20.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 858

‘Populisme kanaliseert onbehagen in de samenleving’

0
Overal komen populisten via de stembus in het zadel. Toch staan veel kiezers ambivalent tegenover hun keuze. Hoe werkt dat? ‘Mensen vertrouwen politici niet zomaar meer.’

Het populisme viert hoogtij. Populistische partijen doen het niet alleen goed in Nederland, maar ook elders in Europa en daarbuiten. Met de verkiezing van Donald Trump als president van Amerika loopt dat land zelfs voorop in die ontwikkeling. Veel burgers die ontevreden zijn over bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen of de gevestigde politieke orde uiten die onvrede door te stemmen op een populistische partij. Roy Kemmers, promovendus en docent Sociologie aan de Erasmus Universiteit, probeert het politiek onbehagen van zulke burgers te begrijpen. Hij sprak met boze burgers en kwam tot de ontdekking dat die niet altijd tevreden zijn met hun stem op een populist. De Kanttekening sprak hem.

Hoe komt het dat het populisme zo groot is geworden?
‘Er zijn daar veel theorieën over. De meest dominante daarvan is die van de ‘globaliseringsverliezers’. Veel mensen zien dat de modernisering en globalisering heeft plaatsgevonden en dat dit niet voor iedereen goed heeft uitgepakt. De hoogopgeleiden hebben ervan geprofiteerd. Laagopgeleiden zagen hun banen bijvoorbeeld vertrekken naar lagelonenlanden en de frustratie die ze daarbij voelen, eventueel gecombineerd met een anti-immigratie-sentiment, wordt verwoord door populisten. In Nederland was dat eerst Pim Fortuyn, daarna Geert Wilders en nog wat mensen ertussen. De frustratie van de verliezers van de modernisering zeg maar.’

Klopt die theorie dan niet?
‘De zojuist genoemde theorie neemt niet in ogenschouw dat mensen zelf een betekenis geven aan die verandering. Hoe mensen er zelf toe zijn gekomen om op een populistische partij te gaan stemmen of om helemaal niet te gaan stemmen, om zich maar tegen de gevestigde orde te keren. Ik was benieuwd hoe mensen daar zelf invulling aan geven. Dus die moderniseringsverliezers-theorie is wel plausibel, want het zijn vooral laag opgeleide mensen die op die partijen stemmen, met iets lagere inkomens, maar als je wil weten waarom ze op die partijen stemmen, moet je met ze gaan praten en dat heb ik gedaan.’

Wat zijn uw bevindingen?
‘Ik merkte dat mensen zich niet van de één op andere dag tegen de gevestigde politiek keerden, maar dat het een geleidelijk proces is. Mensen hebben altijd een introductie nodig van zo’n boodschap tegen de gevestigde orde. In Nederland deed vooral Fortuyn dat. Hij maakte hen bewust van een bepaald probleem of dat er iets moest gebeuren. Maar iemand kan zich ook inlezen op een website of een boek. Daarna proberen mensen zich toch wat meer te verdiepen in het populisme en komen ze erachter dat er meer mensen zijn die zo denken. Ik sprak een man, met een christelijke achtergrond, die had zich verdiept in de islam en zijn mening was toen dat de islam geen religie was en niet gelijkgesteld kon worden met het christendom. Hij vond de islam een gevaar voor de samenleving op basis van zijn eigen onderzoek en hij heeft dat aangekaart bij een grote christelijke partij, zodat die daar meer stelling tegen kon nemen. Maar die partij was daar niet ontvankelijk voor. En dat is dan reden voor zulke mensen om op een populistische partij te stemmen, omdat hun ongenoegen niet door de instituties wordt gehoord, waardoor ze zich uiteindelijk afkeren van de gevestigde politiek.’

Stemmen mensen uit onvrede op een populistische partij? Is het een tegenstem?
‘Dat is zeker zo. Maar ik ben zelf vooral geïnteresseerd in waarom mensen een hekel hebben gekregen aan de gevestigde politiek. Ik heb interviews gehouden met PVV- stemmers en niet-stemmers. Onder die twee categorieën is het onbehagen over de politiek het grootst. Er zijn mensen die zeggen dat populisme en de democratie op gespannen voet met elkaar staan, want populisme is er uitsluitend voor de wil van het volk, terwijl democratie ook over de rechten van minderheden hoort te gaan. Daarbij is de rechtsstaat belangrijk, maar die staat op zijn beurt weer de wil van het volk in de weg. Hoewel er discussies zijn of het bijdraagt aan de democratie of dat het daar afbreuk aan doet, zijn de meesten het erover eens dat het populisme onbehagen in de samenleving kanaliseert en dat dat aspect ervan democratisch gezien goed is.’

Waarom?
‘Het kanaliseert het onbehagen dat bij mensen leeft ten aanzien van de instituties. Je zou dan wel verwachten dat mensen die op een populistische partij stemmen de voldoening van die kanalisering ervaren, want ze voelen zich vertegenwoordigd in het parlement en de instituties. En van niet-stemmers zou je verwachten dat ze dat soort voldoening missen.’

Hoe effectief zijn populistische partijen in het kanaliseren van die ontevredenheid?
‘Dat is inderdaad de vraag. Ik ontdekte dat die theorie voor sommige ontevreden burgers opgaat, maar lang niet voor allemaal. Van de mensen die ik sprak blijkt een deel blij te zijn op de PVV gestemd te hebben en heeft daar voldoening uit gehaald, maar niet-stemmers halen er weer geen voldoening uit. Maar ik kwam ook PVV-stemmers tegen die helemaal niet zo tevreden waren met hun stem en die voldoening niet ervoeren en ik sprak weer niet-stemmers die wél die voldoening hadden. Dat is dus niet zo makkelijk te begrijpen vanuit die kanaliseringstheorie.’

Hoe valt dat te verklaren?
‘Ik heb gemerkt bij mijn interviews dat er bij de mensen iets onder zit, iets wat niet echt benoemd wordt, wat de verschillen tussen PVV-stemmers en niet-stemmers wel kan verklaren. Ik heb dat machtsoriëntatie genoemd. Dat geeft weer dat die mensen het idee hebben hoe de macht in elkaar zit en verdeeld wordt in de politiek. Enerzijds zijn er mensen met een transparante machtsoriëntatie, die vinden dat de macht in Den Haag ligt, bij de regering en het parlement, waar Wilders niet bij de gevestigde orde hoort. Anderzijds is er de ondoorzichtige machtsoriëntatie, mensen met deze oriëntatie geloven niet in Den Haag als centrum van de macht, maar dat er achter de schermen juist grote machten zijn die aan de touwtjes trekken, zoals de multinationals, de Linkse Kerk, de Bilderberg-groep, vage elites zeg maar. Als je dat onderscheid neemt, merk je dat bij de eerste groep, die theorie over het kanaliseren werkt. De PVV-stemmers zijn blij dat Geert daar zit, hen vertegenwoordigt en precies zegt wat ze willen en de niet-stemmers, met de transparante machtsoriëntatie, zeggen dat ze er in Den Haag een zooitje van hebben gemaakt en dat ze niet meer mee willen doen. Daar is een gebrek aan voldoening, omdat ze ervoor kiezen om niet meer mee te doen in de enige arena die er voor hen politiek toe doet.’

Is er nog een andere kant?
‘Het is ook om te draaien. Er zijn aan de kant van de mensen met een ondoorzichtige machtsoriëntatie ook PVV-stemmers die niet tevreden zijn met hun stem op Wilders en die vinden dat het het toch niet waard geweest is. Ze denken dat de gevestigde orde toch aan de macht blijft en alles wat Wilders voorstelt naar de prullenbak verwijst. De niet-stemmers met deze oriëntatie vinden hun niet-stem juist een politieke daad, waarmee ze willen aangeven dat stemmen toch geen zin heeft. Dus niet-stemmen geeft hen veel voldoening, omdat ze een punt kunnen maken. Voor allebei de kanten is wat zij doen de werkelijkheid.’

Biedt het populisme een identiteit?
‘Ik denk het wel. Er zijn hele grote Facebook-groepen van mensen die op Wilders stemmen of die nationalistisch zijn. Daarin wordt zo’n identiteit wel gecultiveerd. Ze vinden daar mensen zoals zichzelf en willen zich daarbij aansluiten. Dat is prettig en dat werkt heel goed. Je voelt je dan echt verbonden met mensen die er dezelfde ideeën op nahouden.’

Waarom blijven sommige stemmers gefrustreerd nadat ze op een populistische partij hebben gestemd?
‘Als die mensen het idee hebben dat het toch allemaal niet bepaald wordt in Den Haag, dat het dus niet transparant gebeurt en dat de voorstellen van de PVV niet op hun waarde worden beoordeeld, maar juist worden weggestemd, puur omdat ze van Wilders komen, dan krijgen ze het gevoel dat ze het voor niks gedaan hebben. Dat er grotere machten spelen en dat hun stem toch niet telt. Het algemene punt is dat het in Den Haag niet gebeurt en dat er zelfs meer bepaald wordt bij de Europese Unie, waardoor ze hier helemaal niks meer te zeggen hebben.’

Hoe komt het dat burgers zo wantrouwend tegenover de politiek staan?
‘Al sinds de jaren zestig zijn er heilige huisjes omver geschopt, is er een patroon van detraditionalisering en is het gezag van gevestigde instituties steeds minder vanzelfsprekend. Er is sprake van wantrouwen in de politiek, bijvoorbeeld omdat politici ontmaskerd worden nadat ze steekpenningen hebben aangenomen, maar ook in de wetenschap en ook in de rechterlijke macht. Mensen vertrouwen politici niet zomaar meer.’

Bieden populistische partijen altijd een redelijke oplossing?
‘Wat ze wel doen is veel zaken politiseren, bepaalde dingen idealiseren. Vaak wordt gezegd dat alles maar bestuurbaar moet zijn, dat er consensus moet komen, dat partijen water bij de wijn moeten doen en dat ze er samen wel uitkomen, maar de vraag is of de idealen daarmee niet gaan verwateren. Mensen als Fortuyn en Wilders gaan juist niet voor het pragmatische, maar juist voor de idealen.’

Noemt u populistische partijen idealistisch?
‘In zekere zin is dat natuurlijk zo. Margaret Canovan, een bekende expert uit de jaren tachtig en negentig, gaf al aan dat de politiek twee kanten heeft: het pragmatische en het verlossende en dit laatste, het nastreven van idealen. De pragmatische kant is meer het nemen van verantwoordelijkheid. Het populisme legt de nadruk op die verlossende kant, de wil van het volk en leunt daar heel zwaar op. Zonder concessies te doen aan verantwoordelijkheden zoals de rechtsstaat, de rechten van minderheden of verdragen die in de weg zitten. Fortuyn zei dat Artikel 1 maar afgeschaft moest worden als hij zijn punt niet kon maken en Wilders wil niet geregeerd worden door allerlei Europese verdragen, omdat hij vindt dat de soevereiniteit van het land door dergelijke verdragen overschaduwd wordt. Op zo’n manier kun je het punt maken dat ze gaan voor de redemptieve kant, of je zou het idealistisch kunnen noemen. Het is in die zin een tegencultuur tegen de technocratie, het besturen om het besturen, net als dat vroeger in de jaren zestig gebeurde.’

Hoe gaat de bevolking om met het populisme?
‘Dat is een beetje de vraag voor de toekomst. Je ziet nu dat het stemmen op populistische partijen effect gaat krijgen, in die zin dat het regeringen en de koers van een land gaat beïnvloeden. Kijk maar naar de Brexit of naar Amerika, waar Trump nu aan de macht is. Vroeger was er een soort cordon sanitaire rondom die partijen, waarin niet met populisten of anti-immigratie-partijen werd samengewerkt. In Nederland zag je dat al bij Janmaat en zijn partij Centrum Democraten. Maar dat waren partijen die geen regeringsverantwoordelijkheid hadden en dat is nu aan het omslaan. Wilders heeft al meegedaan aan een gedoogconstructie en in omliggende landen zie je dat ook steeds meer. Het is dus zeer interessant om te kijken hoe dit zich in de toekomst verder gaat ontwikkelen, hoe mensen eronder zijn en wat ze ervan merken. Ik ben ook benieuwd of mensen gaan zeggen dat het nu wel klopt, als populisten meer aan de macht komen.’

Een baan voor een week

0

Het was warm, het nieuwe terras van het Lloyd Hotel was bijna af. De banken en tafels en een aantal stoelen stonden er al, mijn leerlingen waren druk bezig plastic en karton van hippe loungestoelen af te halen. ‘Hoe gaat het?’, vroeg ik. Ik was op stagebezoek bij Chrysa en Jelena. Ze liepen een weekje mee in het Lloyd Hotel, bij de receptie en in de keuken. Een weekje, zo lang (of beter kort) duurt de snuffelstage voor 3 vmbo.

‘Vijftig stoelen uitpakken’, Jelena sloeg haar ogen ten hemel. Maar het hoort erbij. Verder beviel de stage wel. ‘Het is leuk hoor’, zei Jelena. Maar soms wordt het ook wel saai. En dan wordt het met elke tien minuten saaier.’ Voor zichzelf heeft ze een andere carrière op het oog. ‘Ik wil advocaat worden.’ Chrysa beviel het beter, zij wil iets gaan doen richting hospitality.

De donderdag na de stageweek bespreken we tijdens het mentoruur alle stages. Iedere leerling heeft drie gebieden kunnen opgeven waarin hij/zij stage wil lopen en iedereen heeft binnen die persoonlijke top drie een plaatsje gekregen.

De bescheiden Lucretia heeft bij een kraamzorgorganisatie stage gelopen. ‘Vrijdag waren ze me vergeten.’ Daarom was zondag haar eerste stagedag. Ze ging mee op kraambezoek naar een net bevallen moeder en daar deed ze alle dingen die een kraamverzorgster moet doen. Baby wassen, wat huishoudelijke taken, moeder bijstaan. Dat ging kennelijk zo goed dat ze op de laatste dag zelfstandig taken mocht uitvoeren. ‘Ik waste de baby helemaal alleen.’ Een steile leercurve. ‘Ik trilde helemaal!’ Maar het was goed gegaan.

Soraya was aan de beurt. Ik was bij haar op stagebezoek geweest, en ik wist al dat het erg goed was gegaan. Soraya wil architect worden en ze had een stageplek toegewezen gekregen bij AHH, het architectenbureau dat in 1958 is opgericht door Herman Hertzberger. Het is niet alleen een gerenommeerd bureau, het is ook de ontwerper van onze school. Van haar Italiaanse supervisor kreeg ze opdracht om haar droomhuis in Italië te ontwerpen. Ze maakte tekeningen en ze bouwde een maquette. Haar Italiaanse stagebegeleider was onder de indruk. ‘I only gave her some tips and schedules, but she did everything by herself in a very good way.’ In het Engels communiceren was geen probleem. Bonuspunten.

Niet alle stages waren overigens van een leien dakje gegaan. Osko had stagegelopen in een fabriek. ‘Ze maken aansluitingen voor olievaten.’ Het klonk nogal lusteloos, dus ik begreep dat zijn hart daar niet sneller van ging kloppen. ‘En hoe ging het?’, vroeg ik. De begeleiding was niet goed geweest. Hij had van tevoren gebeld, kreeg geen contact, was langs geweest en hij had op z’n zachtst gezegd niet echt een hartelijke ontvangst gekregen. Op zijn hardst gezegd was men gewoon niet geïnteresseerd. Het stonk in de fabriek en de overall en laarzen die hij had gekregen pasten hem niet. Al snel voelde hij zich niet zo lekker, wilde even frisse lucht happen. ‘He, he, niet zomaar weglopen!’, zei zijn begeleider. Maar Osko wilde weg uit de stank. ‘Nou, als je niet wilt blijven, blijf dan ook maar helemaal weg.’ En zo was de stage afgelopen. Nee, dit bedrijf zou hij niemand aanraden. Hoe het helemaal precies zit, weet ik niet. Maar ik denk dat dit bedrijf niet helemaal ingesteld is op het bieden van een helpende hand aan stagiaires. Dat zijn tenslotte niet allemaal leergierige en gemotiveerde Soraya’s. Hoe vervelend zoiets ook is, de gemiste dagen moet hij wel in zijn vrije tijd inhalen op een andere plek.

Ten slotte was daar nog Jeffrey. Zijn hobby’s zijn onder anderen eten en slapen, dus ik vroeg me af hoe een stage aan die interesses tegemoet zou komen. Maar het was wonderwel goed verlopen. Hij had een stage gevonden bij het West Indisch Huis. Zijn begeleider had zelf vijfentwintig jaar geleden op het Montessori College Oost gezeten. Jeffrey had meegeholpen bij het klaarmaken van de locatie voor een trouwpartij en het was zo goed gegaan dat hij een baan aangeboden had gekregen.

Zo’n stage is een opsteker. Een mooi bijeffect is dat kinderen school na zo’n stage een stuk positiever waarderen. Nee, school is zo slecht nog niet. En zo is het. Werken kun je de rest van je leven nog.

De namen in deze column zijn gefingeerd

‘Anti-fascisme’ is het fascisme van deze tijd

2

Enkele maanden geleden was ik aanwezig op een conferentie waar een Griekse professor sprak over zijn ervaringen met Griekse ‘anti-fascisten’. De beste man, Angelos Syrigos, die doceerde aan de Panteion Universiteit, had het aan de stok gekregen met de daar aanwezige ‘anti-fascisten’. Hij was al bij hen in de picture gekomen doordat hij in een interview had gezegd dat fascisten geweld gebruiken. Toen hij op een dag een ‘anti-fascist’ die op zijn universiteit graffiti aan het aanbrengen was, probeerde te stoppen, was het hek van de dam. Hij werd door ‘anti-fascisten’ in elkaar geslagen. Op zijn universiteit werden overal posters opgehangen met zijn gezicht erop en erboven de tekst ‘dit is de fascist’. In Griekenland hebben ‘anti-fascistische’ knokploegen op universiteitscampussen vrij spel, omdat een oude wet de politie verbiedt het universiteitsterrein te betreden en de beveiliging het niet aandurft in te grijpen.

Nu is Nederland geen Griekenland. Maar ook hier is de dreiging die uitgaat van het ‘anti-fascisme’ reëel. Het aantal incidenten in Nederland waarbij ‘anti-fascisten’ laten zien gebruik te maken van ondemocratische middelen om hun doelen te bereiken, stapelt zich op, in zoverre dat het inmiddels een trend is geworden. De bekladding van de huizen van PVV’ers in verkiezingstijd. De intimidatie van IND-medewerkers. Gewelddadige acties bij demonstraties van extreem-rechts. De bekladding van het huis van Thierry Baudet. Het huisbezoek aan activist Anne Fleur Dekker door mensen uit haar vroegere extreem-linkse milieu. Het ingooien van de ruiten en het bekladden van de deuren van de Rode Hoed. Het is maar een greep uit de activiteiten van ‘anti-fascisten’ van de laatste tijd waarbij men door middel van geweld, bedreiging, intimidatie, bekladding en vernieling probeert tegenstanders te intimideren, het zwijgen op te leggen, het functioneren te beletten of in hun veiligheidsgevoel aan te tasten. Het aanpakken van deze groep faalt: onlangs zijn onderzoeksresultaten gepresenteerd waaruit blijkt dat extreem-links geweld zelden tot vervolging leidt, omdat de overheid niet in staat is daders van dergelijke acties in voldoende mate op te sporen en te vervolgen.

‘Anti-fascisten’ claimen een legitieme zaak te hebben: de strijd tegen het fascisme waaraan ze hun bestaansrecht ontlenen. De vraag wat ze precies bedoelen met ‘het fascisme’ doemt op. Jaar in jaar uit stelt de AIVD dat extreem-links de definitie van fascisme dermate ver oprekt dat ze een breed palet aan individuen en organisaties op de korrel neemt. Ook is de AIVD duidelijk omtrent het gebruik van geweld: extreem-links is gewelddadiger dan extreem-rechts.

‘Anti-fascisten’ pogen alles wat ze beschouwen als extreem-rechts van de straat te verdrijven, op een vergelijkbare wijze als hoe ooit de fascisten in Europa met geweld de straat voor henzelf probeerden te claimen. Het zou beter zijn dat we de definitie van de in elkaar geslagen professor Syrigos volgen voor onze beoordeling van wat precies fascisme is. Een fascist is iemand die geweld gebruikt om zijn, al dan niet politieke, doelen te bereiken. En fascisme is het naar ‘anti-democratische’ methoden grijpen, en door middel van bedreiging, intimidatie, vernieling of geweld proberen bepaalde idealen te realiseren.

Is ‘anti-fascisme’ dan een groot kwaad? Zeker niet. De waarschuwing voor de opkomst van extreem-rechts in onze samenleving is terecht, evenals het (vreedzame) verzet daartegen. Want net als van het jihadisme gaat ook vanuit bepaalde elementen op extreem-rechts een fundamentele veiligheidsdreiging uit voor (een deel van) onze samenleving. Alleen gaat die dreiging ook uit van extreem-links. Ook van diezelfde ‘anti-fascisten’ die claimen het fascisme te bestrijden, maar daarbij gebruik maken van dezelfde methoden die ooit het fascisme kenmerkten.

Het is tijd dat gegeven te onderkennen en ernaar te handelen. Te lang is vanuit progressieve hoek bij het geweld van ‘anti-fascisten’ weggekeken. Te lang is het kwalijke handelen goedgepraat. Vergoelijkt onder de noemer van de strijd tegen racisme en fascisme. We kunnen niet langer wegkijken terwijl een kleine groep zich vrijwel zonder gevolgen voor henzelf, maar met grote gevolgen voor anderen, op gewelddadige wijze manifesteert in onze samenleving. Niet zolang mensen daar slachtoffer van worden. Het is tijd om te erkennen dat het ‘anti-fascisme’ dat zich in onze samenleving manifesteert, misschien nog wel het dichtst in de buurt komt van het fascisme dat ‘anti-fascisten’ claimen te bestrijden. ‘Anti-fascisme’ is het fascisme van deze tijd.

‘Concept multiculturele samenleving is uitermate problematisch’

1
‘Het grote gevaar momenteel is dat het benadrukken van de eigen culturele identiteit uitmondt in een wederzijdse tegencultuur, waarbij mensen vooral hun eigen identiteit profileren door zich af te zetten tegen de ander.’

Ad Verbrugge is één van de bekendste filosofen van Nederland. Zijn filosofische bestseller Tijd van onbehagen: filosofische essays over een cultuur op drift (2004), waarin hij de problemen van de westerse samenleving analyseert, zorgt in 2004 voor de nodige opschudding. De Leidenaar heeft een duidelijke visie op het gebied van praktische en culturele filosofie en een unieke kijk op de postmoderne maatschappij die hij duidt als een cultuur op drift. Verbrugge kijkt met name vanuit de continentale filosofische traditie naar onze wereld. Hij publiceert boeken en essays, schrijft in kranten, verschijnt op televisie en spreekt regelmatig op al dan niet filosofische bijeenkomsten. Hij is voorzitter van de Filosofische School Nederland en medeoprichter en lid van Centrum Èthos dat begin dit jaar het prikkelende boek Waartoe is Nederland op aarde? uitbracht. De Kanttekening sprak Verbrugge, onder meer over multiculturaliteit, identiteit en tolerantie.

Hoe kijkt u tegen de huidige samenleving aan?
‘Ik zie aan de ene kant een proces van toenemende ontgrenzing, dat meekomt met het proces van globalisering en virtualisering. Deze ontgrenzing zorgt voor nieuwe vormen van onveiligheid. Veel mensen hebben het gevoel dat ze niet langer beschermd worden en ten prooi vallen aan allerlei gevaren die daardoor op hen afkomen. Dat kan gaan om vluchtelingen zijn die plotseling een land of stad binnen komen, internetgiganten en criminelen die via de virtuele ruimte binnendringen in onze private sfeer, economische en technologische ontwikkelingen die een bedreiging vormen voor hun werk, conflicten van politiek-religieuze aard, zoals de perikelen in de wereld van de islam waar we nog steeds middenin zitten. De spanningen met betrekking tot de islam hebben weer een wat andere lading gekregen door de vluchtelingenproblematiek van de afgelopen jaren. Hoe dan ook, veel mensen ervaren bestaande instituties niet meer als iets wat hen voldoende bescherming biedt en voelen zich vaak ook niet meer thuis in de wereld waarin zij wonen en werken. Aan de andere kant verlangen mensen juist in toenemende mate naar grenzen en meer of minder traditionele vormen van bescherming. Dit is de dubbelzinnige dynamiek rond globalisering en de multiculturele samenleving.’

U noemde vluchtelingen al. Zijn er vanuit de filosofie argumenten voor een multiculturele samenleving? Of juist niet?
‘Dat is allebei mogelijk. Het hangt er vanaf aan wie je het vraagt en vanuit welke filosofie je vertrekt. Ik ben zelf geneigd om niet alleen uit te gaan van abstracte filosofische idealen, maar altijd ook de context daarbij te betrekken en de historische dynamiek van een samenleving. Het onderkennen van zowel de overeenkomsten als verschillen in historische ontwikkelingen is een ontzettend belangrijk methodisch uitgangspunt. En de tijdspanne van waaruit je naar zaken kijkt. Wat heeft zich de afgelopen duizenden jaren voorgedaan en wat kun je daarvan leren? Multiculturaliteit kan soms ook een duurzame vorm krijgen en in andere gevallen zie je dat het juist de oorsprong is van het uiteenvallen van landen. Kijk maar naar het voormalige Oostblok en in het bijzonder naar Joegoslavië. Zowel nationalistische als religieuze sentimenten kunnen er toe leiden dat een institutie zoals een rechtsstaat uit elkaar valt. Zover zijn we in Nederland gelukkig niet, maar het is wel zo dat er twijfels bij mensen leven over de sociale duurzaamheid van onze samenleving.’

Hoe is dat te zien?
‘Kijk alleen al naar het recente referendum over het presidentschap van Erdogan. Veel mensen vragen zich af wat dit voor de Nederlandse gemeenschap betekent. Immers, als een aanzienlijk deel van je eigen Turkse bevolking meegaat met de politiek van een president die zich in hele grove bewoordingen uitlaat over Nederland en bovendien geen sterke democratische sentimenten lijkt te voeden, dan werkt dat twijfel in de hand bij veel Nederlanders. Dat is een teken van spanningen rond de werkbaarheid van het concept multiculturaliteit als zodanig.’

Wat vindt u zelf van de discussie over de multiculturele samenleving?
‘Het grote gevaar momenteel is dat het benadrukken van de eigen culturele identiteit uitmondt in een wederzijdse tegencultuur, waarbij mensen vooral hun eigen identiteit profileren door zich af te zetten tegen de ander. Dat gevaar dreigt wat mij betreft zowel voor links als voor rechts, voor moslims of Turken als voor autochtone Nederlanders. Mensen hebben dan eigenlijk de ander nodig om vooral hun eigen identiteit te bevestigen, namelijk door de ander als minderwaardig, als een bedreiging of vijand af te schilderen. Daarbij projecteert men niet zelden de eigen schaduw in de ander. In sommige islamitische kringen zie je bijvoorbeeld dat men nadrukkelijk ‘het Westen’ en de westerse levensstijl veroordeelt, terwijl men doorgaans wel hiernaartoe is gekomen uit materialistische motieven. Hetzelfde zie je bij nationalistische groeperingen die denken dat het dragen van een vlaggetje op je mouw en het in brand steken van een moskee hun vaderlandsliefde benadrukt, terwijl het daar natuurlijk niets mee te maken heeft. Het is veel minder duidelijk wat het Nederlanderschap is, terwijl het jezelf onderscheiden van anderen de meeste nadruk krijgt. Het gaat dan in beide gevallen om een abstracte en sterk negatieve identiteit. Dat vind ik een vrij onvruchtbare positie die soms ronduit gevaarlijk is.’

Hoe uit dat zich?
‘Er gaat in mijn ogen momenteel een ongelukkige invloed uit van Amerikaanse sentimenten in het minderhedendebat. Daarin speelt het idee van slachtofferschap, achterstelling en discriminatie een grote rol waarbij men ook voortdurend schuldigen en daders probeert aan te wijzen. Een voorbeeld daarvan is in mijn ogen ook de zogenoemde Zwarte Pieten-discussie die gevoed wordt door een zwart-wit-tegenstelling die vooral ontleend is aan het Amerikaanse links intellectuele debat. Evenals in Amerika krijgt dit onderscheid tussen zwart en wit nu een sterk morele en politieke lading. Ik merk dat ook bij mijzelf. Mijn ouders en ik worden nu in een traditie van racisme geplaatst waar ik me helemaal niet in herken. Vervolgens blijkt ook deze ‘blinde vlek’ verband te houden met mijn eigen huidskleur want als ‘witte man’ begrijp ik er niets van. Zo worden mensen nu in de publieke ruimte gedrukt op hun eigen huidskleur als iets wat ook een bepaalde mentaliteit of zelf schuld te kennen geeft. Zo raak je in feite ‘geracialiseerd’, of je het nu wilt of niet. De bestrijding van racisme krijgt dus zelf racistische trekken. Ik word immers steeds meer op mijn huidskleur aangesproken als een wezenlijk element van mijn identiteit, terwijl dat nu juist een kenmerk van racisme is. Zo zijn we de laatste jaren het feest van Sinterklaas en Zwarte Piet in sterk raciale termen gaan duiden. Ook dat is een manier waarop je vooral vanuit een tegencultuur je eigen identiteit definieert. Dan wordt de essentie van zwart-zijn ook de strijd tegen blanken.’

Er zijn veel mensen, zelfs wereldleiders als Merkel, die zeggen dat de multiculturele samenleving is mislukt. Hebben ze gelijk?
‘Ik heb het concept multiculturele samenleving altijd uitermate problematisch gevonden. De vraag is namelijk wat er precies mee wordt bedoeld. Gaat het om het soort eten of de huidskleur van mensen? Verder leeft iedereen namelijk in een rechtstaat, moeten kinderen naar school, een bepaalde taal leren, zich allerlei gewoonten eigen te maken, zodat die andere cultuur hoe dan ook binnen de eenheid van een gemeenschap en staat vorm kan krijgen. Als een land namelijk echt multicultureel is, dan kan dat land uit elkaar vallen: mensen vinden dan de levenswijze van anderen zo afwijken van die van henzelf, dat ze niet meer met die anderen binnen een nationale rechtsorde willen samenleven.’

Heeft het te maken met immigranten die nieuwe culturen meebrengen en daar trots op zijn, waar wij dan misschien soms moeite mee hebben?
‘Dat kan. Wat je wel kunt zeggen is dat veel mensen tegenwoordig op plaatsen leven die zij niet meer als één gemeenschap ervaren. De saamhorigheid die hoort bij de ervaring van één land is aan het eroderen. Dat is op termijn natuurlijk een risico. Tegelijk bespeur ik ook een verlangen daarnaar. Er is namelijk altijd een minimale vorm van saamhorigheid of eensgezindheid nodig om de instituties van een land overeind te houden; zij vormen de voorwaarde voor de mogelijkheid van een democratie en een rechtsstaat. We staan heus niet op de rand van een burgeroorlog, maar ik denk wel dat veel mensen zich zorgen maken over hoe de verschillende ‘mentaliteiten’ zich op termijn in ons land gaan ontwikkelen; en daar kan ik me ook wel wat bij voorstellen.’

Er was altijd veel zelfreflectie in het Westen, waardoor we onze cultuur zijn gaan relativeren en waardoor je zelfs niet trots meer mag zijn op Nederland. Hoe ziet u dat?
‘Een zekere trots op je land getuigt ook van respect en dankbaarheid jegens de voorgaande generaties die het hebben opgebouwd. Het is ook met de oog op de toekomst onverstandig om niet trots te zijn. Dat betekent namelijk dat je ook je eigen kinderen en jongeren weinig meer te bieden hebt, althans waar het gaat om hun vorming en het doorgeven van bepaalde culturele waarden. En daar raken mensen van in verwarring, temeer ook omdat er wel degelijk altijd een bepaalde moraal meespeelt in wat we doen. Het is dus ook een illusie om te menen dat je geen culturele vormingsidealen meer hebt, want die spelen meestal wel degelijk in iemands opvoeding, ook al is het impliciet. Er zal niet snel een vrijzinnige GroenLinkse familie zijn waarin de dochter trouwt met een streng gereformeerde jongen, dan wel met een salafist. En als dat wel gebeurt is dat over het algemeen een serieus probleem binnen de familie. Ook zeer liberale mensen hebben wel degelijk een bepaalde moraal. Je kunt wel zeggen dat we heel tolerant zijn of geen eigen nationale identiteit hebben, maar reeds binnen gezinnen gaat men op een bepaalde manier met zaken om. Daar raken we al aan cultuur en vorming. Evenals voor het gezin, geldt dat ook voor alle andere instituties.’

Zoals?
‘Hoe een bedrijf, een gemeenteraad of een school functioneert. Dat doen we op een bepaalde manier en als we daar niet duidelijk over zijn en niet helder hebben wat het belang daarvan is, dan is dat moeilijk over te dragen aan de volgende generatie, maar vooral aan nieuwkomers, mensen die van buiten komen. Voor hen is dat heel verwarrend, want ze weten niet waar ze aan toe zijn. En vaak zullen ze zich niet gedragen zoals wij dat van ze verwachten. Er wordt dus wel degelijk onderscheid gemaakt. Wij verwachten in Nederland toch dat je je op een bepaalde manier gedraagt. Het ontkennen van de geschiedenis van een land getuigt van weinig respect voor je eigen afkomst. Dat is ook een van de thema’s van ons boek Waartoe is Nederland op aarde?’

Hoe kun je openstaan voor een andere cultuur zonder die als een bedreiging te zien?
‘Het begint natuurlijk met een zekere eigenwaarde en daaraan ontbreekt het ons nog wel eens. De vraag is vooral ook in hoeverre je open moet staan voor anderen. Dat kan niet grenzeloos zijn. Voor bepaalde zaken is er natuurlijk een zekere speelruimte, maar binnen de grenzen die gelden binnen het land. Als mensen hier komen leven betekent dat natuurlijk ook dat ze zich op een bepaalde manier moeten gedragen. Als dat niet gebeurt, dan wordt het chaos. Dat is ook regelmatig gebeurd. Er ontstaan soms patronen die tot frictie leiden en dat is een probleem. Als je eenmaal met een verpauperde buurt te maken hebt, dan is het heel moeilijk om de boel op orde te houden. In Europa is dat zichtbaar in de achterstandswijken van Parijs of Marseille en wat op bepaalde plaatsen in Nederland, zoals in Den Haag, ook gebeurt. De gemeenschap heeft dan weinig grip op waar die mensen zich bevinden en dat is zorgwekkend.’

Zijn we de grip op de samenleving aan het kwijtraken?
‘Dat is ten dele het geval. Die grip is er namelijk alleen wanneer mensen een bepaalde mate van eensgezindheid hebben. Als de gezindheid van grote groepen fundamenteel gaat afwijken van wat wij belangrijk vinden wordt het lastig om gemeenschappelijk op te treden. Ieder beleid wordt dan krachteloos, omdat het in een voedingsbodem terecht komt die daar niet goed op aansluit of die niet welwillend is. Er ontstaan in het uiterste geval groepen die weinig betrokkenheid tonen bij Nederland of die soms ronduit vijandig staan tegenover Nederland, terwijl men wel hier woont.’

Moet je tolerant zijn tegen intolerantie?
‘Het woord tolerantie houdt altijd ook een opdracht in. Je moet verdragen dat de ander een afwijkende levensopvatting heeft. De Engelse filosoof John Locke (1632 -1704, red.) brengt in zijn Letters concerning toleration uit 1689 een wat ander tolerantie begrip naar voren. Een van de centrale vragen in dit geschrift is wat een staat kan tolereren binnen haar eigen instituties. Locke staat daar heel kritisch tegenover de plaats van de katholieke kerk in de toenmalige samenleving. Een dergelijke kerk kan volgens Locke niet getolereerd worden, omdat zij in zijn tijd een eigen maatschappelijke macht vormde die de eenheid van de rechtsstaat ondermijnt. Het begrip tolerantie is eerlijk gezegd een beetje uitgewoond. Het lijkt in de praktijk vaak meer te gaan om een vorm van onverschilligheid: tolerantie is dan dat de ander mag doen wat hij wil. Oorspronkelijk wijst het juist op de noodzaak van een inspanning van verschillende partijen: het verdragen van elkaar in hun verscheidenheid. Tolerantie is bovendien een erg abstract begrip. De vraag of je moet tolereren dat mensen vanuit hun eigen cultuur zaken anders aanpakken is niet zomaar te beantwoorden. Dat hangt ervan af. Laten we vooropstellen dat een rechtszaak al de speelruimte definieert waarbinnen je allerlei afwijkend gedrag mag vertonen. Maar het lijkt me wel duidelijk dat je niet kunt tolereren dat de rechtsstaat zelf wordt afgewezen.’

Wat is dan de bedoeling van tolerantie?
‘Je moet hoe dan ook uitgaan van bepaalde waarden die in onze instituties tot uitdrukking komen. Tolerantie kent zijn grenzen. Sommige mensen kunnen bijvoorbeeld wel zeggen dat ze geen Nederlands willen spreken, maar als ze ook lid willen zijn van onze samenleving en bijvoorbeeld juridische en politieke rechten claimen, dan dienen ze ook het publieke debat te kunnen volgen. Daar hoort kennis van het Nederlands bij. Verder denk ik dat het belangrijk is dat iedereen verschil leert te verdragen.’

De westerse filosofie heeft een lange traditie. Zijn andere vormen van filosofie uit andere culturen evenveel waard?
‘Daar kan ik geen simpel antwoord op geven. De moderne westerse filosofie is in de loop van haar ontwikkeling op een kortzichtige manier ‘kritisch’ geworden, een ontwikkeling die ertoe heeft geleid dat ze haar eigen grondslagen heeft ondermijnd. Tegelijkertijd is het onmiskenbaar zo dat de westerse filosofie mede aan de basis staat van de moderne wetenschap, techniek en rechtsstaat. Als je de problemen van de samenleving wilt doordenken zul je je dus hoe dan ook moeten bezighouden met de geschiedenis van de westerse filosofie. Dat alleen al geeft die traditie een enorme voorsprong ten opzichte van de rest. Maar ik ben de eerste die ook de problemen onderkent van de westerse filosofie, die mede debet is aan de huidige culturele verwarring. We moeten daar mede vanuit onze eigen voor-moderne traditie een zeker tegenwicht aan bieden. We hebben het dan dus over een tegenwicht aan iets in onszelf, en ja, ook tegen ons eigen postmoderne relativisme. Daar kunnen natuurlijk ook andere tradities een rol bij spelen, maar de westerse traditie zelf neemt binnen de filosofie een centrale plaats in, omdat die ons heeft gebracht waar we ons nu bevinden.’

Is de niet-westerse filosofie inwisselbaar voor de westerse filosofie?
‘Nee, dat kan dus niet. Natuurlijk bestaan er ook allerlei andere interessante inzichten, maar onze moderne wereld is van begin tot eind verbonden met de westerse filosofie, inclusief het hele verhaal over de mensenrechten en afschaffing van de slavernij. Het is dus ook nogal ironisch dat men de geschiedenis van het Westen tegenwoordig volop bekritiseert en problematiseert, waarbij men nogal eens vergeet dat men dit veelal doet aan de hand van Verlichtingsdenken. Wij zijn inderdaad een cultuur die slavernij heeft gekend, zoals vele andere culturen overigens, maar we zijn ook de cultuur die de taal en rechtsstelsel hebben ontwikkeld om slavernij af te wijzen. Met die dubbelzinnige erfenis zullen we moeten leren leven.’

Zelforiëntalisme of desoriëntalisme?

0
‘Ik ben zelf atheïst en seculier, maar als wetenschapper bekijk ik religies in hun sociale context.’

Ophef op Twitter. Historicus Peyman Jafari (Universiteit van Amsterdam) twittert naar aanleiding van het manifest Vrij Links moet trouw zijn aan zijn vrijzinnige, seculiere wortels van Asis Aynan, Femke Lakerveld, Eddy Terstall en Keklik Yücel, dat op 17 mei in de Volkskrant verscheen, dat er genoeg ‘zelforiëntaliserende’ Turken, Iraniërs, etc. zijn. Hij kreeg kritiek van enkele Turken, onder wie Tweede Kamerlid Zihni Özdil (GroenLinks).

Wat is oriëntalisme eigenlijk? En bestaat er ook zoiets als zelforiëntalisme? De Kanttekening sprak erover met Jafari, opiniemaker Arthur van Amerongen (columnist voor de Volkskrant en HP/De Tijd), historicus Han van der Horst en Gert Jan Geling, onderzoeker aan het Leids Universitair Centrum voor de Studie van Islam en Samenleving (Universiteit Leiden).

Oriëntalisme
De term oriëntalisme komt bij de Palestijnse literatuurwetenschapper Edward Said vandaan, die in zijn beroemde boek Orientalism (1978) de westerse blik op het Oosten hekelde. Volgens Said stelt het Westen het Midden-Oosten voor als barbaars, irrationeel en verleidelijk, terwijl het Westen beschaafd, rationeel en deugdzaam zou zijn. Jafari definieert oriëntalisme als: ‘Een westerse visie op de islamitische wereld, die deze wereld essentialistisch en dus a-historisch opvat. Dat de islamitische wereld verandert en dat er tussen moslims enorme onderlinge verschillen zijn wordt in het oriëntalisme niet onderkend.’

Mustashriqin
Voor studenten niet-westerse Geschiedenis en Arabisch gold Saids magnum opus lange tijd als de Bijbel. Van Amerongen, die in de jaren tachtig Semitische talen in Amsterdam studeerde, vertelt. ‘Het woord van Said ging er in als Gods woord in een ouderling. Orientalism was een heerlijk boek en een zeer inspirerende grabbelton. Ik haalde de krenten uit de pap en dus bereikte Said bij mij precies het tegenovergestelde. Dankzij zijn ‘tips’ genoot ik van het oriëntalisme dat hij zo verfoeide. Ik geniet van die romantische, erotische kijk op Noord-Afrika, Egypte en de Levant. In het Bardo-museum in Tunis –  ja, waar in 2015 die islamitische terreuraanslag door mohammedaanse jihadisten is gepleegd – hangt een schitterende collectie van de Oriëntalisten en met name van Eugène Delacroix. Lekker veel dames in de hamam, de wellust en de geilheid spatten ervan af. De ‘preciezen’ bij de vakgroep Arabisch waarschuwden mij dat mustashriqin, oriëntalisten in het Arabisch, een scheldwoord was in het Midden-Oosten. Nou, daar heb ik niets van gemerkt. Zo lang je maar betaalde voor al die zondige uitspattingen was er niets aan het handje.’

Said-adepten
Van der Horst: ‘Saids verhaal is op punten aanvechtbaar, het is deels achterhaald, maar het is geen onzin. Orientalism is in de analyse heel scherp. Said heeft gelijk als het over de populaire cultuur gaat. Denk aan het beeld van de sensuele oosterling, die behalve exotisch ook wreed is. Dit oriëntalistische beeld zie je terug in de schilderijen van Delacroix. Toch overdrijft Said soms. Daarom is de polemiek die hij voerde met historicus Bernard Lewis mijns inziens geëindigd in een gelijkspel.’ Kritisch is Van der Horst vooral op ‘de Said-adepten’. ‘Gloria Wekker en anderen die vinden dat ‘witte’ wetenschap niets waard is en gedekoloniseerd moet worden, omdat het onderzoek gedaan is door ‘witte’ mannen. Mijn huidskleur diskwalificeert mij voor geen enkele uitspraak. Maar het kan natuurlijk best zijn dat ik onzin verkoop.’

Recht van spreken
Jafari benadrukt dat hij niet van die school is die mensen op hun huidskleur beoordeelt. ‘Zihni Özdil vindt, zo schrijft hij op Twitter, dat socioloog Merijn Oudenampsen geen kritiek mag leveren op islamcritici met een islamitische achtergrond, suggererend dat hij daarmee hun agency, recht van spreken, niet erkent. Daar ben ik het volstrekt mee oneens. Ook mensen met een islamitische achtergrond kunnen een oriëntalistische visie op de islam hebben.’ Jafari spreekt van ‘zelforiëntaliseerders’. ‘Mensen die het oriëntalisme hebben geïnternaliseerd. In de negentiende en twintigste eeuw hebben Turkse en Iraanse nationalisten, in reactie op het westerse imperialisme en oriëntalisme, een anti-islamitisch nationalisme ontwikkeld. De Iraniërs grepen terug op het pre-islamitische Perzische Rijk, de Turken verheerlijkten de pre-islamitische Turkse steppevolken. De islam werd essentialistisch voorgesteld, als een achterlijke religie die bestreden moest worden. Orthodoxe moslims hadden geen godsdienstvrijheid.’

Desoriëntalisme
Van Amerongen vindt de term ‘zelforiëntalisme’ een beetje raar. ‘Als een Turk in Nederland kritisch is op de islam, is er juist sprake van ‘desoriëntalisme’. Hij of zij wil Turkije juist hoog opstoten midden in de vaart der volkeren.’

Geling, die werkt aan een proefschrift over ex-moslims in Nederland, heeft ook kritiek. Hij is bang dat het begrip ‘zelforiëntalisme’ seculiere moslims en ex-moslims monddood maakt. ‘Het is belangrijk om te constateren dat islamkritiek vanuit Turkse of Arabische hoek niet per definitie ingegeven hoeft te zijn door de westerse traditie en door de negatieve percepties vanuit het Westen over de Oriënt, wat dan geduid wordt als oriëntalisme. Vanuit mijn eigen onderzoek zie ik dat er ook een sterke seculiere grassroot-beweging is ontstaan in Turkije, Iran en Arabische landen, die haar islamkritiek ook onderbouwt met een beroep op vrijdenkers uit de eigen traditie. Bovendien grijpt men soms terug naar pre-islamitische tradities. Vanuit dat perspectief is het automatisch linken van een islamkritische houding van iemand met een Turkse achtergrond aan oriëntalisme gewoon misplaatst. Dat duidt op een eenzijdige kijk op de realiteit van het seculiere denken in het Midden-Oosten.’

Sociale context
Jafari werpt tegen dat het gaat om de manier waarop de islam bekritiseerd wordt. ‘Ook moslimfundamentalisten hebben een essentialistisch beeld van de islam, waar ik het volstrekt niet mee eens ben. Hun beeld van de islam is een spiegelbeeld van dat van de seculiere nationalisten. In Iran en Turkije is er sprake van een pendulebeweging. Vroeger werden de gelovigen onderdrukt door de seculieren, nu worden de seculieren onderdrukt door de ayatollahs en door Erdogan. Ik ben zelf atheïst en seculier, maar als wetenschapper bekijk ik religies in hun sociale context. Het christendom kent ook veel geweld. Toch zegt niemand dat de Spaanse Inquisitie het ware christendom vertegenwoordigt.’

De ommezwaai van Macedonië

0
‘Als het nationalistische blok erin slaagt om hervormingen tegen te houden, dan kan het conflict escaleren.’

Ondanks dat Macedonië grote vorderingen maakt met de emancipatie van haar minderheden, blijven etnische spanningen een punt van zorg. De Kanttekening sprak erover met een Macedonische hoogleraar en de voorzitter van een Duitse denktank.

Als de Europese Unie een prijs zou uitreiken voor de kandidaat-lidstaat met de meeste progressie in de laatste twaalf maanden, dan zou Macedonië een wel heel serieuze kandidaat zijn. De recente ommezwaai van het land is met recht revolutionair te noemen. Minderheden hebben meer rechten gekregen en de oplossing voor een decenniaoud conflict met Griekenland lijkt in de maak. Drijvende kracht achter de hervormingen zijn de islamitische etnisch Albanese politieke partijen van het land. Zij helpen premier Zoran Zaev aan een meerderheid in het parlement.

Het duurde liefst zevenentwintig jaar, maar eindelijk zit er beweging in het conflict over de zogeheten naamkwestie. Bij de Verenigde Naties staat Macedonië geregistreerd als de ‘Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië’, omdat buurland Griekenland de naam ‘Macedonië’ claimt voor een eigen provincie. De burenruzie houdt Macedonië tot nu toe weg van de onderhandelingstafel voor EU-lidmaatschap: Griekenland spreekt steeds een veto uit. Lang weerhielden nationalistische gevoelens de beide landen ervan een oplossing te vinden, maar de Macedonische en Griekse premiers hadden vorige week groot nieuws: ze hebben een compromis bereikt dat voor zowel Griekenland als Macedonië acceptabel is. Noord-Macedonië is de nieuwe naam van het land. De nieuwe naam moet nog wel door beide parlementen en door een meerderheid van de Macedoniërs worden goedgekeurd.

Daarnaast maakt de Macedonische regering sinds kort vaart met de emancipatie van de etnisch Albanese minderheid. De overwegend islamitische groep is goed voor een kwart van de totale Macedonische bevolking. In maart dit jaar erkende het parlement het Albanees als tweede landstaal. Etnische Albanezen kunnen nu hun politie- en overheidszaken in het Albanees afhandelen en hun vertegenwoordigers mogen in het nationale parlement Albanees spreken. Dat kon tot begin dit jaar alleen op regionaal niveau, en dan alleen in die regio’s waar ten minste twintig procent van de bevolking etnisch Albanees is.

Maar nog helemaal hosanna is het niet in Macedonië. Ondanks de zevenmijlslaarzen waarmee het land af en toe hervormt, blijven de etnische relaties voor spanningen zorgen. De grootste partij van het land is mordicus tegen iedere hervorming die de etnische Albanezen emancipeert. De nationalistisch-conservatieve VMRO-DPMNE organiseert waar mogelijk verzet. Begin juni nog protesteerden tienduizenden Macedoniërs op hun initiatief tegen Zaevs ‘apocalyptische’ beleid.

Het waren protesten met een bedenkelijk randje. Onderhuids smeult het etnische conflict tussen de twee grootste bevolkingsgroepen. Het land bevond zich in 2001 al op het randje van een burgeroorlog tussen de Slavische en etnisch Albanese bevolkingsgroepen. Ook nu is de etnische kloof nog duidelijk zichtbaar. ‘Het conflict van 2001 is destijds bevroren met hulp van de internationale gemeenschap, maar op geen enkele manier opgelost’, zegt Mitja Žagar, hoogleraar aan de Universiteit van Primorska en hoofd onderzoek bij het Instituut voor Etnische Studies in Slovenië.

Žagar mist in het huidige Macedonië de leiders die de Albanese en Slavische bevolkingsgroepen in de jaren tachtig van de vorige eeuw hadden. ‘De leiders die bruggen slaan zijn verdwenen en vervangen door min of meer nationalistische leiders.’

In zijn oordeel over de huidige transformatie is Žagar ambivalent. ‘Ik ben hoopvol en bezorgd. Het huidige regeringsbeleid kan de situatie in Macedonië voor iedereen verbeteren. Maar als het nationalistische blok erin slaagt om hervormingen tegen te houden, dan kan het conflict escaleren.’ Met het nationalistische blok doelt Žagar niet alleen op de VMRO, maar ook op een aantal Albanese nationalistische partijen, benadrukt de hoogleraar.

Want het nationalistische blok is allesbehalve machteloos. Zo weigerde president Gjorgje Ivanov, afkomstig uit de VMRO, lange tijd de verrassende coalitie tussen Zaev en de Albanese partijen goed te keuren. De nieuwe coalitie streefde volgens hem een buitenlandse agenda na, die het land op den duur zou splijten. De weigerachtige opstelling van Ivanov veranderde pas nadat in april 2017 een veldslag in het Macedonische parlement plaatsvond. Nationalisten bestormden het parlement nadat de etnisch Albanese Talat Xhaferi tot voorzitter van het parlement benoemd was. Toenmalig oppositieleider Zoran Zaev was het voornaamste slachtoffer. Hij verliet het parlement met een bebloed hoofd. Twee maanden later had Macedonië een regering.

Ook de taalwet van maart dit jaar kwam niet zomaar door het parlement. Opnieuw was het president Ivanov die weigerde te tekenen. Toen het wetsvoorstel dientengevolge voor een tweede keer door het Macedonische lagerhuis moest schopte VMRO-leider en voormalig premier Nikola Gruevski een rel. Met enkele partijgenoten trok hij eerst de microfoon weg en morste daarna expres water op het bureau van Xhaferi, juist op het moment dat die tot stemming wilde overgaan. Met hulp van beveiligers ging de stemming uiteindelijk door. Overigens is Gruevski inmiddels veroordeeld vanwege machtsmisbruik bij de aankoop van een kogelvrije Mercedes.

Het eerstvolgende moment waarop het etnische conflict mogelijk de kop weer gaat opsteken, zal in de herfst zijn: dan stemmen de Macedoniërs naar verwachting over de nieuwe naam van het land. Dušan Reljić, hoofd van de Brusselse afdeling van de Duitse denktank Stiftung Wissenschaft und Politik (SWP), denkt niet dat de nationalisten de nieuwe naam in dat referendum zomaar weg kunnen stemmen. Volgens hem staan veel meer Macedoniërs achter Zaevs beleid dan uit de verhoudingen in het parlement blijkt. ‘Dat was goed zichtbaar bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen. Zaevs partij was de grootste in zevenenvijftig gemeenten. De nationalistische VMRO won in slechts vijf gemeenten.’ Veel meer vraagtekens zet Reljić bij een andere groep. ‘De grote vraag voor het referendum is wat het gematigde en het nationalistische Albanees-Macedonische blok gaan doen.’

Reljić nuanceert dat de ommezwaai van Macedonië volledig op het conto van het land zelf geschreven kan worden. De Verenigde Staten speelden een beslissende rol in de val van de nationalistische Gruevski, zegt hij. ‘Zij wilden dat hij uit het Macedonische machtscentrum verdween. De Balkan kent een Pax Americana. De Amerikaanse invloed is groot, zeker met de hulptroepen van de Europese Unie.’ Gruevski stapte begin 2016 op na een afluisterschandaal. Toen kwamen bandopnamen aan het licht van hoge ambtenaren die discussieerden over verkiezingsfraude en het wegpoetsen van moorden. Volgens Reljić waren het de Amerikanen die Gruevski het laatste zetje gaven.

Op de achtergrond speelt Turkije een bescheiden rol. Het land steunt Macedonië in de naamkwestie en als het gaat om toetreding tot de NAVO, maar doet dat vooral om rivaal Griekenland dwars te zitten. De Turkse investeringen in het land zijn relatief klein. Macedonië is voor Turkije vooral symbolisch van belang: Atatürk leefde en studeerde er. Veel groter is de rol van Albanië. Begin deze maand werd bekend dat de Albanese Balfin Group driehonderdvijftig miljoen euro investeert in de bouw van een reusachtig winkel- en appartementencomplex. Het is de grootste Albanese investering in het land tot nu toe.

Reljić van het SWP looft, net als Žagar, de progressie van het Balkan-land, maar vreest dat de emancipatie uiteindelijk tot federalisering zal leiden. Afschrikwekkend voorbeeld daarbij is Bosnië, dat door het opdelen van het land in federaties en kantons nauwelijks meer bestuurbaar is. Reljić: ‘Het ideaal van federalisering duikt steeds opnieuw op in het narratief van Albanese nationalisten. Waarom zouden ze stoppen met het eisen van meer rechten?’

Is Macedonië Grieks of niet?
De ligging van Macedonië is in de loop van de geschiedenis nogal eens veranderd. Het Griekse Macedonië van Alexander de Grote lag voor het grootste gedeelte in het huidige Griekenland, met slechts een kleine strook in wat tegenwoordig Macedonië heet. Als Romeinse provincie was Macedonië een stuk groter. Het grondgebied besloeg een groot deel van huidige Macedonië, de helft van huidig Albanië en een flink gedeelte van Griekenland. De meest afwijkende ligging had Macedonië onder het Byzantijnse rijk. Het land werd in zijn geheel naar het oosten verschoven. Dat wat nu Macedonië heet, viel er destijds geheel buiten. Onder de Ottomanen werd tot slot de basis gelegd voor het huidige streefgebied van de extreemste nationalistische denkers: Macedonië besloeg naast het huidige Macedonië een stukje Bulgarije en een hap uit Griekenland.

The proof of the pudding is in the eating

0

Heb ik ongelijk gehad? Twee weken geleden verkondigde ik op deze plek de kans op een Nobel-prijs voor Trump niet al te hoog in te schatten. Op dat moment zag het er naar uit dat de met veel bombarie aangekondigde top met Kim niet door zou gaan. Washington en Pyongyang gingen elkaar weer als vanouds verbaal te lijf. Vorige week heeft die alsnog plaats gevonden.

Het eerste wat dat vooral aantoont, is de onvoorspelbaarheid die aan de huidige Amerikaanse president eigen is. Wie gisteren omarmd werd, kan morgen de huid volgescholden krijgen en omgekeerd. Trump zelf ziet die onberekenbaarheid, die hem ook in zijn zakenmansbestaan kenmerkte, als belangrijk wapen om rivalen al naar gelang te verpletteren of te paaien. Door met alle regels te spotten verschaft hij zich een voorsprong. De hamvraag is: bereikt hij met zijn onconventionele opereren ook iets op langere termijn? In elk geval is duidelijk dat zeker de andere westerse regeringsleiders nog niet weten hoe hiermee om te gaan.

In dat opzicht herinnert de onmacht van de buitenwacht aan die tegenover Hitler, uiteraard bij alle verdere verschillen. Ook die werd eerst niet serieus genomen, omdat hij zich niet aan ‘de regels’ hield, maar wist met zijn ontregelende brutaliteit een heel eind te komen en internationaal meer te bereiken dan alle brave democratische politici die zich wel aan de spelregels hielden voordien. Door de anderen te overbluffen sleepte hij voor het oog van de natie meer binnen dan zijn voorgangers ooit via achterkamertjesdiplomatie was gelukt. Van in de Eerste Wereldoorlog geslagen hond werd Duitsland weer een dominante wereldspeler.

Daaraan dankte Hitler ook een deel van zijn populariteit, zoals veel Amerikanen nu Trump om diezelfde reden als succesvol beschouwen. Hij geeft hen, net als Poetin veel nationalistische Russen, met zijn America first-gehamer, een goed gevoel. ‘Wij laten niet meer over ons lopen.’ Het is bovendien een opstelling waarvoor buiten Europa in zekere zin best begrip voor bestaat. Daar is men ook meer geïmponeerd door ‘sterke mannen’ dan door keurige internationale omgangsvormen. Niet voor niets kon Trump het zo goed vinden met Poetin en heeft hij met Erdogan veel minder een probleem dan Merkel of Tusk.

Nu die Nobel-prijs voor de Vrede dus. Die zit er volgens mij nog steeds niet in. Tenminste als die voor houdbare resultaten en niet voor mooie intenties wordt verstrekt (u herinnert zich nog het ongemak over de toekenning aan Obama). Want ja, Trump is erin geslaagd om de even grillige Noord-Koreaanse leider naar Singapore te krijgen. Dat heeft nu ook tot fraaie verklaringen vol goede voornemens geleid. Maar the proof of the pudding is in the eating. Leidt het werkelijk tot concrete stappen voorwaarts of volgt straks de kater, zoals die bijvoorbeeld ook steeds na alle mooie toppen over het Israëlisch-Palestijnse conflict is gevolgd?

Wie de gemaakte ‘afspraken’ beziet, moet constateren dat, wat internationale status betreft Noord-Korea de grote psychologische winnaar is. Eerst paria, nu door Supermacht nummer één als gelijkwaardige gesprekspartner erkend. Tegenover de belofte mee te werken aan totale denuclearisering van het Koreaanse schiereiland staat de – nieuwe – Amerikaanse toezegging om in de toekomst aan de gezamenlijke militaire oefeningen met Seoul een eind te maken, wat in Seoul, maar ook in Washington voor de nodige ongerustheid heeft gezorgd. Dat is ook nogal wat, want daarmee zou de Amerikaanse Azië-politiek van driekwart eeuw overhoop worden gegooid.

Is Kim werkelijk bereid alle kernwapens op te geven, die hem juist een lot à la Kaddafi helpen besparen? In het verleden is zijn dynastie toezeggingen in deze ook nooit nagekomen. Als hij onder totale denuclearisering weer verstaat dat ook Amerika kernwapenvrij zelf moet worden, dan is dit bij voorbaat een doodlopende weg. Iran is in dat opzicht betrouwbaarder gebleken. In dat opzicht is de kans dat Trumps deal ‘de slechtste deal ooit’ zal worden groter dan die veelgesmade van Obama, die hij zelf recent zo triomfantelijk opgeblazen heeft.

Nog irreëler lijkt de droom van hereniging van beide Korea’s. Noord-Korea is een totalitaire familiedictatuur en die familie is niet zins haar macht op te geven, met het risico vanwege massale mensenrechtenschendingen voor het gerecht te belanden. Hoe dat samen moet gaan met Zuid-Korea, dat zich sinds de Korea-oorlog gaandeweg tot een democratie heeft ontwikkeld? Zou daarbinnen überhaupt ruimte zijn voor de Kims?

Dat thema is nu ook volledig buiten beschouwing gebleven. ‘Amerikaanse democratische waarden’ interesseren deze Amerikaanse president duidelijk amper. Daar denken de Zuid-Koreanen vast anders over, mogelijk gewone Noord-Koreanen ook. Maar waar in 1989 de gewone Oost-Duitsers van onderop een hereniging wisten te bewerkstelligen door hun dictatuur weg te demonstreren, zie ik dat nu niet gebeuren. Toen ging Moskou daarmee akkoord, nu zal een dergelijke uitkomst, juist omdat het in 1989 in een vergroting van de westelijke invloedssfeer bleek te resulteren, niet door Beijing worden geaccepteerd.

Onderzoekersverziendheid

0

Twee rapporten met heel veel cijfertjes, tabellen en staafdiagrammen werden onlangs gepubliceerd door gezaghebbende onderzoeksinstituten. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid publiceerde De nieuwe verscheidenheid: toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland.

Over dit rapport is inmiddels de nodige discussie gevoerd in de media en onder wetenschappers. Daarbij ging het vooral om de vraag wat de auteurs nu eigenlijk met diversiteit bedoelen, vanuit wiens perspectief je ernaar kijkt en of dat meetbaar is. Ook het verband tussen toenemende diversiteit en criminaliteit zorgde voor de nodige reactie. Te gemakkelijk gooien onderzoekers de resultaten van hun meting op tafel; zo van kijk maar wat je ermee doet, maar de cijfers spreken voor zich.

Het andere rapport dat onlangs door het Sociaal en Cultureel Planbureau is gepubliceerd is De religieuze beleving van moslims in Nederland: diversiteit en verandering in beeld. Ook daarin staat veel cijfermateriaal en staan diversiteit en verandering centraal. Hoewel het rapport een stuk genuanceerder en gedetailleerder is, pikte de pers op alarmistische toon alleen op dat uit de cijfers zou blijken dat moslims in Nederland religieuzer worden.

Politici maken zich weer eens zorgen en woordvoerders van moslimorganisaties staan met hun mond vol tanden want de cijfers zijn objectief. Die spreken kennelijk voor zich en die bieden houvast. In talkshows en nieuwsprogramma’s dus geen kritische vragen over wat deze cijfers ons eigenlijk vertellen. Geen geneuzel over onderzoeksmethoden en validiteit; als je naar buiten komt met een rapport dat groei of juist afname van iets ziet, dan kun je rekenen op media-aandacht. Dat is zeker het geval als uit onderzoek blijkt dat moslims tegen de als normaal beschouwde trend van steeds verdere secularisering in, juist religieuzer worden. Dan gaan de alarmbellen rinkelen want dat is dan ‘abnormaal’.

Natuurlijk geven cijfers een bepaalde trend weer, zeker, zoals in het geval van het SCP-rapport, als de meetinstrumenten over langere tijd en bij meerdere onderzoeken dezelfde zijn. De auteurs van het rapporten grijpen terug op eerdere rapporten over religiositeit en gebruiken vergelijkbare criteria om dat te meten. Ook is er de nodige zorgvuldigheid en nuance in het rapport te vinden, die door veel media genegeerd wordt. Maar het blijft cijfermatig meten van iets dat heel moeilijk meetbaar is: religiositeit. Cijfers geven misschien een indicatie maar zeggen niets over het waarom achter de cijfers, maar daar gaat het toch om lijkt me.

Bovendien gaan de onderzoekers uit van een aantal niet goed onderbouwde vooronderstellingen over religie en religiositeit. Ik noem er een aantal. Om te beginnen het hierboven genoemde uitgangspunt dat ontkerkelijking of secularisering de ‘normale’ loop der dingen is, dat dit een individueel proces is en dat alles wat daar vanaf wijkt ‘abnormaal’ en dus problematisch is. Dus moet je op zoek naar het waarom erachter. Kennelijk, zo staat in het rapport te lezen, is de invloed van de seculiere samenleving op moslims niet zo groot. Als iemand zegt dat zijn of haar geloof belangrijk is, dan hebben we dus een probleem. Hoewel in het rapport wel wat kritische kanttekeningen worden geplaatst bij de onder de meeste religiewetenschappers al lang niet meer aangehangen stelling dat de wereld moderner wordt en dat religie dan uiteindelijk verdwijnt, vormt die stelling toch de rode draad door het rapport.

Dus, zeggen de onderzoekers, als moslims juist religieuzer worden, moeten we de oorzaken daarvoor vinden. En ook daar worden weer oude en inmiddels omstreden verklaringen uit de mottenballen gehaald, bijvoorbeeld dat religiositeit en integratie elkaars tegengestelden zijn. Islam, staat in het rapport, is verweven met migratie, dus is het een integratiekwestie. Ook hier slaan de onderzoekers de plank mis. Natuurlijk heeft de aanwezigheid van moslims in Nederland te maken met migratie, maar niet alleen op de manier waarop de onderzoekers dat bedoelen. Juist het loskomen van die migratieachtergrond is één van de opmerkelijkste ontwikkelingen onder jonge moslims. Dat voor sommigen religie belangrijker wordt kan eenvoudig niet worden weggezet als een gebrek aan integratie. Dat is een gemakzuchtige conclusie.

Mijn laatste punt van kritiek gaat over de kenmerken van religiositeit. Net als in vorige SCP-onderzoeken wordt islam gereduceerd tot een aantal geloofsopvattingen en gedragsregels op basis waarvan religiositeit wordt gemeten. Een soort individueel boodschappenlijstje dat je kunt afvinken. Dat is een verschraling van wat religie betekent voor aanhangers, gebaseerd op onder religiewetenschappers omstreden onderzoeksmethoden.

Als je wil weten wat zich onder moslims in Nederland voltrekt en welke ontwikkelingen plaatsvinden, heb je weinig aan staafdiagrammen en gekleurde taartpuntjes met percentages. Dat geeft een vertekend beeld op afstand. Om die ontwikkelingen te begrijpen moet je met moslims praten, je verdiepen in hun denkbeelden, kijken wat ze doen en hoe ze in het leven staan. Pas dan zal je verscheidenheid zien.

‘Je bent een mafkees als je niet gelooft’

1
‘Echt Egyptisch worden kan denk ik niet, je hoort er nooit helemaal bij.’

Journalist Ester Meerman werkte en woonde ruim vijf jaar in Egypte. Twee jaar geleden keerde ze, vele illusies armer, terug naar Nederland. Ze had gepoogd om te integreren in Egypte, maar ze ondervond dat de culturele kloof voor haar te groot was om te dichten. Haar relatie ging stuk en financieel zat ze aan de grond. In een blog op de website van Kis (Kennisplatform Integratie & Samenleving) beschrijft ze haar struggles in Egypte. ‘Nieuwkomers moeten zich aanpassen, wordt vaak gezegd, maar ik weet uit ervaring dat het zo makkelijk niet is.’ De Kanttekening sprak Meerman, onder meer over de samenhang tussen cultuur en identiteit, atheïsme in Egypte en de integratie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders.

Foto: Ester Meerman. Ester Meerman (Vlissingen, 1980) was van 2011 tot 2016 correspondent in Egypte en werkte voor onder meer Het Parool, BNR, Getty Images en BBC. Na een jaar bij Omroep Zeeland gewerkt te hebben is ze sinds eind 2017 freelance journalist en fotograaf in Zuidwest-Nederland en België.

Je hebt vijf jaar geprobeerd om te integreren in de Egyptische cultuur, waarom is het niet gelukt om Egyptisch te worden?
‘Echt Egyptisch worden kan denk ik niet, je hoort er nooit helemaal bij. Ik ben er gaandeweg achter gekomen dat de cultuur mij helemaal niet ligt. Ik heb grote problemen met sommige culturele aspecten.’

Waarom wilde je naar Egypte?
‘Ik belandde er puur toevallig vanwege een taalcursus, juist op dat moment brak de revolutie uit. Wat er toen allemaal gebeurde vond ik heel interessant, daarom ben ik gebleven. Ik ben ook heel blij dat ik gegaan ben en dat ik de ontwikkeling die Egypte heeft doorgemaakt van dichtbij heb kunnen meemaken, maar als België journalistiek zo interessant was geweest dan was ik daar heen gegaan en dan had ik er nu nog steeds gewoond.’

Was de cultuurkloof groter dan je vooraf had verwacht?
‘Ik heb daar vooraf niet heel diep over nagedacht. Ik dacht dat ik iemand was die zich goed kan aanpassen aan nieuwe omgevingen, maar dat viel toch een beetje tegen. Integreren bleek een stuk moeilijker dan ik gedacht had.’

In je blog op kis.nl schrijf je dat je bij thuiskomst weer aan Nederlandse gewoontes moest wennen. Je zat tussen twee culturen in. Hoe voelt dat?
‘Ik voelde me een beetje ontheemd. Iedereen kent het gevoel wel van dat je je ergens niet thuis voelt. Ik ging in mijn geval ergens heen waar ik mij thuis behoor te voelen, maar ik bleef toch dat gevoel houden.’

Sommige Turkse en Marokkaanse Nederlanders ervaren dat ook zo, in Nederland voelen ze zich geen honderd procent Nederlander, maar in het herkomstland worden ze ook niet gezien als Turk of Marokkaan. Begrijp je die situatie nu beter door jouw ervaringen?
‘Ik had dat verband nog niet direct gelegd, maar nu je dat zo zegt besef ik dat er mensen zijn die dat gevoel van ontheemd zijn permanent hebben. Ze groeien op met dat gevoel, dat lijkt me echt heel irritant. Na een tijd terug te zijn in Nederland ging dat gevoel bij mij vanzelf over. Ik voel me nu weer helemaal thuis in Nederland. Ik probeer me voor te stellen hoe dat is voor Turkse en Marokkaanse Nederlanders, dat je dat gevoel altijd met je meedraagt. Het lijkt me echt verschrikkelijk.’

Je schrijft in je blog ook dat de omgeving waar je opgroeit bepalend is voor wie je bent. Wat blijft er eigenlijk over van een mens op het moment dat de cultuur en omgeving wegvalt?
‘Over die vraag heb ik veel nagedacht. In Egypte heb ik enorm mijn best gedaan om me aan te passen, daardoor heb ik hele delen van mezelf onderdrukt. Ik ben heel uitgesproken en direct. Dat waarderen mensen in Nederland al niet zo heel erg, maar als er één land is waar mensen dat kunnen waarderen dan is het denk ik wel Nederland.’

Het lijkt me ook lastig te bepalen wat cultuur is en wat een karaktereigenschap, want ben je niet juist uitgesproken omdat je in Nederland bent geboren?
‘Ik weet niet of dat met Nederland te maken heeft, mijn ouders zijn ook zo. Vooral mijn vader is ook zo. Als kind neem je bewust en onbewust veel van je omgeving over. In Egypte zou ik natuurlijk een heel andere opvoeding hebben gehad. Zomaar je gevoelens uiten is lastig in Egypte. Sowieso staat wat ik denk heel vaak haaks op wat mensen denken in Egypte. Vooral als het gaat om religie, ik heb daar gewoon niks mee. Religie zit daar zo diep in de cultuur, je moet enorm oppassen dat je niks geks zegt.’

Je bent atheïst. Wat zei je als mensen vroegen naar je religie?
‘In het begin zei ik dat ik atheïst was, maar ik kreeg daar hele slechte reacties op. Dus toen dacht ik, misschien moet ik dan iets anders verzinnen.’

Wat voor reacties kreeg je dan?
‘Ze begrijpen het hele concept gewoon niet. In het Egyptisch is er ook niet echt een woord voor. Er is wel een woord voor, maar dat woord kent niemand. Een woord wat mensen wel kennen is ‘ongelovige’ maar daar hangt een enorm negatieve connotatie aan. Zo wil ik mezelf niet omschrijven. Dat is ook een vreemd woord, omdat ik toevallig niet geloof wat jij gelooft, hoeft wat ik ben nog niet negatief te zijn. Ik vind geloof op zich heel fascinerend en ik wil het daar ook best over hebben, maar dan wel op voet van gelijkwaardigheid. Wat ik ben kon ik aan de gemiddelde man op straat niet uitleggen. In Egypte ben je een mafkees als je niet gelooft.’

Hoe komt religie ter sprake in het dagelijkse leven?
‘De eerste vraag van taxichauffeurs is altijd ‘waar kom je vandaan?’ Met daarna direct de vraag, ‘ben je moslima?’. Als je dan ‘nee’ zegt dan gaan ze er automatisch vanuit dat je christen bent. Als je dat ook ontkent, dan schrikken ze. Dan zie je ze denken ‘ze is toch geen Jood? Dat kan niet’. Er zijn sowieso maar drie religies die voor de Egyptenaar meetellen. Ik heb al eens voor de gein gezegd dat ik hindoe ben, maar dat begrepen ze al helemaal niet. Ik heb ook vaak gezegd ‘tuurlijk ben ik moslim’ puur om van het gezeik af te zijn.’

Je had in Egypte een relatie met een Egyptenaar, hoe ging hij om met jouw atheïsme?
‘Die zei altijd dat het prima was. Hij zei dat hij het begreep, maar achteraf gezien snapte hij er helemaal niks van. Toen later bleek dat hij toch grote problemen had met mijn atheïsme strandde onze relatie. Mijn Egyptische vrienden zeiden ‘maar je snapt toch wel dat dat niet oké is voor hem?’. Waarom moet ik, als iemand dat tegen mij zegt, er vanuit gaan dat datgene wat hij of zij zegt niet klopt? Nog altijd vraag ik me af of het echt zijn probleem was of eerder dat van zijn familie. Daar heb ik nooit een goed antwoord op gekregen.’

Geloof je ondanks jouw ervaring dat interculturele relaties tussen Egyptenaren en Nederlanders succesvol kunnen zijn?
‘Lastige vraag. Ik heb het in ieder geval in mijn omgeving heel vaak mis zien gaan. Als Egyptenaar moet je ontzettend veel schijt hebben aan je familie, want het is heel reëel dat je verstoten wordt. Wat ik had met mijn ex, hebben heel veel andere mensen ook gehad. Nederlanders doen heel makkelijk over religie, of je wel of niet gelooft maakt ons niks uit. In relaties gaan Egyptenaren daar soms wel in mee, maar als zij zeggen dat het allemaal niks uitmaakt, dan heeft dat consequenties. Als ik bij mijn ouders kom aanzetten met een christen of een moslim dan denken zij ‘ja, nou en?’. Zo’n nuchtere reactie kan je niet verwachten van een Egyptische familie.’

Was het voor jou een optie om je voor de vorm te laten bekeren tot de islam?
‘Ik ken mensen die op die manier bekeerd zijn. Ze zijn moslim geworden, maar het interesseert ze verder niks. Die hebben zoiets van ‘het is maar een stempeltje’. Ze doen er verder niks mee. Voor de partners die zij hebben is dat ook al voldoende. Het gaat heel erg om de buitenwereld. Zolang het plaatje naar buiten toe maar klopt, is het goed. Egyptenaren weten ook dat het zo werkt. Als je als buitenlander naar een overheidsloket gaat en je staat geregistreerd als moslim, dan snappen zij ook wel dat dat vooral om praktische redenen is. Als ik die weg had gevolgd had ik veel minder problemen gehad, wie weet had het dan wel gewerkt. Alleen ik wil dat niet, daarvoor ben ik te principieel.’

Was dat ook moeilijk te verkopen geweest naar jouw eigen familie toe?
‘Nee, dat had hun echt niks uitgemaakt. Die hadden dat wel begrepen.’

Je was in een hele intense periode in Egypte. Je hebt de laatste dagen van Hosni Moebarak meegemaakt tot aan het moment dat Abdel Fattah al-Sisi de macht greep. Is de Egyptische cultuur veranderd door die grote omwentelingen?
‘Het eerste jaar na Moebarak had ik het idee dat mensen vrijer konden spreken dan voorheen. Sowieso kon je toen ineens in het openbaar over politiek praten. Als je vrijer over politiek kunt praten, dan ga je ook vrijer praten over andere dingen. Zo begonnen mensen te praten over vrouwenrechten en seksualiteit. Inmiddels is dat er weer helemaal uit. Het is nu misschien nog wel erger dan onder Moebarak, je mag nu helemaal niks meer zeggen. Ik vind het eeuwig zonde, want die periode na Moebarak had veel moois kunnen opleveren. Als er nu nog ergens een sprankje hoop is, dan wordt dat wel door het regime de grond in geboord. De onvrede daarover is enorm. De Egyptenaren die ik kende wonen óf al lang niet meer in Egypte óf ze willen maar één ding en dat is weg.’

Heb jij nog hoop dat het beter wordt?
‘Ik weet niet hoe lang de huidige situatie houdbaar is. Mensen zijn boos, maar het duurt echt heel lang voordat mensen boos genoeg zijn om er echt iets aan te doen. De Arabische lente was geen succes dus mensen denken nu wel twee keer na om weer een revolutie te ontketenen.’

Je hebt ervaren hoe moeilijk het is om van de ene cultuur in een andere cultuur te integreren, ben je daardoor pessimistischer geworden over integratie in Nederland?
‘Ik denk dat het als moslim makkelijker is om te integreren in Nederland dan als niet-gelovige in Egypte. Je mag in Nederland moslim zijn. Het is in Nederland sowieso makkelijker om individuele keuzes te maken. Als je geen moslim meer wilt zijn, dan kan dat ook. Via internet is het ook heel makkelijk om kennis op te doen. Als Egyptenaar die geen Engels of Frans begrijpt is dat lastiger, het Arabische internet is echt om te huilen. Op de Arabische Wikipedia-pagina’s kom je soms dingen tegen die echt niet kloppen. Andersom heb je dat natuurlijk ook als je gewend bent om de Arabische pagina’s te lezen en je leest ineens heel iets anders in het Engels, Frans op Nederlands. Als je verschillende talen spreekt, zie je veel beter het grotere plaatje. Dan kan je de zin van de onzin onderscheiden en dan gaat integreren ook veel makkelijker.’

Je noemt nu vooral de negatieve aspecten van de Egyptische cultuur, maar ben je ook de Nederlandse cultuur gaan relativeren?
‘Na Egypte ben ik de Nederlandse cultuur alleen maar meer gaan waarderen. Het feit dat je hier veel makkelijker kunt zijn wie je bent, kunt doen waar je zin in hebt, zolang je binnen de wet blijft. Dat het oké is als je niet als een schaapje achter de kudde aan loopt en dat je mogelijkheden krijgt om de manier waarop je anders bent te uiten en te onderzoeken en met anderen erover te discussiëren. Overigens is dat niet typisch Nederlands, want in België kan het bijvoorbeeld ook. Ik ben nu veel in België en ik kan België en Egypte beter vergelijken omdat ik in beide landen een buitenstaander ben. Wat ik opvallend vind is dat vrijwel iedereen daar tijdens het ontbijt en de lunch aan de drank zit. Toen ik hiernaar vroeg kreeg ik als antwoord: ‘Dat is toch normaal in de ochtend een wijntje erbij? Je krijgt de indruk dat dingen niet leuk zijn als er geen alcohol bij komt kijken. Als je zegt dat je geen alcohol drinkt dan wordt dat vaak niet begrepen. In Nederland houden mensen ook wel van drank maar niet op die manier. In Egypte is drank natuurlijk helemaal uit den boze. Als je in Egypte op het terras zit en je drinkt niet, dan is dat prima natuurlijk.’

De partij Denk vindt dat we niet langer moeten spreken over integratie maar over acceptatie bij tweede en derde generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Jij hebt ervaren hoe lastig het is om volledig te integreren, vind je dat autochtonen deze groepen meer tegemoet moeten komen?
‘Ik vind dat we dat al heel veel doen. Als je als Turkse, Marokkaanse of Syrische vrouw naar Nederland komt en je wil met een hoofddoek over straat lopen dan doe je dat toch lekker? Ik kan niks in Egypte, ik mag niet op straat in een bikini lopen, alleen al een korte broek en een shirtje met blote armen is al een groot probleem. Ik heb gemerkt dat sommige cultuurdingen echt heel hardnekkig kunnen zijn, ook bij Syrische vluchtelingen. Omdat ik Arabisch spreek heb ik wel eens geholpen bij de communicatie tussen Syriërs en een vluchtelingenorganisatie in Nederland. Zij hadden bedacht om te gaan fietsen met Syriërs. Wat dan onmiddellijk opvalt is dat dan alleen Syrische mannen zich daarvoor opgeven. Als ik dan vraag waarom hun vrouw niet is meegekomen zeggen ze ‘die mag niet fietsen’, ‘hoezo mag die niet fietsen?’ vraag ik dan. ‘Hier mag dat gewoon.’ Dat zijn wel dingen waarvan ik zeg: ik begrijp dat dit in jouw cultuur anders is, maar dan moet jij ook begrijpen dat je nu hier woont en dat in dit land de vrouw zelf mag kiezen wat ze doet.’

Het is natuurlijk ook lastig om van het ene op het andere moment in die andere mindset te zitten, je hebt zelf immers ook ervaren dat het veel van een mens vergt.
‘Zeker, ik begrijp ook wel dat het een grote overgang is voor zo’n man, maar hij woont hier nu wel. Als hij hier wil blijven, dan is dat de enige optie. Dat is niet eenvoudig. Als ik in Egypte was gebleven, dan had ik ook veel meer concessies moeten doen, maar daar had ik helemaal geen trek in. Voordeel voor mij is dat ik weg kon, dat ligt voor een Syriër een stuk moeilijker.’

Ben je cynisch geworden over integratie van nieuwkomers in Nederland?
‘Nee, dat ook weer niet. Ik denk dat we als Nederland soms te snel willen. Integratie moet wel van twee kanten komen en van beide kanten is de houding soms te dogmatisch. Je kan niet van een nieuwkomer verwachten dat hij of zij meteen voor honderd procent de taal spreekt en precies doet wat wij willen. Iemand moet vrij kunnen zijn om zonder zijn identiteit volledig op te geven een plekje te vinden in Nederland. Het is goed om te beseffen dat het veel tijd kost om de cultuurkloof te dichten. Misschien generaliseer ik, maar als je ziet hoe Egyptische kinderen opgroeien, dan heb ik niet de indruk dat hen geleerd wordt om zelfstandig na te denken. Je moet leren wat er in de boekjes staat en het is niet bon ton om je af te vragen of wat er in die boekjes staat wel klopt. Ik heb Engelse les gegeven aan Egyptische kinderen en een jongen zei ooit tegen me dat wat op het internet staat waar is. Ik vroeg hem om z’n telefoon en zei: ‘dan zet ik op internet dat jij een eikel bent, dan is dat ook waar.’ Toen zag je hem nadenken ‘o, ja zo werkt dat.’ Als iemand met zo’n achtergrond naar Nederland komt, dan raakt hij compleet gedesoriënteerd, want hier ligt alles open, aan alles wordt getwijfeld.’ Als dat besef, dus dat je leert door dingen in twijfel te trekken, iets meer gemeengoed wordt bij Egyptenaren, dan denk ik dat de cultuurkloof best te dichten is.’

Identitair links heeft stiekem een rothekel aan diversiteit

2

We staan niet genoeg stil bij het lijden van een kleine groep bijzondere mensen – mensen die dag in dag uit zware inspanningen leveren, maar toch niet altijd gewaardeerd worden. Ik heb het over de ideologen van het nieuwe identity politics-links oftewel identitair links. Denk aan mensen als Willem Schinkel, Anousha Nzume, Gloria Wekker, Sybren Kooistra, Sunny Bergman, Meredith Greer, Anja Meulenbelt en Sinan Cankaya. Deze mensen profileren zich in het publieke debat door aandacht te vragen voor achtergestelde groepen en diversiteit. Als beloning voor hun altruïstische engagement, verdienen zíj zélf eens wat van onze aandacht. Ze spreken altijd over kwetsbare groepen die het moeilijk hebben, maar welke specifieke moeilijkheden weten zij zelf dagelijks te trotseren? Hoe kijken ze naar de wereld? En tegen welke problemen lopen ze aan in hun ideologische werkzaamheden?

De boodschap
Links-identitairen geloven dat alles in de maatschappij draait om machtsverhoudingen tussen identiteitsgroepen en dat de idee van het unieke individu, de rede en de meritocratie vooral dienen om maatschappelijk onrecht te verhullen. Achter die façade woedt namelijk een eeuwige klassenstrijd, één tussen onderdrukkende, geprivilegieerde identiteiten enerzijds en onderdrukte, achtergestelde identiteiten anderzijds. De maatschappij bestaat uit tweedelingen: ‘wit’, man, hetero en de meerheid staan tegenover, respectievelijk, ‘zwart’, vrouw, lhbt en minderheden. En welke kant kiezen de links-identitairen in deze strijd? De kant van alle onderdrukten tegen iedere vorm van onderdrukking natuurlijk. Als iedereen dat nou zou doen.

Het is in grote lijnen duidelijk wat ons te doen staat. We moeten iedereen eerst op basis van geslacht, huidskleur en achtergrond in historische dader- en slachtoffergroepen indelen en vervolgens in alle organisaties vrouwen, niet-blanken en alle andere historisch ‘onderdrukten’ tellen. Dat klinkt misschien een beetje Hutu-Tutsi-achtig, maar de links-identitairen gaan genuanceerd te werk, zoals Meredith Greer in haar HP/DeTijd-column uitlegt: ‘Waar het interessant wordt, is dat identiteitspolitiek aandacht heeft voor meerdere tegenstellingen tegelijkertijd. Intersectionaliteit noemen de kenners dat, of kruispuntdenken.’

Het interessante inzicht van die kenners is dat er in de maatschappij als geheel niet simpelweg twee kampen tegenover elkaar staan. Nee, het is net ingewikkelder, want een individu staat op het kruispunt van verschillende identiteitsgroepen, zodat wie bij de ‘onderdrukten’ hoort in de ene identiteitscategorie, bij de ‘onderdrukkingsstructuur’ kan horen in een andere categorie. Stel, je bent een donkergekleurde, heteroseksuele man. In dat geval word je als ‘zwarte’ onderdrukt door het systeem van ‘witheid’, maar ben je als hetero en als man juist weer (onbewust) onderdeel van de onderdrukking van niet-hetero’s en vrouwen.

Nu zou er binnen iedere categorie van ongelijkheid trouwens wel een simpele onderdrukkers-onderdrukten tweedeling bestaan. De links-identitairen vinden het zelfs zo belangrijk zwart-wit-tegenstellingen te accentueren, dat ze letterlijk eisen dat we blanken ‘witten’ noemen, aangezien ‘wit’ een symmetrischer klinkend paartje vormt met ‘zwart’. Jammer dat het binaire, Hutu-Tutsi-elementje er zo toch weer insluipt, maar verder vliegt de nuance je om de oren.

Avant-gardisme is zwaar werk
Met zo’n fijnbesnaard denkkader gaat het vooral nog om de praktische omzetting. Hier zoeken de links-identitairen het heil in een verbond van moraliserende activisten en een interveniërende staat. De staat formuleert diversiteitsdoelstellingen en grijpt in met quota waar nodig om de evenredige vertegenwoordiging maatschappijbreed te waarborgen, terwijl activisten de mensen het juiste bewustzijn meegeven door ze ofwel een schuldgevoel dan wel een slachtoffercomplex aan te praten. Op naar Gelijkheid met een hoofdletter ‘G’!

Toch blijft politiek avant-gardisme zwaar werk. ‘Avant-garde’ betekent ‘voorhoede’. Avant-gardisten gaan de massa voor als wegbereiders van de toekomst. Het probleem is dat de massa (en de rest van links) maar niet in beweging komt en nog steeds in een staat van ontkenning verkeert, terwijl de avant-gardisten van identitair links, zucht, allang weten hoe het zit en in welke richting de geschiedenis zich behoort te ontwikkelen.

Dat de achterlopers hun boodschap nog niet geheel accepteren, ligt aan de invloed van populisten, ons cultureel archief, racisme en seksisme en, meer in het algemeen, aan machtsverhoudingen. Aan de inhoudelijk kwaliteit van de boodschap zelf kan het immers niet liggen, toch?

Zwakke puntjes
Nou zijn er nog wel wat zwakke puntjes. Zo heeft het simplistische tweedelingsdenken, waarin iedere groepsidentiteit ofwel onderdrukt dan wel onderdrukt wordt, geen vat op de complexe (non-binaire) realiteit van maatschappelijke ongelijkheid en etnische en culturele diversiteit. Je hebt een lappendeken van etniciteiten en achtergronden, niet dé ‘witten’ en dé ‘zwarten’. Die concepten vallen uiteen zodra je ze ondervraagt. Waar houdt de blankheid op? Turkse immigranten zijn nog blank, toch? En Marokkanen? Zijn die al ‘zwart’? Geldt Geert Wilders als ‘wit’ ondanks het van zijn Javaanse grootmoeder geërfde pigment?

Laten we ter illustratie een links-identitair argument ontmantelen. Greer stelt in haar stuk dat de statistieken bewijzen dat ‘zwarte’ journalisten keihard worden buitengesloten onder het mom van objectieve kwaliteitseisen: ‘Maar als blijkt dat 94,6 procent van de journalisten op grote redacties wit zijn, en je zegt vervolgens dat mensen niet moeten kijken naar kleur maar naar kwaliteit, dan zeg je eigenlijk dat zwarte mensen niet genoeg kwaliteit bezitten.’ Poe, dat zou gemeen zijn! Maar wacht, waar baseert ze zich eigenlijk op? Nog los van haar gewaagde aanname dat iedere culturele of etnische groep gemiddeld precies dezelfde interesse heeft in zware, onderbetaalde banen in de journalistiek, is het onduidelijk welke definities van ‘wit’ en ‘zwart’ ze hanteert en waar het genoemde percentage naar verwijst.

Haar stuk zelf biedt geen uitkomst, maar een linkje wijst naar het NRC-artikel Kranten- en tv-redacties iets minder wit. Dat artikel blijkt huidskleur echter onbesproken te laten, ondanks de misleidende titel. Het gaat in plaats daarvan om journalisten met een ‘niet-westerse migratieachtergrond’, die geïdentificeerd worden aan de hand van de CBS-definitie: ‘mensen met minstens één ouder die in Azië, Afrika of Latijns Amerika is geboren, inclusief Turkije, maar uitgezonderd Indonesië en Japan.’ Aha, die 94,6 versus 5,4 procent ging dus over autochtonen en westerse migranten versus mensen met een ‘niet-westerse migratieachtergrond’. Dat NRC-titelbouwers en Greer daar een wit-versus-zwart verhaal van maken, heeft vreemde implicaties. Japan en Indonesië gelden dan als ‘wit’, maar Turkije als ‘zwart’. Het wordt nog gekker, want wie let op de precieze definitie, merkt dat Surinaamse Nederlanders ook onder westers – en dus onder ‘wit’, in Greers omduiding – moeten vallen. Het Zuid-Amerikaanse Suriname ligt immers niet in ‘Latijns Amerika’, omdat ze er een Germaanse taal (Nederlands) en geen Latijnse taal (Spaans of Portugees) spreken. Kortom, als je dit doortrekt, zijn Turken en Argentijnen ‘zwart’, maar Japanners, Indonesiërs en Surinamers ‘wit’. Tja, zo zal het niet bedoeld zijn, maar dat zijn het soort absurditeiten waarin je automatisch belandt, als je onze complexe maatschappij in zwart-witte tweedelingen probeert te vatten.

Maar goed, die inhoudelijke zwaktes kunnen hoe dan ook niet zijn waarom veel Nederlanders de links-identitaire boodschap nog steeds niet hebben aanvaard. Weerstand moet je volgens de links-identitaire leer namelijk nooit argumentatief-inhoudelijk duiden, maar altijd in termen van machtsverhoudingen. Achter de tegenwerpingen van de critici gaan kwade machtsstructuren schuil. Moraliseer en pathologiseer de criticus daarom met verwijzing naar zijn of haar ‘geprivilegieerde’ huidskleur, geslacht of achtergrond. Het heeft geen zin om tegenargumenten inhoudelijk te wegen.

Verraden door Vrij Links
Vervelend is dat de kritiek op de links-identitaire boodschap niet alleen van rechts komt, maar ook van een deel van links. Zo plaatsten een viertal sociaaldemocratische critici een anti-identitair manifest onder de titel Vrij Links moet trouw zijn aan zijn vrijzinnige, seculiere wortels in de Volkskrant. Ze beweren dat het groepsdenken van identitair links ‘regressief’ in plaats van progressief is en pleiten voor individualisme en een nadruk op individuele emancipatie:

‘Een deel van het huidige ‘links’ vaart mee op de populariteit van het denken in identiteiten. In deze uit Amerika overgewaaide trend worden mensen ingedeeld in verschillende groepen, gedefinieerd door religie, achtergrond, geslacht, geaardheid of ras. Vrij Links gaat ervan uit dat in een wereld met zeven miljard mensen zeven miljard verschillende identiteiten bestaan en verwerpt het groepsdenken van links en rechts.’

Het choquerende is dat zelfs Lodewijk Asscher, partijleider van de PvdA, dit reactionaire initiatief omarmt, wellicht omdat hij ook nog een keer een verkiezing wil winnen en concepten als ‘wittenprivilege’ het op een of ander manier niet goed doen bij het Nederlandse electoraat. Hè, linkse politici zouden toch eigenlijk over zo’n minpuntje heen moeten kunnen stappen. Teleurstellend.

De worstelingen van de revolutionair
Hoe revolutionairder je bent ingesteld als links-identitair ideoloog, hoe teleurgestelder je bent over de sabotageacties van linkse reactionairen. Zo heeft Erasmus-hoogleraar sociologie Willem Schinkel, die al jaren een soort neo-communistische revolutie met identitaire inslag propageert, het he-le-maal gehad met reactionair realisme. Hij stelt in zijn boek De nieuwe democratie (2012) dat we een ‘nieuwe politisering links van links’ moeten najagen. Het heil schuilt in ‘Grote Verhalen’, ‘veel maatregelen’ en ‘een utopische verbeelding’ (De Correspondent, 20 september 2014). Zijn definitie van het laatste: ‘Noem utopie die verbeelding die onderkent waar de wereld kapot is, dat exploitatie overal is en rechtvaardigheid schijnheilig tot recht gereduceerd wordt. Dat, bijvoorbeeld, een gang naar de supermarkt betekent dat je bloed je handen hebt.’ Supermarkten en kapitalisme zijn fout en moeten bestreden worden, in combinatie met een strijd tegen de culturele hegemonie van blanke mannen. Onlangs in Buitenhof (3 juni) vulde hij aan dat ‘het liberale idee van het individu’ vervangen moet worden met ‘nieuwe vormen van collectief leven, zoals het communisme’, omdat blanke mannen de aarde anders kapot zullen maken.

Hij staat, kortom, klaar om de rode vlag te hijsen op het Binnenhof, maar, God o God, wat zit de rest van links irritant slap te doen. Neem de Rotterdamse GroenLinks-afdeling, die in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen de linkse alliantie met Nida verbrak vanwege een mediarel rond een oude anti-Israël-tweet. Daar sneuvelde een, vanuit links-identitair perspectief bezien, perfecte samenwerking van onderdrukte identiteiten en progressieven. In een kribbig opiniestuk in de NRC beschuldigde Schinkel GroenLinks en Jesse Klaver van ‘racisme’. Dat zal ze leren!

En dan heb je ook nog die überburgerlijke Femke Halsema. Toen Schinkel op 3 december 2017 in een eerdere Buitenhof-aflevering uitpakte met een moralistisch betoog over de historische schuld van blanke Nederlanders, werd hij door de oud-politica weersproken. Ze stelde dat de huidige generaties geen dragers zijn van een vererfde collectieve schuld uit ver voorbije eeuwen én dat de poging om iedereen in te delen in historische dader- en slachtoffergroepen, mensen alleen maar uit elkaar speelt. Gelukkig is Schinkel ervaren genoeg in de ideologische scherpslijperij om in zo’n situatie zijn standpunt simpelweg te herhalen zonder zich af te laten leiden door haar argumenten.

Vervreemd van de universiteit
Tenslotte schrijft Schinkel dat hij zich ‘vervreemd’ voelt van de Erasmus Universiteit en van universiteiten in het algemeen. In zijn essay De bleke Universiteit in het blad van de Erasmus Universiteit gaat hij nader in op zijn eenzame rol als academisch avant-gardist. In tegenstelling tot de meeste van zijn collega’s, ziet hij wel het grote plaatje. Om te benadrukken hoe ver zijn perspectief van dat van het gebruikelijke perspectief afstaat, vergelijkt hij zichzelf met ‘een buitenaards wezen van een exoplaneet [die] naar de Erasmus Universiteit zou komen’. En wat is het dat hij en die denkbeeldige alien meteen zien als ze naar de universiteit kijken, maar wat meestal niet wordt herkent door anderen? Welnu, dat de universiteit is ‘overgenomen door een plaag van witte mannen’.

Tja, toch een beetje overdreven. Dat witheidsprobleem doet zich eigenlijk alleen voor tijdens de wintermaanden. In de zomer lopen er nog best wat mensen van kleur rond op Nederlandse universiteiten.

Maar goed, Schinkel heeft een punt wat betreft de man-vrouw verdeling onder de hoogleraren. Hij is boos en stelt dat het feit dat het nagestreefde percentage vrouwelijke hoogleraren niet gehaald is, alleen kan betekenen dat er niet meritocratisch geselecteerd is. Schinkel rekent het voor ons uit: ‘Vergeet niet dat we, op zijn laatst wanneer we op de helft van de posities mannen benoemd hebben, uit de lagere regionen van intellect en creativiteit rekruteren als we nog meer mannen benoemen.’

Hij baseert zich op de aanname dat er in ieder vakgebied en in de wetenschap als geheel, van nature een precies evenredige, fiftyfifty-verdeling in talent en interesse bestaat tussen mannen en vrouwen. Dus hoewel er binnen de groep mannen en binnen de groep vrouwen een brede variatie is in talent en interesse, zouden er volgens Schinkel tussen mannen en vrouwen als geheel genomen geen gemiddelde verschillen bestaan. Ik zie geen reden om aan het waarheidsgehalte van zijn aanname te twijfelen, temeer omdat ze precies goed aansluit bij ons politieke gelijkheidsideaal. Ze impliceert bovendien dat we iedere onevenredig lage uitkomst in de vertegenwoordiging van vrouwen, of van welke historisch ‘onderdrukte’ groep dan ook, voor de volle honderd procent kunnen toeschrijven aan benadeling op basis van vooroordelen. Wat heerlijk dat het soms allemaal zo simpel blijkt te zijn!

Helaas is er altijd wel iemand die zo in zijn onderdrukkersrol zit, dat hij er een ingewikkelder verhaal van tracht te maken. In dit verhaal is de schurk Steef van de Velde, decaan van de afdeling bedrijfskunde. De decaan beweert dat er zich op het hoogste niveau gewoon te weinig vrouwelijke topkandidaten hadden aangediend. Schinkel noemt dat ‘bullshit’ en ‘patriarchale reflex’. Nu lijkt het wat ongepast om je als wetenschapper in het universiteitsblad in zulke bewoordingen uit te laten over een collega, maar we moeten niet vergeten dat Schinkel voor de goede zaak strijdt. En de kwade machtsstructuren en reactionaire denkwijzen zijn, zo blijkt wel, nog steeds oppermachtig.

Toch geen echte avant-garde?
Sterker nog, de weerstand tegen identitair links is dermate koppig, dat we het revolutionaire feestje wellicht toch af moeten lassen. Nederland is niet de Verenigde Staten. De identitaire wending van de laatste jaren, die in de VS een ware klimaatverschuiving teweeg heeft gebracht in de media en in het onderwijs, heeft in Nederland nog niet zo gek veel in beweging gezet en zal misschien weer snel overwaaien. In dat geval vormen de Nederlandse links-identitaire ideologen strikt genomen geen avant-garde. De idee van een avant-garde veronderstelt leiderschap en gevolg. Als de rest van links denkt ‘ja doei, die identitaire lui zijn een moeras ingelopen’ – tja, wat dan? Dan liggen die identitaire pipo’s daar een beetje in de blubber weg te zinken en beweegt de maatschappij zich een andere richting op.

De cruciale vraag is of de links-identitaire oriëntatieverschuiving van kansengelijkheid voor individuen naar kansen- en uitkomsten-gelijkheid voor identiteitsgroepen, op den duur een houdbaar normatief model zou kunnen opleveren voor een individualistisch-ingesteld land als Nederland. Wellicht is zo’n project gedoemd om te falen en slechts een nawee van het utopisch socialisme dat vorige eeuw terecht in diskrediet raakte.

Wie durft professor Schinkel het slechte nieuws te brengen als de oefening ten einde loopt? De arme man wilt een héle grote Bijdrage leveren en niet alleen wat doceren en onderzoeken. Zijn studenten een stukje vorming meegeven? Dat is leuk, maar het moet van Schinkel een tikje groter. Hij verlangt naar intellectueel leiderschap in een revolutie, maar het is nog niet duidelijk of dat deze ‘witte man’, zoals hij zichzelf noemt, ooit gegund zal zijn.

Weten zich geen raad met diversiteit
Maar ja, het project zit gewoon niet zo goed in elkaar. Daarbij heb ik het grootste zwaktebod van identitair links nog niet eens genoemd. Dat is, o ironie, zijn moeizame omgang met diversiteit. Laten we nog eens naar het links-identitaire ideaal kijken: een maatschappij waarin we individuen systematisch in collectieve identiteitshokjes stoppen, mensen de hele dag lang hun ‘privileges’ lopen ‘te checken’ en de staat met quota en interventies sturing geeft aan culturele gelijktrekking. Dat lijkt op het eerste gezicht erg fris en divers, maar zou die gestuurde ‘diversiteit’ niet toch een beetje, tja, gelijkgeschakeld aanvoelen?

Identitair links houdt eigenlijk niet van diversiteit. Nee, het houdt van gelijkgetrokken uniformiteit – uniformiteit van uitkomst. Natuurlijk nemen de links-identitairen het woord ‘diversiteit’ vaak in de mond, maar dat is vooral om hun moeizame omgang met het fenomeen te verhullen. Als je goed oplet, merk je dat identitair links diversiteit trivialiseert door het te reduceren tot de inhoudsloze tegenhanger van een set politieke ‘dadergroepen’. ‘Diversiteit’ verwordt zo tot een set aan negaties, tot niet-blank, niet-man, niet-hetero, etcetera. Op die manier denk je alle diversiteit binnen de groep blanke, heteroseksuele mannen weg, doe je alsof er hele duidelijk scheidslijnen lopen tussen blanken en niet-blanken en tussen hetero’s en niet-hetero’s, en reduceer je alle diversiteit aan de ‘diversiteits’-kant van het schema tot een negatieve waarde – een niet-x. Maar echte diversiteit is veelzijdig, gevarieerd en substantieel, niet een schrale niet-x.

Identitair links looft dus een neppe, lege, aan de hand van politieke schema’s geconstrueerde ‘diversiteit’, maar het háát de echte, wilde, rommelige diversiteit van unieke individuen, waarden, groepen, etniciteiten en subculturen. Die echte diversiteit past namelijk niet in de binaire schema’s en zet daardoor het links-identitaire duidingsmodel onder druk.

Ten tweede zorgt echte diversiteit ervoor dat een ‘gelijkheid van uitkomst’, dat wil zeggen een perfecte evenredige verdeling, hetzij in prestigieuze beroepen en materiële middelen, hetzij in onderwijs of culturele invloed, onmogelijk is. Precies omdat echte diversiteit niet alleen om uiterlijkheden gaat, maar ook om substantiële verschillen in ideeën, waarden en levenskeuzes, uit ze zich namelijk in een vermaledijde diversiteit van levensuitkomsten. De eigenheid van culturen en de verschillen tussen mannen en vrouwen zorgen ervoor dat al deze zelfs onder de meest egalitaire omstandigheden, nooit op precies hetzelfde maatschappelijke profiel uit zullen komen. Kortom, echte diversiteit maakt alles ongelofelijk rommelig.

Ideologen en professionele moralisten zien liever een schematische, schoongeveegde wereld, één die hun duidingsmodel volgt en waar vooruitgang een eenduidige richting heeft. Dat iedere reëel bestaande diversiteit per definitie niet in hun mal past, is een eindeloze bron van frustratie. Waren alle culturen en groepen allemaal maar precies hetzelfde op wat uiterlijkheden na, want dan zouden we precies weten hoe we statistieken over ongelijke verdelingen moesten interpreteren en zou ‘diversiteit’ maak-, stuur- en controleerbaar zijn. Van alle dingen die de ideologen van identitair links tergen, is er niets meer tot last dan de reëel bestaande diversiteit.