13.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 846

Op de schouders van de onzichtbaren

0

Facebook-baas Mark Zuckerberg en Martin Luther King hebben allebei een subliem persoonlijk kantelmoment meegemaakt. Ze hadden een openbarend moment dat niet alleen tot een persoonlijke transformatie leidde maar ook tot de verandering van de samenleving als geheel. Een momentum dat zowel Zuckerberg als King met beide handen grepen. Sindsdien staan hun namen, net als die van Kings naamgenoot, Martin Luther, in de geschiedenisboeken.

Het was op 17 oktober 1517, vorig jaar precies vijfhonderd jaar geleden, dat Luther zijn vijfennegentig beroemde stellingen op de Wittenbergse kerkdeur plakte. Een moedige daad die vorig jaar wereldwijd en in Duitsland in het bijzonder, groots werd gevierd.

De viering van grootheden moet gepaard gaan met een groot besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid voor hun nalatenschap. Door het schandaal rondom het Britse databedrijf Cambridge Analytica, dat data van miljoenen Facebook-gebruikers ongevraagd verzamelde en voor politieke doeleinde verkocht, rijst steeds de vraag welke verantwoordelijkheid Zuckerbergs grootheid met zich meedraagt. Verdient hij net als de twee Martin Luthers ook een herdenkingsmoment in de toekomst?

King werd eerder deze maand wereldwijd herdacht. Op 4 april was het precies vijftig jaar geleden dat hij werd vermoord. Het afgelopen jaar was hij samen met Mahatma Gandhi en de ex-man van de onlangs overleden Winnie Mandela in een tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam te zien. ‘We have a dream is een tentoonstelling over drie wereldberoemde personen die grote invloed hadden op de geschiedenis van de twintigste eeuw’, schrijft de Nieuwe Kerk. En verder: ‘Gewone mensen die uitgroeiden tot leiders van grote bewegingen tegen rassendiscriminatie en sociale ongelijkheid.’ In de laatste zin wordt het sublieme persoonlijke moment van de drie heren geïllustreerd. Drie heren die uit het niets zich tot de grootheden der geschiedenis werkten.

Terug naar de hedendaagse grootheid Zuckerberg, die net als King al heel jong zijn naam bijschreef bij de grote der aarden. Hij is nog maar drieëndertig jaar oud, een jaartje jonger dan King was toen hij zijn beroemde I have a dream-rede hield voor het Lincoln Memorial in Washington D.C. Maar de tijden zijn veranderd. Want terwijl King ruim tweehonderdduizend mensen fysiek toesprak, heeft Zuckerberg sinds de oprichting van Facebook ruim veertien jaar geleden, vanuit computerschermen in Californië de verantwoordelijkheid gekregen over meer dan twee miljard mensen.

Mensen die maandelijks op zijn sociale platform zitten. En zo wist de Amerikaanse mooiboy zijn sublieme persoonlijke moment op Harvard te verzilveren tot de creatie van de grootste natiestaat ter wereld: Facebook. Vanuit een ander perspectief is Facebook op het christendom na (het geloof van beide Luthers) de grootse religie ter wereld.

Grootheden staan op de schouders van hun dragers. De namen van de meer dan miljard Facebook-gebruikers mogen daarom niet vergeten worden, ondanks het feit dat ze na hun dood geen standbeeld zullen krijgen. Ik ben bang dat ze slechts een nummertje zijn met een onzichtbare spoor in de collectieve geschiedenis. Maar wat zou Zuckerberg zonder hen werkelijk zijn?

De politiek van big data

0

Met een nipte meerderheid werd de sleepwet bij het referendum op 21 maart weggestemd. Geen ruime overwinning voor de nee-stemmers, maar toch wel een heel mooie uitslag als je bedenkt dat de voorstanders van de nieuwe wet voorspelden dat het een gelopen race was en dat een overweldigende meerderheid van de bevolking ‘ja’ zou stemmen. Het kabinet had de directeuren van veiligheidsdiensten ingevlogen om te vertellen dat de wet een zuiver technische niet-politieke aangelegenheid was, een kwestie van de juiste algoritmen. De ironie wilde overigens dat deze veiligheidsambtenaren hinderlijk voor de voeten werden gelopen door Rutte en Buma die er juist weer politieke show van maakten met heel veel bangmakerij over de gevolgen voor onze veiligheid als de wet zou worden afgewezen.

De discussie lijkt zich vooral toe te spitsen op privacy, maar dat is zeker niet het enige dat op de wet valt aan te merken. Het is een grote misvatting om veiligheidsonderzoek met big data af te doen als neutrale algoritmische rekenkunde. Lang behoorde ook ik tot diegenen die zeiden niets te verbergen te hebben. Ik hoefde dus ook niet bang te zijn als ze mijn gangen zouden nagaan. Maar dat is zoals nu steeds duidelijker wordt, erg naïef gedacht. Uit een onlangs verschenen kritisch rapport van de CTIVD, de toezichthouder op de veiligheidsdiensten, blijkt dat geheime diensten uit verschillende landen steeds vaker samenwerken en gegevens uitwisselen, zonder dat dit proces voldoende wordt gecontroleerd. Minister Ollongren had het rapport al in februari in haar bezit, maar heeft het zo lang mogelijk in haar bureaula laten liggen omdat het oordeel van de CTIVD weleens ongunstig voor de uitkomst van het referendum zou kunnen uitpakken.

Die uitwisseling van data alleen al is een politieke daad. Wat hier in Nederland mag of in elk geval (nog) niet als verdacht wordt aangemerkt, kan in een ander land wel degelijk grote gevolgen hebben voor de persoon in kwestie. Big data-analyse is altijd politiek beladen. Uit onderzoek naar de consequenties van dit soort rekenmethodes blijkt dat de uitkomsten van grootschalige data-analyses over de achtergrond van mensen, een profiel kan opleveren zonder enig inzicht in en controle op de totstandkoming ervan. Dat is zeker het geval als het om onderzoek naar veiligheidsrisico’s gaat. Opeens en op onvoorspelbare wijze kun je tot een risicocategorie behoren. Dat kan ernstige consequenties hebben zoals stigmatisering en uitsluiting. Het zal geen verbazing wekken dat uit datzelfde onderzoek blijkt dat het vooral moslims zijn die als potentieel risicovol worden aangemerkt. Je hoeft dus helemaal niets gedaan te hebben om tot een risicocategorie te worden gerekend.

Dat big data voor zichzelf spreken is dus een domme mythe. Er zal altijd geïnterpreteerd worden. Altijd zijn er politici die op grond van een reeks kenmerken menen iemands risicoprofiel te kennen. Zoals we weten meent Trump dat hij op grond van iemand nationaliteit kan afleiden of die persoon gevaarlijk is. In wezen komen risicoprofielen op basis van algoritmen op precies dezelfde manier tot stand. De bizarre oncontroleerbaarheid van data, zeker als die over landgrenzen reizen, en de manier waarop we zo te maken kunnen krijgen met het politieke beleid van andere landen, bleek onlangs op mijn eigen universiteit, de VU. Wij gebruiken daar Canvas, een softwareprogramma voor het onderwijs. Een collega van mij was in Iran voor zijn werk. Toen hij een klusje wilde doen dat met zijn onderwijs te maken had werd de toegang tot Canvas op internet geblokkeerd omdat hij in een land was dat onder Amerikaans handelsembargo staat. Stond er gewoon bij op het scherm: geen toegang. De VS levert deze software, dus dit land bepaalt kennelijk hoe wij ons werk doen. Het laat niet alleen zien hoe we in toenemende mate naar de pijpen moeten dansen van andere landen, maar vooral ook hoe diep digitalisering ingrijpt in de manier waarop we ons werk doen.

Laat ik nog een voorbeeld geven uit mijn eigen praktijk. Een Rotterdamse politica van Leefbaar Rotterdam die de weg is kwijtgeraakt meende enige tijd geleden dat ik me met onderzoek bezighoud dat gevaarlijk is voor de samenleving. Een niet zo heel belangrijke gebeurtenis omdat haar aantijgingen ten overstaan van de verantwoordelijke Rotterdamse ambtenaren eenvoudig konden worden weerlegd. In mijn geval is dit allemaal niet zo ingrijpend; er zijn mensen die op grond van foute beschuldigingen al jaren in de gevangenis zitten.

Stel dat door een combinatie van allerlei gegevens die op grond van die wet bij elkaar gevoegd mogen worden een risicoprofiel ontstaat dat er toe leidt dat bepaalde bevolkingsgroepen uitgesloten worden van werk, huisvesting, onderwijs, rechtsbijstand en andere noodzakelijke behoeften. En dat allemaal ten behoeve van de veiligheid. Het is helemaal niet onvoorstelbaar dat door foute interpretatie van samengevoegde gegevens onweerlegbare conclusies worden getrokken door politici en beleidsmakers die echt macht hebben.

Big data, algoritmen; veel wetenschappers vinden het allemaal prachtig en fascinerend, een speeltje voor techneuten, maar ze hebben geen enkel oog voor de politieke lading die eraan kleeft. Dat is niet alleen kortzichtig en dom; het is gevaarlijk. We hebben in Nederland een discussie nodig over de politieke consequenties van algoritmische analyses en over de uitsluitingsmechanismen die de steeds verdergaande securitisering van de samenleving met zich meebrengt. Dat is veel urgenter dan de schending van de privacy.

‘Niemand begroette mij, niemand klopte op mijn deur’

0
‘Het is zeer waarschijnlijk dat ik op een dag dood word aangetroffen in een duister steegje in een achterbuurt, want dat is het lot van veel transgenders in grote Turkse steden.’

Transgender Ihsan Colak woont in het vrij conservatieve Turkse dorp Kayislar in de provincie Manisa. Daar heeft ze na vele jaren eindelijk haar plek gevonden, maar zonder slag of stoot ging dat niet. Door de vooroordelen die ook in de Turkse maatschappij heersen over transgenders werd ze aangezien voor sekswerker of drugsdealer. ‘Niemand begroette mij, niemand klopte op mijn deur. Zelfs als ik dagen ziek in bed lag durfde niemand mij beterschap te wensen. Dat heeft ongeveer een jaar geduurd. Ik heb me nooit zo eenzaam gevoeld als toen.’ Colak neemt geen blad voor de mond. Ze hield voet bij stuk totdat ze in het dorp werd geaccepteerd zoals ze is. De Kanttekening sprak haar.

Wanneer wist je zeker dat je in een verkeerd lichaam bent geboren?
‘Dat was op de basisschool denk ik, rond groep vier. Ik voelde me niet thuis in het lichaam waarin ik mij bevond. Ik was altijd al anders dan de rest van de kinderen in mijn omgeving. Ik speelde niet met jongens, met meiden kon ik het veel beter vinden. Wanneer mijn ouders gingen werken op het land bleef ik altijd achter om huishoudelijke werkzaamheden te doen. Ik was bijvoorbeeld dol op koken. Maar ook schoonmaken, afwassen en andere dingen die normaal door mijn moeder werden gedaan, regelde ik totdat zij terugkwam.’

Hoe was je relatie met je ouders?
‘Mijn vader heeft er nooit echt een probleem van gemaakt, maar hij was dan ook niet erg spraakzaam. Hij liet in ieder geval op zijn eigen manier merken dat hij het niet erg vond. Met mijn moeder had ik wel een heel aparte en bijzondere relatie. Ik was helemaal gek op haar en zij ook op mij. Naast mijn moeder voelde ik me net een klein meisje en durfde ik dat ook te zijn. Als zij mij een knuffel gaf vergat ik al mijn problemen en begon ik weer hoop te krijgen op een betere toekomst. Zij was mijn beschermengel en ook al is ze inmiddels overleden, dat is ze naar mijn gevoel nog steeds. Ik weet nog goed dat onze buren telkens aan mijn moeder vroegen of ik te koop was, omdat ik altijd zo opgemaakt en vrolijk gekleed was. Dat deden ze om mijn moeder pijn te doen. Hoewel zij dan soms aan mij vroeg of het niet wat minder kon, wat betreft make-up bijvoorbeeld, heeft ze mij nooit gedwongen om iemand anders te zijn. Ze heeft nooit van mij verwacht dat ik opeens ander gedrag ging vertonen om de maatschappij te pleasen, ook omdat ze wist dat ik dat nooit zou accepteren.’

En je broers, hoe was je relatie met hun?
‘Dat was minder. Ik heb nooit een goede relatie gehad met mijn broers, dat heb ik nog steeds niet. Zij hebben altijd moeite gehad met wie ik ben. Toen ik tien was werden letterlijk mijn tanden eruit geslagen door één van mijn broers, omdat hij me met meisjes zag spelen op straat. Ik had een hoofddoek om en voelde me op dat moment dolgelukkig. Hij kwam daar toevallig met zijn vrienden voorbij en besloot mij te straffen voor wie ik ben. Hij schaamde zich waarschijnlijk voor mij. Daarna is het niet meer goedgekomen tussen ons.’

Je leeft als transgender in een Turks dorp. Met wat voor moeilijkheden heb je te maken?
‘Ik leef nu in het dorp waar ik ooit ben geboren en tot mijn twaalfde heb geleefd. Na de dood van mijn ouders besloot ik op mijn vijfendertigste weer hiernaartoe te verhuizen. In eerste instantie kostte het mij heel veel moeite om geaccepteerd te worden door mijn dorpsgenoten. Ze hadden een verkeerd beeld van wat een transgender is en dachten dat ik een sekswerker of drugsdealer was. Ze hadden moeite met iemand die heel anders is dan de rest en wisten niet hoe ze daarmee om moesten gaan. Niemand begroette mij, niemand klopte op mijn deur. Zelfs als ik dagen ziek in bed lag durfde niemand mij beterschap te wensen. Dat heeft ongeveer een jaar geduurd. Ik heb me nooit zo eenzaam gevoeld als toen.’

Hoe is dat uiteindelijk veranderd?
‘Op een gegeven moment was ik het helemaal zat. Ik stormde het dorpscafé binnen waar alle mannen zaten en confronteerde ze met hun gedrag. Ik vroeg aan die mensen wat ik ze had misdaan. Ik vroeg ze of ik niet iedereen probeerde te helpen, of ik niet altijd klaarstond voor hun vrouwen en kinderen en of ook ik niet gewoon een mens was, geschapen door God. Ze waren muisstil en konden niets anders dan ‘ja’ knikken. Langzaam begonnen ze aan mij te wennen. Eerst noemden ze mij abla (zuster, red.), maar daar was ik niet echt blij mee. Later veranderde dat in hala (tante, red.) en dat is zo gebleven. Ik ben nu de tante van het dorp en iedereen weet dat ze altijd op mij kunnen rekenen.’

Heb je nu helemaal geen problemen meer in het dorp?
‘Natuurlijk wel, ten eerste heb ik hier beperkte middelen om rond te komen en verkeer ik in serieuze financiële problemen. Ik zit zonder elektriciteit omdat ik de rekening niet kan betalen. Ik wil als ober werken in een restaurant of een andere simpele baan hebben, maar dat is niet mogelijk omdat die banen hier simpelweg niet voorkomen. Daarnaast is de sociale druk ook vrij hoog. Ook al zijn mijn dorpsgenoten door de jaren heen wat milder geworden, het blijft een kleine plek waar sommige dingen heel erg opvallen. Zo wordt er bijvoorbeeld over mij geroddeld wanneer ik een vriend op visite heb. Ze denken volgens mij dan dat ik het bed induik met hem. Ik voel me gewoon niet heel erg vrij in wat ik doe. Maar ik ben alsnog blij dat ik niet in de stad hoef te wonen, ik heb het hier ondanks alles naar mijn zin.’

Is het niet makkelijker voor je om in de grote stad, bijvoorbeeld in Istanbul te leven, waar transgenders minder opvallen en de sociale druk ook wat minder is?
‘Maar wat kan een transgender in de grote stad doen om te overleven, behalve aan de slag gaan als sekswerker? Wie zal mij daar aannemen voor een normale baan? Wie zal mij de kans geven om mijn talenten te gebruiken? Het is zeer waarschijnlijk dat ik op een dag dood word aangetroffen in een duister steegje in een achterbuurt, want dat is het lot van veel transgenders in grote Turkse steden. Daarom blijf ik me verzetten tegen het idee dat het beter is dat ik het dorp verlaat. Ik verkoop hier eieren van mijn kippen en werk als schoonmaker om rond te komen. Veel keuze heb ik natuurlijk niet. Daarnaast wil ik mijn dorp ook helemaal niet verlaten. Hier heb ik mijn herinneringen aan mijn ouders, zij hebben altijd gewild dat ik hier zou blijven.’

Ze noemen jou ‘de hulpengel’ van het dorp. Je bent heel erg geliefd. Heb je nog momenten van eenzaamheid?
‘In de ochtend valt het nog mee, dan heb ik van alles te doen. Ik help ouderen, werk in mijn tuin of klets met vrouwen onder het genot van een kopje Turkse koffie. Ik ga ook vaak naar het graf van mijn ouders waar ik met ze praat of de Koran reciteer. Maar als het eenmaal avond is en iedereen zich terugtrekt naar zijn woning waar ze samen kunnen zijn met het gezin, blijf ik in mijn eentje achter. Ik heb dan niemand om mee te praten behalve de muren van mijn huis. Niemand die zich nog bekommert om mijn problemen of gevoelens. Soms huil ik de hele nacht door, maar als ik eenmaal onder de mensen ben zet ik mijn vrolijke gezicht op. Velen denken daardoor dat ik altijd zo blij en vrolijk ben en voelen zich heel vredig naast mij. Hoe moeilijk ik het soms heb weet alleen ikzelf en God.’

Zou je niet ooit verliefd willen worden of willen trouwen?
‘Ik ben daar nu te oud voor, er rest niets anders dan vrede te hebben met mijn eenzaamheid. Het helpt niet om te dromen over dingen die toch nooit uitkomen. Dat maakt mijn leven alleen maar complexer. Ik heb heel veel dingen opgegeven om mijn plek te vinden in dit dorp, liefde is daar één van. Ook mijn seksualiteit heb ik onderdrukt, zodat ik enigszins word geaccepteerd.’

Heb je nooit overwogen om je te laten ombouwen tot een vrouw? Zou dat niet veel problemen oplossen voor jou?
‘Ik heb daar eigenlijk heel lang over nagedacht maar durfde nooit de volgende stap te zetten. Dat heeft met meerdere dingen te maken. Ten eerste was ik bang dat ik moeite zou hebben met mijn nieuwe lichaam en dat ik daar nooit helemaal aan zou kunnen wennen. Ik was ook bang dat ik psychische problemen zou krijgen door de hormonale behandeling. Ook mijn dorpsgenoten wilden niet dat ik de transitie zou ondergaan. ‘We willen niet dat je gaat veranderen, we houden van jou’, hebben ze mij heel vaak gezegd. Ze waren natuurlijk ook bang dat hun vrouwen jaloers zouden worden op mij als ik eenmaal vrouw ben. Dat zou voor meer wrijving in het dorp kunnen zorgen. Daarnaast heb ik natuurlijk gewoon ook het geld niet voor de nodige behandelingen.’

‘Drammen heeft een beperkte houdbaarheidsdatum’

0
‘De huidige generatie anti-racisten staat meer in de traditie van Malcolm X en de Black Panthers, met hun focus op black power.’

Vijftig jaar geleden, op 4 april 1968, werd de zwarte predikant en burgenrechtenactivist Martin Luther King vermoord. De Kanttekening sprak over Kings erfenis met advocaat Don Ceder (28), SP-Statenlid in Zuid-Holland en secretaris van het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis Luiza Soares (43), columnist Chris Dorsman (35) en Dave Ensberg (34), juryvoorzitter van de Vrije Universiteit Martin Luther King-wedstrijd en bestuursvoorzitter van Kompass, een organisatie die zich inzet voor de mensenrechten in Nederland.

Religieus appèl
MLK inspireert nog steeds. Ceder, die op 21 maart werd verkozen in de Amsterdamse gemeenteraad voor de ChristenUnie, beschouwt MLK als een voorbeeld ter navolging.
‘Hij heeft ons laten zien dat je wat kunt bereiken als je ergens voor staat. Dat hangt niet van de meerderheid af of van wat de mensen van je vinden. Belangrijk is om te staan voor het goede, dat ieder mens waardevol is. Dat MLK dat deed en daarvoor ging heeft het mogelijk gemaakt dat ik dat nu ook kan.’ Ceder benadrukt de christelijke kant van MLK. ‘King geloofde als dominee dat ieder mens waardevol is in Gods ogen. Hij vertelde dat je dit goddelijke recht mocht opeisen. Dat gaf burgers moed en de burgerrechtenbeweging vleugels.’

Soares beaamt dat. ‘MLK is een grote naam voor de burgerrechtenbeweging, net als Rosa Parks (1913-2005, red.) en Malcolm X (1925-1965, red.). Maar wat zijn optreden extra impact gaf was het religieuze appèl. Zijn speeches hebben daarom nog steeds enorme zeggingskracht, denk aan I have dream. Kings mooiste toespraak vind ik het verhaal dat hij in mei 1961 in een kerk hield in Montgomery, Alabama, toen zwarte gelovigen werden belegerd door duizenden boze blanken. Hij vertelde dat we de harten van mensen niet kunnen veranderen, dat doet God, maar dat menselijk gedrag wel gereguleerd kan worden. Sowieso vind ik de geweldloosheid die King predikte heel knap. Hij werd bedreigd, ook zijn vrouw en kinderen.’

Dorsman roemt in dit verband de morele moed van MLK. ‘Hij had vaak kunnen denken ‘stik er maar in’. Dat deed hij niet. Hij ging door. Je kunt in zo’n situatie radicaliseren, maar MLK bleef actievoeren en de dialoog aangaan. Hij wilde mensen overtuigen, omdat je alleen dan wat kan bereiken. Dat is echt heel knap.’

Ensberg vindt dat verbindende het belangrijkste. ‘MLK was geen militant, maar een voorstander van geweldloos verzet. Hij is voor mij een inspirator. Hij hechtte waarde aan mensen zijn, niet aan hoe ze eruit zien.’

Kleurenblindheid
Hoe zit het met MLK’s ideaal van kleurenblindheid en zijn strategie van verbinding? Staat dat niet haaks op de sterke focus op kleur van de huidige generatie anti-racistische activisten en hun radicalisme? Of hebben historici die het ‘brave’ beeld van MLK hekelen gelijk?

Ceder vindt dat die historici een punt hebben. ‘MLK was een echte activist. We moeten niet een te braaf beeld van hem schetsen. Hij was in zijn eigen tijd omstreden en werd ook in de gevangenis gegooid. Hij riep veel afschuw en tegenstand op. Maar aan de andere kant wist hij toch ook weer te verbinden.’

Dorsman waardeert MLK als activist, maar staat in dubio. ‘Kleur doet er pas niet meer toe als er sprake is van een gelijkwaardig bestaan. Zover zijn we nog niet. Er wordt nog steeds verschil gemaakt, denk bijvoorbeeld aan racisme op de woningmarkt.’ Ensberg gelooft wel in MLK’s ideaal: ‘Ik wil een inclusieve samenleving, hoewel dit een zaak van onze samenleving moet zijn en niet van de overheid.’

Soares waardeert dat MLK een breed front maakte tegen racisme, met blanke medestanders. ‘De huidige generatie anti-racisten staat meer in de traditie van Malcolm X en de Black Panthers, met hun focus op black power.’

Radicalisme
Betekent waardering voor MLK kritiek op radicalere activisten? Niet persé. Ensberg ziet een positieve rol voor activisten weggelegd. ‘Zij hebben denk ik goede intenties om de maatschappij beter te maken. Onze samenleving heeft ook idealisten nodig, puriteinse dromers.’

Ceder maakt een onderscheid tussen activisten, mensen die maatschappelijke problemen aankaarten, en politici, die problemen moeten oplossen en naar meerderheden moeten zoeken. ‘Hier zijn ook verschillende types mensen voor nodig. Activisten zijn misschien niet altijd even netjes, maar we hebben ze als samenleving wel erg nodig. En het bijzondere van MLK was juist dat hij een activist en een verbinder was.’

Soares vertelt dat ze Sylvana Simons en Bij1 volkomen begrijpt. ‘De gevestigde partijen zijn tekort geschoten als het gaat om racismebestrijding. Daarom is Bij1 opgericht. Toch heb ik niet voor Bij1 gekozen, maar voor de SP, omdat ik het doel op een andere manier wil bereiken.’

Dorsman is kritischer. ‘Binnen de anti-racisme-beweging groeit gelukkig de groep die de dialoog wil aangaan. Drammen heeft een beperkte houdbaarheidsdatum. Soms is men contra-productief bezig. Denk aan de podcast Dipsaus van Anousha Nzume. Dipsaus kraakte schrijver Tommy Wieringa af, omdat hij op het Boekenbal een overleden vriend herdacht. Dipsaus noemde Wieringa en zijn overleden vriend spottend ‘witmang’ op Twitter. Ik heb daar echt geen woorden voor. Ik voorspel dat de anti-racisme-beweging in de toekomst een andere toon zal aanslaan, want dan kan men veel meer bereiken.’

Tegen dat ‘radicalisme’ verzet ook Ensberg zich. ‘Je moet geen nieuwe exclusie krijgen. Dat bijvoorbeeld witte mannen worden uitgesloten. Of mensen die een relatie hebben met iemand van een andere huidskleur. Ik ben gelukkig getrouwd met een witte vrouw. Een Surinaamse vrouw vond dat niet goed en vroeg mij ‘zijn wij niet goed genoeg voor jou?’ Zo’n opmerking is echt niet oké. We zijn met elkaar getrouwd, omdat we van elkaar houden. We zijn zielsmaatjes. Huidskleur doet er niet toe.’

De hoofdpijnportefeuille

0

De portefeuille van de staatssecretaris voor asiel en migratie staat al jarenlang bekend als de ‘hoofdpijnportefeuille’. In het kabinet-Rutte III is die toebedeeld aan Mark Harbers. Onlangs heeft hij in een brief aan de Tweede Kamer de hoofdlijnen van zijn migratiebeleid uiteengezet. Hij concentreert zich hierbij op het asielbeleid, want voor de meeste andere migratievormen (arbeidsmigratie, gezinsleden, studenten, EU-migranten) liggen de zaken aanzienlijk minder complex. In het te voeren asielbeleid onderscheidt Harbers zes pijlers, in de dagbladkoppen ook wel aangeduid als zes ‘ringen van verdediging’.

De eerste pijler betreft het voorkómen van illegale migratie door het verbeteren van de situatie in de landen van herkomst. Lees: intensivering van de ontwikkelingssamenwerking om de snel groeiende bevolking in vooral Afrika meer toekomstperspectief in eigen land te bieden. Prima idee, maar dit doen we al minstens een halve eeuw. En is er de laatste jaren nu juist niet gekort op ontwikkelingsgelden, omdat die werden ingezet van de opvang van asielzoekers in Nederland? Ook een betere grensbewaking kan volgens de beleidsmakers de illegale migratie terugdringen. Daarvoor moeten niet alleen de buitengrenzen van de EU nog beter worden bewaakt, maar moeten er ook goede afspraken komen met een krans van landen rondom de EU. Meevallen zal dat niet, want veel van die landen zijn politiek uiterst instabiel.

De tweede pijler zet in op opvang en bescherming van vluchtelingen en ontheemden in de eigen regio. Alweer een prima idee, maar vierentachtig procent van alle ontheemden in de wereld wordt al in de eigen regio opgevangen. Dat gebeurt in overvolle kampen met slechte voorzieningen en vaak grote onderlinge spanningen. Drie buurlanden van Syrië, bijvoorbeeld, vangen samen al meer dan vier miljoen ontheemden op. Moeten dat er nog meer worden? Het gaat hier om een stokpaardje van Harbers’ partij, de VVD. Die wil dat alle asielaanvragen buiten de EU worden afgehandeld, maar de staatssecretaris geeft in zijn nota zelf toe dat dit ‘niet direct zal zijn gerealiseerd’.

De derde pijler betreft de rol van de EU. Nu de binnengrenzen grotendeels zijn weggevallen, moeten de lidstaten gezamenlijk zien te komen tot een asielbeleid dat werkt. De afgelopen jaren hebben laten zien hoe lastig dit is. Opvattingen en belangen staan vaak diametraal tegenover elkaar. Enkele landen (Griekenland en Italië, maar ook Duitsland en Zweden) ontvangen onevenredig veel asielzoekers, terwijl de meeste oostelijke lidstaten pertinent weigeren hun aandeel in de opvang te nemen. Een eerlijker en meer solidair Europees asielstelsel is noodzakelijk, maar nog lang niet in zicht.

Pijler vier beoogt het terugdringen van illegaal verblijf in Nederland. Alweer een prima idee, dat overigens bepaald niet nieuw is. Helaas is daarvoor niet alleen de medewerking nodig van de betrokken migranten, maar ook die van hun land van herkomst. Veel van die landen weigeren hun onderdanen terug te nemen en zouden daartoe alleen kunnen worden verleid als ze bepaalde voordelen krijgen, bijvoorbeeld op handels- of ontwikkelingsgebied (zie pijler één).

Pijler vijf voorziet in een uitbreiding van legale migratiemogelijkheden om daardoor de illegale migratie te helpen terugdringen. Zo zouden meer al erkende vluchtelingen kunnen worden uitgenodigd, zodat ze niet eerst als asielzoeker een gevaarlijke overtocht hoeven maken. Het is nog maar de vraag of dit het aantal op eigen kracht arriverende asielzoekers daadwerkelijk zal terugdringen. Ook kunnen met landen waarvandaan nu nog veel migranten illegaal hierheen komen afspraken worden gemaakt over legale (arbeids)migratie. Daarbij zullen de behoeften van de Nederlandse arbeidsmarkt leidend blijven, en het zal dan ook nooit om grote aantallen kunnen gaan.

En tenslotte pijler zes, het stimuleren van integratie in Nederland van degenen die hier mogen blijven. Dat is al jaren staand beleid – met wisselend succes. Snelle taalverwerving is hierbij volgens de staatssecretaris van cruciaal belang, maar laat de overheid nu net haar handen vrijwel volledig van de inburgering hebben afgetrokken en het initiatief hiervoor bij de nieuwkomers zelf hebben gelegd.

Conclusie: het beleid van de nieuwe staatssecretaris is grotendeels oude wijn in nieuwe zakken. Hij is zich bewust van de vele knelpunten, maar de oplossing hiervan ligt maar voor een klein deel in handen van de Nederlandse regering. Het nieuwe beleid heeft pas echt kans van slagen als de wereld één Utopia zou zijn – en in Utopia heb je vast en zeker geen vluchtelingen meer, omdat het overal aangenaam vertoeven is. Helaas zal Mark Harbers voorlopig nog wel aan de aspirine moeten.

‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’

1

Hoe ver mag of moet de vrijheid van meningsuiting worden beperkt om opruiing tegen te gaan? Dit keer is het niet Geert Wilders, maar zijn tegenpool, de Haagse imam Fawaz Jneid, die met zijn recente banvloek over de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb de discussie op scherp heeft gesteld. Ditmaal was minister van Justitie en Veiligheid Ferdinand Grapperhaus er na enige aanvankelijke aarzeling – ‘helaas kan ik niets doen’ – snel bij. Zijn voorstel tot wetswijziging om de door Jneid gedane uitspraken strafbaar te maken en daartoe de wet aan te scherpen, kon op zeer brede politieke instemming rekenen.

Inclusief, opvallend genoeg, die van die andere beroepshaatprediker Wilders. Die liet zich de kans niet ontglippen om voor de tv-camera’s nadrukkelijk zijn goedkeuring te verklaren. Terwijl hij toch echt zelf oppassen moet. Zijn recente bloederige verkiezingsspotje in de beste tradities van Julius Streicher, de man van het Nazi-hetzeblad Der Stürmer, zou hem dan al snel zelf weer voor de rechtbank brengen, als daar niet op grond van de huidige wetgeving al reden voor bestond.

In elk geval zou de rechter, wegens het onverbloemde karakter van dat filmpje, veel makkelijker aanknopingspunten voor een veroordeling vinden, dan in het geval van het toch net wat meer omfloerste taalgebruik van Jneid, dat zodoende ook meer exegese vergt. Dat bleek al de afgelopen dagen, toen mijn medecolumnist Jan Jaap de Ruiter in de Volkskrant te kennen gaf dat de letterlijke tekst van Jneids preek daarvoor net te theologisch en te wollig was.

Verkettering van andersdenkenden, betiteling van hen als vijanden van en gevaar voor het ware geloof, die neiging is inherent aan elke orthodoxie. Ketters – dus in dit geval liberale moslims –zijn daarbij erger dan ongelovigen, omdat de laatsten nog niet het licht hebben gezien en de eersten wel, maar het vervolgens hebben genegeerd. Fundamentalisten (er)kennen maar één interpretatie van het geloof en zien alle alternatieven als bedreiging voor de eigen. ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’, om Christus te citeren, die het afgelopen weekend weer eventjes natiebreed in de belangstelling stond. Als er ook andere kronkelpaadjes naar het eeuwige heil zouden voeren, verliest in hun ogen de Ware Religie haar zin.

De aandrang om tegen alle valse afgoderij te strijden, is buiten orthodoxe moslims ook orthodoxe joden en christenen niet vreemd. Volgens het beginselprogramma van de SGP is dat zelfs een hoofdtaak voor de Nederlandse overheid, waarbij het desbetreffende artikel en de daarvan afgeleide donderpreken van geestverwante zwartekousendominees voorheen vooral op de paapse variant van het christendom waren gemunt. Over de gewetensvraag of Den Haag bij zo’n afgrijselijke instelling als de Heilige Stoel een eigen gezant moest hebben, is in 1925 door toedoen van SGP-fractieleider Gerrit Kersten zelfs eens een heel kabinet gevallen.

Zeker, een oproep tot moord heeft geen van die dominees gedaan, maar doorgedraaide gelovigen zouden in alle verkondigde hel en verdoemenis in beginsel evenzeer een aansporing tot het nemen van eigen stappen kunnen zien, als dolende moslimjongeren in de teksten van Jneid. Of zoals de Noorse massamoordenaar Anders Breivik zelf verklaarde dat Wilders’ publicitaire activiteiten voor hem een inspiratiebron vormden. Een betiteling als ‘afvallige’ of als ‘vijand van het geloof’, heeft binnen een fundamentalistisch discours andere consequenties dan binnen een vrijzinnig of seculier. Als een geloof in eigen ogen het absoluut ware is en tegelijk universele pretenties heeft, dan kan bekeringsdrang gewelddadig worden. Want helaas staan andere godsdiensten vaak de vreedzame mondiale zege van de eigen in de weg.

‘Het sikhisme is het beste geloof in de wereld’, zo citeert Trudy Coenen in de Kanttekening van 30 maart uit de spreekbeurt van een Indiaas-Nederlandse leerling in haar klas die met een negen werd beloond. ‘Want het laat iedereen in zijn waarde en oordeelt niet. Het is het meest vredelievende geloof, totdat de moslims kwamen. Die probeerden ons geloof weg te krijgen en toen hebben we met z’n allen gevochten’. Dat is het punt met de meeste religies: in eigen ogen bijzonder vredig, totdat er anderen komen. En die anderen komen op een bepaald moment in de geschiedenis altijd.

Mohammed Benzakour hekelt in hetzelfde nummer de politieke mantra’s. ‘Die gaan niet meer over universele waarden en mensenrechten, maar over culturen en nationale waarden’, schrijft hij. Dat blokkeert volgens hem de multiculturele verbinding. Maar wat als veel mensen met een beroep op hun (nationale) cultuur die universele waarden ondergeschikt maken aan hun eigen goddelijke waarheid? Wat indien religieus absolutisme als de belangrijkste belemmering voor de omarming van die universele waarden en mensenrechten fungeert, omdat op de geopenbaarde waarheden in een ‘heilig’ boek onder geen enkel beding afgedongen kan worden? Wat als een Jneid, als islamitische variant op onze inheemse calvinist Kersten, alle andersdenkenden het recht op het vinden van een eigen weg naar het persoonlijk geluk ontzegt, omdat die niet met zijn eigen spoort? Dan mondt multiculturalisme niet uit in pluriformiteit, maar in het normaliseren van onverdraagzaamheid.

‘Turkse staat geeft impliciet bevel tot martelen’

0
‘Alle groepen in Turkije die strijd voeren voor meer democratie hebben inmiddels heel goed begrepen wat de bedoeling was van het publiceren van beelden van martelingen: iedere Turk, ongeacht de politieke voorkeur, ideologie of culturele identiteit, kan zomaar de volgende zijn.’

Forensisch arts en mensenrechtenactivist Sebnem Korur Fincanci wordt bedreigd en geïntimideerd vanwege haar onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Turkije. Ze is expert in het vaststellen van martelingen en het rehabiliteren van martelingsslachtoffers. Ze documenteert al decennia martelingen en andere mensenrechtenschendingen. Onlangs bewees ze dat Gokhan Acikkollu, een leraar die na de couppoging van 15-16 juli 2016 in Turkije werd vastgezet en zijn leven verloor in hechtenis, slachtoffer was van martelingen. Daarom werd ze geframed als terrorist en landverrader. ‘Mensen zoals ik worden ‘landverrader’ genoemd, vooral nu de staat er alles aan doet om een braaf en onderdanig volk te creëren.’ De Kanttekening sprak Fincanci.

De moderne geschiedenis van Turkije zit vol met mensenrechtenschendingen en hoewel de actoren veranderen blijven de schendingen een realiteit. Waar heeft dat mee te maken?
‘Ten eerste is in Turkije de perceptie van wat de staat precies is en wat de staat moet zijn heel verkapt. Het volk ziet de staat niet als een simpel organisatorisch apparaat, maar meer als een autoritair vaderfiguur die onbegrensd zijn gang mag gaan. Ze vinden dat de staat het recht heeft om de rechten van haar burgers te begrenzen, net als een vader dat met zijn kinderen mag doen. Sinds het Ottomaanse Rijk lijkt het voor velen daarom heel normaal dat een burger zonder mitsen en maren de staat gehoorzaamt. Wie zich daar niet in kan vinden, wie in opstand komt tegen deze vastgeroeste mentaliteit en dus verraad pleegt, wordt gestraft.’

Hoe kan de staat zo openlijk zijn gang gaan tegen andersdenkenden in Turkije, zonder dat daar enige consequenties aan zijn verbonden?
‘In Turkije heerst een sterke straffeloosheidscultuur. Hoezeer we ook veel martelingen hebben bewezen, is het resultaat vaak dat martelingen mede door de hulp van de rechterlijke macht worden verdoezeld. Vroeger was het zo dat de overheid zulke praktijken als mishandeling de boeken in deed gaan, om lagere straffen te kunnen geven aan leden van de veiligheidsdiensten. De wet had veel gaten waardoor dit ook mogelijk was. Maar nu hebben we in Turkije een veel betere en modernere wet als het gaat om mensenrechtenschendingen. We hebben daar jaren voor moeten strijden, maar uiteindelijk is het gelukt. Aan de wet ligt het dus niet. Het probleem is dat de mensen die de wet horen te respecteren en toepassen, dat nalaten. De rechterlijke macht in Turkije is medeplichtig aan de vele honderden mensenrechtenschendingen waar de veiligheidsdiensten zich schuldig aan hebben gemaakt. Veel zaken gaan snel de doofpot in. Maar ook organisatorische problemen spelen daarbij een rol.’

Wat voor organisatorische problemen?
‘Aanklagers in Turkije zijn bijvoorbeeld genoodzaakt samen te werken met de politiemacht tijdens zulke onderzoeken. Als een politieagent iemand martelt en de aanklager moet dat onderzoeken, dan ziet hij het als een onderzoek tegen zijn eigen mensen. Er is nauwelijks sprake van scheiding der machten in Turkije en als het gaat om de uitvoering van het recht, zie je dat maar al te duidelijk. Je kan niet verwachten dat de politie onderzoek doet naar martelingen, terwijl de politie zelf een vinger in de pap heeft. Daarom zien we steeds vaker dat een aanklager liever een zaak begint tegen mensen die gemarteld zijn dan tegen mensen die daar verantwoordelijk voor zijn. Zolang de staat medewerkers van de veiligheidsdiensten in bescherming neemt en hun ongestoord laat martelen, geven ze het signaal af dat ze door mogen gaan met wat ze doen. ‘Dit wordt dus van mij verwacht’, is het gevoel dat de politie en andere veiligheidsdiensten krijgen. De Turkse staat geeft impliciet het bevel tot martelen.’

Na de couppoging hebben mensenrechtenschendingen een piek bereikt in Turkije. De staat voelt daarbij nauwelijks de behoefte om de schendingen te verbergen. Het is alsof de staat juist wil dat iedereen het ziet.
‘Dat is helemaal waar. Ik zie parallellen tussen hoe de Verenigde Staten de misdaden in de Abu Ghraib-gevangenis en Guantanamo Bay hebben vertoond en hoe Turkije beelden rond liet gaan van gemartelde officieren en militairen na de mislukte coup. De bedoeling is dat een boodschap wordt gestuurd naar het volk. Doordat ze geconfrontreerd worden met zulke grove mensenrechtenschendingen leven mensen met het idee dat ze op een dag hetzelfde kunnen meemaken. Ze houden zich gedeisd, zelfs als het gaat om de meest basale en democratische rechten, blijven ze terughoudend. Juist daarom worden martelingen door ondemocratische besturen als een wapen gebruikt. Marteling is een methode om democratische gebruiken en praktijken binnen een samenleving te onderdrukken en elimineren.’

‘Een strijd tegen terroristen’, zo wordt onderdrukking van tegenstanders vaak genoemd door regeringen wereldwijd. Hebben ze een punt?
‘Vooral na 9/11 zijn we bijna overal doorgeschoten als het gaat om anti-terreur-maatregelen. Ook de strijd voor democratie van veel volkeren heeft daar enorm onder geleden. Eisen voor meer rechten zijn keihard neergeslagen met het excuus ‘we bestrijden terroristen’. Alle groepen in Turkije die strijd voeren voor meer democratie hebben inmiddels heel goed begrepen wat de bedoeling was van het publiceren van beelden van martelingen: iedere Turk, ongeacht de politieke voorkeur, ideologie of culturele identiteit, kan zomaar de volgende zijn. We maken in Turkije een zeer gevaarlijk tijdperk mee. Juist vandaag moeten we met z’n allen opkomen voor het recht op een eerlijke rechtsgang, zonder dat we ons laten tegenhouden door de identiteit van diegenen die worden berecht. Het probleem is dat we ons in een vicieuze cirkel bevinden. Mensen die zodanig bang worden gemaakt en buitenspel gezet door de staat, zijn niet of nauwelijks in staat om op te komen voor de rechten van anderen.’

U vindt dat ook het volk een verantwoordelijkheid heeft als het gaat om het voorkomen en bestrijden van mensenrechtenschendingen. In Turkije zien we nu juist dat veel mensen een oogje dichtknijpen of mensenrechtenschendingen zelfs toejuichen, omdat de slachtoffers mensen zijn met wie ze het niet eens zijn. Is er een manier om deze hysterie te doorbreken?
‘Alles wat we de afgelopen vijftien jaar onder de AKP hebben meegemaakt, toont ons tevens een uitweg en een manier om zulke praktijken achter ons te laten. De identiteit van onderdrukkers en slachtoffers verandert om de zoveel jaar in Turkije. Wie een tijdje geleden slachtoffer was kan een aantal jaar later zomaar zelf onderdrukker van tegenstanders worden. De gezichten, de actoren veranderen steeds, maar één ding blijft hetzelfde in Turkije: er zijn altijd slachtoffers. Bijna iedereen die aan de macht komt maakt zich schuldig aan machtsmisbruik, zo gaat dat in Turkije. Na zoveel pijn en ellende moet het Turkse volk eindelijk inzien dat dit niet zo door kan gaan. We moeten het volk ervan overtuigen dat ongecontroleerde en onbegrensde macht hoe dan ook zal leiden tot misdaden. De enige oplossing is dat het volk het heft in eigen handen neemt en als controlemechanisme optreedt tegenover de staat. Dat is een taak die we niet zomaar mogen weggeven, zeker nu niet.’

Erdogan-aanhangers riepen na de couppoging om de doodstraf voor alle ‘landverraders’. Erdogan zelf verklaarde dat de herinvoering van de doodstraf een mogelijkheid is. Hoe reageren dit soort mensen wanneer u zegt dat de rechten van alle burgers gerespecteerd moeten worden?
‘Ik zeg niet dat mensen die werkelijk achter de couppoging zitten daarmee weg moeten komen. Natuurlijk niet. Alle burgers, wie ze ook zijn, moeten berecht worden voor de misdaden die ze hebben gepleegd. Maar dan wel met inachtneming van de internationale regels en normen. Als wij daar niet in slagen vrees ik dat andere groepen, die zich nu zo veilig achten, sneller dan verwacht aan de beurt komen. Als niet iedereen veilig is in Turkije, dan zal niemand dat ooit helemaal zijn.’

U heeft bewezen dat Gokhan Acikkollu, een geschiedenisleraar die na de couppoging werd gearresteerd en in detentie zijn leven verloor, bezweek aan marteling. De autoriteiten hebben in plaats van de verantwoordelijkheid te nemen, u beschuldigd van terreurpropaganda namens de Hizmet-beweging, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de couppoging en is uitgeroepen tot een terroristische organisatie door het regime. Eerder bent u ook een propagandist van Dev-Sol (Revolutionair Volksbevrijdingsleger, een Turkse marxistisch-leninistische organisatie) genoemd, omdat u had bewezen dat een lid van die organisatie is gemarteld. Schrikt u daarvan?
‘Dat laat alleen maar zien hoe goed ik mijn werk doe en hoe belangrijk de positie is die ik heb ingenomen als het gaat om mensenrechten. Ik voer deze strijd al tientallen jaren en ben altijd in vrede geweest met mezelf. Het enige wat ik deed en doe is opkomen voor mensen in nood en menselijke waarden verdedigen. Dat was voor de AKP zo, dat is nu zo en dat zal hopelijk ook na de AKP zo blijven. Ik baseer me enkel op wetenschappelijke, onafhankelijke en objectieve methoden. Wanneer ik dan alsnog zulke verwijten naar mij toe geslingerd krijg, dan zeg ik: de dingen waar ze mij van beschuldigen kloppen niet, dus ik moet vooral blijven doorgaan.’

Martelingsslachtoffers zijn ook meestal officieel vijanden van de staat. Iedere hulp aan zulke mensen wordt dan automatisch gezien als steun aan de vijand. Is het voor een mensenrechtenverdediger in Turkije überhaupt mogelijk om zijn of haar werk te doen zonder de staat tegen zich te krijgen?
‘Het is moeilijk, maar niet onmogelijk. Mensen zoals ik worden ‘landverrader’ genoemd, vooral nu de staat er alles aan doet om een braaf en onderdanig volk te creëren. Maar wat hadden ze dan verwacht? Het is meer dan terecht dat mensen hun democratische rechten opeisen en een strijd voeren tegen de vergaande inperking van de vrijheden. Dat de staat zich daardoor bedreigd voelt, is het probleem van de staat. Checken of de staat de wet respecteert, mensenrechtenschendingen aan het licht brengen, de staat een spiegel voorhouden zodat ze kan zien hoe de situatie werkelijk is, ik beschouw dat als een plicht van iedereen.’

Er is een groep in Turkije die iedere periode, onder elke regering het slachtoffer is van mensenrechtenschendingen: de Koerden. Bestaat er nog een uitweg voor de Koerden, nu het nationalisme zo hevig heerst en zelfs het bekritiseren van de militaire operatie van het Turkse leger in Afrin niet wordt getolereerd?
‘Je moet je altijd inspannen en strijden voor je rechten en vrede, het komt nooit aanwaaien. Ook als het gaat om de rechten van de Koerden is die strijd nu belangrijker dan ooit. Het is onze taak om op te komen voor de onderdrukte, vernederde en gemarginaliseerde groepen. Wanneer zelfs maar één iemand benadeeld wordt, moet iedereen zich dat aantrekken. Als de Koerden worden onderdrukt, dan word ik ook onderdrukt, dat moet onze mentaliteit zijn. Als het huidige harde manier van regeren en onderdrukken doorgaat is de kans groot dat andere groepen de volgende slachtoffers worden van het systeem.’

U heeft de huidige situatie in Turkije ‘een tijdperk van fascisme’ genoemd. Wat voor fascistische elementen ziet u terug in het Turkije van Erdogan?
‘Eén van de belangrijkste kenmerken van fascisme is dat het alle controlemechanismen van de samenleving uitschakelt. De onderdrukking wordt dermate groot dat afwijkende geluiden niet meer hoorbaar zijn. Het enige dat telt is de wil van de leider. We zien dat nu heel duidelijk terug in de Turkse media. Ik heb het niet eens over kritische kranten die worden gesloten, journalisten die worden gearresteerd of vermoord. Ook van de mainstream media wordt ‘eensgezindheid’ verwacht en worden zelfs nuanceverschillen niet getolereerd. De eens zo actieve en levendige Turkse universiteiten zijn ook monddood gemaakt. Een ander kenmerk van fascistische regimes is perceptiemanagement. De Turkse staat doet aan perceptiemanagement om het volk in een bepaalde richting te mobiliseren. Op bijna alle vlakken is de greep van de staat zichtbaar waardoor mensen nauwelijks beweegruimte hebben. Turkije zit in een fascistisch tijdperk.’

Toch lees ik heel vaak dat u de hoop voor een betere toekomst niet heeft opgegeven. U denkt dat Turkije uiteindelijk de misdaden onder ogen gaat zien, dat mensen gezamenlijk verantwoordelijkheid gaan dragen voor het verleden en ze zich daarvoor gaan schamen. Komt er een tijd dat het Turkse volk spijt krijgt van wat er de afgelopen jaren is gebeurd met tegenstanders?
‘Absoluut. Zolang we de strijd blijven voeren voor rechtvaardigheid is dat onontkoombaar. Misschien zal het niet op korte termijn lukken, maar uiteindelijk zullen velen in Turkije tot de conclusie komen dat wat we de afgelopen jaren hebben meegemaakt niet door de beugel kon. Zonder onder druk gezet te worden, zonder te strijden en zonder te falen, zul je niets bereiken voor anderen. Het heeft decennia gekost voordat men in Argentinië, Chili en Guatemala de misdaden aan de kaak kon stellen. In Turkije zal wellicht ook eerst vijftig jaar moeten verstrijken voordat mensen gaan zeggen ‘wat hebben we in godsnaam gedaan’. Velen gaan zich diep schamen voor hun daden. Tot die tijd is het de taak van iedereen, maar vooral van mensenrechtenverdedigers, om de misdaden te documenteren en zichtbaar te maken voor het groter publiek. We moeten er alles aan doen om het volk ervan te weerhouden een partner in crime te worden van het regime. Zoals Hannah Arendt (1906-1975, red.) zei over de banaliteit van het kwaad: het is heel simpel om slecht te zijn. Zelfs als je alleen orders opvolgt, kan je het kwaad dienen. Handelen op bevel is dan ook geen excuus, ook niet voor Turken die vandaag schendingen begaan in opdracht van hun leiders.’

Trump is op ramkoers

0

Met het ontslag van Rex Tillerson als minister van Buitenlandse Zaken en Herbert McMaster als Nationale Veiligheidsadviseur plaatst de Amerikaanse president Donald Trump zich voor grote diplomatieke problemen. De afgelopen jaren is het budget en de bemensing van het State Department aanzienlijk verlaagd. Het gebrek aan ervaren diplomaten en de zwakke positie van Tillerson zorgden al voor een sterk minder zichtbaar en invloedrijk ministerie. Vele diplomaten verlieten voortijdig het pand om elders hun heil te zoeken. Hoewel Tillerson geen sterke minister was, gold hij wel als één van de weinigen die het met Trump oneens durfde te zijn over de aanpak van de kwesties Noord-Korea en Iran. Ook McMaster was het regelmatig oneens met Trump. Zo vond hij dat de nucleaire Iran-deal onaangetast diende te blijven en was hij een voorstander van troepenuitbreiding in Afghanistan, iets waarvan Trump aanvankelijk niets moest weten. Zowel Tillerson als McMaster lieten daarbij hun ergernis over de standpunten van hun hoogste baas blijken. Tillerson deed dat weliswaar in kleine kring, maar die uitspraken kwamen niettemin naar buiten en dus ook ter ore van Trump.

De eminente generaal en militair historicus McMaster – die nota bene gepromoveerd was op een dissertatie waarin hij stelde dat Amerikaanse generaals tijdens de Vietnam-oorlog meer tegen hun presidenten in het verweer hadden moeten komen – sloeg tijdens zijn presidentiële briefings vaak een belerende toon aan, waaraan Trump zich mateloos kon ergeren. Dat McMaster met steun van minister van Defensie Jim Mattis uiteindelijk toch gedaan kreeg dat Trump meer troepen naar Afghanistan steunde, werd hem door meerdere leden van Trumps staf ernstig kwalijk genomen. Het lijkt er op dat zowel Tillerson als McMaster hun congé mede hebben kregen, vanwege de wijze waarop zij zich kritisch uitlieten over de internationale standpunten van Trump. Daarmee blijft de voormalige generaal der mariniers Mattis als enige over om Trump te weerhouden van al te drastische stappen in de buitenlandse politiek. Hoewel Mattis vaak op één lijn zat met Tillerson en McMaster, was en is hij in het uiten van kritiek een stuk diplomatieker dan zijn voormalige collega’s. Blijkbaar weet hij Trump soms op andere gedachten te brengen zonder hem voor het hoofd te stoten, hetgeen gelet op de dunne huid van Trump een knappe prestatie is. Maar zonder zijn bondgenoten Tillerson en McMaster dreigt voor Mattis nu wel het isolement. Hij zal op zijn tenen moeten lopen.

Dat nu de haviken Mike Pompeo en John Bolton voorzien zijn als opvolgers van respectievelijk Tillerson en McMaster op een moment dat drie zeer gevoelige en riskante dossiers – Rusland, Iran, Noord-Korea – op tafel liggen, is uiterst ongelukkig. Alle drie de dossiers houden namelijk, indien niet goed behandeld, een escalatierisico in met uiteindelijk zelfs een gewapend conflict tot gevolg. Het gebrek aan goede, ervaren diplomaten bij het State Department om deze dossiers te beheren, te behandelen en vooroverleg te voeren met de betrokken partijen, maakt de zaak er niet rooskleuriger op. Op dit moment is de Amerikaanse regering uitermate slecht geëquipeerd om deze zeer riskante kwesties goed af te handelen. Alleen al om die reden kan Trump een gebrek aan strategisch inzicht en leiderschap worden verweten.

Pompeo is net als Trump een verklaard tegenstander van de Iran-deal. Als directeur van de CIA noemde hij Iran in één adem met IS en suggereerde ook dat het land met al-Qaeda onder één hoedje speelt. Ook vond hij dat Iraanse bedrijven verhinderd zouden moeten worden internationaal zaken te doen. Hij stelde daarnaast letterlijk dat hij er naar uitzag de overeenkomst met Iran terug te draaien. De kans is dus levensgroot aanwezig dat hij Trump zal adviseren zich uit de nucleaire overeenkomst met Iran terug te trekken, als Trump zich in mei weer moet uitspreken over het al dan niet voortzetten van de deal. Pompeo is er voorts van overtuigd dat de Russen wel degelijk hebben geprobeerd de Amerikaanse verkiezingen te beïnvloeden, maar stelt daarnaast dat er niets is gebleken van een geslaagde poging tot het beïnvloeden van stemgedrag. Hij blijft Rusland echter wel zien als een gevaar voor de westerse wereld. Het uitwijzen van zestig Russische diplomaten als vergelding voor de gifaanval op de voormalige Russische spion Sergei Skripal zal zijn goedkeuring zeker kunnen wegdragen. Wat betreft Noord-Korea heeft Pompeo onlangs nog aangegeven dat de insteek voor de onderhandelingen met Kim Jong-un de totale, verifieerbare denuclearisatie van dat land zal moeten zijn. Zolang dat niet het geval is, zal volgens hem de sanctiedruk op het land in stand moeten blijven. Het is zeer de vraag of de Noord-Koreaanse dictator zich daartoe zal laten dwingen.

Bolton heeft gewerkt als Amerikaans ambassadeur van de regering van George W. Bush bij de Verenigde Naties. In 2003 was hij een fervent voorstander van de aanval op Irak en is dat tot op de dag van vandaag blijven verdedigen. Daarmee verschilt hij van inzicht met Trump, die een verklaard tegenstander van de oorlog in Irak was en is. Voorts heeft Bolton in het verleden meerdere malen aangedrongen op het bombarderen van de nucleaire installaties in Iran en Noord-Korea. Daarnaast is hij, net als Trump, niet overtuigd van het feit dat Rusland heeft geprobeerd de Amerikaanse verkiezingen te beïnvloeden. Ondanks het feit dat Bolton recent verklaarde dat zijn vroegere uitspraken achter hem liggen en dat wat nu telt de mening van de president is, zullen zijn adviezen aan Trump de positie van Iran en Noord-Korea er niet makkelijker op maken.

Blijft over Mattis, de stoïcijnse krijgsman met duidelijk diplomatieke gaven. Hij heeft meerdere malen aangegeven dat hij weliswaar niet gelukkig is met de Iran-deal, maar dat het tenminste tot uitstel leidt van een Iraanse nucleaire capaciteit en dat de deal om die reden niet zou moeten worden opgezegd. Voorts is hij een verklaard tegenstander van welke militaire optie tegen Noord-Korea dan ook, wijzend op de desastreuze gevolgen voor de regio en de wereld. Wat Rusland betreft volgt hij de NAVO-lijn, waarin Rusland in toenemende mate als agressor wordt gezien. Hij stelt ook zeer duidelijk dat één lijn moet worden getrokken met de NAVO-bondgenoten. Daarin wijkt hij duidelijk af van Trump.

Maar de lakmoesproef voor de nieuwe samenstelling van de veiligheidsautoriteiten van de regering Trump wordt de komende weken gevormd door de onderhandelingen met Noord-Korea en het besluit over de voortzetting van de nucleaire overeenkomst met Iran. Het feit dat nu drie heethoofden – Trump, Pompeo, Bolton – voor harde aanpak van Noord-Korea en Iran zijn, terwijl daar tegenover slechts één oude, wijze generaal – Mattis – staat als minister van Defensie die een gematigder koers voorstaat, maakt de wereld er niet veiliger op. Het is te hopen dat Mattis zijn invloed kan doen gelden, maar daarvoor is het van belang dat Pompeo en Bolton in hun nieuwe hoedanigheid hun toon en adviezen aan de president matigen. En wat Trump met die adviezen doet? Dat is niet absoluut te voorspellen.

‘Ze hebben ons land ingepikt en ons tot slaaf gemaakt’

2
Surinaams-indiaanse Nederlanders willen dat het Nederlandse parlement de moorden op de indianen in Suriname erkent als genocide. De Kanttekening sprak twee Surinaams-indiaanse Nederlanders en publicist Serv Wiemers. ‘We willen daarover een brief aan de Tweede Kamer sturen.’

Inge Pierre (48) en Dorethy Sabajo (46) zijn Surinaams-indiaanse Nederlanders. Ze wonen allebei in Amsterdam. Pierre schat dat er in onze hoofdstad zo’n vijftienduizend Surinaams-indiaanse Nederlanders wonen. ‘Maar hoeveel precies, dat weten we niet. De gemeente heeft ons nooit geteld.’ Pierre woont sinds haar dertiende in Nederland. ‘Ik emigreerde, omdat er in Nederland meer kansen zijn om te studeren. Ik heb enkele jaren rechten gestudeerd.’ Sabajo is op haar achttiende naar Nederland vertrokken. Ze vluchtte vanwege de Binnenlandse Oorlog. ‘Het was voor onze familie niet meer veilig daar.’

Twee werelden
Pierre is sinds 2013 voorzitter van de Stichting Kaikoesie, die zich inzet voor de rechten van Surinaamse indianen. Ze groeide op in haar familiedorp, Pierre Kondre, in de binnenlanden van Suriname. Haar ouders waren onderwijzers en werden overal in het land uitgezonden. ‘Ze kozen vooral voor de inheemse dorpen, om aan indiaanse kinderen les te geven.’ Pierre werd opgevoed door haar grootouders en had een onbezorgde jeugd, waar ze met enige nostalgie aan terugdenkt. ‘We gingen zwemmen in de rivier en hadden heel veel feesten. Mijn grootvader ging jagen en vissen om voor eten te zorgen. Ons basisvoedsel was de cassavewortel, die gebruikt werd voor de soep, en we dronken de drank kasiri. Elke familie had een eigen stukje grond, maar we hielpen elkaar als gemeenschap om het stukje grond te verbouwen.’

Sabajo komt uit Bernhard-dorp, vernoemd naar Prins Bernhard (1911-2004). Het dorp ligt vlakbij Paramaribo. ‘Het dorp is erg verwesterd. Tegenwoordig lopen kinderen daar met mobiele telefoons rond en tablets, maar toen ik jong was moesten we zelf ons speelgoed maken. Je hebt geen luxe nodig om gelukkig te zijn.’ Indianen leven volgens Sabajo vaak in twee werelden. ‘Ze hebben een baan in de grote stad, maar hebben daarnaast nog steeds hun eigen stukje grond en gaan soms op jacht.’

De indianen in Suriname spreken al jaren niet meer hun eigen taal, maar Nederlands. ‘We moesten als kinderen goed Nederlands spreken, anders kreeg je straf’, zegt Pierre. ‘De eigen indiaanse identiteit zat vooral in rituelen.’ Pierre en Sabajo werden, toen ze ongesteld werden, met een overgangsritueel vrouw. Sabajo moest ook de mierenproef ondergaan. ‘Ik werd met kasiri ingesmeerd en vervolgens werden er enkele yuku-mieren op mij losgelaten, die mij gingen prikken. Daarna werd ik schoongewassen, kreeg ik een cadeautje en mocht ik feesten met de volwassen.’

Naar Nederland
Begin jaren tachtig emigreerde Pierre naar Nederland. ‘Omdat hier meer kansen waren. Het meest opvallende in mijn nieuwe vaderland was het lawaai. Het is hier nooit stil. Auto’s, bussen, de tram, enzovoorts. Het was net een machine. In Suriname was het altijd heel stil. We woonden in een afgelegen dorp, maar maakten ook niet veel lawaai. Dat mocht niet van mijn grootvader. Indianen mochten niet opvallen, moesten onzichtbaar zijn. Anders zouden we de dieren en de waterwezens storen. Het had daarnaast ook te maken met de koloniale tijd. We waren altijd op onze hoede.’ Als westerse toeristen haar dorp bezochten moesten alle kinderen zich verstoppen. ‘Onze families vreesden dat de kinderen anders meegenomen zouden worden. Die toeristen hadden geen slechte bedoelingen hoor. Kinderen hadden geen kleren aan en ze dachten dat wij heel arm en zielig waren. Maar dat viel wel mee. We hadden het goed. En we hadden ook een televisie in ons dorp.’

Pierre voelt zich thuis in Nederland, maar heeft soms wel last van heimwee. ‘Ik heb me aangepast, maar soms wil ik graag terug. Ik mis vooral de rust. De luxe in Nederland is wel fijn, maar er wordt te weinig gedacht aan het milieu. Auto’s maken niet alleen veel lawaai, maar zorgen ook voor veel vuiligheid. De balans tussen natuur en mens is doorgeslagen in de moderne wereld. De natuur delft het onderspit.’

In tegenstelling tot Pierre emigreerde Sabajo niet uit vrije wil naar ons land. Ze moest vluchten vanwege de Binnenlandse Oorlog. Het Nationale Leger van Desi Bouterse vocht tussen 1986 en 1992 tegen het rebellenleger van Ronnie Brunswijk, het zogenoemde Jungle-commando. Sabajo: ‘Bouterse maakte de indianen bang en zei dat ze zich moesten verdedigen tegen het Jungle-commando. Ook beloofde Bouterse dat hij de landrechten van de indianen zou respecteren.’

De indianen werden echter voor de gek gehouden. ‘Mijn oom kreeg in de gaten dat de indianen werden gebruikt. Hij trok zich daarom terug uit de regeringsgezinde Tukayana-militie en kwam in opstand tegen Bouterse. Dat duurde dit niet lang. Hij en zijn medestanders werden door het Nationale Leger opgejaagd en gevangengenomen. Ze werden daarna gemarteld en uit de weg geruimd. We weten nog steeds niet precies wat er gebeurd is, maar volgens de geruchten zijn ze met kettingzagen vermoord.’ Sabajo moest uiteindelijk vluchten, omdat haar moeder de leider was van een groep demonstranten, bekend als de ‘Boze Moeders’, die in Paramaribo protesteerden tegen de verdwijning van hun zonen. ‘Het was niet meer veilig voor ons. Mijn moeder werd bedreigd, omdat ze zich durfde uit te spreken. We zijn halsoverkop naar Nederland gevlucht.’

Genocide
Pierre en Sabajo willen graag dat hun gemeenschap beter in kaart wordt gebracht, zodat ze zich beter kunnen emanciperen als groep. Pierre: ‘Het nadeel is dat we als groep heel onzichtbaar zijn. Spaanstalige indianen, die opkomen voor de rechten van indianen in Peru en Bolivia, zijn veel mondiger. Maar dat komt misschien ook wel omdat ze een veel grotere groep vertegenwoordigen. In Suriname wonen tussen de vijfentwintigduizend en dertigduizend indianen.’ Sabajo: ‘Veel indianen zijn naar Frans Guyana gevlucht, vanwege de Binnenlandse Oorlog.’

In de koloniale tijd zijn als gevolg van moord en ziekte ook veel indianen omgekomen. Pierre: ‘In 1593, bijna honderd jaar na Columbus (1451-1506, red.), kwamen de Portugezen als eerste in Suriname aan. Ze hebben ons land ingepikt en ons tot slaaf gemaakt. Later kwamen er ook zwarte slaven, vanuit Afrika, die op de plantages moesten werken. De Nederlanders kregen Suriname van de Engelsen in ruil voor Nieuw-Amsterdam, het huidige New York. Gouverneur Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck (1637-1699, red.) sloot in 1686 met de indianen een vredesverdrag, waarin werd afgesproken dat indianen geen slaaf meer mochten worden. Maar Van Sommelsdijck hield zich niet aan het verdrag en moordde veel dorpen uit. Hetzelfde wat Jan Pieterszoon Coen (1587-1629, red.) in Indonesië deed met de Banda-bevolking.’ Pierre wil graag dat het Nederlandse parlement de genocide op de indianen erkent, net zoals ze de Armeense genocide (1915-1923) heeft erkend. ‘We willen daarover een brief aan de Tweede Kamer sturen. In het Nederlandse geschiedenisonderwijs moet aandacht geschonken worden aan deze zwarte bladzijde.’

Kun je wat de indianen is overkomen wel genocide noemen? Historicus Peter Cozzens, die het boek De aarde huilt: de strijd van de indianen om West-Amerika 1866-1891 (2017) schreef, ontkent dat er sprake was van genocide. Serv Wiemers (50), oud-diplomaat (in Peking, 2000-2005) en publicist, is het daar niet mee eens. Wiemers, auteur van onder meer de boeken Op pad voor democratie, Nederlandse waarnemers bij buitenlandse verkiezingen (1998) en De inhaal-Chinees: portretten van trendsetters in China (2006), schrijft onder meer over mensenrechten en inheemse volken. ‘Het is feitelijk genocide, gepleegd door de machthebbers uit Europa. Vanaf dag één van de kolonisatie van Amerika is de stoomwals uitgerold. De indianen zijn op grote schaal afgeslacht. Hele dorpen zijn uitgemoord. Ook door de Nederlanders in hun kolonie Nieuw-Amsterdam. In Noord-Amerika zijn grote groepen indianen gedeporteerd. Zo zijn indianen van de oostkant naar de westkant van de Mississippi verjaagd. Tijdens deze barre tocht, the trail of tears, zijn naar schatting zo’n vierduizend doden gevallen. Ook hebben de Europeanen bewust besmettelijke ziekten verspreid en is de bizon uitgemoord, om de indianen op de prairies op de knieën te krijgen.’

Maar het doel van de Europeanen was toch niet om alle indianen uit te moorden? Wiemers: ‘Genocide betekent niet dat iedereen moet worden uitgeroeid, maar dat een bevolkingsgroep feitelijk moet verdwijnen. Dat is ook gebeurd. Dankzij moord en ziektes is circa negentig procent van de indianen omgekomen. Er zijn echt heel veel voorbeelden van moordpartijen, van het bewust uitschakelen van de bevolkingsgroep door middel van sterilisatie. En dan heb je ook nog culturele genocide, het verbod op het spreken van de indiaanse talen. Niet voor niets heeft Adolf Hitler (1889-1945, red.) de massamoord op indianen gebruikt als inspiratie voor de Holocaust (1941-1945, red.).’

Geschiedenislessen
Wiemers raakt al vroeg gefascineerd door het lot van de indianen. ‘Toen ik heel jong was zag ik op de televisie Amerikaanse indianen protesteren. Dat vond ik als kind heel bijzonder. Er bestonden nog steeds indianen. En ze streden ergens voor. Ik heb mijn scriptie voor internationaal recht ook over de indianen geschreven.’

Wat is dan hun boodschap, wat kunnen we van indianen leren volgens Wiemers? ‘In onze westerse, christelijke samenleving staat de mens aan de top van de piramide, boven de dieren. De indiaanse filosofie is heel anders. Ze geloven dat alles wat beweegt een geest heeft. Dieren en planten, maar ook de wind. Alles wat leeft en beweegt moet met elkaar harmonie zijn. Volgens de indianen is de schepping dankzij milieuvervuiling uit balans geraakt. Daarom protesteren ze in Amerika tegen een oliepijpleiding in hun gebied en tegen genetisch gemodificeerde gewassen. Indianen zijn op een diepere manier bewust van onze natuur. Milieuvervuiling doet hen pijn. Natuurrampen gebeuren niet zomaar. De natuur protesteert tegen wat de mensen allemaal aanrichten.’

‘Nederland is geen bacovenwinkel’

0
‘Dit is Nederland. Wil je snel je Nederlands paspoort, dan moet je je aan de regels houden.’

De Surinaamse Maureen Ronde zorgde onlangs voor ophef door de Nederlandse inburgeringscursus te weigeren. Ronde volgde in haar jeugd de lagere school in Nederland. Toen Suriname in 1975 onafhankelijk werd, emigreerde ze naar haar geboorteland. Twee jaar geleden kwam ze terug. Ze vroeg een Nederlands paspoort aan. De Immigratie- en Naturalisatiedienst vroeg haar om een inburgeringscursus te doen. Ronde weigert dat. Ze zei in een interview met de Telegraaf ‘Turken die de taal helemaal niet spreken, krijgen wél een vrijstelling’. Niet alleen Turken, ook Zwitsers en mensen van binnen de Europese Unie hoeven geen inburgeringstraject te doorlopen. Voor de rest van de wereld geldt die verplichting wel.

De Kanttekening sprak daarover Ivar Noordenbos, woordvoerder van minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, VVD-Tweede Kamerlid Bente Becker, Bij1-kandidaat bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen So Roustayar en Jonathan Bikker, curator van het Rijksmuseum, die ook verplicht moest inburgeren.

Bacovenwinkel
Op de website van de Surinaams-Nederlandse krant Waterkant leidt het onderwerp tot verhitte discussies. Ene Pakiratigri schrijft: ‘Het is goed als Surinamers voor zichzelf opkomen. Van Nederlanders hoef je niet veel te verwachten. Waren zij ooit niet degenen die slavenhandel tot een hobby maakten? En nu willen ze eisen stellen?’ Ene Sari Tori ziet het juist anders: ‘Dit is Nederland. Wil je snel je Nederlands paspoort, dan moet je je aan de regels houden. Nederland is geen bacovenwinkel (Surinaams voor bananenwinkel of warwinkel, red.). Op je droge reet zitten en vruchten werpen dat gaat mooi niet.’

Eeuwenlange relatie
Noordenbos verdedigt de inburgeringscursus voor Surinamers. ‘Het gaat niet alleen om taal’, zegt hij. ‘Het gaat ook om het leren kennen van de arbeidsmarkt, om maar iets te noemen. Los daarvan bestaat er voor Suriname wel degelijk een mildere behandeling. Dat komt door de eeuwenlange relatie van Nederland met dat land.’ Waarom is er dan niet een verdrag gesloten met Suriname om dit op te lossen? ‘Er is geen verdrag, maar wie in Suriname de middelbare school heeft afgemaakt met een voldoende Nederlandse taalvaardigheid, hoeft geen inburgeringsexamen te doen.’

De zaak van Ronde staat niet op zichzelf. In 2009 moest Bikker zihc melden voor een inburgeringstraject. Opmerkelijk, aangezien hij op dat moment bij het Rijksmuseum werkte als curator van zeventiende-eeuwse Hollandse meesters. Een Rembrandt-expert met Nederlanders ouders die opgroeide in Canada en voor zijn studie Nederlands had geleerd moest zich ondanks een indrukwekkend curriculum vitae tóch melden. Hij liet het er niet bij zitten, maar hoe de hoorzitting over zijn lot afliep weet hij negen jaar na dato nog niet. ‘Ik heb er nooit meer iets van gehoord’, laat hij weten. Hij werkt nog altijd op dezelfde plek.

Geen uitzonderingen
Integratie is nooit ver weg van de politieke agenda. Hoe kijkt regeringspartij VVD, tevens de grootste van het land, naar deze specifieke kwestie? ‘Ongeacht een verdrag dat Turkse Nederlanders uitzondert van de verplichting inburgeringsexamen te doen verwacht de VVD dat iemand die naar Nederland komt zich inspant om mee te doen’, zegt Decker. ‘Integratie is voor alle nieuwkomers even belangrijk, dat geldt ook voor Surinamers.’ De partij zegt sowieso te willen voorkomen dat conflicten en onvrijheden uit het thuisland naar Nederland worden geïmporteerd. ‘Daardoor integreren mensen onvoldoende. Dat risico bestaat bijvoorbeeld als moskeeën onder aansturing staan van de Turkse overheid, die vervolgens dicteert wat mensen van Turkse komaf hier zouden moeten doen en vinden.’ Eerder deze week is een motie van de VVD, waarin transparantie bij de financiering van moskeeën wordt geëist, aangenomen.

Gelijke monniken, gelijke kappen
Roustayar ziet inburgeringscursussen sowieso niet zitten. Roustayar wijst op het gedeelde verleden van Nederland met landen als Suriname en Turkije. ‘Surinaamse Nederlanders zijn Nederlanders en dus onderdeel van de samenleving, net als Turkse Nederlanders. Beide landen hebben een geschiedenis met Nederland, die amper terugkomt in het onderwijs.’ Er zit nog een andere kant aan inburgeringscursussen, vindt Roustayar. ‘Met het beleid waarbij Surinamers wel en Turken niet een cursus moeten volgen, zet je groepen tegen elkaar op.’ Bovendien pleit de Bij1-kandidaat voor gelijke monniken, gelijke kappen. ‘Wanneer de overheid vindt dat men bepaalde regels en wetten of enige kennis over Nederland zou moeten verkrijgen, dan zou Bij1 graag zien dat we dat doortrekken naar iedereen. Dus ook EU-ingezetenen.’

Waarom hoeven Turken niet in te burgeren?
In 2011 besliste de Centrale Raad van Beroep dat Turkse Nederlanders niet verplicht kunnen worden een inburgeringscursus te volgen. De uitspraak volgde op een overeenkomst tussen Turkije en de EU, die al in de jaren zestig werd gesloten. Dat om naar Europa migrerende Turken niet te belemmeren bij het vinden van werk. Het associatierecht bepaalt bovendien dat Turken die in Nederland wonen niet slechter behandeld mogen worden dan Europeanen. Sinds 1973 zijn er geen nieuwe regels toegevoegd aan de bepaling, waardoor een inburgeringsexamen voor Turken niet van toepassing is.