelf opeist die aan anderen niet gegund wordt. Gelovigen die anderen het zwijgen willen opleggen, kunnen op hun beurt te maken krijgen met andersdenkenden die hun heilige geschriften willen verbieden, omdat sommige teksten als kwetsend kunnen worden ervaren.

Rituele dans

Bij de toepassing van de vrijheid van meningsuiting wordt vaak met verschillende maten gemeten. Dat blijkt ook weer in de discussies na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo. Het debat is een rituele dans met vele hypocriete trekjes. Er zijn veel ‘Charlie’s die zich vooral druk maken over de vrije meningsuiting van mensen met vergelijkbare opvattingen. De vrijheid die de ene groep voor zichzelf opeist, wordt vaak aan een andere groep niet of nauwelijks gegund.

Echte vrijheid van meningsuiting ontstaat pas in de geest van Voltaire, wanneer mensen strijden voor het recht op de vrijheid van meningsuiting van hun tegenstanders, hoe verwerpelijk zij die mening ook vinden.

Dat vraagt soms een flink incasseringsvermogen, maar is inherent aan een pluriforme samenleving waarin normen, waarden en leefstijlen flink met elkaar kunnen botsen.

Verbieden

Sommigen zoeken hun toevlucht in verbieden of in een gang naar de rechter. Ik geloof daar niet in. Ik geloof niet in een verbod op godslastering, ook niet in het verbieden van majesteitsschennis of het verbod op het ontkennen van de holocaust. Ik zie geen enkele oplossing in het verbieden van religies, boeken, films, religieuze kleding, vlaggen, politici of predikers.

Tenminste, zolang er geen sprake is van een oproep tot geweld, het bedreigen van personen of  het zaaien van haat. Dan wordt de grens van de vrijheid van meningsuiting wat mij betreft namelijk wel bereikt.

Kwetsen

Dat betekent niet dat alles wat gezegd mag worden, ook gezegd moet worden. Een pluriforme samenleving vraagt het empatisch vermogen om met elkaar rekening te houden. Ik vind het van beschaving getuigen om mensen niet onnodig te kwetsen of te beledigen. Verbaal geweld, is net als fysiek geweld meestal een teken van zwakte. Argumenten zijn overtuigender dan scheldpartijen.

Toch kan provoceren soms nodig zijn om een debat te starten. Het doorbreken van taboes is niet alleen een voedingsbron voor humor, maar kan ook een motor van maatschappelijke en wetenschappelijke vooruitgang zijn. Een sterke, democratische samenleving buigt niet voor dreigementen, maar staat pal voor de vrijheid van meningsuiting, ook als dat pijn doet. En dat is ook maar een mening.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter

Wat is vrijheid van meningsuiting werkelijk?

Ik ben Charlie niet, maar wie ben ik wel?

0
MauriceCrul-CharlieHebdo.jpg
Foto: © Reuters. Parijs (14 januari 2015).

Donderdagavond, ik sta samen met mijn vrouw en een vriend op de Dam met de tekst let’s agree to disagree. Het is kwart over zeven en de manifestatie begint met één minuut stilte. Tien meter van ons vandaag begint tijdens de indrukwekkende stilte iemand luidkeels een lied van Hans Teeuwen te zingen. In de eerste zin van het lied zit al een forse belediging aan het adres van de profeet Mohammed. Een man van diep in de zestig, gekleed zoals een gepensioneerde natuurkunde leraar, stormt op de man af en geeft hem een duw en schreeuwt dat hij zijn mond moet houden. De man gaat echter door met zijn lied. Daarop grijpt de krachtdadige grijsaard de man bij zijn keel en geeft hem en-passant ook een stomp in zijn maag. De politie snelt toe en voert de man die stug zijn lied blijft doorzingen af. Het is in een paar minuten voorbij.

De hele dag had ik een onwezenlijk gevoel, met al die voorspelbare commentaren van politici. Ik voel de adrenaline in mijn lijf, het is net of ik te snel ben opgestaan. Ik weet: dit is waar ik gedwongen wordt om mijn positie te bepalen. Ooit was ik Charlie en ook ooit stond ik achter de vrijheidsstrijders – of terroristen, het hing af van je perspectief hoe je ze noemde – van de jaren tachtig. Toen ik zestien was wist ik mijn conservatieve ouders niet erger te tergen dan door botte opmerkingen over het koningshuis en de katholieke kerk te maken. Geen grap over die onderwerpen kon mij te hard zijn. Het gaf mij een gevoel van vrijheid. Ik kon dat doen en voelde mij superieur ten opzichte van mijn ouders die in alle andere zaken zoveel machtiger waren dan ik. Jaren later stond ik achter de ‘terroristen’ van de jaren tachtig. Ik was actief in de anti-apartheidsbeweging en ik vond dat het ANC in Zuid Afrika het recht had om de blanke machthebbers, desnoods met geweld en aanslagen, te bestrijden. Elke gelukte aanslag koesterde ik als een overwinning voor de beweging. 

Vandaag de dag ben ik geen Charlie en zeker geen Chérif of Saïd. Maar wie ben ik wel? Ben ik minder radicaal geworden, censureer ik mijzelf tegenwoordig? Ik denk het niet. Ik werd vorig jaar uitgenodigd voor een lezing op het hoofdkantoor van Shell in het kader van een mentorproject voor jonge ‘nieuwe’ Nederlanders. De CEO van Shell zat in de zaal. Ik begon met te vertellen dat ik precies twintig jaar geleden daar ook was om het hoofdkantoor van Shell te blokkeren in verband met de steun van Shell aan het apartheidsbewind in Zuid Afrika. Een steun die in de lijn lag van wat Shell in de geschiedenis altijd al deed, tijdens de koloniale tijd en tijdens de Tweede Wereldoorlog toen de directeur van Shell actief nazi-Duitsland steunde. Ik eindigde mijn introductie ermee dat ik blij was dat Shell tegenwoordig de diversiteit op de werkvloer heeft omarmd en daarvoor een actief beleid voert.

En waar is de Charlie in mijzelf gebleven? Terug naar de Dam. Ik hou van harde grappen. Vaak als begroeting met Turks-Nederlandse of Marokkaans-Nederlandse vrienden maken we eerste een paar harde grappen over kaaskoppen, Turken of Marokkanen. Of we bespotten ons zelf of we bespotten de ander. Het is wellicht een rare vorm van begroeting voor buitenstaanders, maar het werkt voor ons. De voorzichtigheid waarmee mensen elkaar benaderen willen we niet, dat creëert afstand. Vervolgens kunnen we vragen naar de kinderen en de partner. Het wezen van die harde grappen is dat we er samen om kunnen lachen. Het zijn geen grappen om de andere te beledigen maar we geven via spot en zelfspot snel en raak commentaar op de gebeurtenissen van de afgelopen week. Is het een vorm van zelfcensuur dat wij geen grappen maken die elkaar beledigen? Ik vind van niet. We willen communiceren. Humor past daarbij, beledigingen niet, die staan de communicatie in de weg. 

Terug naar de arrestatie op de Dam. Ik was trots dat zoveel Amsterdammers naar de Dam waren gekomen en dat we dat deden zonder een racistisch woord of belediging. Dat is Amsterdam voor mij. De zingende man verstoorde dat met zijn lied. Dat wilde ik niet. De man belichaamde het idee dat je overal alles altijd maar mag, of zelfs moet, roepen. Met zijn actie, tijdens de minuut stilte, maakte hij echter kapot dat wij ondanks onze verschillen daar samen stonden. Dat is waarom ik geen Charlie meer ben.

Dit is mijn persoonlijke pleidooi voor humor, maar tegen beledigingen. En dit is mijn pleidooi voor radicale en confronterende meningen, maar tegen geweld.

Let’s agree to disagree.

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Etnisch profileren: lessen uit Ferguson

0
FERGUSON-MauriceCrul.jpg
Foto: © Reuters

Welke lessen kunnen we in Nederland leren uit de recente discussie over het politieoptreden ten aanzien van zwarte jongeren in Amerika? Veelvuldig werd in Nederlandse kranten geschreven dat zwarte jongeren ook “veel vaker crimineel” zijn dan andere groepen in Amerika. Het vaker aanhouden van zwarte jongeren door de politie, zo is de redenering, roepen zij deels over zich zelf af doordat zij vaker diefstallen en geweldsdelicten plegen. Die redenering wordt hier in Nederland ook vaak gebruikt ten aanzien van Marokkaans-Nederlandse jongens of Antilliaans-Nederlandse jongens. Deze robuust ogende redenering heeft echter een aantal problemen, dat in Amerika wél, maar in Nederland niet of nauwelijks wordt genoemd. Waar steekt de politie de grens over tussen effectief politieoptreden naar onrechtvaardig optreden?

Als in een bepaalde buurt meer straatroven worden gemeld dan ligt het vanuit het standpunt van effectief politie optreden voor de hand dat de politie in die buurt meer gaat patrouilleren. En als opgepakte daders vaker jongens dan meisjes zijn, dan ligt het voor de hand dat de politie zich tijdens patrouilles meer op de jongens richt. En als de daders vaak uit een bepaalde etnische groep komen is het niet onlogisch dat zij die groep scherper op de korrel heeft. Kortom, het lijkt erop dat de politie rationele keuzes maakt als het gaat om potentiële daders te pakken. Het kan echter zijn dat de politie door deze focus, die op zich op harde feiten is gebaseerd, doorslaat en agenten alleen nog maar mogelijk crimineel gedrag of zelfs alleen nog maar criminelen zien als ze jongens van een bepaalde etnische afkomst tegenkomen op hun patrouilles.

Een fictief rekenvoorbeeld illustreert wat er dan gebeurt. Stel: in de ene etnische groep rijden 4 op de 20 jongens op een gestolen scooter en in de andere etnische groep rijden 2 van de 20 jongens op een gestolen scooter. Van de eerste groep worden in de loop van een jaar 9 jongeren aangehouden voor controles door de politie, echter, in de tweede groep maar 3. De kans dat de jongeren van de eerste groep met een gestolen scooter worden aangehouden is daarmee onevenredig groot. Er rijden weliswaar 2 keer zoveel jongeren uit de eerste groep op een gestolen scooter, maar hun pakkans is 3 keer zo groot en dus disproportioneel groot. Dat versterkt het idee bij de politie dat de eerste groep veel meer crimineel is dan in werkelijkheid. De signalen dat dit in Nederland gebeurt, zijn bij enkele politie korpsen helaas ook te signaleren.

Het andere grote probleem bij de – negatieve – aandacht voor een specifieke etnische groep zijn de zware consequenties voor de niet-criminele jongeren uit die groep. De 16 niet criminele jongens uit de eerste groep worden immers veel vaker ten onrechte aangehouden als de niet criminele jongens uit de andere groep. De enige tastbare reden voor hun aanhouding is dat zij tot de gestigmatiseerde groep behoren, iets waar zij zelf niets aan kunnen veranderen. Rechtvaardigt de oververtegenwoordiging van crimineel gedrag in hun etnische groep een dergelijk stigmatiserend gedrag van de politie? Bovendien kunnen er onvoorziene consequenties zijn. De persoon in kwestie heeft toevallig zijn legitimatie niet bij zich en voor hij het weet heeft hij zo toch ineens iets strafbaars gedaan. Een ander die zijn legitimatie heeft vergeten zal er nooit de consequenties van ondervinden, omdat hij nooit wordt aangehouden bij controles.

In een rechtstaat zijn onze politici uiteindelijk degenen die de gelijke behandeling van iedereen moeten garanderen, maar wie komt er in het huidige politieke klimaat op voor de jongens die stelselmatig en buitenproportioneel door de politie worden aangehouden? Wachten we op ons eigen Ferguson of nemen we echt serieus dat democratische grondrechten voor iedereen in gelijke mate gelden? 

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Is de ondergang van IS, IS zelf?

0
ISIS-ondergang.jpg
Foto: © Reuters

In het voorbije jaar heb ik kennis gemaakt met 2 Syrische activisten, Abu Ibrahim al-Raqqawi en Abu Mohammed. Raqqawi staat hoog op de IS-hitlist en heeft Syrië moeten verlaten. Mohammed woont nog steeds in IS-gebied en wel in de Syrische stad Raqqa. Beiden zetten zich in voor het lot van de bewoners van deze stad, dat het tragische lot heeft moeten ondergaan tot hoofdstad van de ‘Islamitische Staat’ te zijn ‘bevorderd’.

Met hun website Raqqa is Being Slaughtered Silently (www.raqqa-sl.com) willen ze de wereld informeren over de rampspoed die de Raqqanen overkomen is. Een doel hebben ze inmiddels gehaald: de hele wereld heeft nu weet van de dagelijkse slachtpartijen van IS. Daarmee zouden ze in principe de woorden ”silently” uit de titel van de website kunnen schrappen.

Maar dat is slechts een cosmetische operatie, want het slachten gaat gewoon door. De toepassing van de IS-versie van de sharia leidt dagelijks tot executies en lijfstraffen. De teller staat bepaald niet stil.

Raqqawi en Mohammed zijn in september 2014 geïnterviewd door De Volkskrant en via Facebook en Twitter kwam ik met beiden in contact. Dat leidde al snel tot het opzetten en schrijven van de serie Berichten uit de Islamitische Staat die op de nieuws- en opiniewebsite www.thepostonline.nl verscheen.

In de 7de en laatste aflevering van de serie ging het om de toekomst van Syrië. Beide jongemannen waren er desgevraagd heilig van overtuigd dat de democratie in hun vaderland zou overwinnen. Vroeg of laat zouden het bewind van Assad en de tirannie van Daesh (zoals IS in het Arabisch wordt genoemd) het veld ruimen voor de stem van het Syrische volk, dat smachtte naar gelijkheid en vrijheid voor iedereen. Tegelijkertijd waren beiden ook realistisch genoeg om te beseffen dat er nog een lange weg te gaan was. 

Want de sleutelvraag is natuurlijk wat er gebeurt met Daesh in die toekomstige wensdroom. Immers, de aanhangers van Daesh beschouwen de democratie als een uitvinding van de duivel.

Beide activisten zijn blij met de aanvallen van de door de Verenigde Staten geleide coalitie op de IS-strijdkrachten, maar stellen tegelijkertijd vast dat het vooral de bevolking is die daaronder lijdt. Bovendien maken zij het westen het bittere verwijt waarom het niet eerder Assad en zijn moordmachines heeft aangevallen. Dan was de situatie nooit zo dramatisch uit de hand gelopen. Nee, de coalitie zal het verschil niet gaan maken.

Ook Turkije wordt geen doorslaggevende rol toegedicht. Het land lijkt er geen moeite mee te hebben dat zich een ‘kalifaat’ ontwikkelt aan haar zuidgrens en omdat de Turkse regering de Koerden wantrouwt, zal ze niet snel in daadwerkelijke actie komen om hen te helpen. Laat Daesh de Koerden maar bestrijden, dan hoeven wij Turken dat niet te doen, is het verwijt dat de Turkse regering wordt gemaakt.

Wie of wat zal dan de oorzaak zijn van de ondergang van Daesh? Wel, zo betoogde Mohammed, de enige factor die een einde kan maken aan Daesh is Daesh zelf. De IS-interpretatie van de sharia is desastreus voor de bevolking van de gebieden waar IS het voor het zeggen heeft, maar ze is dat ook voor de strijders zelf. Zo is een 50-tal jihadisten door Daesh geëxecuteerd na de nederlaag in de Sinjar-bergen tegen de Koerden die oprukten om de Yezidi-vluchtelingen te redden. Ook is er regelmatig sprake van (lijf)straffen omdat ook IS-strijders, per slot van rekening ook maar mensen, moeite hebben zich te houden aan alle strenge regels, zoals het simpele rookverbod.

Het is waar dat revoluties hun eigen kinderen opeten en dat het streven naar ideologische zuiverheid immer leidt tot zuiveringen in de eigen gelederen. Maar ik stel ook vast dat IS nog dagelijks versterkt wordt door jonge strijders uit de hele wereld. Het potentieel is nog lang niet op.

Ik deel de hoop van Raqqawi en Mohammed. Maar de realiteit gebiedt me te zeggen dat er nog een lange weg te gaan is eer een democratische Syrië bewaarheid zal zijn.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

De culturele kern van het integratieconflict

0
CHINATOWN-MANHATTAN.jpg
Foto: © AP. Chinatown in New York.

”2014 was een slecht Integratiejaar”, aldus op 29 december Volkskrant-columnist René Cuperus terugblikkend. Ter illustratie passeerden de Schilderswijk-confrontatie, de anti-Marokkanen-hetze van Geert Wilders, het Zwarte Piet-oproer en de afscheiding van twee PvdA-Tweede Kamerleden met een Turkse achtergrond de revue. Allemaal voorbeelden van kwesties waarbij bevolkingsgroepen langs etnische en/of godsdienstige lijnen tegenover elkaar kwamen te staan. Met dat laatste, die confrontatie langs godsdienstige lijnen, heeft Nederland overigens eeuwenlange ervaring: vanaf de Opstand tegen Spanje was het multiconfessioneel, ook al deden de calvinisten alsof ieder ‘echte’ Nederlander vanzelfsprekend calvinistisch was.

De ‘oplossing’ voor dit probleem van grote interne verdeeldheid vond men vanaf het midden van de negentiende eeuw – toen die vanzelfsprekendheid als gevolg van de emancipatie van katholieken, joden, lutheranen en kleinere protestantse genootschappen niet langer meer vol te houden viel – in de verzuiling en in wat de gereformeerde voorman Abraham Kuyper rond 1900 ‘soevereiniteit in eigen kring’ noemde. Pas met de snelle ontkerkelijking vanaf de jaren 60 – dus aan de vooravond van de grote immigratiegolf uit de islamitische wereld – verdween de verzuiling, en integreerden de meeste volksdelen tot één volk. Het belang van eenieders persoonlijke religieuze overtuiging voor zijn maatschappelijk functioneren nam af; het religieuze werd van politiek nu privé. Alleen in de orthodox-protestantse ‘Bible Belt’ bleef de verzuiling recht overeind, bijvoorbeeld in het onderwijs: te nauwe omgang met ruimdenkenden zou goedgelovige kinderen maar op het foute godsdienstige pad kunnen brengen.

Maar wat is integratie eigenlijk, en in hoeverre is het gebrek daaraan een probleem? Vraag je blanke Nederlanders waar de pijn zit, dan luidt het antwoord vaak: overlast, al dan niet (Marokkaanse straatjochies) met een crimineel karakter. De paradox daarvan is deze: tegenover etnische integratie staat etnische segregatie, en in een gesegregeerde samenleving zou die overlast juist minder zijn. Als ieder, op basis van een soort ‘Apartheidsbeginsel’ in zijn eigen wijk woont – zoals dus nog de Molukkers in Nederland, maar ook protestanten en katholieken in Noord-Ierland – is van integratie geen sprake, maar hebben diverse bevolkingsgroepen tegelijk natuurlijk ook minder last van elkaar. Gedeeltelijk is dat, door ‘natuurlijke’ selectie de uitkomst in de Verenigde Staten, dat als geslaagde ‘melting pot’ vaak Europa als lichtend voorbeeld wordt voorgehouden hoe met immigranten om te gaan. Wie van het miljoenen-metropool-niveau van multicultureel New York echter inzoomt op wijkniveau, ontdekt dan al snel dat ook daar buurten bestaan, waar één bepaalde etnische minderheid domineert: soort zoekt soort, en zeker migranten klitten in den vreemde graag bij elkaar. Elke Amerikaanse stad kent wel z’n Ierse wijkje, z’n Italiaanse wijkje, z’n Chinatown.

Chinatown. Die hebben Amsterdam en Den Haag ook (een beetje). Juist die Chinese minderheid demonstreert hoe problematisch het soms kan zijn om een gebrek aan integratie als het hoofdprobleem te zien. Als je integratie definieert in termen van alledaagse omgang en vermenging – bijvoorbeeld door huwelijken – met andere etnische groepen, dan komen de Nederlandse Chinezen misschien wel als de minst geïntegreerde minderheid uit de bus. Maar tegelijk gelden zij ook als de minst problematische, en geen autochtone Nederlander ziet hen als bedreiging. De reden: de criminaliteit is laag, de groep bedruipt zich sociaal-economisch volledig zelf, en van de (wel degelijk bestaande) Chinese afpersersmaffia hebben vooral Chinese middenstanders zelf last.

Het verschil in de huidige autochtone perceptie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders heeft eenzelfde achtergrond. De tweede groep heeft gemiddeld meer contact(en) met autochtone Nederlanders dan de eerste; ook etnisch gemengde huwelijken komen er vaker voor. De Turkse Nederlanders staan meer op zichzelf – maar bedruipen zich ook meer zelf. Er is minder jeugdwerkeloosheid, dus minder verloren op straat hangende jeugd, dus minder overlast en jeugdcriminaliteit. De maatschappelijke zelfredzaamheid is door meer interne sociale cohesie groter – net als bij de Chinezen.

De keerzijde van grotere interne sociale cohesie kan echter, omdat zij vaak gepaard gaat met patriarchale omgangsvormen, iets zijn dat op een wezenlijke westerse waarde botst: de individuele vrijheid van volwassen burgers om los van morele familie-‘verplichtingen’ hun leven naar eigen inzicht in te richten. De sociale groepsdruk – als je van de norm op het gebied van seks, drank of eetgewoontes afwijkt, maak je ons allemaal te schande – is vaak groot. Daarover stond 20 december in de NRC een lezenswaardig portret van Elou Akhiat, die in eigen kring aanstoot gaf door als Marokkaanse Nederlandse in Rotterdam een wijnbar te beginnen. In die botsing van juridische individuele grondrechten en sociale collectieve verplichtingen schuilt de culturele kern van het integratieconflict.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

‘Democratie is niet voor bange mensen’

0
‘De overheid mag in wezen niet meer eisen dan dat de migranten zich aan de wet houden, een eis die geldt voor alle burgers.’

Geert Wilders zoekt graag de grenzen van artikel zeven op. Menig Nederlander vindt dat hij de scheidslijn tussen haatzaaien en vrijheid van meningsuiting allang heeft overschreden. Journalist Colet van der Ven gaat een stap verder. In het artikel Taal is niet stom (De Groene, 29 september 2010) betoogt zij dat Wilders’ retoriek parallellen vertoont met de taal van het Derde Rijk, die onderzocht en geregistreerd is door de Duits-joodse filoloog Viktor Klemperer. Journalist Hans Goslinga zegt in een interview met deze krant dat Wilders ons beelden voorschotelt die de angst voeden. Hij vindt dat daartegen meer tegenwicht geboden moet worden. Daarin ziet hij een belangrijke rol voor de media. ‘Ze moeten zich goed bewust zijn van wat en hoe ze dingen melden, want woorden hebben hun betekenis.’

Islamiseert Europa of is juist angst een gevaar voor het continent?
‘Wat je ziet in het migratiedebat, is dat er sterk wordt gewerkt met metaforen die een bedreiging inhouden. Zo gaat het over ‘migratiegolven’, alsof de zee over ons komt. Wilders heeft het zelfs gehad over ‘de tsunami van islamisering’. Dat zijn beelden die de angst voeden. Als hij het over Europa heeft dan spreekt hij over ‘het monster in Brussel’. Het zijn altijd beelden in termen van een enorm kwaad dat over ons komt, hij maakt er een strijd tussen goed en kwaad van. Wilders is goed in het gebruiken van dit soort retoriek. Daartegen moet meer tegenwicht geboden worden, gewoon door de feiten te gebruiken. Hij zei een paar jaar geleden in Amerika dat Europa aan het veranderen is in ‘Eurabië’. Hij waarschuwde de Amerikanen niet dezelfde richting op te gaan. Feit is dat er ongeveer 16 miljoen moslims leven in de Europese Unie, die ruim 500 miljoen inwoners telt. Zij vormen daarmee een kleine minderheid. Circa 16 miljoen moslims op zo’n 224 miljoen katholieken, ongeveer 115 miljoen ongelovigen, circa 58 miljoen protestanten en een kleine 40 miljoen Oosters- en Grieks-orthodoxen. Die minderheid is in de grote steden relatief groter, maar het is onmogelijk op basis van de cijfers te spreken van islamisering.’

Hoe belangrijk is de media in deze kwestie?
‘Het is een belangrijke taak van de media om de feiten te laten spreken tegenover. Ze moeten niet meegaan in de anti-moslim-retoriek. Ze moeten zich goed bewust zijn van wat en hoe ze dingen melden, want woorden hebben hun betekenis.’

Waarom is de PVV populair?
‘De populariteit van de PVV heeft te maken met de angst voor welvaartsverlies. Nederland heeft natuurlijk een enorme mate van welvaart. Als je eenmaal iets waardevols hebt, ben je bang om het kwijt te raken. Dat speelt zeker een rol in discussies over de komst van Polen. ‘Ze komen onze mensen van de arbeidsmarkt verdringen’ denkt men of ‘ze komen profiteren van de sociale uitkeringen’. Ze kunnen het eigenlijk nooit goed doen. Uit verscheidene rapporten blijkt dat de verdringing op de arbeidsmarkt wel meevalt. In Limburg zijn onlangs weer een hoop Polen binnengehaald, want die hebben ze hard nodig om werk te laten doen dat Nederlanders kennelijk niet willen doen. Er is ook angst voor cultureel verlies. Dat zie je heel goed in de Zwarte Piet-discussie. Angst dat we onze cultuur en tradities verliezen.’

Is Nederland nog steeds een bakermat van tolerantie of is de angst voor ‘vreemdelingen’ dominant geworden?
‘De cultuur in Nederland werd gekarakteriseerd door verzuiling van minderheidsgroepen die redelijk en pragmatisch met elkaar omgingen op basis van tolerantie en overleg. Er wordt nog steeds gepolderd, maar tegenwoordig domineert een soort verbetenheid. Daarvan is Frits Bolkenstein een vertegenwoordiger. Een nog scherpere variant is de PVV. Begin jaren negentig verklaarde Bolkenstein de westerse cultuur superieur. Hij wilde af van het beleid gericht op integratie met behoud van de eigen identiteit. Hij zei op een gegeven moment dat individuele zelfbeschikking belangrijker is dan tolerantie tegenover andere culturen. Dat was een omslag in de politieke ideeënvorming. Het heeft een wezenlijke verandering ingezet. Sinds de jaren zestig is dat klimaat aan het veranderen onder invloed van de ontzuiling, ontkerkelijking en individualisering. Oude partijen, zoals het CDA en de PvdA, die dwars door de klassen heen mensen verbonden op basis van religie en solidariteit, verliezen hun aantrekkingskracht.’

Waarom?
‘Ze zijn hun bindende kracht om de verschillende klassen bij elkaar te houden kwijtgeraakt. Dat zie je ook duidelijk in het politieke krachtenveld, dat versplinterd is geraakt. Het is allemaal heel diffuus geworden. Wat je nu ziet is dat er aan de ene kant een groep mensen is die open staat ten opzichte van de veranderingen in onze samenleving: de ‘kosmopolitische geesten’ die op D66 of GroenLinks stemmen. Aan de andere kant is er een groep die bang is voor internationale invloeden en een meer gesloten houding heeft; politiek vertaalt zich dat in de PVV en de SP. In het midden zitten dan mensen – een grote groep – die gematigder zijn en de kat een beetje uit de boom kijken. De oude stromingen weerspiegelen dat, ze weten niet goed welke kant ze op moeten.’

Er is veel discussie over Lodewijk Asschers integratiebeleid. Waar sta jij in deze kwestie?
‘Integratie heeft twee belangrijke aspecten. Ten eerste is het een langdurig proces, dat blijkens ervaringen drie à vier generaties duurt. Integratie kan dus niet worden afgedwongen. Wat Asscher eigenlijk zegt is ‘gij zult integreren, je moet onze kernwaarden niet alleen verinnerlijken, maar ook uitdragen’. Dit aspect zit sterk in die participatieverklaring. Maar het punt is: grondrechten zijn van de burgers, ze zijn geen gunst van de overheid. De overheid zet te veel de nadruk op aanpassen. Ze legt daarmee een soort cultuur op aan de burgers. Dat vind ik veel te ver gaan. Je moet als overheid oppassen dat je geen dwang gebruikt. Mensen moeten hun eigen overtuiging en religie kunnen behouden. Het tweede kenmerk is wederkerigheid. Migranten moeten zich ten minste welkom voelen. Dat levert hier problemen op. Er is weerstand tegen de islam, een godsdienst die hier onbekend is. De manieren waarop de islam zich uitdrukt in het publieke domein, wekt een zekere angst en weerstand. Als je dat beziet in het perspectief van de individuele ontplooiing die zich in Nederland vanaf de jaren zestig heeft ontwikkeld, begrijp je de botsing beter. De dominee en de pastoor waren aan de kant gezet en toen was daar dan ineens de imam.’

Wat mag de overheid wel eisen op dit vlak?
‘De overheid mag in wezen niet meer eisen dan dat de migranten zich aan de wet houden, een eis die geldt voor alle burgers. Het is verder raadzaam dat migranten Nederlands leren spreken en zich verdiepen in onze geschiedenis en cultuur, maar dat mag de overheid niet afdwingen.’

Hoe goed kennen de autochtone Nederlanders onze geschiedenis en cultuur?
‘Als het erom gaat dat mensen onze kernwaarden in de Grondwet moeten verinnerlijken en zelfs uitdragen, dan zeg ik: stuur dan ook de Nederlanders maar weer het klaslokaal in. Want hoeveel Nederlanders weten wat in de Grondwet staat? Dit soort burgerschap is ook onder autochtonen niet zo sterk ontwikkeld.’

Hoe democratisch is Nederland?
‘Onze democratie heeft zelfs stelselvijandige partijen toegelaten tot het politieke bestel, zoals de NSB in de jaren dertig en de SGP die streeft naar een theocratie, een staat op gereformeerde grondslag. De soep wordt niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend, maar de SGP heeft dit ideaal nog wel. Maar ze heeft uitgesproken dat ze dat via parlementaire weg wil bereiken. Het geeft wel iets weer van de kracht van de democratie, als die zelfs partijen toestaat die het stelsel vijandig gezind zijn.

Moeten partijen die de democratie om zeep willen helpen opgedoekt worden? Het CDA noemde in dit verband onlangs als voorbeeld partijen die de sharia willen invoeren.
‘Je moet daar héél voorzichtig mee zijn. Je moet zo lang mogelijk proberen zulke partijen in het politieke debat te bestrijden. Een verbod moet een uiterst middel zijn. Democratie is niet voor bange mensen.’

Waar ligt de grens?
‘Als partijen geweld gebruiken om hun doelen te bereiken. Democratie is vreedzame strijd.’

Stel dat een partij wordt opgericht die vrouwen wil onderdrukken. Niet verbieden?
‘De SGP stelt ook dat de roeping van de vrouw niet is om een publieke functie te vervullen. De hoofdstroming in Nederland is het daar niet mee eens. Het is nu langs de juridische weg afgedwongen dat de partij zich openstelt voor vrouwen, maar ik had het mooier gevonden als dat uit de partij zelf was voortgekomen. Het is dus heel moeilijk en spannend, zeker met de komst van migranten uit islamitische landen. Aan de ene kant is er de spanning van een andere cultuur en hoe een land zich manifesteert. Aan de andere kant zijn er normen als individuele ontplooiing, zelfbeschikking, gelijkheid van man en vrouw en respect voor homo’s, die in het Westen inmiddels heel breed worden gedragen. Het zijn normen die op gespannen voet kunnen staan met tolerantie ten opzichte van andere groepen. Dat is nu heel sterk het geval in Nederland. Bijvoorbeeld de discussie over de hoofddoek, of dat geen onderdrukking is en of je als meerderheid de hoofddoek moet verbieden, zoals in Frankrijk is gebeurd. Dit soort kwesties zorgen voortdurend voor spanningen.’

Hoeveel waarde hecht een gezonde democratie aan de wil van de minderheden?
‘Niet alle accent behoort op de wil van de meerderheid te liggen. Het is belangrijk dat een democratie is ingebed in de rechtsstaat, zodat ook de rechten van de minderheden zijn gewaarborgd. Een gezonde democratie houdt sterk rekening met de behoeftes en gevoelens van de minderheden. In onze Grondwet zijn de grondrechten verankerd. Ze staan niet in rangorde, maar houden elkaar in evenwicht. Mocht daarover een conflict ontstaan, dan grijpt de rechter in. Een democratie moet daadkracht tonen, problemen oplossen, om te voorkomen dat andere systemen verleidelijk worden. Dat moet allemaal tot uitdrukking komen in een publiek debat. Want uiteindelijk moet de minderheid ook bereid zijn zich neer te leggen bij wat de meerderheid uitspreekt. Dat kan ze makkelijker doen als er uitvoerig is gedebatteerd. Daarom is ons systeem van evenredige vertegenwoordiging ook wel heel mooi, omdat je altijd coalities moet vormen. Nu hebben we zelfs een coalitie die buiten de coalitie nog steun moet zoeken en dus voortdurend open moet staan en rondkijken om voldoende draagvlak te veroveren. Het houdt bovendien de mogelijkheid in dat partijen afwisselend in de oppositie en de regering zitten. Het systeem van de checks and balances zit eigenlijk dus al ingebouwd.’

Sommigen claimen dat Trouw aan het verrechtsen is. Wat vind jij daarvan?
‘Trouw is nooit een linkse krant geweest. Het is wel altijd een krant geweest die, volgens ‘de oude schaal’, een beetje links van het midden zit, in de hoek van het CDA, de PvdA, en GroenLinks. Daar zit onze ‘natuurlijke’ lezersgroep. Wat je vooral na 9/11 en de moord op Theo van Gogh hebt gezien, is dat bij de generatie die nu de krant maakt, zich een scheiding der geesten heeft voltrokken. Sommigen gingen heel sterk de rechtse kant op. Dat zag je terug in de profilering van het katern Letter & geest. De hoofdstroom van Trouw is altijd de lijn van verscheidenheid, internationale oriëntatie en Europese samenwerking blijven volgen. Daar is een zekere spanning ontstaan binnen de krant. Maar ik zou niet zeggen dat ze in zijn geheel aan het verrechtsen is. Maar het is wel zo dat heel het klimaat in Nederland rechtser is geworden, dat is onmiskenbaar.’

Nederland islamiseert

0
NederlandIslamiseert.JPG
Foto: © Reuters

Fatima is een jonge moeder. Tijdens haar studie ging ze zich in het geloof verdiepen en na een tijdje besloot ze een hoofddoek te dragen. ”Aanvankelijk hadden vooral mijn ouders daar moeite mee. Thuis moest ik strijd leveren, maar op school werd er geen punt van gemaakt. In die tijd ging het op school sowieso zelden over het geloof. De laatste jaren is dat veranderd. Thuis hebben ze mijn hoofddoek inmiddels geaccepteerd, maar nu heb ik buitenshuis geregeld met scheldpartijen te maken en moet ik steeds weer uitleggen dat ik niet door mijn vader gedwongen word om een hoofddoek te dragen. Hoe vaker ik op het dragen van die hoofddoek word aangesproken, hoe kleiner de kans dat ik hem ooit af zal doen. Als dit een vrij land is, zal het mijn keuze moeten eerbiedigen.”

Abdel is actief bij seculiere Marokkaanse organisaties. In de jaren ’90 verzette hij zich tegen de invloed die via moskeeën vanuit de landen van herkomst op Nederlandse moslims werd uitgeoefend en liet hij zich publiekelijk kritisch uit over de islam. Tegenwoordig doet hij dat niet meer. ”Ik ben atheïst en nog steeds kritisch over ieder geloof, dus ook over de islam. Maar wanneer ik me nu publiekelijk kritisch uit, dan word ik door anderen al snel als Wilders-aanhanger gezien. Dat wil ik niet. Ik wil een open debat over de islam, maar wel met respect voor mensen die geloven. Ik wil niet in een kamp terecht komen dat mijn ouders het land uit wil hebben. Uit solidariteit met mijn ouders noem ik me daarom soms weer moslim.”

Hoessein woont in Amsterdam-Oost. In de jaren ’90 was hij in de buurt vooral bekend als hangjongere, later ging hij in zijn buurt aan de slag als jongerenwerker. Hij beschouwde zichzelf als moslim, maar deed alleen aan de ramadan. Verder speelde het geloof amper een rol. Dat veranderde nadat Theo van Gogh werd vermoord. ”Ik werd op straat, door mijn collega’s en in de media steeds vaker aangesproken op mijn moslimachtergrond, maar kon er eigenlijk maar weinig over vertellen. Ik ben me daarom samen met een stel vrienden in het geloof gaan verdiepen en veel gaan lezen. Ook op het internet.” Tegenwoordig heeft hij een grote baard en noemt zichzelf ”praktiserend”. Zijn baan is hij kwijt en samen met een groep salafistische vrienden is hij zich verder in het geloof gaan verdiepen. ”Ik voel me Amsterdammer, maar ik heb eigenlijk niet meer het gevoel dat ik hier thuis hoor.”

Fouad vluchtte begin jaren ’90 om politieke redenen uit Irak. Na enige omzwervingen kwam hij terecht in Nederland. Fouad komt oorspronkelijk uit een soennitische familie, maar was tot verdriet van vooral zijn moeder sinds zijn puberteit niet meer gelovig. De eerste 10 jaar in Nederland werd Fouad vooral aangesproken op zijn Irakese en politieke achtergrond. Sinds de eeuwwisseling en zeker na de moord op Van Gogh is dat veranderd. Fouad krijgt nu vooral vragen over zijn (vermeende) religieuze achtergrond. ”Als ongelovige wordt mij gevraagd afstand te nemen van islamitisch terrorisme, krijg ik tijdens sollicitatiegesprekken plompverloren de mededeling dat er geen gebedsruimte is en wordt mij gevraagd of ik vrouwen wel een hand geef. Ik ben geen moslim, maar wordt door de buitenwereld tot moslim gemaakt. Ik noem me zelf tegenwoordig daarom wel eens ‘cultureel moslim’.”

Wanneer er in Nederland over islamisering wordt gesproken, wordt vaak de angst voor een steeds grotere rol van de islam bedoeld. In demografisch opzicht zal het niet zo’n vaart lopen. In 2005 voorspelde Frits Bolkestein in het programma Buitenhof nog dat Amsterdam in 2015 een islamitische meerderheid zou hebben. Inmiddels is het bijna 2015 en weten we dat het percentage Amsterdammers dat zich moslim beschouwt al jaren rond de 13 procent schommelt. Een islamitische meerderheid is in de hoofdstad nog heel ver weg. Landelijk ligt het percentage moslims nog lager, nu op 5 procent. Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) verwacht dat dit percentage rond 2050 ongeveer 7,5 procent zal zijn.

De verhalen van Fatima, Abdel, Hoessein en Fouad (niet hun echte namen) illustreren een andere vorm van islamisering, namelijk de ontwikkeling dat Nederlandse burgers door hun omgeving, de politiek en media vaker worden aangesproken op hun (vermeende) islamitische achtergrond. Hun (islamitische) identiteit, krijgt niet alleen vorm vanuit persoonlijke motieven of door invloeden van vrienden of familie, maar wordt mede bepaald door een samenleving die deels argwanend of angstig is geworden voor de islam.

Wanneer we het over islamisering hebben, is het misschien goed ook eens aan andere vormen van islamisering te denken dan aan de groei van het aantal moslims in Nederland. Islamisering gaat ook over de mate waarin het maatschappelijke debat te pas en te onpas over de islam gaat en over de mate waarin moslims en ex-moslims over hun (vermeende) geloof worden aangesproken.

Het integratiedebat is de afgelopen jaren versmald tot een islamdebat. Het wordt tijd dat we het weer over integratie gaan hebben, of liever: over participatie en emancipatie.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter

Het integratiedebat is versmald tot een islamdebat

Je reinste apartheid

0
APARTHEID.png
Foto: © Wikimedia Commons

Stel dat in een wijk, waar tot dan toe slechts autochtone Nederlanders wonen, een Turks-Nederlands gezin een huis krijgt toegewezen, en hun huis vervolgens wordt beklad met de tekst: ”Nederlandse wijk, alleen Nederlanders.” En dat het gezin in kwestie vervolgens wordt weggepest. En dat dan de burgemeester zou zeggen: ”Turken zonder Nederlandse binding die hier willen wonen, dat kan niet.” Het land zou te klein zijn, de bewoners zouden van racisme worden beschuldigd, en de burgemeester had nog die avond moeten aftreden. Dat was immers je reinste apartheid!

Of stel dat het om een wijk ging, waarin vrijwel uitsluitend Turkse Nederlanders wonen, en daarin een autochtoon gezin een huis zou krijgen, waarna hetzelfde zou gebeuren: ”Turkse wijk, alleen Turken” op de muur. En het gezin weggepest. En dat de voorzitter van de bewonerscommissie de woorden van de burgemeester zo zou goedpraten: ”Als je het zo hoort, dan denk je: dat is racisme. Maar dat is het niet. Wij zijn zelf Nederlanders, zijn hier volkomen geïntegreerd. Maar we willen ook onze eigen cultuur behouden. Als hier meerdere nationaliteiten wonen, kan die gemeenschapszin verwateren.” Ik garandeer u: schreeuwende koppen in De Telegraaf. Kamervragen van de PVV, omdat de overheid een ‘shariawijk’ heeft helpen creëren die Henk en Ingrid discrimineert.

Toch vielen deze teksten vorige week donderdag zo letterlijk als citaten in de Volkskrant te lezen, zonder dat in Den Haag een politieke bom ontplofte. De burgemeester in kwestie was die van Hoogeveen in Drenthe. Alleen moet u in het eerste citaat de woorden ”Nederlandse” en ”Nederlanders” vervangen door ”Molukse” en ”Molukkers”, en in het tweede ”Turken zonder Nederlandse binding” in ”Nederlanders zonder Molukse binding”. Al een halve eeuw, sinds hun komst naar Nederland, bestaan er speciale Molukse woonwijken die ook speciaal voor hen zijn gebouwd, met het idee dat zij over niet al te lange tijd weer naar hun land zouden terugkeren – waar hebben we die aanname vaker gehoord? – en daarom als groep bijeengehouden moesten worden, opdat – zoals de Groningse hoogleraar Algemene Rechtswetenschappen Jan Brouwer stelt in een stuk in De Volkskrant – ”de culturele identiteit van de Molukse gemeenschap” zou worden beschermd.

Tja. Dat is in elk geval een beleidsdoel dat je als overheid vandaag zó, en met dié middelen, niet meer voor pakweg de Turkse of Marokkaans Nederlanders zou durven proberen te realiseren. Het maakt weer eens duidelijk dat Nederland, als gevolg van bepaalde uit historische verplichtingen voortvloeiende maatregelen van lang geleden, soms zélf plotseling enkele voor universeel verklaarde beleidsprincipes straal negeert. Alle burgers zijn gelijk, om de beroemde zinsnede uit Orwells roman Animal Farm te parafraseren, maar sommige burgers kennelijk toch net iets gelijker.

Er bestaat overigens nog een groep waarvoor een dergelijke uitzondering wordt gemaakt op de algemene regel dat elke burger in beginsel moet kunnen wonen waar hij wil: bij zogeheten woonwagenbewoners, die zo ook hun speciale band en culturele identiteit mogen bewaren. Op hun kampementen – waar de woonwagens in de praktijk allang voor enorme huizen hebben plaats gemaakt, die in weinig meer aan hun eens inderdaad mobiele bestaan herinneren – kom je er als buitenstaander ook niet in. Los daarvan heeft ook nog Rotterdam de ‘Rotterdamwet’ om de vestiging van laagbetaalde mensen af te remmen, maar hier geldt in elk geval geen etnisch criterium, als bij de Molukse wijken, en ook niet het behoud-van-de-eigen-cultuur-argument.

”Afspraak is afspraak. Die afspraak gaat terug tot de jaren zestig”, aldus de burgemeester van Hoogeveen over het feit dat alle vrijkomende huurhuizen eerst aan ”Moluks gerelateerde inwoners” aangeboden worden. Hij voegt er aan toe dat we zo’n afspraak nu weliswaar niet meer zouden maken, maar ook niet eenzijdig kunnen opzeggen. Dat wordt op een gegeven moment toch de vraag, als zo’n afspraak te flagrant in strijd raakt met principieel veranderde maatschappelijke opvattingen. Er kan dan zeker een moment komen, waarop zo’n afspraak moet worden herzien, als die een te grote rechtsongelijkheid schept. Want zoals men – zolang men tenminste aan het fenomeen van de bijzondere scholen als zodanig vasthoudt – moslims niet kan ontzeggen wat men aan christenen gunt, zo kan me ook niet vrolijk exclusief Molukse wijken aanhouden, en die voor andere etniciteiten verbieden.

Oude afspraken, die ooit worden herzien omdat ze moreel onhoudbaar zijn geworden: dat vormt de kern van vooruitgang. Toen de voormannen van de Bataafse Revolutie van 1795 in Nederland, geïnspireerd door het gelijkheidsbeginsel van de Franse, een einde maakten aan adellijke voorrechten op het terrein van de jacht en de pacht, beriepen de slachtoffers van die maatregel zich eveneens op, inderdaad, heel oude afspraken, die niet eenzijdig opgezegd konden worden. Terecht heeft men zich daarvan toen niet al te veel meer aangetrokken. Dat wordt, als het om aparte Molukse wijken gaat, nu misschien toch ook écht eens tijd.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.