Over dit rapport is inmiddels de nodige discussie gevoerd in de media en onder wetenschappers. Daarbij ging het vooral om de vraag wat de auteurs nu eigenlijk met diversiteit bedoelen, vanuit wiens perspectief je ernaar kijkt en of dat meetbaar is. Ook het verband tussen toenemende diversiteit en criminaliteit zorgde voor de nodige reactie. Te gemakkelijk gooien onderzoekers de resultaten van hun meting op tafel; zo van kijk maar wat je ermee doet, maar de cijfers spreken voor zich.
Het andere rapport dat onlangs door het Sociaal en Cultureel Planbureau is gepubliceerd is De religieuze beleving van moslims in Nederland: diversiteit en verandering in beeld. Ook daarin staat veel cijfermateriaal en staan diversiteit en verandering centraal. Hoewel het rapport een stuk genuanceerder en gedetailleerder is, pikte de pers op alarmistische toon alleen op dat uit de cijfers zou blijken dat moslims in Nederland religieuzer worden.
Politici maken zich weer eens zorgen en woordvoerders van moslimorganisaties staan met hun mond vol tanden want de cijfers zijn objectief. Die spreken kennelijk voor zich en die bieden houvast. In talkshows en nieuwsprogramma’s dus geen kritische vragen over wat deze cijfers ons eigenlijk vertellen. Geen geneuzel over onderzoeksmethoden en validiteit; als je naar buiten komt met een rapport dat groei of juist afname van iets ziet, dan kun je rekenen op media-aandacht. Dat is zeker het geval als uit onderzoek blijkt dat moslims tegen de als normaal beschouwde trend van steeds verdere secularisering in, juist religieuzer worden. Dan gaan de alarmbellen rinkelen want dat is dan ‘abnormaal’.
Natuurlijk geven cijfers een bepaalde trend weer, zeker, zoals in het geval van het SCP-rapport, als de meetinstrumenten over langere tijd en bij meerdere onderzoeken dezelfde zijn. De auteurs van het rapporten grijpen terug op eerdere rapporten over religiositeit en gebruiken vergelijkbare criteria om dat te meten. Ook is er de nodige zorgvuldigheid en nuance in het rapport te vinden, die door veel media genegeerd wordt. Maar het blijft cijfermatig meten van iets dat heel moeilijk meetbaar is: religiositeit. Cijfers geven misschien een indicatie maar zeggen niets over het waarom achter de cijfers, maar daar gaat het toch om lijkt me.
Bovendien gaan de onderzoekers uit van een aantal niet goed onderbouwde vooronderstellingen over religie en religiositeit. Ik noem er een aantal. Om te beginnen het hierboven genoemde uitgangspunt dat ontkerkelijking of secularisering de ‘normale’ loop der dingen is, dat dit een individueel proces is en dat alles wat daar vanaf wijkt ‘abnormaal’ en dus problematisch is. Dus moet je op zoek naar het waarom erachter. Kennelijk, zo staat in het rapport te lezen, is de invloed van de seculiere samenleving op moslims niet zo groot. Als iemand zegt dat zijn of haar geloof belangrijk is, dan hebben we dus een probleem. Hoewel in het rapport wel wat kritische kanttekeningen worden geplaatst bij de onder de meeste religiewetenschappers al lang niet meer aangehangen stelling dat de wereld moderner wordt en dat religie dan uiteindelijk verdwijnt, vormt die stelling toch de rode draad door het rapport.
Dus, zeggen de onderzoekers, als moslims juist religieuzer worden, moeten we de oorzaken daarvoor vinden. En ook daar worden weer oude en inmiddels omstreden verklaringen uit de mottenballen gehaald, bijvoorbeeld dat religiositeit en integratie elkaars tegengestelden zijn. Islam, staat in het rapport, is verweven met migratie, dus is het een integratiekwestie. Ook hier slaan de onderzoekers de plank mis. Natuurlijk heeft de aanwezigheid van moslims in Nederland te maken met migratie, maar niet alleen op de manier waarop de onderzoekers dat bedoelen. Juist het loskomen van die migratieachtergrond is één van de opmerkelijkste ontwikkelingen onder jonge moslims. Dat voor sommigen religie belangrijker wordt kan eenvoudig niet worden weggezet als een gebrek aan integratie. Dat is een gemakzuchtige conclusie.
Mijn laatste punt van kritiek gaat over de kenmerken van religiositeit. Net als in vorige SCP-onderzoeken wordt islam gereduceerd tot een aantal geloofsopvattingen en gedragsregels op basis waarvan religiositeit wordt gemeten. Een soort individueel boodschappenlijstje dat je kunt afvinken. Dat is een verschraling van wat religie betekent voor aanhangers, gebaseerd op onder religiewetenschappers omstreden onderzoeksmethoden.
Als je wil weten wat zich onder moslims in Nederland voltrekt en welke ontwikkelingen plaatsvinden, heb je weinig aan staafdiagrammen en gekleurde taartpuntjes met percentages. Dat geeft een vertekend beeld op afstand. Om die ontwikkelingen te begrijpen moet je met moslims praten, je verdiepen in hun denkbeelden, kijken wat ze doen en hoe ze in het leven staan. Pas dan zal je verscheidenheid zien.
‘Echt Egyptisch worden kan denk ik niet, je hoort er nooit helemaal bij.’
Journalist Ester Meerman werkte en woonde ruim vijf jaar in Egypte. Twee jaar geleden keerde ze, vele illusies armer, terug naar Nederland. Ze had gepoogd om te integreren in Egypte, maar ze ondervond dat de culturele kloof voor haar te groot was om te dichten. Haar relatie ging stuk en financieel zat ze aan de grond. In een blog op de website van Kis (Kennisplatform Integratie & Samenleving) beschrijft ze haar struggles in Egypte. ‘Nieuwkomers moeten zich aanpassen, wordt vaak gezegd, maar ik weet uit ervaring dat het zo makkelijk niet is.’ De Kanttekening sprak Meerman, onder meer over de samenhang tussen cultuur en identiteit, atheïsme in Egypte en de integratie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders.
Foto: Ester Meerman. Ester Meerman (Vlissingen, 1980) was van 2011 tot 2016 correspondent in Egypte en werkte voor onder meer Het Parool, BNR, Getty Images en BBC. Na een jaar bij Omroep Zeeland gewerkt te hebben is ze sinds eind 2017 freelance journalist en fotograaf in Zuidwest-Nederland en België.
Je hebt vijf jaar geprobeerd om te integreren in de Egyptische cultuur, waarom is het niet gelukt om Egyptisch te worden?
‘Echt Egyptisch worden kan denk ik niet, je hoort er nooit helemaal bij. Ik ben er gaandeweg achter gekomen dat de cultuur mij helemaal niet ligt. Ik heb grote problemen met sommige culturele aspecten.’
Waarom wilde je naar Egypte?
‘Ik belandde er puur toevallig vanwege een taalcursus, juist op dat moment brak de revolutie uit. Wat er toen allemaal gebeurde vond ik heel interessant, daarom ben ik gebleven. Ik ben ook heel blij dat ik gegaan ben en dat ik de ontwikkeling die Egypte heeft doorgemaakt van dichtbij heb kunnen meemaken, maar als België journalistiek zo interessant was geweest dan was ik daar heen gegaan en dan had ik er nu nog steeds gewoond.’
Was de cultuurkloof groter dan je vooraf had verwacht?
‘Ik heb daar vooraf niet heel diep over nagedacht. Ik dacht dat ik iemand was die zich goed kan aanpassen aan nieuwe omgevingen, maar dat viel toch een beetje tegen. Integreren bleek een stuk moeilijker dan ik gedacht had.’
In je blog op kis.nl schrijf je dat je bij thuiskomst weer aan Nederlandse gewoontes moest wennen. Je zat tussen twee culturen in. Hoe voelt dat?
‘Ik voelde me een beetje ontheemd. Iedereen kent het gevoel wel van dat je je ergens niet thuis voelt. Ik ging in mijn geval ergens heen waar ik mij thuis behoor te voelen, maar ik bleef toch dat gevoel houden.’
Sommige Turkse en Marokkaanse Nederlanders ervaren dat ook zo, in Nederland voelen ze zich geen honderd procent Nederlander, maar in het herkomstland worden ze ook niet gezien als Turk of Marokkaan. Begrijp je die situatie nu beter door jouw ervaringen?
‘Ik had dat verband nog niet direct gelegd, maar nu je dat zo zegt besef ik dat er mensen zijn die dat gevoel van ontheemd zijn permanent hebben. Ze groeien op met dat gevoel, dat lijkt me echt heel irritant. Na een tijd terug te zijn in Nederland ging dat gevoel bij mij vanzelf over. Ik voel me nu weer helemaal thuis in Nederland. Ik probeer me voor te stellen hoe dat is voor Turkse en Marokkaanse Nederlanders, dat je dat gevoel altijd met je meedraagt. Het lijkt me echt verschrikkelijk.’
Je schrijft in je blog ook dat de omgeving waar je opgroeit bepalend is voor wie je bent. Wat blijft er eigenlijk over van een mens op het moment dat de cultuur en omgeving wegvalt?
‘Over die vraag heb ik veel nagedacht. In Egypte heb ik enorm mijn best gedaan om me aan te passen, daardoor heb ik hele delen van mezelf onderdrukt. Ik ben heel uitgesproken en direct. Dat waarderen mensen in Nederland al niet zo heel erg, maar als er één land is waar mensen dat kunnen waarderen dan is het denk ik wel Nederland.’
Het lijkt me ook lastig te bepalen wat cultuur is en wat een karaktereigenschap, want ben je niet juist uitgesproken omdat je in Nederland bent geboren?
‘Ik weet niet of dat met Nederland te maken heeft, mijn ouders zijn ook zo. Vooral mijn vader is ook zo. Als kind neem je bewust en onbewust veel van je omgeving over. In Egypte zou ik natuurlijk een heel andere opvoeding hebben gehad. Zomaar je gevoelens uiten is lastig in Egypte. Sowieso staat wat ik denk heel vaak haaks op wat mensen denken in Egypte. Vooral als het gaat om religie, ik heb daar gewoon niks mee. Religie zit daar zo diep in de cultuur, je moet enorm oppassen dat je niks geks zegt.’
Je bent atheïst. Wat zei je als mensen vroegen naar je religie?
‘In het begin zei ik dat ik atheïst was, maar ik kreeg daar hele slechte reacties op. Dus toen dacht ik, misschien moet ik dan iets anders verzinnen.’
Wat voor reacties kreeg je dan?
‘Ze begrijpen het hele concept gewoon niet. In het Egyptisch is er ook niet echt een woord voor. Er is wel een woord voor, maar dat woord kent niemand. Een woord wat mensen wel kennen is ‘ongelovige’ maar daar hangt een enorm negatieve connotatie aan. Zo wil ik mezelf niet omschrijven. Dat is ook een vreemd woord, omdat ik toevallig niet geloof wat jij gelooft, hoeft wat ik ben nog niet negatief te zijn. Ik vind geloof op zich heel fascinerend en ik wil het daar ook best over hebben, maar dan wel op voet van gelijkwaardigheid. Wat ik ben kon ik aan de gemiddelde man op straat niet uitleggen. In Egypte ben je een mafkees als je niet gelooft.’
Hoe komt religie ter sprake in het dagelijkse leven?
‘De eerste vraag van taxichauffeurs is altijd ‘waar kom je vandaan?’ Met daarna direct de vraag, ‘ben je moslima?’. Als je dan ‘nee’ zegt dan gaan ze er automatisch vanuit dat je christen bent. Als je dat ook ontkent, dan schrikken ze. Dan zie je ze denken ‘ze is toch geen Jood? Dat kan niet’. Er zijn sowieso maar drie religies die voor de Egyptenaar meetellen. Ik heb al eens voor de gein gezegd dat ik hindoe ben, maar dat begrepen ze al helemaal niet. Ik heb ook vaak gezegd ‘tuurlijk ben ik moslim’ puur om van het gezeik af te zijn.’
Je had in Egypte een relatie met een Egyptenaar, hoe ging hij om met jouw atheïsme?
‘Die zei altijd dat het prima was. Hij zei dat hij het begreep, maar achteraf gezien snapte hij er helemaal niks van. Toen later bleek dat hij toch grote problemen had met mijn atheïsme strandde onze relatie. Mijn Egyptische vrienden zeiden ‘maar je snapt toch wel dat dat niet oké is voor hem?’. Waarom moet ik, als iemand dat tegen mij zegt, er vanuit gaan dat datgene wat hij of zij zegt niet klopt? Nog altijd vraag ik me af of het echt zijn probleem was of eerder dat van zijn familie. Daar heb ik nooit een goed antwoord op gekregen.’
Geloof je ondanks jouw ervaring dat interculturele relaties tussen Egyptenaren en Nederlanders succesvol kunnen zijn?
‘Lastige vraag. Ik heb het in ieder geval in mijn omgeving heel vaak mis zien gaan. Als Egyptenaar moet je ontzettend veel schijt hebben aan je familie, want het is heel reëel dat je verstoten wordt. Wat ik had met mijn ex, hebben heel veel andere mensen ook gehad. Nederlanders doen heel makkelijk over religie, of je wel of niet gelooft maakt ons niks uit. In relaties gaan Egyptenaren daar soms wel in mee, maar als zij zeggen dat het allemaal niks uitmaakt, dan heeft dat consequenties. Als ik bij mijn ouders kom aanzetten met een christen of een moslim dan denken zij ‘ja, nou en?’. Zo’n nuchtere reactie kan je niet verwachten van een Egyptische familie.’
Was het voor jou een optie om je voor de vorm te laten bekeren tot de islam?
‘Ik ken mensen die op die manier bekeerd zijn. Ze zijn moslim geworden, maar het interesseert ze verder niks. Die hebben zoiets van ‘het is maar een stempeltje’. Ze doen er verder niks mee. Voor de partners die zij hebben is dat ook al voldoende. Het gaat heel erg om de buitenwereld. Zolang het plaatje naar buiten toe maar klopt, is het goed. Egyptenaren weten ook dat het zo werkt. Als je als buitenlander naar een overheidsloket gaat en je staat geregistreerd als moslim, dan snappen zij ook wel dat dat vooral om praktische redenen is. Als ik die weg had gevolgd had ik veel minder problemen gehad, wie weet had het dan wel gewerkt. Alleen ik wil dat niet, daarvoor ben ik te principieel.’
Was dat ook moeilijk te verkopen geweest naar jouw eigen familie toe?
‘Nee, dat had hun echt niks uitgemaakt. Die hadden dat wel begrepen.’
Je was in een hele intense periode in Egypte. Je hebt de laatste dagen van Hosni Moebarak meegemaakt tot aan het moment dat Abdel Fattah al-Sisi de macht greep. Is de Egyptische cultuur veranderd door die grote omwentelingen?
‘Het eerste jaar na Moebarak had ik het idee dat mensen vrijer konden spreken dan voorheen. Sowieso kon je toen ineens in het openbaar over politiek praten. Als je vrijer over politiek kunt praten, dan ga je ook vrijer praten over andere dingen. Zo begonnen mensen te praten over vrouwenrechten en seksualiteit. Inmiddels is dat er weer helemaal uit. Het is nu misschien nog wel erger dan onder Moebarak, je mag nu helemaal niks meer zeggen. Ik vind het eeuwig zonde, want die periode na Moebarak had veel moois kunnen opleveren. Als er nu nog ergens een sprankje hoop is, dan wordt dat wel door het regime de grond in geboord. De onvrede daarover is enorm. De Egyptenaren die ik kende wonen óf al lang niet meer in Egypte óf ze willen maar één ding en dat is weg.’
Heb jij nog hoop dat het beter wordt?
‘Ik weet niet hoe lang de huidige situatie houdbaar is. Mensen zijn boos, maar het duurt echt heel lang voordat mensen boos genoeg zijn om er echt iets aan te doen. De Arabische lente was geen succes dus mensen denken nu wel twee keer na om weer een revolutie te ontketenen.’
Je hebt ervaren hoe moeilijk het is om van de ene cultuur in een andere cultuur te integreren, ben je daardoor pessimistischer geworden over integratie in Nederland?
‘Ik denk dat het als moslim makkelijker is om te integreren in Nederland dan als niet-gelovige in Egypte. Je mag in Nederland moslim zijn. Het is in Nederland sowieso makkelijker om individuele keuzes te maken. Als je geen moslim meer wilt zijn, dan kan dat ook. Via internet is het ook heel makkelijk om kennis op te doen. Als Egyptenaar die geen Engels of Frans begrijpt is dat lastiger, het Arabische internet is echt om te huilen. Op de Arabische Wikipedia-pagina’s kom je soms dingen tegen die echt niet kloppen. Andersom heb je dat natuurlijk ook als je gewend bent om de Arabische pagina’s te lezen en je leest ineens heel iets anders in het Engels, Frans op Nederlands. Als je verschillende talen spreekt, zie je veel beter het grotere plaatje. Dan kan je de zin van de onzin onderscheiden en dan gaat integreren ook veel makkelijker.’
Je noemt nu vooral de negatieve aspecten van de Egyptische cultuur, maar ben je ook de Nederlandse cultuur gaan relativeren?
‘Na Egypte ben ik de Nederlandse cultuur alleen maar meer gaan waarderen. Het feit dat je hier veel makkelijker kunt zijn wie je bent, kunt doen waar je zin in hebt, zolang je binnen de wet blijft. Dat het oké is als je niet als een schaapje achter de kudde aan loopt en dat je mogelijkheden krijgt om de manier waarop je anders bent te uiten en te onderzoeken en met anderen erover te discussiëren. Overigens is dat niet typisch Nederlands, want in België kan het bijvoorbeeld ook. Ik ben nu veel in België en ik kan België en Egypte beter vergelijken omdat ik in beide landen een buitenstaander ben. Wat ik opvallend vind is dat vrijwel iedereen daar tijdens het ontbijt en de lunch aan de drank zit. Toen ik hiernaar vroeg kreeg ik als antwoord: ‘Dat is toch normaal in de ochtend een wijntje erbij? Je krijgt de indruk dat dingen niet leuk zijn als er geen alcohol bij komt kijken. Als je zegt dat je geen alcohol drinkt dan wordt dat vaak niet begrepen. In Nederland houden mensen ook wel van drank maar niet op die manier. In Egypte is drank natuurlijk helemaal uit den boze. Als je in Egypte op het terras zit en je drinkt niet, dan is dat prima natuurlijk.’
De partij Denk vindt dat we niet langer moeten spreken over integratie maar over acceptatie bij tweede en derde generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Jij hebt ervaren hoe lastig het is om volledig te integreren, vind je dat autochtonen deze groepen meer tegemoet moeten komen?
‘Ik vind dat we dat al heel veel doen. Als je als Turkse, Marokkaanse of Syrische vrouw naar Nederland komt en je wil met een hoofddoek over straat lopen dan doe je dat toch lekker? Ik kan niks in Egypte, ik mag niet op straat in een bikini lopen, alleen al een korte broek en een shirtje met blote armen is al een groot probleem. Ik heb gemerkt dat sommige cultuurdingen echt heel hardnekkig kunnen zijn, ook bij Syrische vluchtelingen. Omdat ik Arabisch spreek heb ik wel eens geholpen bij de communicatie tussen Syriërs en een vluchtelingenorganisatie in Nederland. Zij hadden bedacht om te gaan fietsen met Syriërs. Wat dan onmiddellijk opvalt is dat dan alleen Syrische mannen zich daarvoor opgeven. Als ik dan vraag waarom hun vrouw niet is meegekomen zeggen ze ‘die mag niet fietsen’, ‘hoezo mag die niet fietsen?’ vraag ik dan. ‘Hier mag dat gewoon.’ Dat zijn wel dingen waarvan ik zeg: ik begrijp dat dit in jouw cultuur anders is, maar dan moet jij ook begrijpen dat je nu hier woont en dat in dit land de vrouw zelf mag kiezen wat ze doet.’
Het is natuurlijk ook lastig om van het ene op het andere moment in die andere mindset te zitten, je hebt zelf immers ook ervaren dat het veel van een mens vergt. ‘Zeker, ik begrijp ook wel dat het een grote overgang is voor zo’n man, maar hij woont hier nu wel. Als hij hier wil blijven, dan is dat de enige optie. Dat is niet eenvoudig. Als ik in Egypte was gebleven, dan had ik ook veel meer concessies moeten doen, maar daar had ik helemaal geen trek in. Voordeel voor mij is dat ik weg kon, dat ligt voor een Syriër een stuk moeilijker.’
Ben je cynisch geworden over integratie van nieuwkomers in Nederland?
‘Nee, dat ook weer niet. Ik denk dat we als Nederland soms te snel willen. Integratie moet wel van twee kanten komen en van beide kanten is de houding soms te dogmatisch. Je kan niet van een nieuwkomer verwachten dat hij of zij meteen voor honderd procent de taal spreekt en precies doet wat wij willen. Iemand moet vrij kunnen zijn om zonder zijn identiteit volledig op te geven een plekje te vinden in Nederland. Het is goed om te beseffen dat het veel tijd kost om de cultuurkloof te dichten. Misschien generaliseer ik, maar als je ziet hoe Egyptische kinderen opgroeien, dan heb ik niet de indruk dat hen geleerd wordt om zelfstandig na te denken. Je moet leren wat er in de boekjes staat en het is niet bon ton om je af te vragen of wat er in die boekjes staat wel klopt. Ik heb Engelse les gegeven aan Egyptische kinderen en een jongen zei ooit tegen me dat wat op het internet staat waar is. Ik vroeg hem om z’n telefoon en zei: ‘dan zet ik op internet dat jij een eikel bent, dan is dat ook waar.’ Toen zag je hem nadenken ‘o, ja zo werkt dat.’ Als iemand met zo’n achtergrond naar Nederland komt, dan raakt hij compleet gedesoriënteerd, want hier ligt alles open, aan alles wordt getwijfeld.’ Als dat besef, dus dat je leert door dingen in twijfel te trekken, iets meer gemeengoed wordt bij Egyptenaren, dan denk ik dat de cultuurkloof best te dichten is.’
We staan niet genoeg stil bij het lijden van een kleine groep bijzondere mensen – mensen die dag in dag uit zware inspanningen leveren, maar toch niet altijd gewaardeerd worden. Ik heb het over de ideologen van het nieuwe identity politics-links oftewel identitair links. Denk aan mensen als Willem Schinkel, Anousha Nzume, Gloria Wekker, Sybren Kooistra, Sunny Bergman, Meredith Greer, Anja Meulenbelt en Sinan Cankaya. Deze mensen profileren zich in het publieke debat door aandacht te vragen voor achtergestelde groepen en diversiteit. Als beloning voor hun altruïstische engagement, verdienen zíj zélf eens wat van onze aandacht. Ze spreken altijd over kwetsbare groepen die het moeilijk hebben, maar welke specifieke moeilijkheden weten zij zelf dagelijks te trotseren? Hoe kijken ze naar de wereld? En tegen welke problemen lopen ze aan in hun ideologische werkzaamheden?
De boodschap
Links-identitairen geloven dat alles in de maatschappij draait om machtsverhoudingen tussen identiteitsgroepen en dat de idee van het unieke individu, de rede en de meritocratie vooral dienen om maatschappelijk onrecht te verhullen. Achter die façade woedt namelijk een eeuwige klassenstrijd, één tussen onderdrukkende, geprivilegieerde identiteiten enerzijds en onderdrukte, achtergestelde identiteiten anderzijds. De maatschappij bestaat uit tweedelingen: ‘wit’, man, hetero en de meerheid staan tegenover, respectievelijk, ‘zwart’, vrouw, lhbt en minderheden. En welke kant kiezen de links-identitairen in deze strijd? De kant van alle onderdrukten tegen iedere vorm van onderdrukking natuurlijk. Als iedereen dat nou zou doen.
Het is in grote lijnen duidelijk wat ons te doen staat. We moeten iedereen eerst op basis van geslacht, huidskleur en achtergrond in historische dader- en slachtoffergroepen indelen en vervolgens in alle organisaties vrouwen, niet-blanken en alle andere historisch ‘onderdrukten’ tellen. Dat klinkt misschien een beetje Hutu-Tutsi-achtig, maar de links-identitairen gaan genuanceerd te werk, zoals Meredith Greer in haar HP/DeTijd-column uitlegt: ‘Waar het interessant wordt, is dat identiteitspolitiek aandacht heeft voor meerdere tegenstellingen tegelijkertijd. Intersectionaliteit noemen de kenners dat, of kruispuntdenken.’
Het interessante inzicht van die kenners is dat er in de maatschappij als geheel niet simpelweg twee kampen tegenover elkaar staan. Nee, het is net ingewikkelder, want een individu staat op het kruispunt van verschillende identiteitsgroepen, zodat wie bij de ‘onderdrukten’ hoort in de ene identiteitscategorie, bij de ‘onderdrukkingsstructuur’ kan horen in een andere categorie. Stel, je bent een donkergekleurde, heteroseksuele man. In dat geval word je als ‘zwarte’ onderdrukt door het systeem van ‘witheid’, maar ben je als hetero en als man juist weer (onbewust) onderdeel van de onderdrukking van niet-hetero’s en vrouwen.
Nu zou er binnen iedere categorie van ongelijkheid trouwens wel een simpele onderdrukkers-onderdrukten tweedeling bestaan. De links-identitairen vinden het zelfs zo belangrijk zwart-wit-tegenstellingen te accentueren, dat ze letterlijk eisen dat we blanken ‘witten’ noemen, aangezien ‘wit’ een symmetrischer klinkend paartje vormt met ‘zwart’. Jammer dat het binaire, Hutu-Tutsi-elementje er zo toch weer insluipt, maar verder vliegt de nuance je om de oren.
Avant-gardisme is zwaar werk
Met zo’n fijnbesnaard denkkader gaat het vooral nog om de praktische omzetting. Hier zoeken de links-identitairen het heil in een verbond van moraliserende activisten en een interveniërende staat. De staat formuleert diversiteitsdoelstellingen en grijpt in met quota waar nodig om de evenredige vertegenwoordiging maatschappijbreed te waarborgen, terwijl activisten de mensen het juiste bewustzijn meegeven door ze ofwel een schuldgevoel dan wel een slachtoffercomplex aan te praten. Op naar Gelijkheid met een hoofdletter ‘G’!
Toch blijft politiek avant-gardisme zwaar werk. ‘Avant-garde’ betekent ‘voorhoede’. Avant-gardisten gaan de massa voor als wegbereiders van de toekomst. Het probleem is dat de massa (en de rest van links) maar niet in beweging komt en nog steeds in een staat van ontkenning verkeert, terwijl de avant-gardisten van identitair links, zucht, allang weten hoe het zit en in welke richting de geschiedenis zich behoort te ontwikkelen.
Dat de achterlopers hun boodschap nog niet geheel accepteren, ligt aan de invloed van populisten, ons cultureel archief, racisme en seksisme en, meer in het algemeen, aan machtsverhoudingen. Aan de inhoudelijk kwaliteit van de boodschap zelf kan het immers niet liggen, toch?
Zwakke puntjes
Nou zijn er nog wel wat zwakke puntjes. Zo heeft het simplistische tweedelingsdenken, waarin iedere groepsidentiteit ofwel onderdrukt dan wel onderdrukt wordt, geen vat op de complexe (non-binaire) realiteit van maatschappelijke ongelijkheid en etnische en culturele diversiteit. Je hebt een lappendeken van etniciteiten en achtergronden, niet dé ‘witten’ en dé ‘zwarten’. Die concepten vallen uiteen zodra je ze ondervraagt. Waar houdt de blankheid op? Turkse immigranten zijn nog blank, toch? En Marokkanen? Zijn die al ‘zwart’? Geldt Geert Wilders als ‘wit’ ondanks het van zijn Javaanse grootmoeder geërfde pigment?
Laten we ter illustratie een links-identitair argument ontmantelen. Greer stelt in haar stuk dat de statistieken bewijzen dat ‘zwarte’ journalisten keihard worden buitengesloten onder het mom van objectieve kwaliteitseisen: ‘Maar als blijkt dat 94,6 procent van de journalisten op grote redacties wit zijn, en je zegt vervolgens dat mensen niet moeten kijken naar kleur maar naar kwaliteit, dan zeg je eigenlijk dat zwarte mensen niet genoeg kwaliteit bezitten.’ Poe, dat zou gemeen zijn! Maar wacht, waar baseert ze zich eigenlijk op? Nog los van haar gewaagde aanname dat iedere culturele of etnische groep gemiddeld precies dezelfde interesse heeft in zware, onderbetaalde banen in de journalistiek, is het onduidelijk welke definities van ‘wit’ en ‘zwart’ ze hanteert en waar het genoemde percentage naar verwijst.
Haar stuk zelf biedt geen uitkomst, maar een linkje wijst naar het NRC-artikel Kranten- en tv-redacties iets minder wit. Dat artikel blijkt huidskleur echter onbesproken te laten, ondanks de misleidende titel. Het gaat in plaats daarvan om journalisten met een ‘niet-westerse migratieachtergrond’, die geïdentificeerd worden aan de hand van de CBS-definitie: ‘mensen met minstens één ouder die in Azië, Afrika of Latijns Amerika is geboren, inclusief Turkije, maar uitgezonderd Indonesië en Japan.’ Aha, die 94,6 versus 5,4 procent ging dus over autochtonen en westerse migranten versus mensen met een ‘niet-westerse migratieachtergrond’. Dat NRC-titelbouwers en Greer daar een wit-versus-zwart verhaal van maken, heeft vreemde implicaties. Japan en Indonesië gelden dan als ‘wit’, maar Turkije als ‘zwart’. Het wordt nog gekker, want wie let op de precieze definitie, merkt dat Surinaamse Nederlanders ook onder westers – en dus onder ‘wit’, in Greers omduiding – moeten vallen. Het Zuid-Amerikaanse Suriname ligt immers niet in ‘Latijns Amerika’, omdat ze er een Germaanse taal (Nederlands) en geen Latijnse taal (Spaans of Portugees) spreken. Kortom, als je dit doortrekt, zijn Turken en Argentijnen ‘zwart’, maar Japanners, Indonesiërs en Surinamers ‘wit’. Tja, zo zal het niet bedoeld zijn, maar dat zijn het soort absurditeiten waarin je automatisch belandt, als je onze complexe maatschappij in zwart-witte tweedelingen probeert te vatten.
Maar goed, die inhoudelijke zwaktes kunnen hoe dan ook niet zijn waarom veel Nederlanders de links-identitaire boodschap nog steeds niet hebben aanvaard. Weerstand moet je volgens de links-identitaire leer namelijk nooit argumentatief-inhoudelijk duiden, maar altijd in termen van machtsverhoudingen. Achter de tegenwerpingen van de critici gaan kwade machtsstructuren schuil. Moraliseer en pathologiseer de criticus daarom met verwijzing naar zijn of haar ‘geprivilegieerde’ huidskleur, geslacht of achtergrond. Het heeft geen zin om tegenargumenten inhoudelijk te wegen.
Verraden door Vrij Links
Vervelend is dat de kritiek op de links-identitaire boodschap niet alleen van rechts komt, maar ook van een deel van links. Zo plaatsten een viertal sociaaldemocratische critici een anti-identitair manifest onder de titel Vrij Links moet trouw zijn aan zijn vrijzinnige, seculiere wortels in de Volkskrant. Ze beweren dat het groepsdenken van identitair links ‘regressief’ in plaats van progressief is en pleiten voor individualisme en een nadruk op individuele emancipatie:
‘Een deel van het huidige ‘links’ vaart mee op de populariteit van het denken in identiteiten. In deze uit Amerika overgewaaide trend worden mensen ingedeeld in verschillende groepen, gedefinieerd door religie, achtergrond, geslacht, geaardheid of ras. Vrij Links gaat ervan uit dat in een wereld met zeven miljard mensen zeven miljard verschillende identiteiten bestaan en verwerpt het groepsdenken van links en rechts.’
Het choquerende is dat zelfs Lodewijk Asscher, partijleider van de PvdA, dit reactionaire initiatief omarmt, wellicht omdat hij ook nog een keer een verkiezing wil winnen en concepten als ‘wittenprivilege’ het op een of ander manier niet goed doen bij het Nederlandse electoraat. Hè, linkse politici zouden toch eigenlijk over zo’n minpuntje heen moeten kunnen stappen. Teleurstellend.
De worstelingen van de revolutionair
Hoe revolutionairder je bent ingesteld als links-identitair ideoloog, hoe teleurgestelder je bent over de sabotageacties van linkse reactionairen. Zo heeft Erasmus-hoogleraar sociologie Willem Schinkel, die al jaren een soort neo-communistische revolutie met identitaire inslag propageert, het he-le-maal gehad met reactionair realisme. Hij stelt in zijn boek De nieuwe democratie (2012) dat we een ‘nieuwe politisering links van links’ moeten najagen. Het heil schuilt in ‘Grote Verhalen’, ‘veel maatregelen’ en ‘een utopische verbeelding’ (De Correspondent, 20 september 2014). Zijn definitie van het laatste: ‘Noem utopie die verbeelding die onderkent waar de wereld kapot is, dat exploitatie overal is en rechtvaardigheid schijnheilig tot recht gereduceerd wordt. Dat, bijvoorbeeld, een gang naar de supermarkt betekent dat je bloed je handen hebt.’ Supermarkten en kapitalisme zijn fout en moeten bestreden worden, in combinatie met een strijd tegen de culturele hegemonie van blanke mannen. Onlangs in Buitenhof (3 juni) vulde hij aan dat ‘het liberale idee van het individu’ vervangen moet worden met ‘nieuwe vormen van collectief leven, zoals het communisme’, omdat blanke mannen de aarde anders kapot zullen maken.
Hij staat, kortom, klaar om de rode vlag te hijsen op het Binnenhof, maar, God o God, wat zit de rest van links irritant slap te doen. Neem de Rotterdamse GroenLinks-afdeling, die in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen de linkse alliantie met Nida verbrak vanwege een mediarel rond een oude anti-Israël-tweet. Daar sneuvelde een, vanuit links-identitair perspectief bezien, perfecte samenwerking van onderdrukte identiteiten en progressieven. In een kribbig opiniestuk in de NRC beschuldigde Schinkel GroenLinks en Jesse Klaver van ‘racisme’. Dat zal ze leren!
En dan heb je ook nog die überburgerlijke Femke Halsema. Toen Schinkel op 3 december 2017 in een eerdere Buitenhof-aflevering uitpakte met een moralistisch betoog over de historische schuld van blanke Nederlanders, werd hij door de oud-politica weersproken. Ze stelde dat de huidige generaties geen dragers zijn van een vererfde collectieve schuld uit ver voorbije eeuwen én dat de poging om iedereen in te delen in historische dader- en slachtoffergroepen, mensen alleen maar uit elkaar speelt. Gelukkig is Schinkel ervaren genoeg in de ideologische scherpslijperij om in zo’n situatie zijn standpunt simpelweg te herhalen zonder zich af te laten leiden door haar argumenten.
Vervreemd van de universiteit
Tenslotte schrijft Schinkel dat hij zich ‘vervreemd’ voelt van de Erasmus Universiteit en van universiteiten in het algemeen. In zijn essay De bleke Universiteit in het blad van de Erasmus Universiteit gaat hij nader in op zijn eenzame rol als academisch avant-gardist. In tegenstelling tot de meeste van zijn collega’s, ziet hij wel het grote plaatje. Om te benadrukken hoe ver zijn perspectief van dat van het gebruikelijke perspectief afstaat, vergelijkt hij zichzelf met ‘een buitenaards wezen van een exoplaneet [die] naar de Erasmus Universiteit zou komen’. En wat is het dat hij en die denkbeeldige alien meteen zien als ze naar de universiteit kijken, maar wat meestal niet wordt herkent door anderen? Welnu, dat de universiteit is ‘overgenomen door een plaag van witte mannen’.
Tja, toch een beetje overdreven. Dat witheidsprobleem doet zich eigenlijk alleen voor tijdens de wintermaanden. In de zomer lopen er nog best wat mensen van kleur rond op Nederlandse universiteiten.
Maar goed, Schinkel heeft een punt wat betreft de man-vrouw verdeling onder de hoogleraren. Hij is boos en stelt dat het feit dat het nagestreefde percentage vrouwelijke hoogleraren niet gehaald is, alleen kan betekenen dat er niet meritocratisch geselecteerd is. Schinkel rekent het voor ons uit: ‘Vergeet niet dat we, op zijn laatst wanneer we op de helft van de posities mannen benoemd hebben, uit de lagere regionen van intellect en creativiteit rekruteren als we nog meer mannen benoemen.’
Hij baseert zich op de aanname dat er in ieder vakgebied en in de wetenschap als geheel, van nature een precies evenredige, fifty–fifty-verdeling in talent en interesse bestaat tussen mannen en vrouwen. Dus hoewel er binnen de groep mannen en binnen de groep vrouwen een brede variatie is in talent en interesse, zouden er volgens Schinkel tussen mannen en vrouwen als geheel genomen geen gemiddelde verschillen bestaan. Ik zie geen reden om aan het waarheidsgehalte van zijn aanname te twijfelen, temeer omdat ze precies goed aansluit bij ons politieke gelijkheidsideaal. Ze impliceert bovendien dat we iedere onevenredig lage uitkomst in de vertegenwoordiging van vrouwen, of van welke historisch ‘onderdrukte’ groep dan ook, voor de volle honderd procent kunnen toeschrijven aan benadeling op basis van vooroordelen. Wat heerlijk dat het soms allemaal zo simpel blijkt te zijn!
Helaas is er altijd wel iemand die zo in zijn onderdrukkersrol zit, dat hij er een ingewikkelder verhaal van tracht te maken. In dit verhaal is de schurk Steef van de Velde, decaan van de afdeling bedrijfskunde. De decaan beweert dat er zich op het hoogste niveau gewoon te weinig vrouwelijke topkandidaten hadden aangediend. Schinkel noemt dat ‘bullshit’ en ‘patriarchale reflex’. Nu lijkt het wat ongepast om je als wetenschapper in het universiteitsblad in zulke bewoordingen uit te laten over een collega, maar we moeten niet vergeten dat Schinkel voor de goede zaak strijdt. En de kwade machtsstructuren en reactionaire denkwijzen zijn, zo blijkt wel, nog steeds oppermachtig.
Toch geen echte avant-garde?
Sterker nog, de weerstand tegen identitair links is dermate koppig, dat we het revolutionaire feestje wellicht toch af moeten lassen. Nederland is niet de Verenigde Staten. De identitaire wending van de laatste jaren, die in de VS een ware klimaatverschuiving teweeg heeft gebracht in de media en in het onderwijs, heeft in Nederland nog niet zo gek veel in beweging gezet en zal misschien weer snel overwaaien. In dat geval vormen de Nederlandse links-identitaire ideologen strikt genomen geen avant-garde. De idee van een avant-garde veronderstelt leiderschap en gevolg. Als de rest van links denkt ‘ja doei, die identitaire lui zijn een moeras ingelopen’ – tja, wat dan? Dan liggen die identitaire pipo’s daar een beetje in de blubber weg te zinken en beweegt de maatschappij zich een andere richting op.
De cruciale vraag is of de links-identitaire oriëntatieverschuiving van kansengelijkheid voor individuen naar kansen- en uitkomsten-gelijkheid voor identiteitsgroepen, op den duur een houdbaar normatief model zou kunnen opleveren voor een individualistisch-ingesteld land als Nederland. Wellicht is zo’n project gedoemd om te falen en slechts een nawee van het utopisch socialisme dat vorige eeuw terecht in diskrediet raakte.
Wie durft professor Schinkel het slechte nieuws te brengen als de oefening ten einde loopt? De arme man wilt een héle grote Bijdrage leveren en niet alleen wat doceren en onderzoeken. Zijn studenten een stukje vorming meegeven? Dat is leuk, maar het moet van Schinkel een tikje groter. Hij verlangt naar intellectueel leiderschap in een revolutie, maar het is nog niet duidelijk of dat deze ‘witte man’, zoals hij zichzelf noemt, ooit gegund zal zijn.
Weten zich geen raad met diversiteit
Maar ja, het project zit gewoon niet zo goed in elkaar. Daarbij heb ik het grootste zwaktebod van identitair links nog niet eens genoemd. Dat is, o ironie, zijn moeizame omgang met diversiteit. Laten we nog eens naar het links-identitaire ideaal kijken: een maatschappij waarin we individuen systematisch in collectieve identiteitshokjes stoppen, mensen de hele dag lang hun ‘privileges’ lopen ‘te checken’ en de staat met quota en interventies sturing geeft aan culturele gelijktrekking. Dat lijkt op het eerste gezicht erg fris en divers, maar zou die gestuurde ‘diversiteit’ niet toch een beetje, tja, gelijkgeschakeld aanvoelen?
Identitair links houdt eigenlijk niet van diversiteit. Nee, het houdt van gelijkgetrokken uniformiteit – uniformiteit van uitkomst. Natuurlijk nemen de links-identitairen het woord ‘diversiteit’ vaak in de mond, maar dat is vooral om hun moeizame omgang met het fenomeen te verhullen. Als je goed oplet, merk je dat identitair links diversiteit trivialiseert door het te reduceren tot de inhoudsloze tegenhanger van een set politieke ‘dadergroepen’. ‘Diversiteit’ verwordt zo tot een set aan negaties, tot niet-blank, niet-man, niet-hetero, etcetera. Op die manier denk je alle diversiteit binnen de groep blanke, heteroseksuele mannen weg, doe je alsof er hele duidelijk scheidslijnen lopen tussen blanken en niet-blanken en tussen hetero’s en niet-hetero’s, en reduceer je alle diversiteit aan de ‘diversiteits’-kant van het schema tot een negatieve waarde – een niet-x. Maar echte diversiteit is veelzijdig, gevarieerd en substantieel, niet een schrale niet-x.
Identitair links looft dus een neppe, lege, aan de hand van politieke schema’s geconstrueerde ‘diversiteit’, maar het háát de echte, wilde, rommelige diversiteit van unieke individuen, waarden, groepen, etniciteiten en subculturen. Die echte diversiteit past namelijk niet in de binaire schema’s en zet daardoor het links-identitaire duidingsmodel onder druk.
Ten tweede zorgt echte diversiteit ervoor dat een ‘gelijkheid van uitkomst’, dat wil zeggen een perfecte evenredige verdeling, hetzij in prestigieuze beroepen en materiële middelen, hetzij in onderwijs of culturele invloed, onmogelijk is. Precies omdat echte diversiteit niet alleen om uiterlijkheden gaat, maar ook om substantiële verschillen in ideeën, waarden en levenskeuzes, uit ze zich namelijk in een vermaledijde diversiteit van levensuitkomsten. De eigenheid van culturen en de verschillen tussen mannen en vrouwen zorgen ervoor dat al deze zelfs onder de meest egalitaire omstandigheden, nooit op precies hetzelfde maatschappelijke profiel uit zullen komen. Kortom, echte diversiteit maakt alles ongelofelijk rommelig.
Ideologen en professionele moralisten zien liever een schematische, schoongeveegde wereld, één die hun duidingsmodel volgt en waar vooruitgang een eenduidige richting heeft. Dat iedere reëel bestaande diversiteit per definitie niet in hun mal past, is een eindeloze bron van frustratie. Waren alle culturen en groepen allemaal maar precies hetzelfde op wat uiterlijkheden na, want dan zouden we precies weten hoe we statistieken over ongelijke verdelingen moesten interpreteren en zou ‘diversiteit’ maak-, stuur- en controleerbaar zijn. Van alle dingen die de ideologen van identitair links tergen, is er niets meer tot last dan de reëel bestaande diversiteit.
Onlangs werd ik gebeld door een redacteur van het programma Pauw. De redactie had bedacht dat ze een item in het programma wilde wijden aan concentratieproblemen die veroorzaakt werden door de ramadan. Nu snap ik dat het best nog een klus is om elke dag een programma vol te krijgen, maar dit vond ik nou echt een flauwekulonderwerp. Natuurlijk, als kinderen de hele dag niet eten en drinken vermindert de concentratie, maar het is hun keuze (of die van hun ouders). En om het nou een probleem te noemen, dat gaat me echt te ver. ‘Ik vind het geen onderwerp’, zei ik. Dus ik was geen gast die avond.
Natuurlijk ging ik ’s avonds wel kijken en toen had ik eigenlijk met terugwerkende kracht spijt dat ik niet was aangeschoven. Het onderwerp ‘problemen vanwege ramadan’ was gesneuveld zag ik. Wel zat aan tafel een bekende Nederlandse actrice samen met haar zoon. Ze zaten daar vanwege Generatie Z, een generatie die geboren is tussen 1995 en 2005, met een smartphone in de hand. Die voornamelijk communiceert via sociale media, wat er mede voor zorgt dat deze jongeren erg onzeker zijn over de toekomst. Zoon vertelde dat hij na zijn middelbare school drie tussenjaren had gehad, omdat hij maar telkens niet wist wat hij wilde. Die tussenjaren bestonden uit lang uitslapen, om dan te gaan blowen, uitgaan, gamen, op de bank zitten en nietsdoen. Hij is inmiddels negentien, maar woont nog bij zijn moeder, die waarschijnlijk dat leven ook bekostigt, want zoon werkt niet. Wel heeft hij over dit monotone leven een serie gemaakt die ook nog op tv wordt uitgezonden: Falen en opstaan.
Hoe was hij beland in die situatie van algehele ledigheid? ‘Het komt ook door de druk van de samenleving en van de ouders. Die verwachten allemaal dat je gaat studeren en een baan neemt. Ik weet niet of dat de juiste weg is’, aldus zoon. Wat wel de juiste weg was wist hij ook niet, daar probeerde hij dus met de drie B’s (bankhangen, blowen en Barfly spelen) achter te komen. Zijn moeder had hem vier maanden naar New York gestuurd, misschien zou hij daar wat vinden, maar het had allemaal geen effect. ‘Ik wist daarna nog steeds niet wat ik wilde.’
‘Hij is wel bevoorrecht’, zei een gast over de zoon. Dat begreep moeder niet. ‘Wat is precies bevoorrecht?’ Even duizelde het me. Vier maanden New York? Drie tussenjaren zonder te werken? Zijn vlogserie meteen op tv wellicht dankzij de lijntjes van moeder? Maar bevoorrecht, nee, haar kind was juist slachtoffer! ‘Nu weet ik dat het een kind van de Generatie Z is.’ Opluchting. Over het gebrek aan structuur en het stellen van grenzen in de opvoeding hoefde ze zich niet druk te maken, want alles werd toch overruled door het Generatie Z-syndroom.
Happend naar adem dacht ik aan mijn leerlingen. Na de vakantie gaan we met de klas naar Barcelona. De afspraak is dat de kinderen die meegaan vóór 10 juni de kosten voor de reis betalen. Driehonderdnegentig euro voor een weekje all inclusive. Nasir kwam vorige week bij me. ‘Juf, we hebben het zo geprobeerd om het geld bij elkaar te sparen.’ Maar ze kwamen vijfennegentig euro tekort. ‘Volgende maand lukt het waarschijnlijk wel.’ Ik besloot het voor te schieten, want Nasir moet natuurlijk mee.
En ik dacht aan Justele die drie jaar in Nederland is en door haar harde werken al in mavo drie zit. Naast haar schoolwerk past ze op haar zusje en ze doet het huishouden. Eerder had vader toestemming gegeven, maar stiefmoeder moet in september bevallen, dus ze mag niet meer mee. Ook het geld speelde een rol.
Weten mijn leerlingen wat ze willen? Lang niet allemaal, maar ze komen er niet op om daar eens even drie jaar al blowend over na te gaan denken. Daar is helemaal geen tijd en geld voor. En met excessief blowen kom je daar trouwens ook helemaal niet achter. Iets leren, iets doen, dat helpt. Begeleiding, stimuleren en je mag ook best wat eisen van kinderen. Leerlingen mogen van mij lui zijn soms, maar ons doel op school is dat je je best doet, dat je je ergens mee bezig gaat houden, dat je op wat voor manier dan ook jezelf nuttig maakt voor jezelf of anderen, zodat je uiteindelijk je eigen broek op kunt houden. Ten slotte de moeder: dat blowen, daar had ze vaak wat van gezegd, maar ‘als ouders moet je dat durven laten gebeuren’. Maar als je het allemaal laat gebeuren, gebeurt er verder weinig meer, vrees ik. Je passie in blowen stoppen, daar wordt behalve de coffeeshop echt niemand wijzer van.
‘Het definitieve einde kan zich dit jaar, volgend jaar of over een paar jaar voltrekken, dat is moeilijk in te schatten, maar het is duidelijk dat we ons in de late Erdogan-periode bevinden.’
In een tijd van economische malaise en zowel parlements als presidentsverkiezingen op komst (24 juni), lopen de politieke spanningen in Turkije weer hoog op. Terwijl president Recep Tayyip Erdogan tegenstanders en critici wegzet als ‘terroristen’ en ‘landverraders’, beloven oppositiepartijen een vreedzaam, veilig en welvarend Turkije zonder Erdogan. De afkeer van oppositiepartijen van Erdogan is groot. De nood is hoog. Zo hoog dat vier partijen die op verschillende vlakken tegenpolen van elkaar zijn, een alliantie zijn aangegaan om Erdogan van de troon te stoten. Hoe gaat het land eruitzien na 24 juni? Gaat de regering stemfraude plegen? Hoe groot zijn de economische problemen? Waarom onderdrukt de regering de Koerdische politieke beweging? Kunnen we een nieuwe coup(poging) verwachten? De Kanttekening vroeg dat en meer aan de godfather van de Turkse studies, hoogleraar Turkse Talen en Culturen aan de Universiteit Leiden, Erik-Jan Zürcher.
Foto: UNESCO. Turkoloog Erik-Jan Zürcher (Leiden, 1953) is hoogleraar Turkse Talen en Culturen aan de Universiteit Leiden. Hij studeerde Arabisch, Turks en Nieuw-Perzisch en doceerde Turks en Nieuw-Perzisch aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (heet sinds 1 september 2004 Radboud Universiteit Nijmegen). In 1984 promoveerde hij op het proefschrift ‘The unionist factor: the role of the Committee of Union and Progress in the Turkish national movement, 1905-1926’. Hij heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan, waaronder boeken zoals ‘Political opposition in the early Turkish Republic: the Progressive Republican Party, 1924-1925’ (1991), ‘Turkey: a modern history’ (1993) en ‘The Young Turk legacy and nation building’ (2010), boekhoofdstukken zoals ‘De Turkse paradox: religie in dienst van de seculiere staat’ (2006), ‘The Turkish perception of Europe: example and enemy’ (2008) en ‘The Balkan Wars and the refugee leadership of the early Turkish Republic’ (2014) en artikelen zoals ‘How Europeans adopted Anatolia and discovered Turkey’ (2005) in European Review, ‘The late Ottoman Empire as a laboratory of social engineering’ (2009) in Il Mestiere di Storico, ‘The socio-economic history of violence in the late Ottoman Empire’ (2013) in het Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis en ‘Macedonians in Anatolia: the importance of the Macedonian roots of the unionists for their policies in Anatolia after 1914’ (2014) in Middle Eastern Studies. Van ‘Turkey: a modern history’, een standaardwerk, zijn vertalingen verschenen in onder meer Nederlands, Turks, Grieks, Hebreeuws, Arabisch en Indonesisch. In juni 2005 ontving hij de Medal of High Distinction, een hoge Turkse onderscheiding. Hij kreeg de gouden medaille voor zijn inspanningen om de Nederlandse politiek en het publiek voor te lichten over Turkije. In 2016 gaf hij de onderscheiding terug ‘als protest tegen het dictatoriale wanbeleid van Erdogan’, zo schreef hij in een opiniestuk in de NRC. Van april 2008 tot november 2012 was hij directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. In 2008 werd hij gekozen tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Als Turkije-deskundige is hij vaak te gast in televisie- en radioprogramma’s. Hij is de zoon van Erik Zürcher, oud-hoogleraar Geschiedenis van Oost-Azië aan de Rijksuniversiteit Leiden (de naam van de Universiteit Leiden tot 1998).
De geschiedenis van Turkije kent meerdere perioden van repressie. Zo zijn na de coup van 1980 onder de militaire junta vijftig mensen geëxecuteerd en rond de vijfhonderdduizend mensen opgepakt. Als we de periode na de couppoging van 15-16 juli 2016, waarbij volgens de laatste cijfers bijna tachtigduizend mensen zijn gearresteerd, in een historische context plaatsen, valt de repressie nu dan mee of juist niet?
‘De huidige repressie heeft heel erg de vorm aangenomen van massazuiveringen, van onder meer het staatsapparaat, de media en het onderwijs. Het is te vergelijken met de periode na de coup van 1980, toen generaal Kenan Evren (1917-2005; de militaire junta benoemde hem na de coup tot de zevende president van Turkije, hij regeerde van 1980 tot 1989, red.) aan de macht was. Met één kanttekening, die moet je wel maken: onder Evren waren geweld en martelingen veel meer aan de orde van de dag. Je ziet nu dat mensen op basis van heel oppervlakkige redenen of zelfs zonder reden worden gearresteerd, ontslagen of hun paspoort verliezen. Je ziet dat mensen vaak eerst beschuldigd en vastgezet worden en vervolgens heel lang moeten wachten totdat hun zaak voor de rechter komt. Mensen die vervolgd worden bevinden zich in een situatie van extreme onzekerheid. Ze hebben ook nog eens te maken met sociaal isolement. Ze worden gemeden, omdat mensen bang zijn zich met hen te associëren. En specifiek zie je natuurlijk ook een verhevigde repressie van de Koerdische politieke beweging. Dan heb ik het niet over de PKK (Koerdische Arbeiderspartij, die op de Turkse, Europese en Amerikaanse terreurlijsten staat, red.), maar vooral de HDP (Democratische Partij van de Volkeren; democratisch-socialistisch, red.). De geïntensiveerde onderdrukking, die begon na de parlementsverkiezingen van 7 juni 2015, heeft de HDP ernstig verlamd (Erdogans islamistische Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling AKP behaalde bij deze verkiezingen bijna zevenenveertig procent en verloor daarmee haar absolute meerderheid, voor het eerst sinds haar oprichting in 2001 en eerste deelname aan de parlementsverkiezingen in 2002, terwijl de HDP een historische zege boekte door bijna vijftien procent binnen te slepen; vervolgens begon het regime een offensief tegen de Koerdische politieke beweging, dat verhevigde na de couppoging; duizenden HDP’ers zijn vastgezet, onder wie de twee leiders van de partij, Selahattin Demirtas en Figen Yüksekdag; het offensief richt zich ook op kleinere clubs, zoals de eveneens democratisch-socialistische Partij van de Democratische Regio’s DBP, red.). Dus, het moge duidelijk zijn dat de huidige repressie vrij extreme vormen heeft aangenomen. De periode na de coup van 1980, en dan vooral 1980-1983, was echter extremer, omdat de dimensie van fysiek geweld toen veel meer aanwezig was. Dat neemt niet weg dat dit zonder meer één van de heftigste perioden van repressie is in de naoorlogse (na de Tweede Wereldoorlog, 1939-1945, red.) geschiedenis van Turkije.’
Veel Koerden, onder wie HDP’ers, beschouwen de PKK als een soort noodreactie op repressie. Ze spreken dan ook van een verzetsbeweging, niet van een terroristische organisatie. Wat is uw visie op de PKK?
‘De PKK is een gewapende beweging, oorspronkelijk voor de vestiging van een onafhankelijk marxistisch-leninistisch Koerdistan. De marxistisch-leninistische leer is door de jaren heen grotendeels vervangen door een ideologie van federalisme, autonomie en gedecentraliseerd bestuur, die in gevangenschap is uitgedacht door Abdullah Öcalan (leider en medeoprichter van de PKK die in 1999 is gearresteerd door de Turkse inlichtingendienst, red.). Natuurlijk is de PKK een verzetsbeweging. Maar dat wil niet zeggen dat de PKK in verschillende fasen van haar bestaan niet doelbewust daden van terreur heeft gepleegd. Wanneer noem je een beweging of organisatie terroristisch? Dat is heel sterk in the eye of the beholder. Eén van de terreurdaden van de PKK was bijvoorbeeld het vermoorden van onderwijzers en hun familieleden die naar het zuidoosten van Turkije waren gestuurd, maar bijvoorbeeld ook dorpswachters en hun familieleden. Dat heeft de PKK uitdrukkelijk op bevel van Öcalan gedaan. Op deze manier wilde de PKK tegengaan dat het Turkse onderwijs, met zijn Turks-nationalistische boodschap, zich in het zuidoosten zou verspreiden. De PKK heeft actief campagne gevoerd om onderwijzers, dorpswachters en hun familieleden dood te schieten. Andere daden van de PKK zijn op het randje. Bijvoorbeeld bussen met Turkse soldaten met verlof aanhouden en doodschieten, is dat een terreurdaad of oorlogshandeling? Dat is een grijze zone. Maar je kunt niet zeggen dat terreur het belangrijkste instrument van de PKK is. In de algehele geschiedenis van de beweging is terreur niet de hoofdmoot, niet de belangrijkste vorm van strijd. Dat is de reguliere guerrillastrijd tegen de krijgsmacht, vanuit de bergen. Die guerrillastrijd kun je geen terreur noemen. Het standpunt van Ankara dat álles wat de PKK doet en álle uitingen van begrip of sympathie voor de beweging automatisch terreur is, is irreëel.’
Ankara claimt dat de HDP een verlengstuk van de PKK is, de HDP ontkent dat. Wat is uw visie op de HDP?
‘De HDP is een politieke beweging, die van oorsprong weliswaar wel degelijk banden met de PKK heeft, maar door de jaren heen duidelijk een eigen lijn heeft ontwikkeld. Zelfs in die mate dat de koers van de HDP, maar ook die van haar voorgangers (pro-Koerdische partijen zoals de in 1990 opgerichte en in 1993 gesloten Arbeidspartij van het Volk HEP, de in 1991 opgerichte en in 1994 gesloten Democratiepartij DEP, de in 1994 opgerichte en in 2003 gesloten Democratische Partij van het Volk HADEP en de in 1997 opgerichte en in 2005 gesloten Volkspartij voor Democratie DEHAP, red.), lang niet altijd populair is geweest bij de PKK-leiding. De HDP en de PKK hebben een gemeenschappelijk ideaal, namelijk meer rechten voor de Koerden, maar de PKK-leiding in de bergen (het hoofdkwartier van de PKK bevindt zich in het Kandil-gebergte in Noord-Irak/Iraaks-Koerdistan, red.) heeft sterk haar twijfels over de manier waarop de HDP haar doelen wil bereiken, namelijk via de lokale en nationale politiek. Ik denk dat de banden tussen de HDP en de PKK zelfs minder nauw zijn dan indertijd die tussen de IRA (Iers Republikeins Leger; IRA is of was de naam van meerdere Ierse republikeinse paramilitaire organisaties, waaronder de eerste IRA in de periode 1919-1922 en de nog actieve Continuity IRA en de Real IRA; Zürcher refereert naar de bekendste IRA: de in 1969 opgerichte Provisional IRA, die een permanente wapenstilstand afkondigde in 1997 en in 2005 ontwapende onder internationaal toezicht, red.) en Sinn Féin (‘wijzelf’ in het Iers; in 1905 opgerichte Ierse republikeinse, democratisch-socialistische politieke partij, red.). Als je kijkt naar de balans tussen de HDP en de PKK: welke van de twee zwaarder gaat wegen en onafhankelijker gaat optreden, heeft ook heel erg te maken met de ruimte die ze krijgen van de staat. Hetzelfde gold voor Sinn Féin en de IRA. Sinn Féin is uiteindelijk belangrijker geworden dan de IRA, vooral dankzij het vruchtbare vredesproces met de Britten, dat ertoe leidde dat Sinn Féin de ruimte kreeg politiek te voeren. Zo werd politiek belangrijker dan militaire strijd. Het is nog maar zeer de vraag of het ook zo zal gaan in Turkije. Het leek even dat het die kant opging (door het uiteindelijk mislukte vredesproces tussen de staat en de PKK in de periode 2005-2015, waar het in 2013 aangekondigde ‘democratiseringspakket’ onderdeel van was, red.), maar sinds de parlementsverkiezingen van 7 juni 2015 gaat het dus weer helemaal de andere kant op. Als de politieke arena voor de Koerdische politieke beweging, waarin een populaire partij zoals de HDP binnen de kaders van de rechtsstaat successen kan behalen, grotendeels of volledig verdwijnt, dan gaat de PKK natuurlijk weer veel zwaarder wegen. De PKK kan dan zeggen ‘zie je wel, wij hebben gelijk, doelen bereiken via de politiek is in Turkije een illusie, het is naïef’.’
Foto: Reuters
Is het in het voordeel van de Turkse staat dat de PKK sterk is, zodat de Koerdische politieke beweging geen kans krijgt om te groeien?
‘Het is in het voordeel van de staat of specifieker gezegd, bepaalde onderdelen van de staat, vooral het veiligheidsapparaat, dat het conflict met de PKK aan de gang blijft. Dat omdat binnen het complex van de veiligheidsstaat, met zijn nadruk op de nationale veiligheid als belangrijker dan wat dan ook, veiligheidsorganen zoals de nationale veiligheidsraad, het leger, de gendarmerie, de inlichtingendiensten en de politie, erg veel invloed hebben. Die veiligheidsstaat, waarbinnen het veiligheidsapparaat als het ware een ‘staat binnen de staat’ vormt, is een product van de Koude Oorlog (1947-1991, red.). Het is opgebouwd vanaf de jaren vijftig, onder leiding van Amerika. Door een beroep te doen op de nationale veiligheid kan de ‘staat binnen de staat’ zich vrijwel overal mee bemoeien. Dat zag je tijdens de Koude Oorlog bijvoorbeeld ook in landen in Latijns-Amerika. Hoewel de Koude Oorlog allang tot een eind is gekomen, is in Turkije de veiligheidsstaat gewoon blijven bestaan. De veiligheidsstaat is van begin jaren negentig tot nu toe grotendeels gehandhaafd door een beroep te doen op het beschermen van Turkije tegen het gevaar van de PKK. De PKK is dus zonder meer van belang voor de ‘staat binnen de staat’. Het belang is misschien niet dat de PKK sterk is, maar wel dat de strijd tegen de PKK doorgaat.’
Er staan zowel parlements- als presidentsverkiezingen voor de boeg in Turkije.Een analyse vande uitslagen van alle voorgaande verkiezingen in het land laat duidelijk zien dat de politieke verhoudingen een grote continuïteit kennen.
‘Zeker. Turkije is tot op het bot verdeeld. De politieke tweedeling in de maatschappij oftewel de indeling van het electoraat is echter heel stabiel. Partijen worden verboden, heropgericht, krijgen een andere naam, waardoor het allemaal verwarrend lijkt, maar de onderliggende stabiliteit is duidelijk zichtbaar. Sinds de eerste vrije parlementsverkiezingen in het land, in 1950, behaalt rechts, conservatief-religieus, nationalistisch Turkije, in de vorm van één of meerdere partijen, structureel, zonder uitzonderingen, een absolute meerderheid. Dat ten koste van linksere partijen, zoals de huidige grootste oppositiepartij, de door Mustafa Kemal Atatürk (1881-1938, red.) opgerichte centrum-linkse, secularistische, kemalistische CHP (Republikeinse Volkspartij, red.). De CHP had tot de invoering van het meerpartijenstelsel in 1946 een monopoliepositie, maar na de allereerste en heel oneerlijke parlementsverkiezingen op 21 juli in het hetzelfde jaar, die de partij driehonderdvijfennegentig van de vierhonderdvijfenzestig zetels opleverde, heeft ze nooit meer een absolute meerderheid behaald. Als je kijkt naar de verkiezingsresultaten van de afgelopen twee decennia, dan zie je dat de partij een plafond heeft van vijfentwintig tot dertig procent. Veel meer kiezers kan de partij niet aantrekken.’
Wat is uw prognose voor de parlementsverkiezingen? Verliest de AKP haar absolute meerderheid?
‘De AKP gaat vermoedelijk minder stemmen behalen. Deels door de zeer slechte economische situatie en deels doordat er voor het eerst sinds de verkiezingen van 2012 een serieuze concurrent is bijgekomen op rechts, de Iyi Parti (Goede Partij; nationalistisch, liberaal-conservatief, red.) van Meral Aksener, ex-lid van de nationalistische MHP (Partij van de Nationalistische Beweging, red.) die namens die partij diende als minister van Binnenlandse Zaken (1996-1997, red.). In tegenstelling tot de CHP kan de Iyi Parti wel een significant deel van de doelgroep van de AKP aanspreken. De steun van MHP-leider Devlet Bahceli heeft de MHP gespleten. Maar dat heeft uiteindelijk goed uitgepakt voor de Iyi Parti. Zonder het besluit van Bahceli in bed te gaan liggen bij Erdogan, zou Aksener deze gouden kans wellicht nooit hebben gekregen. Het heeft haar de mogelijkheid gegeven haarzelf en haar partij te profileren als een nieuw, fris rechts alternatief. Aksener en haar partij zijn duidelijk bezig aan een opmars. Bovendien heeft de partij zich onder de noemer ‘volksalliantie’ verenigd met drie andere oppositiepartijen (dit bondgenootschap is een reactie op de ‘nationale alliantie’ tussen de AKP, de MHP en de Grote Eenheidspartij BBP, een afsplitsing van de MHP, red.), namelijk de CHP, de SP (Gelukzaligheidspartij; islamistisch, Milli Görüs, red.) en de DP (Democratische Partij; liberaal-conservatief, red.). Voor de HDP is geen ruimte binnen de ‘volksalliantie’. Dat is sneu, want deze alliantie maakt álleen een serieuze kans een absolute meerderheid te behalen in samenwerking met de HDP, als die boven de kiesdrempel van tien procent komt. Ik verwacht dat de AKP een kleiner deel van de rechtse, conservatief-religieuze, nationalistische doelgroep weet aan te spreken dan bij de vorige parlementsverkiezingen, van 1 november 2015 (de AKP behaalde toen bijna vijftig procent, red.). Ik vermoed dat de partij moeite zal hebben om veertig procent te behalen en dus haar absolute meerderheid verliest. Stel dat dat inderdaad gebeurt, dan is het nog maar heel erg de vraag of de ‘volksalliantie’ kan samenwerken met de HDP en een stabiele coalitie kan vormen. Het probleem is namelijk dat de vier partijen die onderdeel zijn van de alliantie plus de HDP op verscheidene vlakken botsen met elkaar. Het is zeer opmerkelijk en uniek dat de vier partijen überhaupt een alliantie hebben gevormd. Ze werken eigenlijk alleen maar samen, omdat ze alle vier een afkeer hebben van Erdogan. De nood is hoog. Erdogan heeft ze bij elkaar gejaagd. De CHP en de SP bijvoorbeeld zijn regelrechte tegenpolen. Een mogelijk scenario is daarom dat een strijd uitbreekt binnen de alliantie, de kans daarop is zeker niet gering. Een ander mogelijk scenario is dat de AKP delen van de alliantie losweekt en naar zich toetrekt.’
En de presidentsverkiezingen?
‘Die zijn minstens zo belangrijk als de parlementsverkiezingen, omdat Turkije overgaat op een presidentieel systeem dat de president veel meer macht geeft. Erdogan heeft natuurlijk niet eens in zijn ergste nachtmerries gedacht dat hij dat presidentieel systeem voor een ander zou invoeren. Zoals het er nu naar uitziet, denk ik niet dat Erdogan in de eerste ronde wordt verkozen. Dan zal hij het dus in de tweede ronde moeten opnemen tegen de oppositiekandidaat met de meeste stemmen. De grootste kanshebbers onder de vijf oppositiekandidaten zijn Aksener en Muharrem Ince (CHP, red.). Ince lijkt momenteel de beste papieren te hebben. Het probleem is dat in de tweede ronde de oppositiekandidaat alleen kans maakt als heel de oppositie achter hem of haar gaat staan, en dan met de HDP erbij, want de Koerdische stem zal mogelijk beslissend zijn. Diverse vragen zijn dan van belang, ik geef twee voorbeelden. Als Aksener de meeste stemmen krijgt, zullen de kiezers van de democratisch-socialistische HDP stemmen op haar, met haar achtergrond in Turks-nationalisme? Als Ince de meeste stemmen krijgt, zullen de kiezers van de islamistische SP stemmen op hem, een uitgesproken secularist? Moeilijke vragen. Ik denk dat Erdogan uiteindelijk toch wint in de tweede ronde, zeker als zijn tegenkandidaat Ince is.’
Verwacht u dat de AKP gaat sjoemelen met stemmen? Bij de laatste paar verkiezingen, vooral het grondwetsreferendum van 16 april 2017, waren er veel meldingen van stemfraude.
‘Turkije had sinds de jaren vijftig een heel goede reputatie wat betreft eerlijke verkiezingen. Verkiezingen waren behoorlijk eerlijk, vooral vergeleken met veel andere landen met een jonge democratie. De afgelopen jaren is dat dus veranderd. Op verkiezingsdag gaat het regime sowieso stemfraude plegen. De grip op de media maakt het uiteraard gemakkelijker daarmee weg te komen, maar vooral ook de nieuwe kieswet, voornamelijk omdat de rol van ambtenaren, die beïnvloed kunnen worden door het bewind, in de verkiezingen veel groter is geworden, niet afgestempelde kiesbiljetten beschouwd worden als geldig en stembussen overgebracht kunnen worden naar ander kiesdistricten voor telling. Ik denk echter niet dat de stemfraude zodanig zal zijn dat het de parlementsverkiezingen zal beslissen. Het zal de AKP waarschijnlijk een paar procent helpen, natuurlijk zijn dat veel stemmen in een land met zo’n grote bevolking als Turkije, maar zoals ik al eerder zei denk ik dat de AKP moeite zal hebben veertig procent te behalen, dat is veel te ver af van een absolute meerderheid om de verkiezingen met stemfraude te beslissen. Wat betreft de parlementsverkiezingen ligt het anders. Als de oppositie zich wel verenigt in de tweede ronde en het heel spannend wordt, dan kan de stemfraude wel het verschil maken.’
Stemfraude, een in de geschiedenis van Turkije ongeëvenaarde grip op de media en vele andere zaken, zoals de noodtoestand die sinds de couppoging van kracht is, zijn in het voordeel van Erdogan en de AKP. Als de AKP ondanks dat toch haar absolute meerderheid verliest, dan lijkt me dat dat beschouwd moet worden als een absoluut gigantische afstraffing van historische proporties.
‘Zeker. Het mediamonopolie van het regime is één van de grootste oneerlijkheden rond de verkiezingen. Erdogan is extreem vaak op tv en radio en staat bijna dag in dag uit op de voorpagina’s van kranten. Ook online, onder meer op sociale media, is het regime uitermate dominant. De oppositie krijgt vrijwel geen ruimte, sowieso niet in de belangrijkste populaire media en zelfs niet in de staatsmedia, zoals persagentschap AA en omroep TRT, die ook op de hand van Erdogan zijn. Aksener, die Erdogan als zijn gevaarlijkste tegenstander beschouwt, blijft volledig buiten beeld. Deze ongelijke behandeling is natuurlijk schandalig.’
Turkije bevindt zich niet alleen in een politieke en maatschappelijke, maar ook economische malaise. De lira is gekelderd naar een historisch dieptepunt. Wat is er precies aan de hand met de economie en hoe belangrijk was dat voor Erdogan om de verkiezingen bijna anderhalf jaar eerder te laten plaatsvinden?
‘De economische situatie is de voornaamste reden dat de verkiezingen vervroegd zijn. Erdogan heeft de economische situatie goed ingeschat. Daarmee bedoel ik: het feit dat hij de verkiezingen eerder laat plaatsvinden is inderdaad in zijn voordeel. Want de gevolgen van de economische problemen zijn nu niet merkbaar genoeg. Ze zullen zich pas na de verkiezingen écht manifesteren. Tot 3 november 2019, de originele datum van de verkiezingen, had Erdogan het economisch gezien nooit vol kunnen houden. Een aantal structurele problemen maakt de Turkse economie heel kwetsbaar, de belangrijkste zijn: tekort op de handelsbalans, tekort op de betalingsbalans, inflatie en overinvestering. Erdogan is druk bezig de economie op te pompen, vooral sinds de couppoging. Hij pompt op allerlei manieren geld in de economie om de economische groei voort te zetten, maar hij weet dondersgoed dat dat niet vol te houden is, en zeker niet tot november volgend jaar. De hamvraag in dit soort gevallen is altijd: hebben de internationale investeerders het idee dat de autoriteiten weten wat er precies aan de hand is en hoe ze moeten reageren? Dat is altijd beslissend. Denk maar aan de voorzitter van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi, die in 2012 ondubbelzinnig verklaarde whatever it takes te doen om de eurozone te beschermen. ‘Dus houd maar op met speculeren, want je bent kansloos’, was de boodschap. En het werkte. Zo’n geluid komt niet uit Ankara. De internationale investeerders hebben er geen vertrouwen meer in dat de Centrale Bank en de regering van Turkije de economische problemen kunnen of willen aanpakken. De Centrale Bank en de regering spreken niet met één mond, ze spreken elkaar tegen. De Centrale Bank weet heel goed dat de rentetarieven verhoogd moeten worden, maar Erdogan is vanuit politieke en religieuze motieven heel sterk tegen rente. Denk maar aan het feit dat hij zo vaak refereert naar de zogenaamde faiz lobisi (‘rentelobby’ in het Turks, red.). Hij geeft de voorzitter van de Centrale Bank, maar ook andere sleutelfiguren, zoals zijn minister van Financiën Mehmet Simsek, die wel degelijk competent zijn, niet de ruimte maatregelen te treffen. Dat zien die internationale investeerders, daarom trekken ze leningen en investeringen terug uit Turkije, ze dumpen de lira. Wie ook aan de macht komt na de verkiezingen zal heel drastische maatregelen moeten nemen, die de bevolking zullen treffen in haar koopkracht, zoals kredietbeperkingen, ook op creditcards, en renteverhogingen. Dat zal leiden tot een koopkrachtcrisis. Het volk zal flink wat welvaart verliezen. Daarom heeft Erdogan zulke maatregelen niet genomen, hij wil immers de verkiezingen winnen.’
Foto: AP
Wat hangt Erdogan zoal boven het hoofd als hij het presidentschap kwijtraakt?
‘Het lijkt erop dat hij dan inderdaad voor de rechter moet komen, waarschijnlijk sowieso voor twee dingen, machtsmisbruik oftewel ongrondwettelijk handelen en corruptie. Dat geldt ook voor een kring van mensen om hem heen.’
Het corruptieschandaal van 2013 vormt een keerpunt in de banden tussen het regime en de beweging van de islamitische geestelijke Fethullah Gülen. Tot 2013 werkten gülenisten nauw samen met het regime. Na het schandaal, dat aan het licht zou zijn gebracht door een team geleid door vermeende gülenistische aanklagers, riep Ankara de beweging officieel uit tot een terroristische organisatie. Ankara houdt de beweging verantwoordelijk voor de couppoging, met Gülen als vermeend meesterbrein. Gülen ontkent in alle toonaarden de aantijgingen. Velen in Turkije geloven echter het narrative van de autoriteiten. Dat verklaart deels dat er zo weinig solidariteit is met de tienduizenden gülenisten die zijn gevangengezet, ontslagen, gevlucht of op een andere manier de toorn van de staat aan den lijve hebben ondervonden. Een andere verklaring is de nauwe samenwerking van gülenisten met het regime vóór het corruptieschandaal. Veel tegenstanders van het bewind, vooral kemalisten die in tegenstelling tot de Gülen-beweging sinds dag één kritisch staan tegenover het bewind, hebben te kennen gegeven dat ze gülenisten die misstap nimmer zullen vergeven. Hoe belangrijk is deze factor voor het gebrek aan solidariteit met down on their luck gülenisten?
‘Heel belangrijk. Het is de belangrijkste reden voor het gebrek aan solidariteit. Gülenisten trokken zo’n tien jaar lang hand in hand op met het regime en knapten het vuile werk op. Ze stelden zich op als de bloedhonden van het regime. Daarmee verbonden ze zich heel nauw aan het regime en maakten zich daar voor hun voortbestaan heel erg afhankelijk van. De twee belangrijkste voorbeelden van het vuile werk zijn de door gülenisten georganiseerde politieke processenErgenekon en Balyoz (Ergenekon – plaats in de valleien van het Altaj-gebergte in Centraal-Azië waar volgens de pre-islamitische Turkse mythologie de wortels van de Turkse beschaving liggen – en Balyoz – ‘moker’ in het Turks – zouden de namen zijn van vermeende coupplannen om Erdogan af te zetten; Ergenekon zou tevens de naam zijn van de vermeende geheime organisatie achter de vermeende coupplannen, red.). Gülenisten hebben hun ziel verkocht aan het regime en daarmee een groot gat gecreëerd tussen hun beweging en groepen, organisaties en bewegingen die kritisch staan tegenover het regime. Daardoor krijgt de beweging nu zo weinig steun en heeft ze niet veel reputatie meer over. Ironisch. Als de Erdogan-periode aan haar eind komt, dan zal dat dan ook niet leiden tot het herstel van de Gülen-beweging. En hoe je het ook wendt of keert, we bevinden ons in de eindfase van de Erdogan-periode. Het definitieve einde kan zich dit jaar, volgend jaar of over een paar jaar voltrekken, dat is moeilijk in te schatten, maar het is duidelijk dat we ons in de late Erdogan-periode bevinden.’
Zowel veel AKP’ers als gülenisten staan kritisch tegenover Atatürk, ze beschouwen hem als een onderdrukker van de islam en moslims. Er zijn meerdere andere overeenkomsten tussen gülenisten en AKP’ers. In hoeverre lijken de Gülen-beweging en de AKP op elkaar?
‘De Gülen-beweging komt voor uit de Nurcu-beweging van Said Nursi (1877-1960, red.). Nursi en zijn volgelingen zijn onderdrukt door Atatürk. Nursi ontwikkelde zich van de jaren twintig tot vijftig tot de belangrijkste ideologische tegenstander van Atatürk. De Nurcu-beweging is heel nationalistisch, Turks-nationalistisch, terwijl Nursi zelf Koerdisch was. Nursi nam actief deel aan de oorlog tegen de Russen. Hij heeft zelfs een vrijwilligersleger tegen de Russen geleid. De AKP komt voort uit de Milli Görüs-beweging. Net als de Nurcu-beweging heeft Milli Görüs haar wortels in het denken van de Nakshibendi-mystieke orde. De Gülen-beweging en de AKP hebben veel overeenkomsten in hun idee over de ideale maatschappij: een ontwikkelde, welvarende, moderne, maar zeer vrome maatschappij gegrondvest op islamitische regels en waarden. Of dat binnen een seculiere staat kan volgens de twee clubs, ja of nee, dat is niet helemaal duidelijk. Noch de Gülen-beweging noch de AKP hebben zich openlijk tegen de seculiere staat verklaard, maar ze zijn wel beide duidelijk voor islamisering van de maatschappij. Hun strategieën om dat te bereiken verschillen. De Gülen-beweging volgt een bottom-up approach, de AKP volgt een top-down approach. Verder was de AKP minder nationalistisch dan de Gülen-beweging. Was, omdat dat inmiddels is veranderd. Het maakt heel erg uit of je het hebt over de AKP van tien jaar geleden of de AKP van nu. De AKP van tien tot vijftien jaar geleden onderscheidde zich nou juist van de nationalisten door haar discours van openheid en dialoog, het idee van ‘we kunnen elkaar vinden, want we zijn allemaal moslims en inwoners van Turkije’.’
Toen vond ook het vredesproces met de Koerden plaats. Onderdeel daarvan waren onderhandelingen met de PKK. Gülenisten hadden daar toen heel veel kritiek op.
‘Precies. Na de parlementsverkiezingen van 7 juni 2015 sloeg de AKP een heel ander pad in. Sindsdien heeft Erdogan heel sterk het nationalisme omarmd. Bij de Gülen-beweging is nu het omgekeerde het geval, omdat de beweging het slachtoffer is geworden van de staat. De rollen zijn omgedraaid. Nu is het de Gülen-beweging die een discours van openheid en dialoog promoot. Dat komt niet helemaal uit de lucht vallen, omdat de beweging daar ook eerder voor pleitte, maar zeker niet zo duidelijk als nu. Zo kwam Gülen in 2013 tijdens de Gezi-protesten, die door Erdogan met harde hand zijn neergeslagen, met een boodschap van dialoog. Hij pleitte voor een vreedzame reactie in plaats van geweld en onderdrukking. Dat is hem zeer kwalijk genomen door Erdogan.’
In Turkije bestaan uiteenlopende weergaven van Atatürk. Hoe zit dat precies?
‘Mensen zien Atatürk zoals ze hem het liefst willen zien. Politici kleuren hem in op een manier die hen het beste uitkomt. Er is de linkse, anti-imperialistische Atatürk: strijder voor volkssoevereiniteit. De liberale Atatürk: in de traditie van de Verlichting. De ultra-nationalistische Atatürk: een soort super basbug (‘opperleider’ in het Turks; de bijnaam van Alparslan Türkes – 1917-1997 –, de oprichter van de MHP en de aan de partij gelieerde Grijze Wolven, red.). En er is, gek genoeg, ook de religieuze Atatürk, die vaak biddend wordt afgebeeld. Dat kan door de twee verschillenden fasen in zijn leven van elkaar te scheiden. De Atatürk die onder veel religieuzen een heel slechte naam heeft en vaak gehaat wordt, is de Atatürk die in de jaren twintig en dertig van Turkije een seculiere staat heeft gemaakt en de islam uit het publieke leven heeft proberen te verbannen. De andere, vroegere Atatürk is de Atatürk van de milli mücadele (‘nationale strijd’ in het Turks, red.), de Turkse Onafhankelijkheidsoorlog (1919-1923, red.), die als leider van de Anatolische, Ottomaanse moslims de vijanden, onder wie de Britten, de Fransen, de Italianen, de Armeniërs en de Grieken, heeft verslagen en het land heeft uitgejaagd. Dat is de Atatürk die Erdogan telkens naar voren schuift.’
Foto: YouTube
U verklaarde tegenover de NOS dat het ‘zeer onwaarschijnlijk’ is dat Gülen achter de couppoging zit. Wie zit er dan wel achter?
‘Een alliantie tussen verschillende delen van het leger, onder wie individuele of groepjes gülenisten, secularisten, nationalisten en opportunisten.’
Is er een serieuze kans dat een nieuwe coup(poging) wordt gepleegd in het land?
‘Het leger is heel erg gedesorganiseerd en gedemoraliseerd. Een coup kan eigenlijk alleen maar slagen als een groot deel van het leger meedoet. Daarom denk ik dat kans op een coup of een poging daartoe, minimaal is. Maar ik zeg je er heel eerlijk bij, als je me deze vraag vóór 15 juli 2016 had gesteld, had ik je hetzelfde verteld. Ook toen was ik ervan overtuigd dat het in Turkije niet meer kon voorkomen, dat het iets uit het verleden was.’
‘Het moet niet zo zijn dat als je zwart bent, je persé die en die mening moet hebben.’
Rapper en producer Kanye West haalde de woede van veel mensen op zijn hals toen hij vorige maand op televisie beweerde dat slavernij een keuze was. Zijn bewering houden nog steeds de gemoederen bezig. Eerder dit jaar stak hij op Twitter de loftrompet over Donald Trump en droeg hij bovendien een make America great again-petje. Is hij gek? Vraagt hij aandacht voor de Afro-Amerikanen die zich niet herkennen in het dominante verhaal van de black community? Maken zijn media-uitlatingen deel uit van een geraffineerde commerciële strategie? De Kanttekening sprak erover met een aantal zwarte Nederlanders.
‘West deed een Yernazje’
Dave Ensberg (34), bestuursvoorzitter van de mensenrechtenorganisatie Kompass, is zwaar teleurgesteld in West. Met name de uitlatingen van de rapper over slavernij raken Ensberg diep. ‘Hoe kun je dit zeggen, hoe kun je de trans-Atlantische slavenhandel en de slavernij relativeren, terwijl je zelf van de slaven afstamt? Slavernij was een nazistisch systeem dat driehonderd jaar heeft geduurd. Mensen hebben er echt niet zelf voor gekozen om hier zo lang onder te lijden.’
Columnist Chris Dorsman (35) vindt de achterliggende motieven van West niet zo interessant. ‘Het gaat om de gevolgen van zijn uitspraken. Die zijn veel belangrijker. West speelt met zijn uitspraken over slavernij en opzichtige geflirt met Trump racisten in de kaart. West deed een Yernazje.’ Politicus (FvD) Yernaz Ramautarsing (31) beweerde dat zwarte mensen een lager IQ hebben dan witte mensen. ‘Dat was koren op de molen van racisten, die zich door dit soort bizarre uitspraken gesteund voelen. West en Ramautarsing legitimeren het racistische wereldbeeld.’
Ensberg gelooft dat het West niet om politiek te doen is. Zijn geflirt met Trump en zijn uitspraken over slavernij zijn geen maatschappelijke statements. ‘Iemand die echt provoceert is trendwatcher Adjiedj Bakas. Hij zegt allemaal dingen die blanke mensen niet zo gauw zouden zeggen over zwarte mensen. Bakas overschreeuwt zichzelf. Hij wordt om die reden ook vaak gevraagd om speeches te houden, zodat hij die dingen kan roepen. Bij West is het volgens mij iets psychisch. Ook over Ramautarsing, met zijn gekke IQ-uitspraken, maak ik me zorgen.’
Ramautarsing op zijn beurt maakt zich geen zorgen om zijn mentale gesteldheid of die van Kanye. Hij zegt juist blij te zijn met de coming out van de rapper als Trump-aan. ‘Het kan ook deels te maken hebben met zijn album release, maar ik denk eerlijk dat hij het gewoon zat was.’ Hij verwijst daarbij naar het nummer Ye vs. the people. Daarin vertelt Kanye onder andere dat zijn MAGA-pet lag te verstoffen in de kast, omdat hij die niet durfde te dragen. De uitspraken van Kanye en de opkomst van online activisten zoals Candice Owens zijn volgens Ramautarsing juist het bewijs dat steeds meer zwarte Amerikanen ontsnappen uit de gevangenis die identiteitspolitiek heet. Volgens Ramautarsing is deze ‘mentale plantage’ ook in ons land een realiteit. ‘In Nederland worden we opgevoed met het idee ‘links is voor minderheden en rechts is racistisch’.’
Robert Valentine (33), voorzitter van de Libertarische Partij en Amerikaans staatsburger, zegt de steun van Kanye West voor Trump ook te begrijpen. Volgens hem gelooft zowel de Amerikaanse president als de rapper dat je in de eerste plaats zelf verantwoordelijk bent voor je succes en geluk. ‘Candice Owens heeft daar ook een mooie uitspraak over gedaan, ze zei ‘er zijn twee soorten mensen, zij die op het verleden focussen en zij die vooruitkijken’.’
Groepsdruk
Journalist Nadia Ezzeroili schreef in de Volkskrant een artikel over groepsdruk en vrijheid. West zou met zijn provocerende uitspraken het groepsdenken in de zwarte gemeenschap aan de kaak stellen. Er moet volgens Ezzeroili ook ruimte zijn voor andere meningen. Ensberg beaamt het laatste. ‘Er moet ook binnen de zwarte gemeenschap ruimte zijn voor politiek incorrecte opinies. Dat was vroeger ook al zo hoor, denk aan João Varela van Lijst Pim Fortuyn. Niettemin draagt West met zijn uitspraken niet bepaald bij aan de burgerrechten van zijn zwarte landgenoten.’ Ensberg vindt dat je als zwarte wel kritisch mag zijn naar je eigen gemeenschap. ‘Het moet niet zo zijn dat als je zwart bent, je persé die en die mening moet hebben. Of dat alleen progressieve politiek voor de mensenrechten opkomt. Mensenrechten zijn niet links of rechts, progressief of conservatief. Iemand als Hans Dijkstal, de vroegere VVD-leider, zette zich ondubbelzinnig voor de mensenrechten in. Daar kunnen linkse mensen een voorbeeld aan nemen.’
Dorsman benadrukt dat West en Ramautarsing naar de andere kant doorslaan. ‘De antiracismebeweging heeft inderdaad een nogal dwingende kant. Als je zwart bent moet je je uitspreken tegen een heleboel zaken. Je moet een rolmodel zijn. Een stille groep is het daar totaal niet mee eens. Deze mensen zijn natuurlijk wel tegen racisme, maar spelen het niet zo hard als de activisten. De zwijgende meerderheid zou inderdaad wel wat mondiger mogen worden. Maar West en Ramautarsing horen niet bij deze groep. Zij en ook iemand als trendwatcher Adjiedj Bakas helpen met hun uitlatingen bewust of onbewust de tegenpartij.’
Dat West en Owens extra kritiek krijgen uit linkse kringen vanwege hun huidskleur verbaast Valentine niets. ‘Afro-Amerikanen zijn meestal aanhanger van de Democratische Partij. Als je niet in die lijn denkt word je gezien als verrader en dan krijg je de wind van voren.’Zelf komt Valentine oorspronkelijk uit een links milieu. Ook daar merkte hij dat zijn libertarische houding vaak werd verward met onwil om iets voor een ander te doen. ‘Omdat ik politiek gezien in een andere weg geloof werd ik vaak weggezet als halve nazi en dat vind ik echt jammer.’ Deze starre en onredelijke houding ziet Valentine ook terug binnen de Amerikaanse media. Volgens hem beoordeelt deze Trump veel strenger dan Obama. Zo zou de vorige president ook veel illegalen het land uit hebben gezet zonder dat dit leidde tot maandenlange ophef.
Volgens Ramautarsing hebben mensen in progressieve kringen vaak nauwelijks door hoe racistisch ze zelf zijn. ‘Conservatieve zwarte mensen worden binnen deze milieus vaak direct weggezet als Uncle Toms (Uncle Tom, de brave zwarte slaaf uit de roman van Harriet Beecher Stowe, red.). Zo worden leden van FvD door politieke tegenstanders vaak eerst op hun kleur aangesproken en daarna pas op hun politieke voorkeur. Waarom zouden allochtonen niet voor een vrije markt mogen zijn? Of tegen abortus? Het slaat helemaal nergens op, maar het zit zo diep.’ Volgens Ramautarsing zorgt deze slachtofferpositie er cynisch genoeg voor dat beide zijden van het politieke spectrum geen moeite hoeven te doen voor de belangen van deze groep. ‘Rechts maakt immers toch geen kans op de zwarte stem waardoor links er geen extra energie in hoeft te steken.’ Volgens Ramautarsing is de door de identiteitspolitiek opgedrongen slachtofferrol daarnaast ook op individueel niveau schadelijk. ‘Mensen gaan eerder over tot criminaliteit wanneer het idee leeft dat de wereld toch tegen hen is.’ Dat op zijn beurt zou weer tot een negatieve kettingreactie leiden, met gebroken gezinnen, alcoholisme en drugsmisbruik. ‘In de jaren zeventig werd drieëntwintig procent van alle zwarte Amerikanen buitenechtelijk geboren, nu is dat drieënzeventig procent.
Dorsman aarzelt echter om ze te vergelijken met Uncle Tom. Maar hij snapt dat zwarte activisten deze vergelijking maken. ‘Andersom geldt het immers ook. Als je als wit persoon de ‘kant’ kiest van de zwarte gemeenschap word je ook verguisd. Kijk maar naar Sunny Bergman van de documentaire Wit is ook een kleur, die krijgt echt een heleboel shit over zich heen.’
Google Ratings
De Amerikaans-Nederlandse freelancejournalist Kevin P. Roberson (34) bekijkt West-gate met een sceptische blik. ‘Kanye West is een entertainer. Je moet hem niet heel serieus nemen. Natuurlijk is de black community teleurgesteld. Maar het gaat om de aandacht die West genereert. Het filmpje waarin hij zegt dat slavernij een keuze is ging viral. Het is dan ook geen toeval dat West binnenkort twee nieuwe albums uitbrengt. Het lijkt doorgestoken kaart, dat West over de rug van onze zwarte voorouders zijn muziek aan de man wil brengen.’ Ook Ramautarsing is niet niet erg te spreken over de slavernij-uitspraken van Kanye. Al moeten deze volgens Ramautarsing ook niet worden overdreven. ‘In de zin daarna begon Kanye al over dat hij mental slavery bedoelde en dat hij echt wel wist dat slavernij geen keuze is. Hij is geen politiek spreker.’ Zelf zou Ramautarsing de term mental slavery overigens nooit gebruiken omdat dat afbreuk zou doen aan de betekenis van het woord.
Volgens Roberson is West niet de eerste artiest die zo te werk gaat. ‘Beyoncé trekt vaak de aandacht, positief en negatief, als zij zich verkleedt als een soort godin. Ook haar steun aan Black Lives Matter en haar zogenaamde eerbetoon aan de Black Panthers werden uitgebreid besproken in de media. Het is dubbel want Beyonce en Jay-Z kunnen er ook voor kiezen om niks te zeggen maar ik denk dat er ook artiesten zijn die dit doen omdat ze dan hoger komen te staan in de Google Ratings, mensen sneller naar ze op zoek gaan en hun liedjes online luisteren via streaming services. Tidal, de streaming service van Jay-Z en andere artiesten, wordt ervan beschuldigd dat zij het aantal streams van Beyoncé en West hebben gemanipuleerd. Als dat waar is hebben zij dit waarschijnlijk gedaan om bijvoorbeeld hoger te staan in de Billboard Top Honderd, waardoor je muziek nog meer exposure krijgt. Die exposure kan leiden tot meer streams, wat hen weer geld oplevert. Je kan het vergelijken met wat Dotan deed, maar dat was op microniveau.’
Valentine geloof niet dat de uitspraken van Kanye een publiciteitsstunt zijn. De associatie met Trump zou de rapper namelijk meer goodwill kosten dan opleveren. ‘Als je puur kijkt naar het aantal stemmers, dan hebben er meer mensen op Hillary gestemd dan Trump.’ Wel vindt Valentine dat West doorschiet met zijn opmerkingen over slavernij, al begrijpt hij wel waar de rapper op doelt. Volgens de libertarische voorzitter focussen groeperingen als Black Lives Matter en de social justice movement namelijk op geholpen worden in plaats van zelf iets doen. Dit zou met name binnen de zwarte Amerikaanse gemeenschap een verlammend effect hebben. Onnodig zo stelt Valentine. ‘In de wereld waarin we nu leven hebben we nog nooit zoveel mogelijkheden gehad. Er bestaat nog steeds wel racisme, maar dat hoeft je niet tegen te houden.’
Roberson is teleurgesteld in West, omdat de rapper ook veel goede dingen heeft gedaan. ‘Na orkaan Katrina zei West dat president George W. Bush niks deed voor zwarte mensen. Dat was heel dapper. Maar hij is nu een volkomen andere richting ingeslagen. West beweert nu dat Trump de coolste persoon in hiphop is, omdat er vaak over hem wordt gerapt. West wil volgens mij controversieel zijn, dat maakt deel uit van zijn marketingstrategie. Hij wil nieuwe groepen luisteraars aanboren. Hij maakt geen echte politieke statements, het is allemaal commercie. West is echt heel intelligent, hij gebruikt dit. Tijdens interviews zegt hij ook slimme dingen die bij mensen goed in het gehoor liggen. Dat hij zijn succes dankt aan het feit dat hij gelooft in zichzelf bijvoorbeeld. Zo’n uitspraak inspireert mensen. Of hij noemt even terloops Steve Jobs. Dat doet West echt niet zomaar.’
West is Ensberg in ieder geval kwijt als fan. ‘Vroeger was ik een groot fan en heb ik twee concerten bezocht. Daar heb ik onwijs van genoten. Op zijn eerste album staat ook een heel mooi lied over slavernij.’ Daarna is het volgens Ensberg alleen maar achteruitgegaan met West. ‘Roberson zegt dat achter de uitlatingen van West een slimme commerciële strategie schuilgaat, maar ik geloof dit eerlijk gezegd niet zo. Ik ben geen psychiater of psycholoog maar maak mij wel ernstige zorgen over de geestelijke gezondheid van mijn voormalige muziekidool. Ik snap hem niet. Ik denk dat hij het moeilijk heeft. Na het overlijden van zijn moeder heeft West geen goede albums meer gemaakt. Hij slikt nu ook medicatie.’
‘De rol die bepaalde imams en predikers spelen in het verspreiden van antisemitisme is groot’, zegt islamwetenschapper Resit Haylamaz. Moslims moeten islamitische bronnen volgens hem met een holistische blik lezen om zich te onthouden van antisemitisme.
Uit onderzoek blijkt dat antisemitisme onder moslims veel voorkomt. Door het Palestijns-Israëlisch conflict en de onderdrukking van de Palestijnen ervaren veel moslims haat en woede tegen de joden, iets wat door het politieke discours in veel islamitische landen gevoed wordt. De Centrale Joodse Raad in Duitsland raadde onlangs af om in grote steden nog langer een keppeltje te dragen op straat. De afgelopen zes jaar zijn in Frankrijk tien mensen vermoord omdat ze joods waren. Telkens had de dader een islamitische achtergrond. Maar wat is nu de positie van de islam ten aanzien van joden en het jodendom? Hoe moeten moslims de teksten in de Koran en de hadith begrijpen die veel critici als antisemitisch bestempelen? De Kanttekening sprak islamwetenschapper Resit Haylamaz, schrijver van meerdere bestsellers over het leven van de profeet Mohammed.
Los van de vraag of het terecht is of niet, vandaag de dag lijken antisemitisme en de islam sterk met elkaar verweven. Wat is volgens u de positie van de islam als het gaat om joden en het jodendom?
‘Om te beginnen vind ik dat één ding heel erg duidelijk moet zijn: de islam is niet vijandig tegenover een groep, volk of land en is dat ook nooit geweest. Het klinkt voor sommigen heel cliché, maar de islam is een religie van vrede en bestaat juist om vrede te bewerkstellen. Het leven van de profeet, de eerste uitvoerder van de regels van de islam, is al eeuwen bekend. Hij heeft geen enkel mens wegens diens stam, stad, staat of religie gemarginaliseerd of als vijand behandeld.’
Wat u vertelt is toch wel tegenstrijdig met het leven van veel moslims en hoe de islam vandaag wordt geïnterpreteerd.
‘Dat er zo wordt gedacht is ook heel begrijpelijk. Ik moet met spijt concluderen dat een enorme groep moslims, die denkt dat ze de regels van de islam volgen en de religie verdedigen, geen holistische kijk hebben op de bronnen waardoor ze op theologisch vlak als het ware doodlopende straten ingaan. Ze missen de nodige kennis en het enige wat ze op zulke discutabele onderwerpen doen is het klakkeloos overnemen van bepaalde visies die in strijd zijn met de essentie van het geloof. De rol die de politieke islam daarbij speelt is ook niet te onderschatten.’
Wat voor rol speelt de politieke islam in het antisemitisme onder moslims?
‘Na de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 kreeg deze kwestie een heel andere lading en werd ze onderdeel van een meedogenloze politiek. In veel landen in het Midden-Oosten is dit een gevoelig onderwerp waarmee je als politicus kunt scoren. Weliswaar deden sommige het fanatieker dan andere, maar bijna alle landen in de regio creëerden, onder het mom van ‘het verdedigen van Palestijnse rechten’, een groot draagvlak onder moslims voor antisemitisme. Als je de Arabische media volgt zie je dat de afgelopen vijfenzestig jaar twee dingen het nieuws domineerden: wat de koning op een bepaalde dag doet en antisemitisme, gelegitimeerd door de Palestijnse zaak. Het resultaat is dat het telkens de Palestijnen zijn die pijn lijden, die hun huizen gesloopt of verbrand zien worden en die hun geliefden verliezen. Omdat het echter altijd bij retoriek blijft en géén van die landen daadwerkelijk iets voor de Palestijnen doet, zijn zij het die voor de gevolgen moeten opdraaien. De hele wereld is er nu van overtuigd dat die ‘schreeuwerige islamitische landen’ toch niets voor de Palestijnen doen wanneer het erop aankomt.’
Zijn het alleen politici die antisemitisme propageren? Hoe groot is bijvoorbeeld de rol van religieuze figuren?
‘De rol die bepaalde imams en predikers spelen in het verspreiden van antisemitisme is groot. Veel ‘islamitische’ landen voeren een bewust beleid dat onwetendheid onder een groot deel van de bevolking handhaaft, zodat ze de autoriteiten gemakkelijker gehoorzaamt. Dat betekent dat bijna alles wat op de preekstoel wordt gezegd als ‘de ultieme waarheid’ wordt geaccepteerd. Wanneer de imam zegt dat de joden ranzige mensen zijn die slechts de dood verdienen, dan zullen velen dat geloven.’
Maar wat zegt de islam dan over joden? Hoe moeten we de toch wel controversiële teksten in de hadith en de Koran interpreteren?
‘Het is een gegeven dat joden één van de meest besproken volken in de Koran vormen. De meeste profeten die in het boek worden genoemd zijn als boodschapper naar het joodse volk gestuurd. Hoewel in de verzen de negatieve eigenschappen van een deel van deze mensen zeker aan de orde komen, wordt ook benadrukt dat er niet zoiets bestaat als ‘de jood’ en dat er net zo goed joden zijn die de moslims als voorbeeld kunnen dienen. Waar tegenwoordig veel moslims de fout ingaan is denken dat de Koran-verzen zich richten op joden an sich, terwijl het voornamelijk gaat om bepaalde negatieve eigenschappen van een groep mensen binnen de joodse gemeenschap. In andere verzen worden dergelijke negatieve eigenschappen net zo goed aan moslims toegeschreven, moslims waar de Koran zware kritiek op heeft. Moeten we dan ook maar meteen zeggen dat de Koran een islamofoob boek is? Nee, het zijn eigenschappen die te allen tijde en bij alle volken voorkomen. Het is niet vreemd dat ook in de hadith de vertelling regelmatig wordt gedaan door joden, voor de oudere generaties moslims mensen waar ze destijds toch veel contacten mee hadden. Maar ik vraag me serieus af hoeveel moslims vandaag de dag niet zelf beschikken over al die negatieve eigenschappen die zo zwaar in de verzen en de hadith worden bekritiseerd.’
In de Koran staat dat joden het sterkst zijn in hun vijandigheid ten aanzien van moslims. Voedt dit vers niet de argwaan jegens joden?
‘In de eerste plaats gaat dit vers niet alleen over joden, maar ook over polytheïsten. En ook bij de interpretatie van dit vers ontbreekt een holistische blik. Zulke verzen worden namelijk geheel onterecht aangewend om de ‘vijand’ – in dit geval de joden – aan te vallen. De Koran en de hadith worden tegen joden gebruikt als een soort knuppel van onze losgeslagen emoties. Ten tweede wordt in dit vers een vergelijking gemaakt met christenen; de boodschap is dat christenen destijds minder vijandig tegenover moslims stonden omdat in hun gemeenschap gelovigen leefden die de gemeenschap konden informeren en rehabiliteren; iets wat een deel van de joden in het Arabische schiereiland toen volgens de Koran misten. De context en tijdsgeest zijn dus essentieel bij het begrijpen en interpreteren van zulke teksten. Terwijl de Koran hier als het ware handvatten biedt om vijandelijkheden te beëindigen, in dit geval door de rehabilitatie van een volk, interpreteren wij moslims dit op een heel bizarre manier toch als een boodschap om meer vijanden te creëren. Tegen zulke mensen zeg ik: wie staat er vandaag vijandiger tegenover de moslims dan de moslims zelf? Kijk maar naar de ‘islamitische’ wereld: moslims die naar dezelfde moskee gaan en voor dezelfde god bidden vallen elkaar bij het eerste het beste dispuut aan, vermoorden elkaar om hun visie op de islam, noemen elkaar kafir en stelen elkaars bezit. Bedenk wel, de joden en polytheïsten die in zulke verzen worden benoemd deden moslims niet meer kwaad dan de hedendaagse moslims dat doen.’
Foto: Cihan. Resit Haylamaz (Istanbul, 1965) studeerde Islamitisch Recht aan de Uludag Universiteit in Bursa en promoveerde op het gebied van ’tafsir’ ofwel interpretatie van de Koran aan de Universiteit van Sakarya. Hij bekleedde bestuurlijke functies voor verschillende onderwijsinstellingen, was directeur van het persagentschap Cihan en schreef columns voor verschillende kranten. Hij is expert op het gebied van ‘siyer’, een wetenschap die het leven van profeet Mohammed bestudeert. Hij schreef meerdere bestsellers over de profeet. Hij woont momenteel in de Verenigde Staten waar hij lezingen geeft over de visie van de islam op de joodse gemeenschap en het jodendom.
Is het waar dat joden volgens de islam een vervloekt volk zijn?
‘Nee. De Koran heeft het over een groep joden die, ondanks hun vele profeten, de wonderen die ze meemaakten en de complimenten die ze in de heilige boeken kregen, keer op keer het juiste pad verlieten en daarin koppig waren. De Koran vervloekt specifiek een groepje joden en niet het hele volk. Een vergelijkbare vervloeking heeft ook betrekking op de groep moslims die dagelijks de moskee bezoekt om te bidden, maar die toch het rechte pad verlaat. Het is pijnlijk dat wij de Koran lezen, puur om ons beeld van de ander bevestigd te zien krijgen en niet om er lessen uit te trekken.’
Het conflict met Banu Qurayza, een joodse stam in Medina die werd verslagen en afgestraft wegens verraad, zou het bewijs zijn dat de profeet een antisemiet was. Hoe kijkt u naar deze kwestie?
‘Ook hier wordt zonder enige kennis van zaken gesproken. Toen de profeet met zijn volgelingen naar Medina emigreerde waren het de joden met wie hij als eerste een overeenkomst tekende. Met het verdrag van Medina kwamen alle partijen, inclusief negen joodse stammen, een nieuw bestuurlijk systeem voor Medina overeen. In hetzelfde verdrag werden de joden als een gehele oemma of entiteit geaccepteerd en kregen ze het recht om volgens de Thora te leven en het joodse recht te hanteren. De profeet benadrukte in die periode altijd de overeenkomsten in plaats van de verschillen. Hij ging naar joodse gebedshuizen, bezocht hun zieken, toonde respect voor hun doden, gaf hun eten en dreef handel met joden. Bij ruzie tussen joden en moslims koos hij nooit per definitie de kant van de moslim, maar altijd van de partij die gelijk had. Hij aarzelde niet om ook zijn eigen metgezellen te straffen wanneer zij een misdrijf tegen een joodse inwoner van de stad hadden gepleegd. De kwestie Banu Qurayza en de straf die deze joodse stam kreeg had dus niets te maken met religieuze factoren, maar was het gevolg van een opstand tegen een bestuurlijk systeem dat ze samen in overeenstemming hadden opgericht. Het had ermee te maken dat deze stam de wapens oppakte, tegen moslims gebruikte en de ondertekende verdragen met de voeten trad. We moeten ook niet vergeten dat er geen totale vijandigheid tussen joden en moslims bestond. Sterker nog, we zien een korte tijd na de Slag bij Badr dat zeventig gewapende joden mee willen doen met de Slag bij Uhud en dat het leger van Mohammed joodse soldaten had, zelfs toen het in Khaybar ten oorlog trok tegen een joodse stam.’
Mohammed was geen antisemiet, zegt u?
‘Absoluut niet. Dat zie je ook terug in bijvoorbeeld zijn keuze om met een vrouw van joodse afkomst, Safiya bint Huyayy, te trouwen. Met dit huwelijk ontstond een familieband tussen de profeet en joden. Opmerkelijk is zijn houding tegen anderen die Safiya niet accepteren vanwege haar achtergrond. Toen Zaynab bint Jahsh, een andere vrouw van Mohammed, Safiya beledigde omdat ze joods was, verbrak de profeet maandenlang alle banden met Zaynab. Hij gaf daarmee de duidelijke boodschap dat hij antisemitisme en racisme op geen enkele manier tolereerde.’
Hoe denkt u over de hadith die stelt dat het einde der tijden niet komt voordat moslims en joden oorlog zullen voeren en de moslims die zullen winnen? Is dit geen reden voor moslims om joden als de vijand te zien?
‘Ik zie dat als een waarschuwing; als moslims en joden niet oplossingsgericht aan de slag gaan om de vijandigheden te bestrijden, ziet de profeet een gevaarlijke situatie ontstaan. Als deze hadith werkelijk een oproep tot oorlog met joden zou zijn, zouden de eerste moslims na de profeet, de Omajjaden, de Abbasieden en de Ottomanen, telkens in oorlog moeten zijn met joden. Het tegenovergestelde is waar. Ondanks de grote problemen die joden in de loop van de geschiedenis met niet-moslims ervoeren, bestond er tot de afgelopen eeuw geen noemenswaardig conflict tussen joden en moslims. Sterker nog, zoals de opvang van joden door de Ottomanen en al-Andalus laat zien, waren het de moslims die in grote getale joden hebben opgevangen toen ze werden vervolgd en vermoord.’
Ziet u in antisemitisme onder moslims ook een manier om de eigen fouten te verdoezelen en gemakzuchtig alle problemen in de schoenen van anderen te schuiven?
‘Zeker! Terwijl het de bedoeling is dat we eerst onze eigen fouten onder ogen zien, vallen we een heel volk aan om wat hun voorouders eeuwen geleden deden. Dat vind ik wreed, om het nog zacht uit te drukken. Je kan niet én zeggen dat je moslim bent én een hele groep mensen aanspreken op iets waar ze niets mee te maken heeft. Het is zowel een islamitisch als juridisch principe dat ieder individu verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen daden; je kunt een kind dus niet straffen omdat zijn vader iets heeft misdaan. We vergeten tevens dat wij als moslims direct worden aangesproken in de Koran. De Koran heeft het tegen ons, het waarschuwt ons voor bepaalde fouten die in het verleden zijn begaan, maar we trekken ons er niets van aan. We doen alsof we vrij van zonden en zo puur als glas zijn. Wie de Koran leest en vervolgens met de vinger naar anderen wijst heeft het blijkbaar totaal niet begrepen.’
Hoe komt het dat toch veel moslims woede jegens Israël verwarren met haat ten aanzien van joden?
‘Het is onze taak om op te staan tegen alle vormen van repressie en onderdrukking, ongeacht wie de dader en wie het slachtoffer is. Iedereen zou zich aangevallen moeten voelen door misdaden die nu in Israël worden gepleegd. Toch moeten we één punt wel duidelijk maken: het Israëlisch-Palestijns conflict is geen religieus, maar een politiek conflict. Israël is niet de vertegenwoordiger van de joden en Palestina niet van de moslims. We moeten, hoe moeilijk het ook klinkt, de diplomatie haar werk laten doen en blijven zoeken naar duurzame vrede in de regio. De geschiedenis laat zien dat dit zeker mogelijk is.’
Die Nobel-prijs voor Donald Trump, zou dat nog wat worden? Volgens columnist Derk Jan Eppink (de Volkskrant), onvermoeibaar pleitbezorger van de Amerikaanse president, had hij hem al min of meer op zak. Andere commentatoren schatten zijn kansen wat minder hoog in – en momenteel lijken die toch eerder gelijk te krijgen. Ook die herdenkingsmunt kan bij het grofvuil – al zullen er dan vast snel wat heimelijk achterovergedrukt worden, want juist niet-uitgegeven munten vormen een gewild, en dus lucratief collectors item.
De toonzetting in Pyongyang is in ieder geval weer als vanouds. De Amerikaanse vicepresident Mike Pence werd in een officiële Noord-Koreaanse verklaring recent als een ‘politiek stuk onbenul’ betiteld. Hoewel deze typering inhoudelijk beslist niet inadequaat is – en mooi aansluit op een oudere omschrijving van Trump op de Noord-Koreaanse staats-tv als ‘seniele oude gek’ – is ze in het diplomatieke verkeer toch niet geheel gangbaar. Maar dat zijn de door Trump zelf gekozen bewoordingen vaak evenmin.
Of was dat misschien een verklaring die niet echt van de Noord-Koreaanse autoriteiten afkomstig was? Je weet het in deze nepnieuwstijden maar nooit, zeker nu gebleken is dat de Britse minister van Buitenlandse Zaken Boris Johnson recent achttien minuten lang een Armeense neppremier aan de lijn heeft gehad, en daarbij over een aantal gevoelige kwesties opening van zaken heeft gegeven. Met al die landjes waarvan Trump vast niet gehoord heeft zolang er nog geen Trump Tower in de hoofdstad staat, bestaat in Washington dat risico ook. Al Reagan haalde indertijd wel eens twee landen door elkaar.
Hoe dan ook, wat betreft de beheersing van The art of the deal, die Trump zelf als zijn kernkwaliteit beschouwt, heeft hij toch wel wat steken laten vallen. Een deal lijkt althans even niet in zicht. Afgezien van de drie door Pyongyang als blijk van goede wil vrijgelaten Amerikanen, is Washington weer terug bij af. Trump heeft vooralsnog niet meer bereikt dan Obama, Bush en Clinton op dit hoofdpijndossier vóór hem.
Zeker, dat ligt ook aan Noord-Korea, dat aan het opgeven van zijn kernwapenprogramma in tweede instantie steevast voorwaarden blijkt te stellen, die voor Amerika onacceptabel zijn. Alleen (los van de vraag of Amerika die terecht onacceptabel vindt): dat kon men in Washington weten. Alle toenaderingspogingen onder Trumps voorgangers waren op hetzelfde stuk gelopen. Dus dat Trump weinig kans had om wél te slagen: dat zat erin. Het punt was alleen dat Trump, op grond van zijn opgeblazen zelfbeeld, meende over unieke dealmakerskwaliteiten te beschikken die nu wél voor positief resultaat zouden zorgen. Daarom de raad van meer ervaren onderhandelaars meende te kunnen ontberen en negeren – en dus niets bereikte.
Want dat begint langzaamaan een patroon te worden: Trump blijkt heel erg goed in het vernietigen van de deals van zijn pathologisch gehate voorganger, maar stelt er niets voor in de plaats. De betere deal die hij steeds weer opnieuw met veel Twitter-bombarie belooft, komt er niet. Niet in het geval van het klimaatakkoord, niet in dat van Obamacare, niet in dat van de opgeblazen handelsakkoorden, niet in dat van Iran. Zelfs van die fameuze muur aan de grens van Mexico, die Mexico zou gaan betalen, staat nog niets overeind.
Het enige wat hij bereikt is irritatie bij de andere grote machtsblokken – Europa, Rusland, China – die hij toch nodig heeft om zelf internationaal iets te bereiken. Die uitkomst lijkt hem bovendien amper zorgen te baren, omdat hij er kennelijk vanuit gaat dat het voldoende is om America first te roepen teneinde ook steeds op de eerste plaats te eindigen. In dat opzicht vormt Trump de extreme exponent van een denkwijze die ginds altijd sterk aanwezig is geweest: van het idee van exceptionalisme, waarbij Amerika uit hoofde van haar bijzondere roeping boven de wet staat en op grond van haar oppermacht ieder protest negeren kan.
Anders dan indertijd Reagan, voor wie een dergelijke zienswijze ook niet geheel vreemd was, heeft Trump zich bovendien inmiddels uitsluitend met geestverwanten omringd, die voor het merendeel van elke buitenlandpolitieke ervaring zijn gespeend. Gebrek aan kennis in combinatie met grenzeloze zelfoverschatting. Dat is een recept voor brokken. Dat bleek al toen Trump een zinspeling maakte op het lot van Kadaffi. Dat zou Kim delen als hij níet zijn nucleaire ambities opgeven zou. Dat Kadaffi in een rioolpijp eindigde was echter juist het gevolg van het feit dat de Libische dictator dat wél gedaan had – en daarmee tegen westerse steun voor de opstandelingen machteloos geworden was. Trumps wenk zal Kim daarom alleen maar verder doen verharden.
Hetzelfde geldt voor Iran. De vernietiging van de deal van Obama met de belofte een betere deal te sluiten zal eerder in géén deal resulteren. Voor de Iraanse hardliners vormt Trumps contractbreuk een zoveelste bewijs van de complete onbetrouwbaarheid van de ‘grote satan’, en zij zullen daarbij garen spinnen, omdat de redelijkheid van de Iraanse president Rohani Iran niets opgeleverd heeft.
Nederlandse Kamerleden huilden onlangs krokodillentranen. Ze reageerden op het nieuws dat Rwanda de nieuwe shirtsponsor van de Britse voetbalclub Arsenal wordt. Visit Rwanda valt de komende seizoenen op de shirts van de spelers te lezen. Schandalig, vinden de coalitiepartijen VVD, CDA, D66 en CU. Gesteund door hun collega’s in de oppositie vinden ze het onacceptabel dat een land dat ‘ontwikkelingshulp’ van Nederland krijgt dertig miljoen euro aan een Engelse club gaat ‘verspillen’.
De Kamerleden hebben minister Sigrid Kaag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gevraagd de hulp aan Rwanda te heroverwegen of zelfs op te schorten. Het is potsierlijk, omdat de Kamerleden een ouderwets wereldbeeld hanteren. Vanuit Den Haag en andere westerse steden dicteren wij hoe landen in het zuiden hun geld moeten uitgeven.
De houding van de Kamerleden is onlogisch en selectief. Onlogisch, omdat Rwanda een soevereine staat is. Dat wil zeggen dat het land zelf mag bepalen hoe het zijn geld uitgeeft. Als je bedenkt dat het land in 2017 meer dan zeshonderd miljoen euro alleen al aan toerisme verdiende, hoe gek is het dan om dertig miljoen aan marketing uit te geven zodat het nog meer inkomsten uit toerisme genereert? Inkomsten die gebruikt kunnen worden om het land, dat de ambitie heeft om in 2020 een middeninkomensland te zijn, verder op te bouwen.
Het verhaal van de Rwandese economische ontwikkeling is wonderlijk. Na de gruwelijke genocide van 1994 werkten de Rwandezen hard aan herstel. Het is er niet perfect, maar inmiddels geldt het als een schoolvoorbeeld voor andere Afrikaanse landen wat betreft de economische ontwikkeling. Dat komt door het feit dat Rwandezen het heft in eigen handen hebben genomen en hebben besloten de meester over de eigen ontwikkeling te zijn.
Het is daarom bizar te veronderstellen dat je vanuit Den Haag over het lot van Rwanda kunt beslissen, omdat je een paar miljoen euro ‘ontwikkelingshulp’ stuurt. Geld dat overigens wordt gestuurd om onze eigen aanwezigheid en geostrategische belangen in de regio veilig te stellen. Het is vooral om dit geostrategische aspect dat politici in Den Haag selectief zijn in hun oordeel over de politieke keuzes van de Rwandese overheid. Want de steun blijft, ondanks dat Rwanda niet het braafste jongetje uit de klas is, integendeel zelfs. Gesteund door de internationale gemeenschap droeg Rwanda bij aan oorlogen in buurland Congo, met miljoenen doden als gevolg. En nog steeds. Want telkens weer melden de Verenigde Naties hoezeer het land betrokken is bij de financiering van rebellengroepen die het gezag van de Congolese overheid ondermijnen en chaos in Oost-Congo veroorzaken.
Rwanda is een regionale supermacht en een belangrijke bondgenoot van westerse landen in de zogenaamde strijd tegen het terrorisme in de regio. Deze geostrategische belangen verklaren de onvoorwaardelijke steun van Nederland en andere westerse landen aan Rwanda, ondanks de humanitaire schade die het land in Congo mede veroorzaakt. Ze verklaren ook de totale stilte van de Kamerleden. Vorig jaar bijvoorbeeld, toen bleek dat de Rwandese president Kagame de verkiezingen met bijna 98,8 procent had gewonnen. Onlangs bleek dat Diana Wigara, de enige serieuze tegenkandidaat, wordt vervolgd. Hetzelfde overkwam Victorie Ingambire, die acht jaar geleden vanuit Nederland naar Rwanda ging om zich als serieuze tegenkandidaat te positioneren. Zij eindigde in een Rwandese cel, iets wat Wigara nu ook dreigt te overkomen. Maar daar hoor je geen hond over in Den Haag.
In oktober 2014 vond in Rome een conferentie plaats over de positie van imams in Europa. Wetenschappers uit de westerse en islamitische wereld lieten hun licht schijnen over dit onderwerp. De conferentie was daarom zo passend in het huidige tijdsgewricht omdat imams in Europa in het middelpunt van de belangstelling staan. In de Nederlandse context is dat niet anders. Zo berichtten media onlangs over de positie en rol van de omstreden imam Fawaz Jneid in Den Haag. De rechter had hem een gebiedsverbod opgelegd waar hij via de juridische weg tegenin ging. Een en ander belette hem niet om de boodschap van zijn islam te blijven verkondigen. Dat tot grote irritatie van diverse politici die vonden dat de prediking van Jneid de integratie van moslims in de weg staat. Aan de andere kant van het spectrum zien we imam Yassin Elforkani die de laatste tijd weer meer en meer het publieke debat zoekt en ook in gesprek wil gaan met de fundamentalistische imams in het land. In een alarmerend betoog in het Parool stelde Elforkani vast dat moskeeën hun stinkende best doen om te werken aan de integratie van moslims in Nederland, maar dat ze op steeds minder steun kunnen rekenen van Nederlandse autoriteiten, in het bijzonder de gemeenten.
Er zijn imams in soorten en maten. Zo zijn er die zich uitsluitend bezighouden met de oorspronkelijke taak van de imam: de voorganger in het gebed. De voormalige minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher (PvdA) nodigde eertijds regelmatig imams uit voor de thee om te spreken over de stand van zaken in de moslimgemeenschap in Nederland waarbij hij erop aan drong dat de imams zich helder zouden uitspreken over de noodzaak tot het aanvaarden van wat Nederlandse normen en waarden zouden zijn.
Het bruist en beweegt in de moslimgemeenschap in Nederland en dat geldt dus ook voor andere Europese landen met grote moslimgemeenschappen. En elk land wordt op zijn manier geconfronteerd met de vraag wat de positie van de imam is. Is die ‘slechts’ voorganger in het gebed of – ook – intermediair tussen moslimgemeenschap en de overheid, een wens die bij de laatste sterk wordt ingegeven door de terreur die gezaaid wordt door extremistische bewegingen als al-Qaeda en Islamitische Staat. Kan de imam een dam opwerpen tegen het geweld en jongeren ervan weerhouden te radicaliseren?
Deze en andere onderwerpen stonden centraal op genoemde conferentie. Zo werd er ook ingegaan op de vraag naar de wenselijkheid van een door een nationale overheid opgezette en bestuurde onderwijsinstelling voor de opleiding van imams. Of is het beter dat dergelijke instellingen worden georganiseerd door islamitische autoriteiten uit de islamitische wereld? Ook een daaraan gerelateerd thema werd besproken. Dient er zich het beste een Europese islam te ontwikkelen of moet er toch vooral gebruikt gemaakt worden van de al aanwezige expertise in de islamitische wereld? Of is een mix denkbaar?
De conferentie was ongemeen interessant. Een deelnemer uit Spanje legde uit hoe islam als religie juridisch was ingebed in het Spaanse rechtssysteem. Deelnemers uit Italië meldden dat islam in hun land nog altijd niet erkend was door de overheid. Een vertegenwoordiger uit Finland legde uit hoe het land onderzoek had gedaan onder Finse moslims naar de vraag over de wenselijkheid van het opzetten van imam trainingprogramma’s. In de betogen van de Franse collega’s stond de vraag naar het omgaan met ‘islamitische’ terreur centraal. Een Britse onderzoeker pleitte voor het opleiden van ‘islamitische pastors’ die midden in het leven van de jonge moslims zouden staan en hen zouden kunnen helpen met kwesties als drugsgebruik en familieproblemen.
Het bleef niet bij de conferentie. Uiteindelijk zouden de bijdragen van de meeste van de deelnemers gebundeld worden in een kloek boek (Imams in Western Europe: developments, transformations, and institutional challenges) dat uit 21 hoofdstukken bestaat en dat ingaat op allerlei aspecten van de rol van imams in Europa en dat theoretische bespiegelingen bevat over de institutionalisering van islam in Europa. Het boek is klaar en de eerste exemplaren worden vrijdag 8 juni aanstaande in Leiden gepresenteerd aan twee Nederlandse imams: de eerder genoemde Elforkani en de Rotterdamse imam Azzedine Karrat. Ik ben trots redacteur van dat boek geweest te mogen zijn samen met mijn Italiaanse collega Mohammed Hashas en mijn Deense collega Niels Valdemar Vinding.
De boekpresentatie vindt vrijdag 8 juni om 16.00 uur plaats in Matthias de Vrieshof 2, zaal 002 (Witte Singel 25), 2311 BG, Leiden.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.