13.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 869

Kerala: het communistische wonder van India

0
De Indiase deelstaat Kerala wordt bestuurd door communisten. Onze correspondent Sara-May Leeflang doet verslag vanuit het gebied. Zij sprak onder anderen de premier van de deelstaat.

Kerala is economisch gezien één van de meest succesvolle deelstaten van India. Het welzijn van de inwoners ligt hoger dan in andere deelstaten. De geletterdheid is in deze deelstaat het hoogst, zo rond de 93 procent en de levensverwachting is met 77 jaar ook al het hoogst in heel India. Er is ook een ander aspect dat Kerala erg bijzonder maakt, namelijk de succesvolle geschiedenis van de communistische beweging die er nu de dienst uitmaakt.

De geschiedenis van de Communistische Partij van India (CPI) in Kerala gaat terug tot vlak na de Tweede Wereldoorlog. In 1957 ontstond in de deelstaat een beweging tegen imperialisme, kapitalisme en ongelijkheid. De voorganger van de CPI won de verkiezingen in Kerala, maar werd na twee jaar afgezet door het nationale congres. Toch was er een begin gemaakt. De CPI kwam zes jaar later weer aan de macht, in 1965, en daarna weer in 1967, 1980, 1987, 1996, 2006 en meest recentelijk in 2016. Ook in de deelstaten Bihar en West-Bengal vormt de CPI een meerderheid. Volgens journalist Urooba (30) is de CPI een pionier op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg.

Waarom is het communisme zo populair in Kerala? De premier van de deelstaat, Pinarayi Vijayan, vertelt dat hervormers de weg vrij hebben gemaakt voor de communisten. De communisten konden hun ideologie goed vertalen en waren degenen die overgingen tot politieke actie. Dat is volgens hem nog steeds het geval. ‘De linkse beweging werkt nauw samen met allerlei progressieve bewegingen die zich focussen op de onderdrukte, gemarginaliseerde en benadeelde groepen in de samenleving.’

In Kochi, de op één na grootste stad in Kerala, is de meerderheid van de bevolking hindoe, circa eenderde is christen en rond twintig procent is islamitisch. Ook staan er zeven synagogen, waarvan de oudste uit 1568.

Jounalist Bridju (52) uit Wayanad wijst erop dat Kerala de eerste regio in de wereld is waar een communistische partij in een democratisch systeem regeert. ‘De CPI steunt veel ecologische en sociale projecten. Er is ook een campagne gestart tegen het diepgewortelde kastensysteem met leuzen als ‘ik heb geen kaste’. Uiteraard moet de partij functioneren in een democratisch systeem, dus is ze pragmatisch. Het mengt haar idealen met de praktijk.’ De CPI is volgens Bridju aan de macht dankzij de middenklasse. ‘Mensen in Kerala zijn opgeleid en weten wat hun rechten zijn. De mensen hier kiezen voor rechtvaardigheid.’

Meningsverschillen lopen echter soms zo hoog op dat conflicten tussen hindoes en communisten ontstaan. Voornamelijk tussen fanatieke aanhangers van de CPI en de nationalistische hindoeorganisatie Rashtriya Swayamsevak Sangh (RSS). Die wordt ook wel gezien als de moederpartij van de landelijk regerende hindoepartij Bharatiya Janata Partij (BJP).

Een RSS-lid overleed afgelopen juli nadat zijn hand was afgehakt in een conflict. Er zijn acht verdachten aangehouden die connecties hebben met de CPI. De BJP riep op tot een algemene staking, waarna overal in de deelstaat winkels en restaurants hun deuren sloten. Mensen gingen de straat op om te protesteren. Volgens Manoj gebeurt dat vaak in de deelstaat. ‘Er is altijd wel een partij die iets heeft om tegen te protesteren en oproept tot een algemene staking.’

Ranjith (44) uit Kochi, werkzaam in de IT, gelooft niet in één soort communisme. ‘Er is geen land of regio waar het communisme in zijn werkelijke vorm wordt uitgedragen. Ook in Kerala gebeurt dat niet.’ Volgens Ranjith regeert de CPI in Kerala omdat de geletterdheid zo hoog ligt.

Luchthavenmedewerker Mohan (48) uit Khozikode vindt dat we vooral naar de positieve dingen in het leven moeten kijken. Hij beweert dat de CPI populair is omdat haar ideologie is gelinkt aan spiritualiteit. ‘Indiërs groeien op met spiritualiteit en idealen van gelijkheid. Dat laatste vinden ze in het communisme. Ook al staan we daar nu nog ver vanaf. In plaats daarvan vermoorden mensen elkaar. Wij hebben een cultuur die pleit voor vrede en sereniteit voor alle levende wezens op aarde, zodat alle wezens met elkaar verbonden zijn. Wij gebruiken de woorden namasthe en pranam om iemand te groeten of iets te wensen. Pranam betekent levensenergie die door mij heen gaat en is niet van mij alleen. Het is van iedereen. Als we dat leren begrijpen dan kunnen we eindelijk als eenheid plezier hebben.’

Volgens student Lydia (24) is de communistische beweging vooral een tegengeluid tegen de BJP en zusterpartijen die nu in de landelijke regering zitten. ‘Mensen schrikken van de nationalistische polariserende taal die premier Narendra Modi en zijn partijgenoten uitslaan. Zij kiezen voor een tegenbeweging die strijd voor eenheid in plaats van raciale en religieuze verschillen.’

Volgens Suneesh (48), manager van een eco-resort in Wayanad, zijn de kiezers ook pragmatisch. ‘Er is veel corruptie in de Indiase politiek. Dus de ene keer kiest men voor de BJP en als haar termijn is afgelopen en corruptieschandalen aan het daglicht zijn gekomen, dan kiezen mensen voor een alternatief. Totdat bij het alternatief ook weer corruptie wordt ontdekt. Dan stapt de kiezer weer over.’

Hassouni debuteert als kinderboekenschrijver

0
Het kinderboek Hoekjes van geluk is het schrijversdebuut van de Marokkaans-Nederlandse actrice Maryam Hassouni. De uitgever hoopt dat snel meer ‘bi-culturele kinderboeken’ volgen.

Actrice Maryam Hassouni (Amsterdam, 1985), bekend van onder andere Offers en Flikken Rotterdam, debuteert als kinderboekenschrijver met Hoekjes van geluk. De hoofdpersoon is Sam. De lezer mag zelf bepalen of dat een afkorting is van Samir of Samuel. Sam heeft een Marokkaanse moeder en een Nederlandse vader. Als het verhaal begint, heeft hij gelijk pech. Hij loopt vol trots naar buiten met mooie, nieuwe schoenen en staat even later in de hondenpoep. ‘Als zijn moeder zegt dat geluk in een klein hoekje zit, neemt hij dat letterlijk. Sam zoekt naar geluk alsof het een object is. Hij ontdekt dat er achter kleine hoekjes een magische wereld schuilgaat’, vertelt Hassouni aan de Kanttekening. Ze zegt bewust voor het thema geluk te hebben gekozen. ‘Geluk is universeel. Iedereen is op zoek naar geluk, waar je ook vandaan komt. Dat maakt van Sam ook een universele jongen. Hij merkt overigens dat de zoektocht zelf het geluk is. Hij ontdekt immers een nieuwe wereld. Geluk is voor iedereen anders. Zelf word ik gelukkig van breder kijken en me openstellen voor andere werelden.’

Hassouni vertelt dat toen ze klein was haar moeder haar ‘prachtige verhalen’ vertelde. Ze is ontzettend enthousiast over de illustraties van Ramona Treffers in haar boek, een illustratrice die ze zelf heeft uitgezocht. ‘Ik had de animatiefilm Vrije vogels van haar gezien, zo magisch en mooi. Ik heb haar via de uitgever benaderd. Ze heeft echt iets extra’s toegevoegd. Ik zou zo weer met haar willen samenwerken.’ Op de vraag of die opmerking inhoudt dat het schrijfvirus heeft toegeslagen, antwoordt ze lachend dat ze ‘besmet’ is. ‘Ik hou heel erg van schrijven. Een paar jaar geleden heb ik een monoloog geschreven en gespeeld. Verder ben ik net afgestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam waar ik Engelse Taal en Cultuur studeerde. Literatuur vind ik gewoon heel interessant. Ik had nooit gedacht dat ik er iets mee zou doen. Nu dat wel is gebeurd, wil ik ook blijven schrijven. Overigens schrijf ik ook erg graag essays.’

Chafina Bendahman en Tess Kamphorst van de uitgever van het boek, ROSE Stories, vertellen aan deze krant dat ze blij zijn dat ze met Hassouni hebben mogen werken. ‘Het lijkt me geweldig om vaker te mogen werken met makers zoals Maryam. Ze is toegewijd aan de verhalen die ze vertelt’, zegt Bendahman. ‘Tot nu toe heb ik eigenlijk alleen positieve reacties ontvangen. Het belangrijkste is dat kinderen het een leuk verhaal vinden. Ze mogen bij dit voorleesboek in slaap vallen, maar heel enthousiast reageren is ook prima.’ Bendahman is de oprichter van ROSE Stories, een stichting die schrijvers met een migratieachtergrond helpt bij het publiceren van een boek.

Kamphorst zegt dat ze bij ROSE Stories direct vertederd waren bij het lezen over pechvogel Sam. ‘We wisten gelijk: dit willen we heel graag uitgeven!’ De keuze voor Hassouni heeft volgens Kamphorst niets te maken met haar bekendheid. ‘Bij ROSE Stories gaat het om het delen van bijzondere verhalen en om samen te werken met bijzondere verhalenvertellers. We zijn blij dat we met Maryam hebben mogen werken omdat ze zo’n bijzondere maker is. Ze heeft veel te vertellen en dat doet ze nu samen met ons middels een boek.’

Hassouni heeft al enkele ideeën voor nieuwe boeken en gaat proberen ze op papier te zetten. ‘Ik heb ook heel veel zin om voor te lezen. Dat is leuk, maar ook spannend. Kinderen vormen een inspiratiebron. Ze staan nog zo open.’

Er zijn relatief weinig Nederlandstalige kinderboeken van auteurs met een niet-westerse achtergrond. ROSE Stories wijst op het belang van representatie. ‘Wij geloven in de kracht van het verhaal’, zegt Bendahman. Literair pleitbezorger Sharron McElmeel verwoordt het als volgt: ‘Kinderen hebben behoefte aan zowel spiegels als ramen. Veel gekleurde kinderen zien de wereld alleen via ramen en zij hebben spiegels nodig. Andere kinderen zien alleen spiegels en zij moeten de wereld ook door ramen leren zien. Dat vind ik heel mooi gezegd.’

‘We moeten blijven strijden voor onze grondrechten’

0
Theo Jubitana is de nieuwe leider van de indiaanse bevolking in Suriname. Hij voert de strijd aan voor landbezit en zelfbeschikking.

De Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname (VIDS) koos eind vorige maand Theo Jubitana als nieuwe voorzitter. Hij treed aan op een moment dat een lange strijd om landrechten haar ontknoping lijkt te naderen.

De VIDS is een organisatie van dorpshoofden van tweeënvijftig dorpen met bewoners uit een aantal indianenstammen. De inheemse bevolking, de eerste bewoners van Suriname, bestaat uit ongeveer twintigduizend mensen, bijna vier procent van de Surinaamse bevolking. De VIDS is vijfentwintig jaar geleden opgericht om na de Binnenlandse Oorlog (1986-1992) de traditionele gezagsstructuren in de inheemse dorpen te herstellen. Op lange termijn zou dat moeten resulteren in zelfbestuur met een eigen rechtsstructuur.

Theo Jubitana heeft een grotendeels moderne manier van leven. De taal van zijn volk, de Arowakken, verstaat hij wel, maar hij spreekt het niet vloeiend. Hij werkt bij de Johan Adolf Pengel luchthaven. Als dorpshoofd van het indiaanse dorp Hollandse Kamp kwam hij echter in conflict met de overheid vanwege uitbreidingsplannen van die luchthaven. ‘Wij hoorden achteraf dat driekwart van de grond van ons dorp weggegeven was aan de luchthaven’, vertelt hij in een interview met de Kanttekening. ‘Door ons verzet staat deze verkoop in de wacht. Dit soort verhalen hoor ik ook uit andere delen van Suriname. In het zuiden zijn bijvoorbeeld dorpen die achteraf horen dat er op hun grond concessies voor houtkap of goudwinning afgegeven zijn.’

Om dat te voorkomen wil de VIDS dat de grondwet gewijzigd wordt. Nu kent die grondwet enkel individuele rechten, waardoor gemeenschappen niet als collectief grondeigenaar kunnen zijn, en krijgen de inheemse gemeenschappen geen vermelding. De grond waarop de gemeenschappen wonen, inclusief de natuur en grondstoffen, is op dit moment bezit van de staat en kan geen eigendom van de dorpen worden. In 2011 werd een conferentie over dit onderwerp van de VIDS en president Bouterse voortijdig afgebroken vanwege onenigheid. In november 2015 werd de Surinaamse staat op de vingers getikt door het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten (een orgaan van de OAS, de Organisatie van Amerikaanse Staten), omdat het de grondrechten van inheemse volken niet voldoende erkent. Voor eind januari 2018 moet de Surinaamse regering aan dit vonnis gehoor geven. Het vonnis gaat in eerste instantie om een mede door de VIDS in 2007 aangespannen zaak met betrekking tot twee grote stammen, maar de wettelijke erkenning van collectieve rechten op traditioneel grondgebied is één van de eisen van het vonnis.

Op 7 augustus besloot Desi Bouterse op het laatste moment een intentieverklaring samen met de VIDS om de grondrechten voor inheemse volken te garanderen toch niet te tekenen, naar eigen zeggen om met zijn kabinet te overleggen. Jubitana, zelf op lokaal niveau vertegenwoordiger voor de Nationale Democratische Partij, de partij van Bouterse, keurt dit besluit af. ‘Dit voelt voor ons als een vertragingstactiek. Het is de vraag hoe lang we bereid zijn om hen de tijd te geven. Bouterse vertelde in zijn verkiezingscampagne dat hij zelf inheems bloed heeft via zijn oma, en dat hij de achtergestelde positie van inheemsen aan wil pakken, maar ondertussen blijven multinationals grond waarop inheemsen leven van de staat kopen zonder dat er een vorm van overleg met de gemeenschappen is. In ons voorstel moet het economisch gebruik van onze gronden door andere partijen in samenspraak gebeuren met de lokale gemeenschappen.’

De VIDS is opgericht vanuit de Raad van Acht, een organisatie die voortkwam uit de strijdgroep Tucajana Amazones, die de zijde van Desi Bouterse kozen in de Binnenlandse Oorlog. In die tijd stonden de nog steeds niet gerealiseerde grondenrechten al op de agenda van de Tucajana Amazones. Later heeft een politieke arm van de VIDS een stemadvies op Bouterse gegeven. Theo Jubitana wil meer afstand van de politiek creëren, ook al is hij zelf lid van de partij van Bouterse. ‘De partij wilde invloed op wie voorzitter van de VIDS zou worden. Mijn voorganger was assemblée-lid. Dat is duidelijk niet goed uitgepakt, de VIDS was te loyaal aan de politiek. Er werd minder opgekomen voor de belangen van de lokale gemeenschap. Er moet nog veel gebeuren. Het niveau van het onderwijs in inheemse gebieden is niet gelijkwaardig aan het niveau in Paramaribo.’

‘Ik ga als voorzitter van de VIDS naar de dorpen reizen om mensen te informeren en te mobiliseren. We moeten blijven strijden voor onze grondrechten. Wij zijn verbonden met de natuur en met de grond waarop we wonen, vissen, jagen en medicinale planten vinden. Wij zijn er van overtuigd dat het al onze grond is, maar we willen dat de overheid dat erkent.’

Jubitana moet het gesprek beëindigen omdat hij een kruidenbad klaar gaat maken. ‘In de aanloop naar mijn voorzitterschap ben ik heel spiritueel bezig geweest. Ik zal met het kruidenbad mijn voorouders bedanken voor hun steun de afgelopen weken, die heb ik heel sterk gevoeld. Na een nacht zijn de verschillende kruiden die ik fijnstamp ingetrokken in de aardewerken kruik. Morgenochtend voor zonsopgang spreek ik een gebed uit in de Arowakse taal en neem ik een bad. Ik ben streng christelijk opgevoed, maar door mijn oom heb ik de laatste tien jaar, eigenlijk sinds ik dorpshoofd ben, meer geleerd over inheemse tradities, daar voel ik mij goed bij.’

Biculturele CDA’ers in lastig parket door Buma

0
Buma, die al veel langer pleit voor een revival van ‘onze waarden en normen’, brengt CDA’ers met een migratieachtergrond in een lastig parket.

‘Nieuwkomers bleken onze vrijheid niet als vanzelfsprekend te omarmen en hielden meer dan verwacht vast aan eigen geloof, taal en cultuur. De gewone Nederlanders bleven verweesd achter’, zei CDA-leider Sybrand Buma in zijn H.J. Schoo-lezing op 1 september. Volgens de CDA-leider is de hoop dat een soort verlichte Europese islam zou ontstaan ijdel gebleken.

‘Buma ziet nieuwkomers te veel als zondebok en dat is het laatste wat je van een christelijk leider mag verwachten’, zo reageerde theoloog Rikko Voorberg in het radioprogramma Dit is de dag. ‘Dat frame moet bestreden worden, omdat je je eigen zorgen neerlegt bij een kwetsbare groep die de cultuur niet beheerst en zomaar kan dienen als zondebok. Dat is onverantwoord.’

De Kanttekening sprak enkele CDA’ers die kritisch staan tegenover Buma’s lijn. Vooral van moslims krijgt hij veel kritiek. In Buma’s CDA zou haast geen plek meer zijn voor moslims. ‘Ik ben het daar helemaal mee eens’, zegt de Surinaams-Nederlandse moslim Akbal Mohamed, die al jaren actief is voor het CDA. ‘Buma doet alsof moslims en allochtonen van een andere planeet komen. Hij zou het niet betreuren als moslims het CDA zouden verlaten en er een blanke christelijke partij overblijft.’

Een groep CDA-raadsleden waarschuwde in 2011 al dat het CDA de eigen toekomst in gevaar bracht als de partij de uittocht van moslims en ‘allochtonen’ niet wist te stoppen. Ze maakten duidelijk dat ze het gevoel hebben dat ze worden bekeken als moslims en niet als CDA-leden. Mede onder invloed van de PVV verslechterde de positie van moslims binnen en buiten de partij, vonden de raadsleden. ‘Als we de huidige partijkoers voortzetten zullen steeds meer moslims zich afwenden van het CDA.’ Een jaar eerder, in 2010, spraken islamitische CDA’ers er schande van dat hun partij een samenwerking aanging met de PVV. Toch denkt Mohamed dat de koers van de partij met betrekking tot moslims vooral is veranderd met Buma. ‘Hij heeft de partij stap voor stap en doelbewust vervreemd van de islamitische achterban. De huidige situatie heeft alles met de persoonlijkheid en ambities van Buma te maken.’

Mohamed is lang bestuurslid en campagneleider geweest voor het CDA. Hij benadrukt dat hij zich telkens weer verbaast over Buma’s ‘harde en ongefundeerde uitspraken over de islam en moslims’. ‘Er lijkt geen nuance mogelijk voor Buma, hij gooit alle moslims op één hoop. Het is betreurenswaardig om te zien hoe de partij onder zijn leiding is getransformeerd naar een kleurloze en eentonige partij waar weinig mensen zich nog thuis voelen.’ Mohamed is sinds 1973 actief binnen de christendemocratische beweging, eerst binnen de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en vervolgens het CDA nadat de ARP opging in het CDA. Hij heeft naar eigen zeggen nog nooit zoveel partijgenoten horen klagen over een leider. ‘Geef mij maar Wilders in plaats van Buma, want Buma is veel gevaarlijker. Van Wilders weet je tenminste wat je kan verwachten.’

Zelf heeft Mohamed ondanks de verharde koers van zijn partij zijn CDA-identiteit niet opgegeven. ‘Ik voel me niet gedwongen om afstand te nemen van het CDA, maar zal ook nooit toegeven aan de toon van mensen als Buma. Ik zie de partij als mijn kind. Ik zal mijn kind ook niet afstoten wanneer hij iets verkeerd doet. Dit is een tijdelijke afwijking van het beleid, de partij is voorlopig gekaapt door Buma, maar hij zal daar niet eeuwig zitten.’ Mohamed heeft ook kritiek op andere CDA’ers met een islamitische achtergrond die ondanks de harde toon van Buma niet in actie komen. ‘We hebben bij het CDA een paar van die meelopers die er alles aan doen om hun positie te behouden.’

Nihat Ulusoy, fractievoorzitter van CDA Schiedam, vindt het allemaal te veel als een ‘rechts geluid’ klinken. ‘Uiteraard dienen we de Nederlandse traditie, waarden en normen te beschermen en te behouden, maar de komst van ‘nieuwe’ Nederlanders betekent niet direct dat dit gaat verwateren. Aan integratie moeten we hard werken, maar we kunnen van mensen niet verwachten dat zij af gaan zien van hun eigen waarden. Waar trek je hier de grens?’

‘De samenleving is de kern, de bindende kracht voor Nederland en een wapen tegen de verwarring, veroorzaakt door de nieuwkomer’, zei Buma in zijn toespraak. ‘Dit is zo beangstigend’, reageert Ulusoy. ‘Alsof de nieuwkomers alles hebben verziekt in Nederland. Er zijn veel factoren die meespelen in het onbehagen van mensen, het landelijk beleid, economische gesteldheid, werkloosheid, mondiale ontwikkelingen, de rol van de media. De nadruk leggen op nieuwkomers lijkt mij niet de juiste benadering.’

Ulusoy denkt wel dat er nog veel CDA’ers zijn die de visie van Buma niet delen. ‘Ik voel me nog steeds welkom binnen het CDA. Zodra je vergelijkbare geluiden hoort, maak je je uiteraard wel zorgen, maar ik verwacht niet dat er drastisch wat gaat veranderen.’ Toch zegt de Turkse Nederlander dat de afstand tussen moslims en de partij op deze manier wel groter wordt. ‘Ik denk dat dit zeker effect kan hebben op het stemgedrag van moslims. Op deze manier verliest de moslimgemeenschap haar vertrouwen in het CDA.’

CDA’er Dave Ensberg, winnaar van de Jan Peter Balkenende Award in 2015 omdat hij ‘zich heeft laten zien als een voorvechter voor de multiculturele samenleving, gedragen en geïnspireerd door de christendemocratische waarden’, was één van de initiatiefnemers van een in 2013 geschreven open brief aan de leiding van het CDA. In deze brief werd een oproep gedaan aan de partij zich meer te richten op ‘nieuwe’ Nederlanders.

‘Ik merk dat het CDA op dit moment onvoldoende in staat is om biculturele Nederlanders aan zich te binden. De partijleiding lijkt nu duidelijk vanuit conservatisme voorstander te zijn van een mono-culturele samenleving, waar weinig ruimte lijkt te zijn voor pluriformiteit en diversiteit, in plaats van een multiculturele samenleving, terwijl we daar juist als partij altijd voor hebben gestaan’, zegt Ensberg. ‘Dat komt door de lezing van Buma, maar ook door vaak te refereren naar traditioneel joods-christelijke waarden en daarbij het gevoel op te roepen alsof andere waarden inferieur zijn en niet passen bij de Nederlandse cultuur. Dat is heel gevaarlijk. Daardoor wordt in één klap een hele bevolkingsgroep van de partij vervreemd.’

Buma heeft volgens Ensberg wel duidelijk een eigen interpretatie van de christendemocratie. ‘We moeten intern vaker en beter discussiëren over de visie van Buma, want feitelijk is het zo dat die interpretatie weinig besproken is. Is dit wel onze lijn? Heeft Buma wel draagvlak als het gaat om deze koers? Die vragen zijn intern onvoldoende gesteld.’ Biculturele kiezers spreken lokale CDA’ers vaak aan over de uitspraken van Buma en willen met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 weten of het lokale CDA op één lijn zit met Buma, bijvoorbeeld als het gaat om ‘het falen van de verlichte islam’. Als dat het verhaal is van het CDA, ga ik niet meer op de partij stemmen, zeggen ze dan. Biculturele CDA’ers vragen zich door deze retoriek van de afgelopen jaren en vooral de uitspraken tijdens die lezing, steeds vaker af of ze nog wel lid willen blijven. Dat is een gevaarlijk signaal.’

Oliegeld in de moskee

0

Om de zoveel tijd laait de discussie weer op over de financiering van moskeeën. De aanleiding deze keer was de berichtgeving over de Utrechtse moskee al-Fitrah die de gemeente onjuist zou hebben voorgelicht over hun financieringsbronnen. Naar aanleiding daarvan verschenen berichten over de ondoorzichtigheid van de financiering van moskeeën in het algemeen. Ondanks dat er grondwettelijk niets is in te brengen tegen het feit dat moskeeverenigingen subsidies ontvangen uit buitenlandse bronnen, vaak stichtingen in de rijke Golfstaten, bestaat er een tamelijk breed gedeelde afkeer van dit soort geldstromen. Redenen daarvoor zijn steeds de invloed die dat soort geldschieters op Nederlandse moskeeën zouden krijgen, en zo, daar gaan we weer, salafistisch gedachtegoed zouden propageren. In veel van de berichten worden financieringsbronnen, al of niet bewust, op een hoop gegooid. Of het nu gaat om een onschuldige subsidie voor de bouw van een moskee of de verspreiding van jihadistische propaganda, het is kennelijk allemaal één pot nat. Daarnaast wordt de financiële handel en wandel van moskeeën omschreven als ondoorzichtig. Wat daarmee wordt bedoeld is voltrekt onduidelijk, maar al snel werd dit gebrek aan transparantie gebombardeerd tot een exclusief kenmerk van moskeeorganisaties.

Met de argumentatie en het debat eromheen is iets merkwaardigs aan de hand. In de berichtgeving wordt beweerd dat de overheid gebonden is aan de vrijheid van godsdienst (artikel zes van de Grondwet) en de scheiding van religie en staat onvoldoende wordt uitgevoerd. Die vrijheid van godsdienst betekent in theorie dat religies gelijkwaardig zijn. Daar blijkt in de praktijk natuurlijk weinig van terecht te komen. Niet alleen zijn er talloze voorbeelden waaruit blijkt dat er wat dit betreft met twee maten wordt gemeten, maar ook in praktisch opzicht is een letterlijke uitvoering van dat recht niet haalbaar.

Met dat andere principe, de scheiding van religie en staat, is het nog merkwaardiger gesteld. In de praktijk is de ‘scheiding’ een politiek mantra geworden dat naar believen wordt gebruikt. Wat precies met de scheiding van religie en staat wordt bedoeld is volstrekt onduidelijk. Critici van alles wat met religie te maken heeft en de islam in het bijzonder, zijn van mening dat het hoog tijd wordt dat die scheiding nu echt eens in de praktijk wordt gebracht. Als dat zou gebeuren, dan zou de overheid veel effectiever kunnen ingrijpen. Het zou afgelopen zijn met de facilitering en subsidiëring van religieuze activiteiten, de inmenging door vreemde mogendheden en instanties in het religieuze leven hier en natuurlijk zouden al die schimmige islamitische instellingen die onder het mom van liefdadigheid de jihad prediken, echt eens kunnen worden aangepakt.

Het is duidelijk dat deze critici en ook journalisten die steeds maar weer wijzen op de beperkingen die de scheiding van religie en staat voor de overheid met zich meebrengen, zich niet hebben verdiept in de Nederlandse politieke geschiedenis. Die zouden dan weten dat de dingen veel gecompliceerder in elkaar zitten, maar vooral dat er sinds het in werking treden van de nieuwe wetgeving in de Bataafse Republiek in 1798, eigenlijk nooit sprake is geweest van een wettelijk vastgelegde bepaling die ‘beïnvloeding over en weer’ (tussen staat en religie) verbiedt. Er stond weliswaar dat kerken hun eigen zaakjes moesten regelen en niet meer op de staat konden steunen, maar er stond ook dat de Gereformeerde Kerk niet meer een voorkeursbehandeling kreeg zoals die in de eeuwen daarvoor gold. Gelijkwaardigheid van religies dus eigenlijk.

Sindsdien zijn veel van die bepalingen die de band tussen de staat en religie moeten afzwakken weer verdwenen. Er heeft in elk geval nooit in de Grondwet een artikel gestaan dat staat en religie gescheiden zijn. De politieke geschiedenis van Nederland tot op de dag van vandaag laat zien dat de staat altijd de mogelijkheid heeft gehad in te grijpen en dat ook gedaan heeft. Tegelijk werd de scheiding van religie en staat steeds ingevlogen om de dingen op zijn beloop te laten. Tekenend was de weigering van de overheid om de adviezen van de commissie-Waardenburg in 1983 op te volgen met een beroep op de scheiding van religie en staat. Die commissie pleitte ervoor moskeeën in de opbouwfase waarin ze toen verkeerden juist wel te steunen zodat een ‘Nederlandse islam’ zou ontstaan.

De overheid kan naar believen diep ingrijpen in religieuze zaken of controle uitoefenen op het doen en laten van religieuze organisaties. Er is geen wetgeving die dat verhindert. Die is er nooit geweest. Als groeperingen dingen doen die wettelijk niet zijn toegestaan dan is daar de strafwet. Wat overblijft is artikel één van de Grondwet dat discriminatie moet uitsluiten. Daar hoor je al die critici niet over, maar daarmee mag niet gemarchandeerd worden. Dat artikel garandeert niet alleen godsdienstvrijheid, maar moet voorkomen dat er met twee maten wordt gemeten, zoals keer op keer gebeurt.

Je kunt veel zeggen van het vmbo, saai is het er nooit

0

‘Hoe houd je het vol?’, vragen mensen mij weleens. Al zo’n veertig jaar sta ik voor de klas, waarvan de laatste vijfentwintig jaar op het Montessori College Oost in Amsterdam. Een vmbo-school met voornamelijk kinderen uit gezinnen met ‘niet-Nederlandse’ wortels. Vaak wel hier geboren, soms zijn hun ouders hier ook geboren, maar het etiket ‘niet-Nederlands’ is hardnekkig.

Vooral door de berichtgeving over onderwijs op vmbo-scholen snap ik de hoe-houd-je-het-vol-vraag wel. Als ‘zwarte’ scholen in het nieuws komen gaat het meestal over drugs, geweld, spijbelen, ongemotiveerde leerlingen, hoog ziekteverzuim van de leraren en meer ellendige zaken. We moeten het verwachtingspatroon vooral niet overhoop gooien, lijkt soms de regel op redacties. Het gaat in de media zelden over leerlingen die hard werken, hun best doen, goede cijfers halen of gewoon in één keer slagen (ik ken ze!), want dat verstoort het beeld, toch?

Les geven is een vak waar ik indertijd voor gekozen heb, omdat ik kinderen leuk vind en omdat ik het boeiend vind om ze dingen te leren. Nooit een moment spijt gehad van mijn beroepskeuze, ook na veertig jaar vind ik de kinderen nog net zo leuk als vroeger en heb ik nog steeds plezier in mijn vak. En met ‘kinderen’ bedoel ik álle kinderen.

Het opgeblazen negativisme over ‘allochtonenonderwijs’ (vreemde term, alsof kinderen met een ‘niet-Nederlandse’ afkomst geheel anders les zouden moeten krijgen) in de media stoort me dan ook zeer. Er lijken vooral heel veel problemen te bestaan en het heeft tot gevolg dat docenten die het ‘volhouden’ automatisch als helden worden beschouwd en de kinderen die een aanslag doen op het uithoudingsvermogen van de docent als boosdoeners. Docenten worden dan afgeschilderd als idealisten met een masochistische instelling. Maar lesgeven is gewoon een vak! Het doel is om kinderen iets te leren, een leraar is daarvoor opgeleid en heeft als het goed is interesse voor kinderen, wat voor kinderen dan ook. Als het goed is heb je plezier in je vak en ben je geïnteresseerd in kinderen. Een timmerman die nul interesse heeft voor hamer, zaag en hout kan beter een ander vak kiezen. Heeft hij wel interesse voor zijn vak dan noemen we hem een vakman en geen idealist. Datzelfde geldt voor een docent, in welk soort onderwijs dan ook.

De komende tijd zal ik schrijven over wat ik meemaak op school. Over mooie dingen, lastige dingen, successen, maar ook mislukkingen, want ja, er gaat ook weleens iets mis (het is soms net de echte wereld, zo’n school). Je kunt veel zeggen van het vmbo, saai is het er nooit.

‘Het is ontzettend leuk mensen te zien groeien’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Surinaamse Nederlander Damaira Anijs (32).

Wat doe je?
‘Ik ben fiscaal jurist en oprichter van DNA Community, gespecialiseerd in de creatieve en sportieve sector. DNA Community houdt zich bezig met marketing, coaching en het financiële plaatje voor ondernemers. We zijn gespecialiseerd in sporters en kunstenaars zoals modellen, muzikanten, schrijvers en andere artiesten. DNA Community beschermt de belangen van de artiest, ook financieel. Sommige managers denken vooral aan zichzelf en laten hun artiesten een wurgcontract tekenen. Zulke toestanden willen wij graag voorkomen. Niet iedere muzikant weet trouwens dat je je werk moet aanmelden bij Buma Stemra. Vaak hebben onze cliënten wel voldoende basiskennis, maar wij zorgen ervoor dat ze aan de slag kunnen als volwaardig ondernemer. Het is ontzettend leuk om mensen te zien groeien, als ondernemer en als mens. Modellen zijn meestal pas zeventien jaar en nogal verlegen als ze voor het eerst bij ons komen. Binnen een jaar zijn ze ontzettend gegroeid. Bij DNA Community leer je ook zaken zoals voor jezelf opkomen, kosten drukken, sparen en budgetteren.’

Waar wil je heen?
‘Ik wil met DNA Community de grens over, maar ik wil vooral marktleider worden in Nederland binnen de branches waarin we actief zijn. Het streven is om echt een begrip te worden.’

Heb je een kruiwagen?
‘Niet op het gebied van fiscaal recht. Voordat DNA Community in 2014 werd opgericht, werkte ik bij Baker & McKenzie en later bij trustkantoor TMF. Dat heb ik zelf bereikt. Ik kom wel uit een creatieve familie. Via hen kom ik makkelijk in contact met artiesten. Verder was het heel goed voor mijn reputatie dat één van mijn eerste klanten een bekend topmodel is geworden. Het allerbelangrijkste is mond-tot-mond-reclame. Dat werkt echt het beste. Het mooiste is om via elke cliënt twee nieuwe cliënten te krijgen. Ik startte DNA Community naast mijn vaste baan. Op een moment kreeg ik het er zo druk mee dat ik het niet meer met mijn baan kon combineren. Alleen leverde het nog niet voldoende op. Parttime banen binnen fiscaal recht bestaan niet, maar ik moest extra inkomsten hebben. Uiteindelijk ben ik bij een winkel gaan werken waar ze cupcakes verkochten. Ik heb eerlijk gezegd dat ik geen ervaring had met cupcakes, maar goed kon verkopen! Ze gaven me een kans.’

Zijn er beren op de weg?
‘Als nieuwe ondernemer onderschat je je kosten en overschat je je inkomsten. Je moet je inkomsten goed bijhouden. Eén van mijn persoonlijke beren op de weg is dat ik jonger lijk. Dat is niet altijd in mijn voordeel. Dat valt op want mensen verwachten een oudere man in een driedelig kostuum. Terwijl onze doelgroep zich daar helemaal niet zo bij op hun gemak voelt. Daarom werkt het ook zo goed wat we doen.’

Heb je tips?
‘Blijf in jezelf geloven, alles begint immers bij jezelf. Als je jezelf presenteert, wees dan niet te vaag, zeg kort maar krachtig wat je doet en wees direct. Schrijf je doelen voor de komende tijd op.’

‘Je kunt niet om islamitisch karakter van IS’ers heen’

0
‘Wil je een realistisch beeld neerzetten van de islam, dan benoem je niet alleen de negatieve aspecten want dan doe je het tekort, maar je kunt je ook niet alleen op de positieve aspecten focussen en net doen alsof alle donkere kanten het gevolg zijn van inmenging van buitenaf. Er moet een redelijke balans zijn.’

‘De Koran is niets anders dan een schreeuw om compassie’, volgens bestsellerauteur en religie-expert gespecialiseerd in de islam, het jodendom en het christendom Karen Armstrong. Zij wordt geroemd om haar vermogen religies te verbinden. Ze was begin deze maand in Nederland om een onderscheiding van de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam in ontvangst te nemen. ‘Armstrong krijgt een eredoctoraat aan de VU, omdat ze de interreligieuze dialoog promoot en zich inzet voor religieuze tolerantie in het publieke domein’, zegt haar erepromotor Manuela Kalsky, bijzonder hoogleraar voor de Edward Schillebeeckx-leerstoel voor Theologie en Samenleving. ‘Armstrong heeft een groot aantal boeken gepubliceerd waarin ze inzichten uit theologie en religiewetenschap begrijpelijk maakt voor een breed publiek.’

De levensloop van de Britse schrijfster spreekt tot de verbeelding. Ze verruilde haar leven als non voor een studie Engels en werd auteur van wereldwijde bestsellers als Fields of blood: religion and the history of violence (2015) en Muhammad: a prophet for our time (2016). In 2008 lanceerde ze het Handvest voor compassie, waarin de ‘gouden regel’ centraal staat: behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden. ‘De gouden regel vind je al bij de oude Chinese wijsgeer Confucius. In een tijd van oorlog pleitte hij voor meer mededogen. Armstrong beschrijft hoe je echte compassie kunt hebben, bijvoorbeeld door het leed van anderen te verminderen en geen haat te zaaien,’ zegt Kalsky. Armstrong benadrukt dat het principe van compassie ten grondslag ligt aan alle wereldgodsdiensten, inclusief de islam. ‘Volgens Armstrong kun je als je de geschriften leest en naar de geschiedenis kijkt, niet concluderen dat de islam intoleranter is dan bijvoorbeeld het christendom’, zegt Kalsky. ‘Religie is zeer complex. In alle religies vind je de intentie om vrede te bevorderen. Ook de islam is een geloof van vrede, God is in de islam niet voor niets de Barmhartige.’

Tegelijkertijd worden aanslagen gepleegd in naam van de islam. Hoe zit dat dan? ‘Zowel in de Bijbel als in de Koran staan passages die gewelddadig zijn. Die kun je voor je karretje spannen, en zeggen ‘ik doe dit in naam van de islam of het christendom’. Maar dé islam bestaat net zo min als hét christendom, Er is een grote variatie aan stromingen en interpretaties. Bij de aanslagen van IS spelen vaak politieke en economische factoren mee,’ zegt Kalsky. ‘Armstrong geeft het voorbeeld van jihadisten die voordat ze naar IS vertrekken bij Amazon een exemplaar van Islam for dummies bestellen. Ze weten nauwelijks iets van de islam, het is een sterk ideologisch gemotiveerde strijd.’

Gert Jan Geling, publicist en promovendus aan de Universiteit Leiden, vindt dat Armstrong wel erg relativistisch wordt als het gaat om geweld in naam van de islam. ‘Je kunt niet om het islamitische karakter van IS’ers heen, omdat ze een theologische onderbouwing voor hun gedachtegoed bieden. IS’ers mikken voor een deel op de wat minder goed onderlegde jongeren, die kunnen ze gemakkelijker brainwashen. Maar dat zijn uitsluitend jongeren die zich al als moslim zien. Soms hebben ze een crimineel verleden. Ze weten dat ze fouten gemaakt hebben en zijn extra kwetsbaar, omdat ze zich op grond van hun geloof zondig voelen. Dan willen ze ter compensatie deel uitmaken van het kalifaat en het leven van een vrome moslim leiden.’

Volgens Geling handelen extremistische jihadisten niet alleen uit politieke overwegingen, maar is het de islam waar zij steun en motivatie aan ontlenen. ‘Je kunt niet alles op de buitenwereld afwentelen. Er is een traditie van geweld in de islam die teruggaat op de begintijd. De profeet Mohammed voerde oorlogen en breidde zo zijn grondgebied uit. Het theologische concept jihad in de Koran verwijst vrijwel altijd naar strijd tegen ongelovigen. Groeperingen als IS grijpen terug op die begintijd. Volgens bijvoorbeeld een David Cook, een vooraanstaande expert op het gebied van het concept jihad, is het concept van de innerlijke jihad, waarbij je strijd voert tegen het kwaad in jezelf, pas eeuwen later bedacht door islamitische geleerden’, stelt Geling. Cooks claim wordt echter tegengesproken door vele islamexperts, van onder meer de toonaangevende al-Azhar Universiteit in Caïro. Zij wijzen erop dat het concept van de innerlijke jihad wordt belicht in tientallen hadith (overleveringen over het doen en laten en uitspraken van Mohammed).

‘Saoedi-Arabië wordt door het Westen gesteund en verspreidt een bepaalde manier van denken die kan inspireren tot radicaal gedachtegoed, daar ben ik het met Armstrong eens. Maar het wahabisme uit Saoedi-Arabië ontstond al in de achttiende eeuw. Dat is voor de kolonisatie en westerse invloeden in het Midden-Oosten’, zegt Geling. ‘Wil je een realistisch beeld neerzetten van de islam, dan benoem je niet alleen de negatieve aspecten want dan doe je het tekort, maar je kunt je ook niet alleen op de positieve aspecten focussen en net doen alsof alle donkere kanten het gevolg zijn van inmenging van buitenaf. Er moet een redelijke balans zijn’.

‘Armstrong bereikt een groot publiek in Nederland’, zegt Kalsky. ‘Maar ook in Pakistan heeft ze veel aanhang. Ze weet haarscherp vooroordelen te ontkrachten. Ze maakt daarbij gebruik van wetenschappelijk onderzoek en weet dat te vertalen naar het grote publiek en ze is niet bang om dan een positie in te nemen. Mensen die dat kunnen zijn in tijden van crisis heel hard nodig.’

Arameeërs vrezen vernietiging laatste sporen in Turkije

0
De confiscatie van Aramese eigendommen in Mardin maakt Arameeërs in Nederland wanhopig over de toekomst van hun volk in Turkije.

Het bericht dat het Turkse regime in de provincie Mardin op grote schaal Aramese eigendommen confisqueert en ruim vijftig kerken en kloosters met bijbehorende grond overdraagt aan het Presidium voor Religieuze Zaken (Diyanet) heeft voor woedende reacties gezorgd, ook in Nederland. De Kanttekening sprak daarover twee prominente Aramese Nederlanders.

‘De afgelopen tien jaar is de situatie van Arameeërs in Turkije van slecht naar slechter gegaan. Hoewel ik een optimistisch mens ben, vrees ik dat het de komende jaren ook niet beter gaat worden’, zegt de voorzitter van de Aramese Beweging voor Mensenrechten, Aziz Beth Aho. Er wonen ongeveer vijfentwintig duizend Arameeërs in Turkije, de gemeenschap was ooit veel groter. ‘Arameeërs hebben in de loop der eeuwen veel ellende meegemaakt en daar lijkt geen eind aan te komen. Het lijkt alsof de genocide nog niet is beëindigd’, vertelt hij. ‘Genocide is niet alleen het vermoorden van mensen, we hebben nu te maken met een culturele genocide. Wat IS in Irak en Syrië doet, doet Turkije nu in Tur Abdin. Door het plunderen van erfgoed in Hesno d-Kifo (Turks: Hasankeyf) bijvoorbeeld of het onteigenen van kerken en gebouwen.’ Tur Abdin is een heuvelachtige regio in het zuidoosten van Turkije met grote historische, religieuze en culturele waarde voor Arameeërs.

Formeel zou er geen sprake zijn van het onteigenen van erfgoed, maar van eigendomsoverdracht naar aanleiding van bestuurlijke herindeling in Mardin. ‘Volgens de Turkse autoriteiten is dit conform de geldende wet- en regelgeving gebeurd en gaat het niet om confiscatie’, schreef minister Bert Koenders van Buitenlandse Zaken onlangs als antwoord op Kamervragen over de kwestie. De Diyanet-top ontkende intussen op 23 juni dat eigendommen zijn overgedragen aan Diyanet. Beth Aho noemde de antwoorden van Koenders ‘teleurstellend’ in een opiniestuk (31 juli 2017) in het Reformatorisch Dagblad. ‘In een regio die direct grenst aan het territorium van IS, waardoor oorlogshandelingen en doelbewuste vernietiging al zo veel eeuwenoud Aramees cultureel erfgoed is ontnomen en verloren gegaan, is de in onze ogen wederrechtelijke ‘eigendomsoverdracht’ volstrekt afkeurenswaardig. Die zou dan ook in de meest duidelijke bewoordingen door de Nederlandse regering en de EU veroordeeld moeten worden.’

Naast zijn onbegrip over de toon die de minister gebruikt naar aanleiding van de confiscatie, kan Beth Aho ook niet begrijpen dat het Turkse regime zo weinig empathie toont voor de christelijke minderheid die nu weer onder druk staat. ‘Ongelofelijk dat ze voor de verandering niet zeggen ‘wacht eens even mensen, de Arameeërs hebben al zo veel meegemaakt, we hebben ze al hun rechten afgepakt, we hebben ze niet eens de vrijheid gegeven om de eigen taal te leren’. Nee, ze doen er gewoon een schepje bovenop, door de paar duizend overgebleven Arameeërs te straffen en hun cultureel erfgoed te confisqueren. Het is een schande.’ Dat laatste is volgens Beth Aho niet alleen een aanval op Arameeërs, maar ook op de rijke en diverse cultuur van Turkije. ‘Ik zou me diep schamen als Turkse staat voor het leed dat Arameeërs wordt aangedaan, want zowel Arameeërs als hun erfgoed zijn een belangrijk onderdeel van Turkije en de geschiedenis van het land. Als je dat onteigent, onteigen je ook de historie van je eigen land. Turkije maakt een deel van zijn eigen cultuur kapot.’

De laatste ontwikkelingen rond Arameeërs in Turkije wordt met grote zorg gevolgd vanuit Nederland, waar duizenden Arameeërs leven. Het overgrote deel woont in Twente. ‘Mensen zijn woedend. Wat in Turkije gebeurt zorgt voor een bepaalde mate van haat onder de Arameeërs in Nederland richting Turkije. Het doet denken aan de genocide van 1915 en de gebeurtenissen in Irak en Syrië. Die komen allemaal wel erg dichtbij op deze wijze’, zegt Beth Aho. Hij hoort van veel familie en vrienden dat ze zich op dit moment erg onveilig voelen. ‘Ze worden bedreigd en geïntimideerd. Ze zijn eigenlijk vogelvrij verklaard.‘ Beth Aho roept Turken op om te protesteren tegen de onderdrukking van hun medeburgers. ‘Als moslims in Turkije niet opkomen voor de rechten van Arameeërs, maar ook bijvoorbeeld Armeniërs, komen zij vroeg of laat zelf aan de beurt. Dat zien we nu eigenlijk al gebeuren met Koerden en andere islamitische tegenstanders van het regime, zoals alevieten.’

Dihaber, een Koerdisch persbureau in Turkije, meldde onlangs dat veel Arameeërs in Turkije willen emigreren naar Europese landen. ‘Veel Arameeërs zijn Turkije al ontvlucht. Begin jaren tachtig woonden in Turkije ruim tachtigduizend Arameeërs. Velen van hen hebben niet uit vrije wil hun land verlaten, ze zijn door dit soort onmenselijke acties van het Turkse regime gedwongen om dat te doen’, zegt Beth Aho. De Arameeërs die zijn achtergebleven hebben er volgens hem écht voor gekozen om onder alle omstandigheden hun land niet op te geven. ‘Zij gaan liever dood dan dat ze moeten vluchten. De EU neemt geen vluchtelingen uit Turkije op, omdat het land zogenaamd veilig zou zijn.’

Ook de Aramees-Nederlandse Isa Kahraman, fractievoorzitter van het CDA in de gemeente Rijssen-Holten, benadrukt dat er nog maar weinig Arameeërs leven in Turkije. ‘Er wonen misschien meer Arameeërs in Enschede dan in Turkije.’ Degenen die daar nog zijn, leven volgens de CDA’er of heel anoniem in Istanbul of in kleine groepen in Midyat, een stad in Mardin. ‘De huidige situatie in Turkije is heel beangstigend. Het was voor christelijke minderheden nooit een veilige omgeving, dat is nu alleen maar erger geworden.’ Kahraman heeft zelf ook veel familie in Turkije. Hij adviseert ze al heel lang om naar Nederland te emigreren. ‘Telkens wanneer ik ze spreek vraag ik wat ze in Turkije te zoeken hebben. Ze zeggen dat ze emotioneel zijn verbonden met het gebied en niet willen emigreren onder druk van het regime. De sporen en geschiedenis van onze voorouders zijn diep geworteld in Turkije. Als we het land verlaten, dan hebben zij gewonnen.’ Ook Kahraman is diep geraakt door de confiscatie van Aramese eigendommen. ‘Het enige wat nog over is van Arameeërs in Turkije zijn de kerken en andere gebouwen. Dat is het enige wat nog iets zegt over ons verleden. Dat dreigt nu ook te verdwijnen door het beleid van het regime. Het lijkt wel alsof heel onze geschiedenis in het gebied wordt weggevaagd.’

Dat het onderwerp door Kamerleden onder de aandacht wordt gebracht stelt Kahraman op prijs, maar het lijkt hem niet reëel dat er door Europese druk iets gaat veranderen aan de situatie van Arameeërs in Turkije. ‘Het Turkse regime trekt zich er niets van aan. Ik heb niet het gevoel dat er wordt geluisterd. Dat is ook niet heel verrassend, gezien het feit dat Turkse Nederlanders het land niet uitkomen. Wat kan je dan tegen zo’n regime doen? Een regime dat alle tegenstanders, van leraren tot huisvrouwen, vastzet, zal zich ook niet bekommeren om de rechten van Arameeërs.’ Kahraman heeft zich nooit verbonden gevoeld met Turkije, het land waar hij is geboren. ‘Ik voel me meer verbonden met het gebied waar ik vandaan kom, toch word ik hier in Nederland wel gewoon geregistreerd als Turk. Ik had na zo veel ellende en bloedvergieten gehoopt dat alle mensen in de regio naast elkaar en met elkaar zouden kunnen leven, maar dat heeft blijkbaar meer tijd nodig. De moslims zelf zijn niet eens in staat om in vrede te leven in Turkije, kijk maar hoe hard de tegenstanders van het regime worden aangepakt.’ Mede daardoor gaat Kahraman al ruim acht jaar niet naar Turkije. ‘Hoewel ik heel voorzichtig ben op social media over president Erdogan en Turkije, zou ik me niet veilig voelen. Het regime is niet voorspelbaar, er kan ieder moment van alles gebeuren.’

De Aramese Federatie organiseert op zaterdag 30 september een paneldebat over de positie van Arameeërs in Turkije, Syrië en Irak. Gabriel Sawma, advocaat, professor in Midden-Oosten Studies aan de Fairleigh Dickinson University en adviseur van president Donald Trump, is onderdeel van het panel.

De perceptie van ons verleden

1

In mijn vorige column, naar aanleiding van Charlottesville, repte ik van de mogelijkheid dat de Amerikaanse meningsverschillen over het verleden ook naar Europa zouden kunnen overslaan, omdat hier immers eveneens nog heel wat verleden als nationaal erfgoed gekoesterd wordt, dat in andermans optiek dubieuze aspecten heeft. Op ons continent was Duitsland lange tijd het enige land dat daartoe door de kritische ogen van de buren stelselmatig gedwongen werd; nu zijn steeds vaker ook andere westerse landen aan de beurt.

Zo ook Nederland, waar CDA-voorman Sybrand Buma nog meent de nationale eenheid te kunnen bezweren door schoolkinderen staande het Wilhelmus te laten zingen. Ook het blazoen van de ik-figuur, Willem van Oranje (1533-1584), is inmiddels niet onbevlekt; recent historisch onderzoek heeft, waar het zijn bevrijdingsmethoden van de Lage Landen betrof, toch erg veel verschroeide-aarde-tactiek aan het licht gebracht.

Overigens was, zoals een ieder die iets verder in het vaderlandse lesmateriaal terugkijkt weet, tot enige decennia geleden de Vader des Vaderlands bij katholieken – toch nog altijd zo’n veertig procent van de vaderlanders uitmakend – niet geheel onomstreden. Mede door de effecten van Oranjes opereren waren zij immers twee eeuwen lang de onderliggende partij. De ‘altijd geëerde’ Koning van Hispanje uit het eerste couplet had Willem van Oranje, als die term al had bestaan, vast als een soort terrorist betiteld. Hij heeft hem dan ook dienovereenkomstig door een scherpschutter uit de weg laten ruimen, zoals Barack Obama met Osama bin Laden (1957-2011) deed.

Als gezegd: ook Nederland heeft een ingesleten visie op het verleden die steeds meer gaat wringen. De afgelopen twee weken werd ik daarmee weer meermalen geconfronteerd. In de Volkskrant poogde Martin Sommer langs getalsmatige weg de betekenis van de slavernij voor de Nederlandse geschiedenis en de betekenis van Nederland voor de slavernijgeschiedenis te relativeren.

Zijn medecolumnist Elma Drayer, die al eerder elke opsomming waarin Holocaust en slavernij samen werden genoemd als een ongepaste poging tot leedvergelijking had betiteld, verviel weer in de oude fout door elk anti-zionisme als verkapt anti-semitisme te betitelen, zonder ook maar één woord te wijden aan de vrij systematische Israëlische landroof van Palestijnse grond op de Westelijke Jordaanoever, die de anti-Israëlische sentimenten in islamitische kring tenminste behoorlijk hebben versterkt. Dat Nederland als vaste steunpilaar van Israël medeplichtig is aan dat onrecht bleef eveneens buiten beschouwing.

Het derde voorbeeld was bij de kranslegging ter herdenking van de moord op Johan de Witt (1625-1672) op zijn sterfdag 20 augustus tijdens het Haags Historisch Festijn. Bij een debat na afloop over de betekenis van De Witt betitelde mijn mede-forumlid Arend Jan Boekestijn deze lynchpartij als ‘de meest schokkende gebeurtenis uit de Nederlandse geschiedenis’. Wel, ik zou zeggen: de meest schokkende gebeurtenis uit de Nederlandse geschiedenis is nog altijd de Holocaust, alsmede de slavernij, hoewel je er in het laatste geval natuurlijk over kunt twisten of je iets dat zich over een paar eeuwen uitstrekt nog als ‘gebeurtenis’ kunt betitelen.

Het bijna op de automatische piloot gegeven commentaar van Boekestijn – de Nederlandse geschiedenis ingeperkt tot een paar vierkante kilometer Binnenhof – zegt veel over de gangbare perceptie van het nationale verleden. Ik denk dat een Duits politicus die de nazimoord op Walther Rathenau (1867-1922) – één van de grootste staatslieden uit de Weimar Republiek – in 1922 als de meest schokkende gebeurtenis uit de Duitse geschiedenis zou betitelen, ter plekke zou worden gelyncht.

Voor de Nederlandse bijdrage aan de wandaden van de Duitse bezetter geldt, wat ook lang voor de – moreel verder uiteraard daaraan niet gelijk te stellen – Nederlandse bijdrage aan de Franse tijd gold: beide perioden werden gezien als iets dat niet echt deel uitmaakt van de eigen geschiedenis. Het was meer een soort natuurramp die ons, zelf onschuldig, van buitenaf was overkomen. Landgenoten die daarin een rol hadden gespeeld heetten geen ‘echte Nederlanders’ te zijn geweest – ook al hielden de aantallen Nederlandse Oostfrontstrijders en verzetsstrijders elkaar in evenwicht. Beide bezettingservaringen zouden de Nederlandse volksaard onveranderd hebben gelaten en dienovereenkomstig wilden velen in 1945 en 1813 het liefst terugkeren naar waar men in 1940 en 1795 gebleven was.

Wat dat in het geval van de Tweede Wereldoorlog versterkt, is dat de Nederlandse verzetsdaden op eigen grondgebied zichtbaar waren en de Nederlandse naziwandaden zich het meest ver weg in Oost-Europa afspeelden. Hetzelfde geldt natuurlijk voor het kolonialisme in de Oost en de slavenhandel in de West: duizenden kilometers buiten zicht. Er waren, anders dan in Virginia, geen plantages in Friesland en er was maar een kleine minderheid van de Nederlanders direct bij betrokken, ofschoon er meer particulieren aan hebben verdiend, inclusief zeeheld Michiel de Ruyter (1607-1676). Of dat misschien ook voor De Witt gold heeft volgens mij nog niemand zich afgevraagd.