29.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 876

‘Blijf leergierig’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Marokkaanse Nederlander Achraf el-Johari (20).

Wat doe je?
‘Momenteel doe ik de bachelor Rechten aan de Hogeschool van Amsterdam. Daarnaast ben ik raadslid in de Centrale Medezeggenschapsraad van de Hogeschool van Amsterdam. In het verleden ben ik bestuurslid geweest bij de studentenorganisatie Studenten voor Rechtvaardigheid in Palestina, de SRP. Als raadslid ben ik met mijn collega-raadsleden sparringpartner van het College van Bestuur. De Hogeschool van Amsterdam is de grootste hogeschool van Nederland met ongeveer vijftigduizend studenten en bijna achtduizend medewerkers. Allerlei onderwerpen passeren hier de revue. Voorbeelden zijn het huisvestingsprobleem in Amsterdam en of er ruimte voor gebed en bezinning moet zijn op onze seculiere hogeschool. Het is een positie waarin je nooit verveeld kunt raken.’

Waar wil je heen?
‘Na de bachelor Rechten, die ik naar alle waarschijnlijkheid in januari 2018 ga afronden, begin ik aan een pre-master-traject om vervolgens aan mijn master te beginnen. Ik weet niet waar ik later ga terechtkomen, maar ik zie mezelf graag op een positie waarin ik kan opkomen voor mensen die onderdrukt worden, in de meest brede betekenis van het woord. Denk aan de onderdrukking die gepaard gaat met ons financiële systeem waarin de onderklasse net genoeg heeft om te overleven en mensen in de middenklasse net genoeg verdienen om een huurwoning in de vrije sector of hypotheek te kunnen betalen. Denk aan mensen die afgeschreven worden voor de arbeidsmarkt vanwege hun afkomst en bij voorbaat als ‘dom’ bestempeld worden, laat staan een topfunctie kunnen vervullen. Denk aan onderdrukte volkeren in het buitenland, zoals de Palestijnen en de Rohingya, terwijl Nederland goed zaken doet met de onderdrukkers. De meeste politici verzuimen hun morele plicht door niet op te komen voor deze mensen. Soms krijg ik het gevoel dat politici vergeten zijn uit welke put ze gekropen zijn of dat ze geboren zijn met een gouden speen in hun mond. In dit groot gapend gat, dat alsmaar groter wordt en onvrede aanwakkert bij het volk, zie ik een rol voor mezelf.’

Heb je een kruiwagen?
‘Van jongs af aan hebben mijn ouders voor mij gedaan wat ze konden doen om mij op weg te helpen. Ze hebben ervoor gezorgd, zelfs in moeilijke tijden, dat ik niets tekort ben gekomen. Mijn moeder las mij altijd voor en ging samen met mij naar de bibliotheek. Dankzij haar heb ik affiniteit ontwikkeld voor boeken en verhalen en ben ik vandaag de dag een enorme boekenwurm. Met mijn vader keek ik vroeger altijd National Geographic en Discovery Channel. Hij weet heel veel over geschiedenis en deze kennis heeft hij voor een groot deel op mij overgebracht. Dankzij hem kijk ik minstens één documentaire per week. Daarnaast heb ik heb het geluk gehad dat ik in het leven interessante mensen ben tegengekomen waar ik goede gesprekken mee kan voeren. In principe heeft iedereen een eigen referentiekader en daarmee een verkokerd beeld. Dat betekent niet dat je niet kunt bouwen aan het verbreden van dit referentiekader. Dat kun je bereiken door te botsen met het beeld van verschillende mensen. Ik ga vaak in discussie met andersdenkenden en leer daar veel van.’

Zijn er beren op de weg?
‘Er zijn heel veel obstakels. Hoe je daarmee omgaat en of je de juiste keuzes maakt bepalen waar je uiteindelijk terechtkomt. Voor mij was zelf het wiel uitvinden een groot probleem. Ik had heel veel tijd en moeite kunnen besparen door te leren van ervaringen die andere mensen hebben opgedaan. Daarnaast is het belangrijk om open en eerlijk te zijn tegen jezelf en anderen als je ergens niet uitkomt. Soms moet je de hand van een ander vastpakken om uit een put te komen en soms moet je je hand uitsteken om een ander uit de put te helpen. Dat is hoe je vooruit komt.’

Heb je tips?
‘Kennis opdoen stopt niet bij het behalen van een diploma, maar bij de dood. Blijf leergierig en durf vraagtekens te plaatsen. Lees veel boeken en bouw algemene kennis op. Je weet nooit wanneer kennis kan dienen als munitie om jouw standpunten te onderbouwen.’

Moslimgeleerden verwerpen doodstraf bij afvalligheid

1
Tijs en de ramadan heeft voor opschudding gezorgd. Een extremistische imam zegt in deze docu dat afvalligheid bestraft moet worden met de dood. Geleerden van de meest gezaghebbende autoriteit voor soennitische moslims, de al-Azhar Universiteit, verwerpen dat ten stelligste. Islamoloog Ahmet Kurucan legt uit waarom.

In de eerste uitzending van de driedelige documentaire Tijs en de ramadan stelt Tijs van den Brink, presentator bij de Evangelische Omroep, verschillende moslims de vraag of het wel mogelijk is de islam te verlaten zonder consequenties. Zo vraagt hij of er geen sociale druk is op (ex-)moslims wanneer ze de stap zetten of willen zetten om de islam de rug te keren. Hoewel de moslims in de uitzending van mening zijn dat dat niet het geval is, spreekt Van den Brink ook een niet herkenbaar in beeld gebrachte ex-moslim die een totaal ander beeld schetst. ‘Het is binnen de islam onacceptabel dat iemand van zijn geloof afhaakt. Je leven gaat kapot. Je wordt van alle kanten anders bekeken. Het is alsof je dood bent’, zei hij tegen Van den Brink. Ook zijn collega’s die moslims zijn zouden hem het leven moeilijk maken. ‘Mensen die echt gelovig zijn proberen oogcontact te vermijden. Ze zeggen dat als je met een afvallige in contact komt en in zijn ogen kijkt er besmettingsgevaar is’, stelt de ex-moslim. Verder vertelt de beruchte salafist Fawaz Jneid, een controversiële radicale imam, in dezelfde uitzending dat in geval van afvalligheid van moslims, de straffen kunnen oplopen tot de dood.

In Nederland ligt de discussie over afvalligen in de islam al langer op tafel. Het was Geert Wilders die al eerder deze kwestie op een discutabele manier aankaartte in zijn anti-islam-propaganda. Hij zei met zijn tweede Fitna-film steun te willen bieden aan moslims wereldwijd die de islam willen verlaten. Volgens Wilders zijn ex-moslims helden die steun verdienen, omdat ze volgens hem volgens de islam vermoord moeten worden.

Niet alleen niet-moslims reageren geschokt op het idee dat ex-moslims volgens de islam vermoord moeten worden. Er is ook een groeiende groep moslims die zich openlijk verzet tegen de doodstraf bij afvalligheid. Sterker nog, volgens veel moslimgeleerden staat er helemaal geen doodstraf op het verlaten van de islam. ‘Het bestempelen van afvalligheid als een halsmisdaad is in strijd met de islam’, zegt de Turkse islamoloog Ahmet Kurucan tegen deze krant. Een dergelijke straf voor afvalligheid is volgens hem nergens terug te vinden in de Koran. ‘Verzen in de Koran zoals ‘er is geen dwang in de godsdienst’ en ‘laat daarom geloven die geloven wil en niet geloven, die niet wil’ geven volgens hem aan dat er vrijheid van godsdienst is in de islam. ‘Het standpunt dat afvalligheid bestraft moet worden met de dood, is slechts een ijtihad (interpretatie, red.) van geleerden uit de Middeleeuwen.’ Kurucan promoveerde op het onderwerp vrijheid van meningsuiting binnen de islam aan de Atatürk Universiteit in Erzurum, in het oosten van Turkije.

Foto: Ahmet Kurucan

Dat afvalligheid in de geschiedenis zo streng is bestraft, is volgens Kurucan meer politiek dan religieus van aard. ‘Afvalligheid werd destijds als halsmisdaad beschouwd, omdat het geïdentificeerd werd met hoogverraad. Wie de islam verliet in de tijd van de profeet Mohammed, liet niet alleen zijn religieuze overtuigingen achter zich, maar trad ook toe tot groepen die actief oorlog voerden tegen de moslims. De religieuze en politieke identiteit in de vroege islamitische periode was vaak hetzelfde. Er is geen geval bekend van een ex-moslim die wegens afvalligheid is vermoord tijdens het leven van de profeet.’

Daarnaast mag volgens de hanafi, één van de vier rechtsscholen binnen de islam, een vrouwelijke afvallige niet gedood worden, ook al is het een politieke stap. ‘Ook dat bewijst dat men bij afvalligheid niet puur naar de religieuze overtuiging kijkt’, zegt Kurucan. ‘Je ziet dus dat zelfs in juridische boeken afvalligheid en de bijbehorende straf als een politieke kwestie gezien wordt.’

‘Afvalligheid bestraffen met de dood is een interpretatie van de latere klassieke geleerden en juristen’, zegt Kurucan. Geleerden van de meest gezaghebbende autoriteit voor soennitische moslims wereldwijd, de al-Azhar Universiteit in de Egyptische hoofdstad Caïro, gaven al in 1958 een fatwa uit waarin zij de doodstraf voor afvalligen ten stelligste verwierpen.

Hippieparadijs Auroville heeft nog een lange weg te gaan

3
Auroville in India moest het hippieparadijs van de wereld worden. Nu bijna vijftig jaar na de stichting kampt het met allerlei problemen. Onze correspondent Sara-May Leeflang doet verslag vanuit Auroville.

Auroville, dat bekendstaat als ‘de stad van de dageraad’, is een dorp met ruim tweeduizend inwoners aan de zuidwestkust van India. Het is op 28 februari 1968 gesticht door de Franse spiritueel leider Mirra Alfassa. In die tijd trokken hippies massaal richting het oosten op zoek naar verdieping van hun spiritualiteit. 124 landen stuurden destijds een afvaardiging naar de nieuwe nederzetting in de deelstaat Tamil Nadu. Auroville moest het utopia worden van de hippiebeweging. Naast Alfassa, die door haar volgelingen steevast ‘de moeder’ wordt genoemd, speelden de goeroe Sri Aurobindo, ontwikkelaar van de integrale yogamethode, en de Franse architect Roger Anger een belangrijke rol in de leefgemeenschap. Er werden regels opgesteld die ook vandaag nog van kracht zijn, zoals: Auroville is van niemand, het is de plaats van oneindige educatie, het vormt een brug van het verleden naar het heden en het is een plek van materieel en spiritueel onderzoek. Het in het dorp gevestigde spiritueel centrum Matrimandir moet de geboorte van een nieuw bewustzijn symboliseren. Om aan de toeristische stromen te ontsnappen zijn er speciale bezoekdagen om te voorkomen dat het een toeristische bestemming wordt.

Auroville streeft naar een utopische gemeenschap waarin mannen en vrouwen van verschillende nationaliteiten en verschillende politieke voorkeuren in harmonie samenleven. Duurzaamheid en progressiviteit staan voorop in dit proces. Ook de vooruitgang in de spirituele ontwikkeling van het individu door middel van yoga en meditatie is erg belangrijk. Het dorp heeft echter te maken met verschillende problemen. Zo kampt het met criminaliteit en de overweldigende toeristenstromen en de relatie met de lokale bevolking loopt stroef. Toch zijn er nog steeds mensen die zich vestigen in het gebied.

De spirit van Auroville
Fabio (36) is Italiaans. In september wordt hij officieel een Aurovilliaan, na een testperiode van drie jaar. Hij is momenteel stadsontwikkelaar in het dorp. Volgens Fabio is het verkrijgen van land in het dorp de hoogste prioriteit. Maar echt spoedig verloopt dat niet. ‘Degenen die dwarsliggen zijn meestal niet lokale mensen, maar rijken uit de omliggende steden Chennai of Pondicherry die hier grond bezitten. Zij hebben twintig, dertig jaar geleden land gekocht, omdat ze zagen dat het wellicht wat op kon leveren in de toekomst. Ze vragen nu belachelijk hoge prijzen voor het land. De lokale mensen willen meestal hun land niet verkopen, omdat er door het geld ruzie binnen de familie komt. We bieden hen nu een groter land aan buiten de regio in ruil voor het land in Auroville.’ Volgens Fabio moet Auroville eerst over al het land beschikken en kan pas daarna overgegaan worden op de stadsplanning. Fabio ziet veel corruptie tijdens zijn werkzaamheden. ‘Tamil Nadu is anders dan de rest van India. De lokale maffia gaat net zo te werk als de Italiaanse.’

Aditi (24) is student Massamedia aan de Pondicherry Universiteit. Haar moeder Gayatri (44) komt uit New Delhi. Ze verhuisden ruim tien jaar geleden naar Pondicherry. Samen runnen zij een restaurant in Auroville. Ze kunnen de territoriumoorlog beamen. Aditi: ‘De grond in het centrum van Auroville is voor zo’n tachtig procent van Auroville. Maar daarbuiten, de mooie gebieden bij het bos, dat is maar voor zo’n veertig procent van de Aurovillianen. Autoriteiten hebben ons benaderd voor het kopen van land in het dorp. Mijn moeder heeft elk jaar het spaargeld in onze biologische boerderij gestopt. Dat verkoop je niet zomaar. Daarbij hebben we dezelfde ideeën als de Aurovillianen, we willen biologisch en duurzaam produceren. Dus we blijven hier.’

Om de fondsen binnen te krijgen moet er volgens Fabio een projectplan op tafel liggen. Dat is een blok aan zijn been. ‘Iedereen wil wat anders. De moeder (Mirra Alfassa, red.) wilde uiteindelijk dat het gebied bewoond zou worden door rond de vijftigduizend mensen. Sommige mensen houden star aan dit aantal vast, terwijl anderen zien dat je juist flexibel moet zijn.’ Fabio heeft soms problemen met de oude generatie. ‘In het begin was er veel land en weinig mensen. Mensen kregen dus grote stukken land aangewezen om het te beschermen, maar ze willen het nu niet opgeven. Dat is niet de spirit van Auroville. Ik zeg ook altijd: ook al zijn we officieel Aurovillianen, we zijn het toch ook weer niet, niet zolang dit soort problemen bestaan.’

De financiële steun komt van over heel de wereld, waaronder van de Verenigde Naties en de Europese Unie. Volgens Fabio komt er ook veel steun uit Nederland. ‘Nederland geeft zowel financiële als pragmatische steun. Er komen ook veel Nederlanders naar Auroville die in een korte periode veel werk gedaan krijgen.’

Regels
Vanja (22) is geboren en getogen in Auroville. Zijn ouders komen oorspronkelijk uit Rusland, maar hebben zich vijfentwintig jaar geleden in Auroville gesetteld. Vanja wil eigenlijk het dorp verlaten. ‘Ik wil de wijde wereld in, reizen en kijken hoe het leven buiten Auroville is. Iedereen kent iedereen hier.’ Volgens hem is het leven in het dorp niet gemakkelijk. ‘De meesten van ons hebben moeite om rond te komen, we hebben niet veel geld en moeten veel werken.’ Vanja is verslaafd aan alle soorten drugs die volgens hem gemakkelijk te krijgen zijn in het dorp.

De Argentijn Mate (40) heeft vijf maanden in Auroville gewoond. Hij werkte daar als fotograaf voor de lokale krant en nam deel aan vergaderingen van het centrale bestuur. Volgens hem wordt een te grote ophef gemaakt over het lidmaatschap van de gemeenschap. ‘Ze vinden dat je dankbaar mag zijn dat je in aanmerking komt, maar ik vroeg hen wat ze mij te bieden hadden. Zo mag je bijvoorbeeld niet buiten Auroville werken en moet alles in teken staan van Auroville. Je kan niet zomaar even rondreizen. Er zijn te veel regels, daarom wil ik geen Aurovilliaan worden.’

Aditi en Gayatri hebben ook niet de ambitie om Aurovilliaan te worden. Gayatri: ‘Aurovillianen bepalen wat er op jouw boerderij moet gebeuren. Je moet aan hun voorwaarden voldoen. Je hebt wel erg veel voordelen, je hoeft geen elektriciteit en water te betalen en je kan gebruikmaken van hun netwerk. Ik vind mijn vrijheid belangrijker dan dat.’

Volgens Fabio zijn de tijden inderdaad veranderd. ‘In vijftig jaar is er veel gebeurd. Mensen komen en gaan. Er zijn zo veel mensen geweest die bij de eerste problemen opgaven. Er is veel energie verloren gegaan. Daarom heeft Auroville nu een testperiode. Het komt zelden voor dat mensen daarna niet mogen blijven.’

‘Auroville bestaat uit allerlei kleine gemeenschappen’, zegt Fabio. ‘Alle gemeenschappen hebben hun eigen regels. Er zijn bosgemeenschappen waar mensen in stilte en rust leven, feestgemeenschappen waar elke avond wat te doen is, gemeenschappen waar ze geen kinderen of huisdieren accepteren, enzovoorts.’ Hij staat kritisch tegenover sommige gemeenschappen. ‘Sommige gemeenschappen leven heel erg in hun eigen bubbel. Ze werken alleen voor hun eigen gemeenschap en verliezen het grotere ideaal uit het oog. Veel mensen willen hun gelijk halen, hun ego staat voorop. Zo houdt bijvoorbeeld de oude generatie er een koloniale levensstijl op na. Leden van deze generatie hebben lokale Tamils in dienst die het werk voor hun opknappen. Zolang we daar niet bovenuit groeien kunnen we onszelf geen Aurovilliaan noemen.’

Dieven
Volgens Mate wordt er ook veel gestolen in Auroville. ‘Tassen van toeristen die bij de deur liggen van yogabijeenkomsten worden meegenomen en er wordt uit de huizen gestolen.’ Afgelopen jaar hebben er volgens Mate ook aanrandingen plaatsgevonden. De incidenten vinden volgens hem vooral plaats in het weekend. Dan komen jonge mensen uit de steden Chennai en Pondicherry. Die hebben gehoord dat er leuke blonde buitenlandse meisjes rondlopen en die worden dan lastig gevallen.’

Gayatri is onlangs beroofd in de hoofdstraat. ‘Ze reed samen met een Franse vrijwilliger op een scooter. Ze werden gedwongen te stoppen’, vertelt Aditi. ‘Haar tas werd van haar schouder gegrist. Ze sloegen haar op haar nek en duwden haar op de grond. Ze blijft nu liever in Pondicherry, omdat ze bang is geworden.’ Volgens Aditi zijn het lokale jongens van zestien tot en met achttien jaar die de overvallen plegen. ‘De overvallen gebeurden op een gegeven moment dagelijks en toen is de politie ingeschakeld. De politie staat verderop in de straat, maar de overvallen gaan gewoon door.’

Gayatri zegt dat ze is gewaarschuwd voor het aannemen van lokale mensen. ‘Er moet iemand vierentwintig uur per dag op de boerderij aanwezig zijn, anders worden pijpleidingen, bakstenen en gewassen gestolen. Maar zelfs de lokale mensen hier nemen geen andere lokale mensen aan. Het blijkt dat de mannen veel drinken en als ze dan op de boerderij passen nodigen ze vrienden uit om dronken te worden.’

Volgens Vanja is de relatie met Tamils niet goed, maar ook niet heel slecht. ‘Ik spreek een beetje Tamil, dus ik kom wel uit de voeten in een gesprekje. We respecteren elkaars aanwezigheid.’

Groei
Krishna (60) is een Engelsman die al vijfentwintig jaar in Auroville woont. Zijn organische boerderij heeft veel succes. Volgens hem is het grootste probleem dat mensen niet worden onderwezen. ‘Er groeit hier een lokale groene plant genaamd Koli Kirai die veel gezondheidsvoordelen heeft en je overal in kan verwerken. Ik gaf een bos mee aan één van de jonge lokale vrijwilligers hier. Hij kwam terug en zei dat zijn moeder zei dat ze dit niet eten. Ik was enorm teleurgesteld. Mensen weten niet meer wat hier groeit.’

Fabio benadrukt dat de lokale mensen niet hebben gekozen voor Auroville. ‘De Aurovillianen hebben voor Auroville gekozen, maar de lokale Tamils die bevinden zich nu in een heel andere situatie dan vijftig jaar geleden.’

Er zijn ook lokale mensen die enthousiast deelnemen aan de gemeenschap, zoals Janaden (55), Tamil, yogaleraar en Aurovilliaan. Zijn vader zat in het Britse leger, zijn moeder was vroedvrouw. Hij is geboren in Pondicherry. Toen zijn ouders in 1978 op zijn zestiende overleden klopte hij aan bij Aurovillianen. ‘Ik was binnen drie uur lid van de gemeenschap. Het was in de begintijd allemaal veel gemakkelijker. Mensen vroegen ‘waarom ben je hier?’ Ik antwoordde dat ik klaar was voor verandering. Dat was in die tijd genoeg. In Auroville heb ik Engels geleerd. Ik heb overal gewerkt. Ik heb geholpen met het bouwen van het Matrimandir. Ik heb Auroville zien groeien. Eerst gaf ik les in Engels, nu ben ik yogaleraar.’

Suba (37) is Tamil. Ze werkt sinds 2010 in Auroville. Vijftien jaar geleden kwam ze voor het eerst naar het dorp vanuit een ander dorp vijftien kilometer verderop. Voor haar werd Auroville een plek voor persoonlijke ontwikkeling. ‘Auroville doet allerlei projecten voor vrouwenemancipatie. Ik heb aan veel projecten meegedaan. Ik heb hier Engels en kleermaken geleerd en computertrainingen gevolgd.’ Sinds vijf jaar werkt zij nu fulltime in het dorp. Haar ouders waren daar aanvankelijk op tegen. ‘Ik kreeg grote ruzie met mijn ouders, omdat ze Auroville niet kenden en niet wilden dat ik er heen ging, maar ik heb doorgezet. De relatie met mijn ouders is nu beter, omdat ze zien hoeveel het me heeft gebracht.’ Suba waardeert de projecten voor vrouwen en de ecologische identiteit van het dorp. ‘Zo’n tweeduizend vrouwen werken nu in Auroville. Wij krijgen de kans om onszelf te onderwijzen en een beter leven op te bouwen.’

Mythe
Het gebied bij Auroville maakt deel uit van de Irumbai-legende. Volgens een hindoemythe is er een vloek over de streek uitgeroepen, waardoor al het leven verdorde en het land een woestijn werd. Er werd voorspeld dat in de verre toekomst mensen uit verre oorden het woestijnlandschap weer groen en vruchtbaar zouden maken. Tweehonderd jaar geleden was het gebied in Auroville een groene jungle waar olifanten en tijgers leefden. De Britten en de Fransen begonnen in 1825 met de ontbossing van het gebied Er is nu sprake van grootschalige bodemerosie. De missie van veel Aurovillianen is om het land weer tot leven te brengen.

Auroville heeft veel ecologische duurzame projecten. Zo is het herbebossingsproject van Sadhana Forest erg populair. Het trekt jaarlijks duizend vrijwilligers. Zij werken vijf uur per dag en leven in een communautaire gemeenschap. Veel ecologische duurzame boerderijen nemen vrijwilligers of stagiairs aan. De meerderheid van de boerderijen vraagt een financiële bijdrage van de vrijwilligers. Toch zijn veel vrijwilligers bereid om de drie tot zes euro per dag te betalen. De ideologie trekt hen aan. In Auroville word je niet weggezet als een veganistische zweverige dromer. Het is een realiteit geworden: mensen werken voor een betere wereld. Maar er is ook groep die kritisch is.

Anna (30) komt uit Frankrijk. ‘Eerst vond ik Auroville helemaal niets, te duur en er hing een onvriendelijke sfeer. Maar ik begin er nu langzaam aan te wennen. Het is een plek geworden waar ik veel kan leren.’

Aditi is van mening dat zodra een utopie door mensen is gerealiseerd, er altijd corruptie om de hoek komt kijken. ‘Auroville heeft heel veel goede dingen, maar het is erg geld gedreven. De zaak is gecorrumpeerd.’

Krishna heeft vertrouwen. ‘We organiseren veel festiviteiten. Het enthousiasme dat bij zo veel mensen vrij komt is indrukwekkend. Mensen willen een betere wereld. Er is geen weg meer terug. We zien hoe we onszelf en de wereld in de afgrond storten. We moeten Moeder Aarde voelen, we moeten er met onze handen in wroeten en het weer tot leven brengen. Een goed leven begint met vruchtbare grond en van daaruit groeien alle andere mooie dingen van het leven.’

‘Ook de vrije zwarte bevolking had slaven’

0
Surinaamse Nederlanders Noraly Beyer, Typhoon en Patricia Kaersenhout gingen in de documentaire Amsterdam, sporen van suiker op zoek naar hun voorouders. De Kanttekening sprak de maker van de film Ida Does en historicus Karwan Fatah-Black over de nationale archieven in Suriname.

Als voormalig nieuwslezeres Noraly Beyer vroeger bij haar familie over de slavernij begon, werd ze afgewimpeld. Liever niet over praten, zeiden ze, wat geweest is, is geweest. In de documentaire Amsterdam, sporen van suiker die onlangs is uitgezonden op NPO2 wordt geprobeerd om het verleden tastbaarder te maken. Documentairemaker Ida Does volgt Noraly Beyer en nog twee prominente Surinaamse Nederlanders, kunstenares en activiste Patricia Kaersenhout en artiest Glenn de Randamie, beter bekend als Typhoon, op hun zoektocht naar hun voorouders. Het resultaat is een indrukwekkend verhaal van drie mensen die elk op hun eigen wijze geconfronteerd worden met het slavernijverleden.

Beyer en haar familie waren altijd in het ongewisse over hun afkomst. Ze stuit op een zwarte betovergrootmoeder, Sophietje. Ze leefde in slavernij. De witte slavenhouder Egbert van Emden is vermoedelijk haar betovergrootvader. Het geboortehuis van de gefortuneerde Van Emden staat nog steeds in Amsterdam aan de Zandstraat, op de hoek van de Kloveniersburgwal, in het hart van de grachtengordel.

Het verhaal van Typhoon is op een andere manier door de slavernij getekend. Hij bracht zeven generaties van zijn stamboom in kaart. Dan blijkt hij een voorvader te hebben die opgroeide in de slavernij maar zich als vrij man in het Amerikaanse Boston ging inzetten voor de afschaffing ervan.

De derde Surinaamse Nederlander in de documentaire, kunstenares Patricia Kaersenhout, heeft een voorvader die in slavernij geboren is maar is vrijgekocht. Uiteindelijk is hij na zijn dood als enige zwarte man begraven in de Oude Kerk in Amsterdam. Er volgen aangrijpende beelden van een installatie van Kaersenhout waarin ze het vele bloed dat vloeide op de suikerplantage – er bleef regelmatig een vinger haken in de grote suikermachines – zichtbaar maakt.

‘In totaal hebben de Nederlanders vanaf eind zestiende eeuw zo’n zeshonderdduizend mensen uit Afrika gehaald’, zegt Does. ‘Ze werden als slaaf verkocht in Suriname, de Antillen, Curaçao en Brazilië. Daar werden ze gedwongen op plantages te werken of in het huishouden van de slavenhouder’. In 1863 werd de Nederlandse slavernij afgeschaft.

Does is twee jaar bezig geweest met de documentaire. Ze filmde in Amsterdam en Suriname. Ze vindt het nodig dat deze verhalen op dit moment worden verteld. ‘Ik vind het belangrijk dat een breed publiek kennisneemt van deze geschiedenis. Het is een periode waarvan wordt gezegd ‘dat weten we nu wel, laten we het er niet meer over hebben’. Met deze film wil ik laten zien hoe actueel het onderwerp nog is. We kunnen niet doen alsof de slavernij iets van lang geleden is, want honderdvijftig jaar is niet lang geleden. Mijn overgrootouders leefden in slavernij, het is dichtbij.’

Een hoogtepunt is de scène waarin een wintipriesteres een ritueel uitvoert waarbij ze de voorouders in slavernij oproept, te midden van de schilderijen in de grote tentoonstelling van de Hermitage, Hollanders in de Gouden Eeuw.

Tijdens het maken van de documentaire stuitte Does op bijzondere vondsten. Bij het filmen van het familieverhaal van Beyer stuitte ze op een foto uit midden negentiende eeuw. Daarop staat Van Emden met op de achtergrond een zwarte vrouw. Omdat het in die tijd wel tien minuten duurde voordat de foto was gemaakt, kan dat geen toevalligheid zijn. ‘Ik heb me dagenlang afgevraagd waarom deze vrouw op zijn foto staat? Wil hij daar iets mee zeggen, wil hij een boodschap meegeven?’

Ook Karwan Fatah-Black, historicus en docent gespecialiseerd in de Nederlandse koloniale geschiedenis aan de Universiteit Leiden, is onder de indruk van de foto. ‘Het is één van de weinige foto’s waarin je een huiselijk tafereel ziet met een zwarte vrouw erbij.’ De foto is in een familiealbum bewaard gebleven. Er werden in de negentiende eeuw wel vaker slavenhouders te midden van hun slaven afgebeeld maar dan was het om hun welvaart te tonen. Bij deze foto lijkt het erop dat de vrouw echt onderdeel uitmaakte van het huishouden.

Volgens Fatah-Black geeft Amsterdam, sporen van suiker een realistisch beeld van wat je kunt verwachten als je Surinaamse wortels hebt en op onderzoek uitgaat. ‘Veel Surinamers die afstammen van slaven hebben ook witte slavenhouders in de familie. Maar ook de vrije zwarte bevolking had zelf slaven. Slavernij tekende de hele samenleving.’

Spoorzoeken naar het verleden is nog altijd geen eenvoudige opgave. Volgend jaar rond deze tijd wordt het gemakkelijker voor Surinaamse Nederlanders die benieuwd zijn naar hun geschiedenis. De nationale archieven van Suriname en Nederland met daarin drieënveertig dikke boeken met meer dan tachtigduizend namen van tot slaaf gemaakten en hun slavenhouders zijn dan gedigitaliseerd.

‘Maar er zijn nog meer bronnen die nagekeken moeten worden’, zegt Fatah-Black, de gerechtelijke archieven. ‘Er zijn veel rechtszaken geweest tegen tot slaaf gemaakten. Een voorouder van Typhoon is wegens het schrijven van liefdesbrieven en het bedrijven van de liefde met een vrije vrouw gestraft met de Spaanse bok. Dat is een vreselijke straf waarbij je met de armen en benen vastgebonden tot bloedens toe werd geslagen. Ik denk dat als we deze bronnen met veel meer mensen en middelen gaan bekijken we een veel beter beeld krijgen van die samenleving.’

Maar tot hoever kun je terugzoeken? Op een gegeven moment kom je uit bij de generatie uit Afrika. Daar is volgens Fatah-Black bijna niets over bekend. ‘Hoe de mensen op het slavenschip heetten, weten we zelden. Ze werden niet als mens gezien maar als handelswaar en kregen een nummer. In de kolonie aangekomen kregen ze een naam, maar pas in de negentiende eeuw werden geboorte en overlijden geregistreerd. De tijd daarvoor is eigenlijk giswerk.’

Amsterdam, sporen van suiker is terug te bekijken op uitzenddinggemist.nl

‘Mensen vergeten bijna dat ik Chinees ben’

0
‘Niemand heeft last van ons, we passen ons aan en doen alles zoals het hoort’, zegt filmmaker Yan Ting Yuen over de Chinees-Nederlandse gemeenschap.

De in Hong Kong geboren filmmaker Yan Ting Yuen (1967) emigreerde op zesjarige leeftijd met haar ouders naar Nederland. Ze studeerde aan de Universiteit van Amsterdam, deed research voor verschillende tv-programma’s en debuteerde met Chin. Ind: een leven achter het doorgeefluikje. Daarvoor kreeg ze in 2001 een Gouden Kalf-nominatie. De vader van Yuen besloot na een verblijf van veertig jaar in Nederland terug te gaan naar China. Yuen maakte daarover de documentaire My father’s choice die momenteel draait in de bioscoop. De Kanttekening sprak Yuen over de film en de vaak onzichtbare integratieprocessen van Chinese Nederlanders.

Waarom wilde je deze film maken?
‘Mijn ouders besloten vijf jaar geleden om na veertig jaar in Nederland te hebben gewoond terug te keren naar Hong Kong. Ik was aanvankelijk niet van plan daar een film over te maken. Ik had alleen bij wijze van herinnering hun laatste dagen in Nederland gefilmd. In het jaar nadat ze vertrokken waren, vertelde ik het verhaal over mijn ouders vaak aan vrienden en collega’s en kreeg ik geregeld de reactie ‘dit is een prachtig verhaal’ en de vraag waarom maak ik er geen film over maak.’

Waar gaat het verhaal over?
‘Het verhaal gaat vooral over mijn vader. Hij was een migrant, een avonturier, een ondernemende man. In de film onderzoek ik waarom hij bepaalde keuzes heeft gemaakt. Waren het bewuste keuzes of was het toeval? Je kunt natuurlijk zeggen dat je alles zelf beslist, maar in hoeverre worden onze beslissingen door sociale conventies ingegeven of door een politieke of maatschappelijke situatie? In hoeverre waren de keuzes van mijn vader echt zijn eigen keuze?’

Wat voor keuzes maakte je vader bijvoorbeeld?
‘Toen er een hongersnood uitbrak probeerde de communistische partij mijn vader in te lijven. Hij ging naar de toenmalige Britse kroonkolonie Hong Kong om een bruiloft van een oom bij te wonen. Familieleden hebben toen belemmerd dat hij terugging naar China. Ze hebben zijn paspoort afgepakt. Vervolgens ging het begin jaren zeventig in Hong Kong bergafwaarts, de economie stagneerde. In China woedde de Culturele Revolutie en de angst was groot dat China zou proberen Hong Kong in te lijven. Dat waren op zich goede redenen om weg te gaan. Maar mijn vader had het relatief goed: een taxibedrijf, een eigen huis en een gezin. Toch vertrok hij naar het onbekende Maastricht om een restaurant te beginnen. Wij hadden familie in Maastricht, maar ook in Londen, New York en Parijs. Voor hetzelfde geld was ik in Londen opgegroeid.’

Wat kun jij je herinneren van die eerste jaren in Nederland?
‘In het begin was het zwaar. We kwamen totaal onvoorbereid in Limburg aan. We spraken de taal niet, kenden de cultuur en de wetten niet. Er waren in die tijd weinig Chinezen in Nederland, zeker in Maastricht. Ik leerde op mijn zesde op school Nederlands en kwam daardoor al snel in de positie dat ik voor mijn vader onderhandelingen moest voeren. Dat is voor een jong kind wel een rare positie.’

Een heel andere jeugd dan kinderen van jouw leeftijd.
‘Ja, totaal anders, maar voor migrantenkinderen was het denk ik minder bijzonder. Ik had wel vriendjes en vriendinnetjes, maar had daarnaast een heel ander leven dat ik niet met hen deelde. Mijn moeder zat voor mij niet om drie uur met een kopje thee thuis. Ik ging naar het restaurant en dan kreeg ik loempia met cola of ik moest meteen helpen. Ik ervaarde in het restaurant een familiegevoel, maar wel op een andere manier dan mijn klasgenoten. In een ondernemersfamilie leer je al jong hard werken en discipline. En dat heeft me later in mijn leven veel opgeleverd.’

Hadden jullie veel contacten in de Chinese gemeenschap?
‘Op een gegeven ogenblik waren er dertien Chinese restaurants in Limburg. Die dertien gezinnen waren de enige contacten die mijn ouders hadden. Ik kan me herinneren dat we soms naar het buitenland gingen, naar Essen of naar Manchester. Maar ja, daar bezochten we dan vooral andere restaurants. De wereld is voor de mensen van de eerste generatie heel klein. De mogelijkheden om de maatschappelijke ladder te bestijgen zijn daardoor ook heel klein. Je bent en blijft restauranthouder.’

Foto: Witfilm

Op een gegeven ogenblik zijn je ouders weer teruggegaan. Waarom?
‘Mijn ouders hebben in de jaren negentig het restaurant in Maastricht verkocht en nog een paar jaar in Amsterdam in een seniorenflat gewoond. Na een paar jaar, hij wist toen al dat hij ziek was, wilde mijn vader terug naar Hong Kong. Hij wilde sterven in zijn thuisland. Ze hebben me gevraagd of ik het erg vond dat ze weggingen. Ik vond het lief dat ze dat vroegen, maar ik snapte natuurlijk dat ze terug wilden, terug naar de drukte. Zij hadden verder weinig hier. In Hong Kong spreken ze de taal goed; er hoeft niemand te tolken bij de dokter.’

Je vader is eind vorig jaar, toen je bijna klaar was met de film, overleden. Had hij spijt van zijn keuzes?
‘Nee, hij had geen spijt. Hij heeft zijn eigen bedrijf gehad, dat was belangrijk voor hem. Hij heeft voldoende kunnen sparen voor zijn pensioen in Hong Kong en hij heeft mij een heel ander en waarschijnlijk beter leven kunnen geven.’

Heb je nog getwijfeld om mee te gaan naar Hong Kong?
‘Nee. Ik heb hier mijn gezin, mijn kind gaat hier naar school, ik ben te veel geworteld in Nederland. Je ziet het vaker: wanneer een migrant naar een ander land trekt, beseft hij niet wat de consequenties voor de kinderen zijn. Die groeien in een ander land op. Ze worden beïnvloed door de omstandigheden in het nieuwe land en zijn daarom ook anders dan hun ouders. Wanneer de ouders op latere leeftijd terug willen keren naar hun geboorteland, blijven de kinderen meestal in Nederland.’

Voel je je Nederlander?
‘Ik ben een Chinees-Nederlandse filmmaakster. Ik heb twee paspoorten en ik zou niet willen kiezen. Ik ben loyaal aan dit land dat me veel heeft gebracht. Ik betaal belasting en voel me echt Nederlander, maar ik ben ook Chinees. Dat kun je niet van me afnemen. Ik voel me ook verwant met de tweede generatie. Bijna allemaal hebben we conservatieve ouders met een restaurantverleden. Maar we zijn ons ook bewust van onze eigen identiteit. Chinezen zijn er trots op dat ze voortkomen uit een eeuwenoude beschaving. Wanneer je trots bent op je eigen land, benader je het nieuwe land denk ik met heel andere ogen. Als je trots bent op het verleden, kun je beter met het heden overweg.’

In de kunst- of de filmwereld, maar ook in de politiek kom je weinig Chinese Nederlanders tegen.
‘Dat klopt. We krijgen wat ik een VVD-opvoeding noem: hard studeren, hoge cijfers halen en dan een baan kiezen met een flink salaris en veel status. En dan kies je niet voor de kunstensector. Ik heb zelf eerst Economie en vervolgens Communicatiewetenschappen gestudeerd. Daarna ben ik de televisiewereld ingerold. Toen kreeg ik de mogelijkheid een eigen film te maken waarvoor ik heel onverwacht een Gouden Kalf-nominatie kreeg. Vervolgens ben ik verder gegaan met het maken van films. De rode draad in mijn werk is altijd de zoektocht naar een eigen identiteit. Dat kan over personen gaan, maar ook over bedrijven, zoals de Hema.’

Hoe ervaar je als Chinese Nederlander het integratiedebat?
‘Dat gaat deels langs me heen. Misschien komt dat ook wel omdat de Chinezen een relatief stille gemeenschap vormen. Niemand heeft last van ons, we passen ons aan en doen alles zoals het hoort. Ik heb er soms wel eens last van dat mensen bijna vergeten dat ik Chinees ben. Aan de ene kant is dat fijn, maar aan de andere kant ben ik blijkbaar zo goed geassimileerd dat een belangrijk gedeelte van mij niet gezien wordt.’

Wil je zelf nog migreren?
‘Vroeger wilde ik dat nog wel, maar nu niet meer. Ik blijf nu lekker in Nederland.’

‘We willen rechtvaardigheid, ontwikkeling en erkenning’

0
‘Diversiteitsbeleid in de praktijk is nu vooral het uitspreken van ambities in rapporten’, zegt Antoin Deul.

NiNsee (Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis) is een kennis- en onderzoekscentrum over het Nederlandse slavernijverleden en de gevolgen daarvan voor de hedendaagse samenleving. Het instituut was betrokken bij het tot stand komen van het Nationaal Monument Slavernijverleden en organiseert jaarlijks het festival Keti Koti. Antoin Deul is sinds vorig jaar directeur van het instituut. Hij wil de patstelling rondom het collectieve bewustzijn over het slavernijverleden doorbreken. De Kanttekening sprak hem over zijn ambities.

Voel je al beweging in jouw ambitie om de erkenning van het slavernijverleden meer inclusief te maken?
‘Ik zie bij witte instituties wel een groeiende interesse om meer te weten en ook om er iets mee te doen. Neem het Rijksmuseum, daar zijn ze zich nu heel bewust dat men wat moet doen met het eurocentristische verhaal dat daar wordt verteld over de koloniën. En ja, de Zwarte Piet-discussie heeft absoluut wat in beweging gezet in de maatschappelijke bewustwording over racistische mechanismes in het verleden en nu.’

Betekent dit bewustzijn ook dat dit soort organisaties zelf wat gekleurder worden?
‘Nee, helaas. De statistieken tonen aan dat wat het personeelsbeleid betreft muurvast zit. Daarbij wordt de vraag ‘waar haal je ze vandaan?’ vaak opgevoerd als reden. Feit is dat veel jongeren met een migratieachtergrond studies gaan doen waar ze geld mee kunnen verdienen. Ze hebben niet de luxe om zich te scholen in vakgebieden waar minder gemakkelijk geld te verdienen is. Toch komen ook mensen met een migratieachtergrond die wel studies hebben gedaan in een culturele richting ook nauwelijks terecht op sleutelposities in de culturele sector. Diversiteitsbeleid in de praktijk is nu vooral het uitspreken van ambities in rapporten. Dus wil je echt iets veranderen, dan zou je misschien toch aan quota’s moeten denken. We hebben eigenlijk alles wel geprobeerd inmiddels, zonder resultaat.’

Je zei ooit ‘onze geschiedenis is niet begonnen in slavernij, het is beter onze rijkdom te vieren, onze geschiedenis, kunst, cultuur en economie’. Moeten we dan denken aan een historische verheerlijking van het pre-Europese Afrika, een beetje zoals de laatste decennia is omgegaan met de Nederlandse geschiedenis?
‘Het is een expliciete keuze geweest in 2016 om een Black Achievement Month in te stellen in plaats van een Black History Month. Het was een eclatant succes. Allerlei debatten activiteiten hebben we georganiseerd. Alles zat eigenlijk altijd wel vol, met een heel divers publiek. Dit jaar in oktober gaan wij de rijkdom van onze cultuur wederom vieren. De opening van de Black Achievement Month zal dit jaar spetterend van start gaan op 1 oktober in de Stadsschouwburg Amsterdam.’

Een veel gehoord argument om de trans-Atlantische slavernij te relativeren is het feit dat er in Afrika en elders op de wereld ook slavernij voorkwam.
‘Verschillende soorten slavernij kwam overal voor. Ook in het Midden-Oosten en ja, ook in Afrika. Als je een schuld had of een oorlog had verloren, dan kon je tot slaaf worden gemaakt. Maar het was echt een fundamenteel ander type slavernij in Afrika. Tot slaaf gemaakten in Afrika konden uiteindelijk wel vrij komen. Hun kinderen werden geen slaaf. Uiteindelijk ging men min of meer op in de samenleving. Ze werden niet gedehumaniseerd, zoals tijdens de trans-Atlantische slavernij waarbij Afrikanen als een biologisch lager soort mens werden gezien. Europeanen linkten het aan allerlei rassentheorieën. Alleen daarom al kun je het kwaad en de gevolgen van de trans-Atlantische slavernij niet vergelijken met andere vormen van slavernij.’

Aandacht voor het slavernijverleden is nodig. Maar wat doet een eenzijdig narratief van zwart slachtofferschap en wit daderschap met het zelfbeeld van zwarte en witte mensen?
‘Ik snap wat je bedoelt. Maar ten eerste is het gewoon een onderdeel van de geschiedenis. En de situatie nu is: het ene deel willen we graag een grotere plaats geven in het collectieve geheugen, zoals de successen van de Vereenigde Oostindische Compagnie en de Tweede Wereldoorlog. En het andere deel, onze misdaden in de koloniën, de slavernij, daar hebben we het liever niet over. Juist dat deel dat zo’n enorme impact heeft op de wereld van nu. Ik snap dat slachtofferschap niet iets is waar je in moet blijven hangen, maar het trauma moet eerst verwerkt worden door onze samenleving. Dat is een proces met verschillende fases, zoals je dat ook hebt met rouwverwerking. Erkenning is de fase waar we nu in zitten. Het kwaad moet benoemd worden, zonder mitsen en maren. We moeten door die pijn heen. Dan pas kunnen we een vervolgstap maken.’

Een andere blinde vlek in ons nationaal bewustzijn is, denk ik, de eeuwenlange sociaal-economische onderdrukking en uitbuiting van de Nederlandse onderklasse. Zou een verbinding van die twee onderdrukkingsgeschiedenissen een manier kunnen zijn om de strijd voor erkenning van onderdrukten meer inclusief te maken?
‘In de Verenigde Staten is heel vaak geprobeerd om de emancipatie van Afro-Amerikanen te koppelen aan de klassenstrijd van Amerikaanse witte arbeiders. Angela Davis (Amerikaanse filosofe, schrijfster en politiek activiste, red.) heeft daar veel over geschreven. Destijds is het mislukt, maar ik denk dat je het zeker kunt proberen. Intersectionaliteit noemt men dat nu. De strijd voor homo- en vrouwenrechten koppelen aan anti-racisme. Ik denk dat daar een taak ligt voor andere maatschappelijke organisaties. Wij als NiNsee zijn echt gericht op de trans-Atlantische slavernij. Het is onze hoofdtaak om daar aandacht aan te besteden en een verbindend podium te creëren.’

In 2013 stopte de subsidie. Wat was daar de aanleiding voor?
‘Halbe Zijlstra heeft destijds de stekker eruit getrokken, zoals bij veel culturele instellingen. Te gek voor woorden. Maar de gemeente Amsterdam heeft de laatste jaren een instandhoudingssubsidie beschikbaar gesteld. Van Lodewijk Asscher hebben we vijf ton projectsubsidie gekregen voor twee jaar. Sinds ik ben aangetreden zijn we direct in gesprek gegaan met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Verenigde Naties hebben 2015 tot 2024 uitgeroepen tot het decennium voor mensen van Afrikaanse herkomst. Nakomelingen van Afrikanen worden overal waar ze zijn terechtgekomen, achtergesteld. Zij krijgen nu hun plek: rechtvaardigheid, ontwikkeling en erkenning zijn de speerpunten.’

‘Ineens wist ik: ik hou van Nederland’

0

De Kanttekening vroeg vijf ‘nieuwe’ Nederlanders wat vaderlandsliefde voor hen betekent.

Vaderlandsliefde kan betekenen dat je juicht als je land een doelpunt maakt op het wereldkampioenschap voetbal, maar het kan ook betekenen dat je je leven wil geven voor dat land. Nieuwe Nederlanders kunnen twee landen kiezen waar zij trots op zijn: Nederland en hun herkomstland. De Kanttekening vroeg enkele weken geleden zes ‘nieuwe’ Nederlanders wat vaderlandsliefde voor hen betekent. Deze week deel twee.

Ubaldo Sichi (65, Florence, Italië)

‘Ik woon in Nederland sinds 1975. Als tiener trok ik door Europa en van alle steden beviel Amsterdam mij het beste. Ik had een beetje genoeg van Italië. Ik wilde kunstenaar worden, maar in Italië heb je dan weinig perspectief. Ik deed toelatingsexamen voor de Gerrit Rietveld Academie en werd aangenomen. Ik ontmoette Riek, een Nederlandse vrouw, Friezin nog wel. Betrouwbaar, maar ook koppig.

Of ik mij meer Nederlander of Italiaan voel? Ik voel mij geen van beiden, maar een aantal ‘Nederlandse’ karaktertrekken had ik al. Ook in Italië was ik altijd al de man die vijf minuten te vroeg kwam op afspraken. Wat betreft het eten ben ik echt van de Italiaanse keuken. Ik heb Nederland wel zien veranderen wat betreft eten. Als ik een aubergine wilde, destijds, moest ik naar een specialist. Hetzelfde geldt voor koffie. Ik moest altijd lachen als ik een bordje zag met ‘verse koffie staat klaar!’ Voor een Italiaan is dat vanzelfsprekend.

Wat betreft het omgaan met mensen: moeilijk te zeggen. Maar wat ik heel mooi vind aan Nederland is dat je hier dingen kan bereiken zonder connecties. Het is mij hier gelukt om een goede galerie te vinden zonder recommandatie. Dat is echt onmogelijk in Italië.

Voor de Europese verkiezingen mag ik kiezen of ik voor Nederland of Italië stem. Ik heb steeds gestemd voor de Italiaanse verkiezingen, tot het referendum van Matteo Renzi. De laatste tijd moet ik vrienden in Italië vragen hoe het ook al weer zit met de politiek. Dat is er de laatste jaren ingeslopen. De Italiaanse media zijn te langdradig en te emotioneel om goed te volgen. De tv is meer op zoek naar emotie dan feiten. Niet te doen eigenlijk. Is er ergens een ramp gebeurd, dan moeten er tranen op de buis. In Nederland vraagt men: wie gaat het betalen? Ik vind beide een beetje overdreven.

Mijn vaderland vervaagt een beetje. Mijn moeder en mijn zus wonen er nog. Ik ga twee keer per jaar terug. Ik heb weinig Italiaanse vrienden, hooguit twee of drie. Vroeger waren dat er meer. Sommige Italianen, vooral uit de linkse hoek waar ik me ook bij schaarde, blijven heel hun leven hetzelfde. Alleen maar felle politieke discussies, zeuren over wat er allemaal slecht is. Daar had ik op een gegeven moment geen zin meer in. Ik kan het hier het beste vinden met mensen die dat ook hebben met hun eigen land, mensen die uit hun eigen groep zijn gestapt door veel te reizen of door een buitenlandse partner te kiezen.

Mijn dochter Alessandra heb ik tweetalig opgevoed. Ze heeft veel Italiaanse cliënten in haar praktijk. Ze kent beide culturen, spreekt ook de taal. Het viel haar op dat Italianen in Nederland vaak naar andere Italianen trekken afkomstig uit dezelfde streek. Dat ‘campanilismo’, het gevoel van eigen parochie eerst, daar heb ik mij altijd van proberen af te zetten. Al houd ik van het Florentijnse dialect, een soort oer-Italiaans, en ik ben trots op de Renaissance. Maar soms is een grote geschiedenis ook een grote last. Je bent er altijd mee bezig. Voor die last ben ik altijd gevlucht. En toch. Misschien ontkom ook ik er niet aan. Ik voel me meer Florentijn dan Italiaan.’

Paul Carroll (39, Perth, Australië)

‘Ik ben geboren in Perth, in het westen van Australië. De eerste vijf jaar van mijn leven woonde ik in Laverton, een klein dorpje, met een paar honderd mensen. Rode woestijn, blauwe lucht, eindeloze horizon, de echte outback.

Uiteindelijk ging mijn vader, werkzaam in de mijnsector, graven in Finland en kwamen wij op mijn zestiende in Amstelveen terecht. Ik vond het geweldig. In Perth zat ik op een heel grote school, met veel geweld. Ik voelde mij niet veilig. Hier kwam ik terecht op een kleine dure internationale school met weinig kinderen.

Op mijn achttiende ging ik terug naar Perth om te studeren, milieuwetenschappen, na de studie ging ik terug naar Nederland, naar Amsterdam.

Ik heb mij altijd meer Australiër gevoeld dan Nederlander. Een vreemd gevoel. Want als ik de accenten hoor bij de luchthavens in Australië, dan word ik al een beetje misselijk.

Dan denk ik: oh nee, zit ik weer tussen die mensen! Maar dat heb ik ook in Nederland. Toch vind ik de mensen in Nederland meer bij mij passen. Dat komt misschien omdat ik hier langer ben geweest als volwassene. Maar misschien ook omdat ik in Amsterdam heb gewoond. Omdat Amsterdam beter past bij mijn persoonlijkheid. De macho mannenwaarden van Australië passen niet helemaal bij mij. Iedereen houdt er van sport. In Amsterdam is het allemaal wat intellectueler, al is dat ook geen afspiegeling van Nederland.

Eind dit jaar emigreer ik met mijn vrouw, zoon en dochter terug naar Australië. Voor de ruimte. Dat gun ik mijn kinderen. Maar ook omdat wij graag thuisonderwijs willen geven. Dat is bijna niet mogelijk in Nederland. Mijn vrouw wil ook de stad uit, maar niet in Nederland. We gaan naar Hobart, Tasmanië. Daar woonden vroeger heel stoute mensen.’

Caroline Brésard (Linselles, Frankrijk)

‘Als kind was ik heel trots op mijn land. Frankrijk was alles. Trots op mijn ouders en zusjes. Dat is een natuurlijk instinct. Een kind moet trots zijn, het is ook een vorm van hechten. Ik was ook trots op mijn taal. Je wist als kind ook niet veel van andere landen. Je leerde over Jeanne d’Arc, Napoleon en alles op tv was nagesynchroniseerd. Ik woonde tot mijn vierentwintigste in Frankrijk. Op vakantie naar de Azoren ontmoette ik de vader van mijn dochter die Nederlander was.

Toch wist ik wel wat van Nederland voordat ik er terechtkwam. Nederland heeft altijd als voorbeeld gediend voor Frankrijk. De architectuur, het sociaal beleid, de kunst, hoe jullie met de boeren omgingen en hoe jullie je politie en politiek democratisch organiseerden. Op heel veel niveaus wisten wij heel veel over Nederland. Toen ik hier kwam dacht ik ‘goh, niet alles is hier perfect’. Ik schrok er vooral van hoe men hier dacht over ons. ‘Frankrijk is een mooi land, maar er wonen zo veel Fransen.’ Men vond ons chauvinistisch. Ik vond dat een beetje onheus en tactloos. Ik dacht dat Nederlanders geen gevoelens hadden. Iedereen is zo direct en zakelijk. Een vriendin zei tegen mij ‘Nederlanders hebben wel gevoel, maar ze tonen het niet’.

Het heeft mijn Franse identiteit niet sterker gemaakt, maar het was wel een enorme cultuurschok. Ik was geïnteresseerd in alles. Maar ja, Frankrijk bleef in mijn hart: het eten is beter, betere manieren, minder lomp, mensen waren niet zo aardig tegen mij, vond ik.
Ik zeg altijd ‘ik ben Française geweest’. Ik had jarenlang zo veel heimwee. Als ik naar Frankrijk was geweest, kwam ik heel teleurgesteld terug. Ik had altijd een maand nodig om te wennen aan Nederland. Ik ging daarom steeds minder vaak terug naar Frankrijk. Gewoon om dat gevoel, dat gemis te voorkomen.

Mijn echte keuze voor Nederland is vijftien jaar geleden gemaakt, tijdens Sail. Ik was bij het Wilhelmina-Dok aan het wachten, met een vriendin. Ik kan mij die avond goed herinneren. De stad was zo liefelijk. Ik was zo gelukkig. Al die lieve mensen, die prachtige organisatie. Ineens wist ik: ik hou van Nederland. Mijn hart was die avond Nederlands geworden. De stad had zich geopend.

Ik ben hier echt gelukkig, terug naar Frankrijk gaan durf ik niet. Mijn band is ook een beetje gebroken toen mijn moeder zestien jaar geleden overleed. Mijn vader en broer waren al dood toen. Ik voelde toen, na haar overlijden, dat mijn band met Frankrijk echt was gebroken. Ik stond op het perron en ik voelde het.

Ik ben een ander mens geworden in Nederland. In Frankrijk kon ik niet altijd mijzelf zijn. Mijn ouders waren heel kritisch over alles en iedereen, dat is ook wel Frans, zeuren en kritisch zijn over alles. In Nederland had ik dat niet, mijn vriend toen, Piet, de vader van mijn dochter, had dat meteen door. Ik ben Nederland daarom wel dankbaar. Het was de breuk met mijn Franse familie, waardoor ik hier zelf iets kon opbouwen. In Frankrijk was alles bepaald door mijn achtergrond en familie. Nee, ik zou nooit meer terug gaan.’

Kendreth Odor (37, Oranjestad, Aruba)

‘Ik ben geboren in Oranjestad, maar opgegroeid in Piedra Plat, een wijk midden op het eiland, dichtbij de Hooiberg. Ik ben naar school gegaan in Oranjestad en daarna voor mijn studie naar Nederland gekomen.

Arubaan zijn betekent voor mij: liefde hebben voor waar je vandaan komt. Niet bang zijn om te zeggen wat onze tradities en cultuur zijn. Ik geef het ook door aan mijn kind. Onder andere door de taal.

Aruba is in de loop der jaren wel veranderd. Als ik kijk naar mijn jeugdjaren heb ik goede momenten gehad. Na school bij oma en opa. Je hebt een bepaalde vrijheid op Aruba. Woon je buiten dan kun je spelen op de rotsen. Maar je kon ook op straat spelen in de stad waar mijn andere opa woonde.

Eten is voor mij denk ik het belangrijkste van de unieke Arubaanse cultuur. De producten van het land, zoals kip, vis, cabrito en groenten, en de zee, zoals pisca cora en calco. Ik houd erg van de echte traditionele Arubaanse gerechten.

En dan nog de muziek en dans, zoals terra dera gaiy, baile di sinta en dande. En natuurlijk het carnaval. Oude dansen die bijna niet meer worden gedanst, maar die ik wel van mijn ouders heb meegekregen. Het zijn de culturele tradities die voor mij nog altijd mijn Arubaanse identiteit bepalen. Gewoon omdat je ze echt niet ergens anders vindt, zolang je het niet zelf doorgeeft.

Ik zit al de helft van mijn leven hier in Nederland, maar mijn Arubaan-zijn heeft puur te maken met de vorming die je krijgt van huis uit. Als men mij hier aanspreekt als Antilliaan zeg ik ook altijd dat ik Arubaan ben. Als mensen een negatieve opmerking maken over het eiland zal ik er ook altijd wat van zeggen. Volgens de papieren ben ik Nederlander, want geboren op Nederlands grondgebied. Ik voed mijn dochter, die half Nederlands is en gewoon hier opgroeit, ook tweetalig op. Ik zing graag kinderliedjes met haar in het Papiaments.

Ik weet niet of ik ooit terug zal gaan. Voor mijn werk zit ik hier, maar ik ben ook bang dat ik mij op het kleine eiland gekooid ga voelen. Toch hoef ik er voor mijn gevoel niet te wonen om mij toch Arubaan te voelen. Ik hang mijn Arubaanse vlag nog steeds ieder jaar uit als het 18 maart is, de dag van vlag en volkslied.

Natuurlijk, ik zou een betere Arubaan zijn als ik daar zou wonen en zou bijdragen aan de economie. Maar op mijn manier, door hier connecties te leggen voor Aruba, doe ik dat misschien ook wel. Misschien ga ik terug als ik oud ben. Maar dan moet ik genoeg geld hebben verdiend, want voor young professionals als ik zijn de carrière kansen in het buitenland vooralsnog groter.’

Andrea Daza, (35, Bogota, Colombia)

‘Afgelopen zondag was ik met mijn man op een Colombiaans filmfestival. Ik zag er een film van Leon Verheul, een documentaire over Jules Deelder in Colombia. Die man zat alleen maar te vertellen over drugs. Ik werd zo boos. Mijn man moest mij echt tot rust manen. Op zo’n moment voel ik dat ik een soort ambassadeur van Colombia wil zijn. Ik wil praten over het eten, de zee, bloemen, niet over de drugs.

Colombiaan zijn betekent voor mij: een rijke cultuur. Gelukkig en sociaal zijn, leven in een warm land waar alles zomaar beschikbaar is en het eten goedkoop is.

Wat Colombia anders maakt dan de omringende landen? Misschien zijn de verschillen tussen de regio’s van het land wel groter dan die met de buurlanden.

Amsterdam is supergaaf. Maar we missen onze familie in Colombia heel erg. We voelden ons wel als toeristen in Colombia onlangs. Dat was wel heel raar. We hadden geen huis. Dus het voelde niet als thuis. Maar hier ook niet. Terwijl het hier wel zo zou moeten voelen en daar ook eigenlijk.’

‘Het slavernijverleden zit in mij’

0

Overal in het land is afgelopen zaterdag de afschaffing van de slavernij gevierd en zijn de slachtoffers herdacht met het festival Keti Koti. De Kanttekening sprak de initiatiefnemer van de Keti Koti-tafel, Mercedes Zandwijken.

Het is een niet meer weg te denken onderdeel van Festival Keti Koti: de Keti Koti-tafel. Keti Koti is Sranantongo voor ‘ketenen gebroken’. Zwarte en witte Nederlanders gaan met elkaar in gesprek over hoe de slavernij doorwerkt in de hedendaagse samenleving. Bedenker Mercedes Zandwijken organiseerde er dit jaar vier. ‘Eén van de redenen waarom ik met de Keti Koti-dialoogtafels begon, is omdat er alleen zwarte mensen naar de herdenking kwamen. Te gênant voor woorden. De burgemeester was er wel, de premier is ook wel eens gekomen, maar in de samenleving leefde het niet.’

Wat doe je aan een Keti Koti-tafel?
‘De tafel wordt geopend door een koor dat treurliederen zingt. Die werden al gezongen door onze voorouders als ze op het veld werkten of als er iets droevigs was gebeurd. Om de pijn van het verleden te verzachten, smeren we de pols van onze tafelgenoot, zwart bij wit en wit bij zwart, met een klein beetje kokosolie in. Dat symboliseert het wegwrijven van de pijn uit het verleden die in het heden nog gevoeld wordt. En we kauwen op een stukje bitter hout dat staat voor de bittere smaak van het slavernijverleden. Dan volgt een heel scala aan vragen over persoonlijke ervaringen met buitengesloten worden en discriminatie, maar ook over bijvoorbeeld witte privileges en het tonen van burgermoed. Zo krijg je een inkijkje in wat het betekent om zwart te zijn. Jij hoort misschien wel voor het eerst een zwarte vrouw vertellen over racisme. Wat dat met haar doet en met haar gezin. En omgekeerd krijgt zwart een inkijkje in wat het betekent om wit te zijn.’

Hoe kwam je op dit idee?
‘Mijn partner is joods. Toen ik voor het eerst bij hem aan de sedertafel zat, de traditionele maaltijd met Pesach, besefte ik het belang van het reflecteren op je geschiedenis. Eén van de rituelen is dat een kind vraagt ‘waarom zijn we hier bijeen?’ De vader of moeder vertelt dan over de slavernij drieduizend jaar geleden en de uittocht uit Egypte. Een ander ritueel is het eten van mierikswortel. Als je dat proeft springen de tranen je in de ogen want het is zo scherp. Het staat symbool voor de tranen die geplengd zijn door de voorouders die tot slaaf waren gemaakt. En toen ik dit zo meemaakte, besefte ik dat ik jaloers was. Ik had thuis ook over ónze slavernijgeschiedenis willen horen, maar er waren geen verhalen of rituelen om de slavernij te herdenken, er was niets.’

Werd in je familie niet over de slavernij gesproken?
‘Nee. Ik heb lang gedacht dat onze familiegeschiedenis pas in de Tweede Jan Steenstraat begon, waar ik ben geboren. Daar beginnen mijn familieverhalen. De aankomst van mijn ouders uit Suriname die zich er in 1960 vestigden. Nog een flard over de boottocht. Maar alles wat daarvoor gebeurde, ik weet het niet. Dat hoor ik ook van leeftijdsgenoten. Ik ben nu bijna zestig, zij hebben ook geen verhalen. Ik denk dat het is zoals bij de joodse gemeenschap na de Tweede Wereldoorlog. Je wilt niet meer terugdenken aan die pijnlijke vernederende geschiedenis. Daarom is er zo’n stilte ontstaan binnen de eigen gemeenschap. Natuurlijk hebben de witte Nederlanders het ook niet willen onthouden.’

Denk jij regelmatig aan de slavernij?
‘De psychiater Glenn Helberg heeft een keer gezegd ‘het slavernijverleden zit in mij’. Dat voel ik ook zo. Ik ben een sterke vrouw. Ik weet niet beter dan dat je altijd weer verder moet, dat heb ik meegekregen van mijn moeder, en zij van haar moeder. En dat geef ik ook weer door aan mijn kinderen. Al lag je te creperen op de grond, dat laatste suikerriet moest van het veld af. Als mijn voorouders niet opstonden, werden ze misschien doodgerammeld. En omdat je geacht wordt om heel sterk te zijn, word je ook niet zo gemakkelijk geliefkoosd. Mijn kinderen hebben ook wel eens gezegd ‘mam als wij vielen en onze knieën geschaafd hadden, dan had je daar bijna geen aandacht voor’. De Amerikaanse sociologe Joy Degruy doet onderzoek naar de trauma’s die van generatie op generatie worden doorgegeven binnen de zwarte gemeenschap. Er zijn zo veel patronen die terug zijn te voeren op de slavernij. Bij Surinaamse Nederlanders is het niet ongebruikelijk om tijdens de opvoeding de wil van het kind te breken. Ze eisen extreme gehoorzaamheid. Als een slavenhouder zegt, die vruchtenboom daar, aan het eind van de middag liggen alle vruchten in deze mand, dan kun je niet zeggen bekijk het even, doe het zelf. Maar zo’n opvoeding gaat ten koste van je autonomie en zelfontwikkeling. Het maakt het moeilijk om je later te manifesteren. Het stereotypebeeld van de Surinaamse moeder die schreeuwt tegen haar kinderen, dat bestaat echt helaas. Het heeft onder andere te maken met dat Surinaamse mensen aan het eind van de werkdag in wilde paniek en angst de namen van hun kinderen schreeuwden. Elke dag als ze terugkwamen van de velden kon hun kind verkocht zijn.’

Hoe vind je dat de buitenwereld omgaat met het slavernijverleden?
‘Hoe langer ik met dit onderwerp bezig ben, hoe sterker ik er een gevoel van vervreemding door krijg. Ik heb het gevoel te moeten knokken om een stuk van mijn identiteit te mogen adresseren binnen de samenleving. Met de kans dat je daarop aangevallen of afgerekend wordt. Sylvana Simons is daar een voorbeeld van. Je mag wel meedoen in Nederland, maar je mag geen opinie hebben die de geschiedenis benoemt zoals die werkelijk is.’

Waarom leeft de herdenking van de slavernij niet zo?

‘Het wordt niet onderwezen, de overheid vindt het niet belangrijk. In Nederland zijn er zo’n drieduizend monumenten om de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Daarvoor zijn er allerlei fondsen en speciale instellingen in het leven geroepen. Dat heeft te maken met invloed en macht en met het feit dat we slachtoffers waren. Geen daders zoals bij de slavernij. De daderrol herdenk je liever niet.’

De meeste Nederlanders zullen zich geen dader voelen. Ze hebben geen link met de slavernij, hun voorouders waren geen slavenhandelaren.
‘Nee, maar we plukken wel de vruchten van de welvaart uit die periode. We hebben een enorm kapitaal weten op te bouwen door de koloniale handel in kruidnagel, nootmuskaat, koffie en cacao. Hele gebieden zijn leeggeroofd.’

Moet de overheid haar excuses aanbieden voor de slavernij?
‘Ja, ik vind van wel. Dat is beschaafd.’

En herstelbetalingen?
‘Ik vind het belangrijk dat er iets wordt neergezet dat symbool staat voor die herstelbetaling. Als ik kijk naar de joodse gemeenschap, daar was na de Tweede Wereldoorlog een enorme behoefte aan traumabehandeling. Daarvoor is destijds onder andere het Joods Maatschappelijk Werk opgericht. Joden mochten tegen vergoeding in psychotherapie. Ook de derde generatie maakt daar nog gebruik van. In de zwarte gemeenschap worden ook nog steeds trauma’s doorgegeven. Dat heeft een verwoestende werking op hoe zwart en zwart en zwart en wit met elkaar omgaat. Ik zou het heel erg aanmoedigen als er een instituut voor geestelijk maatschappelijk werk voor zwarten zou komen. Om voor die pijn, waar veel zwarte mensen nog mee rondlopen, een adequaat hulpverleningsaanbod te hebben.’

Wat bedoel je met verwoestende werking?
‘Samenwerken tussen zwarte mensen onderling is een probleem. Er is een gebrek aan vertrouwen. Tijdens de slavernij waren er veel rangen en standen. De lichtgekleurden mochten binnen werken, de donkere mensen zwoegden op het veld. Later in de koloniale tijd zaten de lichtgekleurden op kantoor en werkten de zwarten in de wasserij. Er is veel jaloezie. Dat komt ook omdat er maar mondjesmaat zwarte mensen worden toegelaten in het establishment van de samenleving. Als het een zwart persoon lukt om op een plek te zitten die van enige macht en invloed is, dan voelt hij de ogen in de rug. We vinden het lastig elkaar te steunen in moeilijke tijden. De zwarte samenleving is voor een deel ontwricht geraakt en gebleven. Eénoudergezinnen, Surinaamse moeders die in hun eentje de kinderen grootbrengen, dat heeft ook zijn oorsprong in die slavernij.’

Wat is het verband?
‘Er mocht geen gezinsvorming plaatsvinden in de plantage-economie. Dat zou de tot slaaf gemaakten moeilijk aanstuurbaar maken en ten koste gaan van de productiviteit. Mannen moesten weer kinderen maken bij andere vrouwen om het aantal slaven te vergroten. De zwarte man was een werktuig. Die hele identiteit van de verantwoordelijke vader werd kapotgemaakt of niet tot wasdom gebracht. Dat is van generatie op generatie overgegaan. Ik vind het verdrietig dat die gezinsstructuur zo is geworden. Ik zeg niet dat het nucleaire man-vrouw-gezin alles is, maar een vader die niet aanwezig is bij de opvoeding van zijn kinderen stamt echt uit die periode.’

‘Durf fouten te maken’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Japans-Nederlandse Ai Hashimoto (30).

Wat doe je?
‘Momenteel besteed ik al mijn tijd aan het inrichten van mijn afstudeerexpositie. Na mijn studies Biologie in Tsukuba en Culture and Development Studies in Leuven, rond ik nu mijn studie Autonome Kunst af aan de Kunstacademie van Den Haag. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat ben ik nu bezig met opbouwen. Het onderwerp van mijn tentoonstelling is de door mij bedachte mythe Pink Tsunami. Die is gebaseerd op droombeelden die in me opkomen, wellicht beïnvloed door de tsunami die Japan trof in 2011. Zoals in de Bijbel de zondvloed van Noach een mythologisch verhaal werd, heb ik de gebeurtenissen in Japan aangegrepen om ook een mythe te scheppen rondom die ramp. Op dat moment was ik in Nederland, maar mijn familie en vrienden waren daar natuurlijk. Gelukkig liep het voor hen goed af.’

Waar wil je heen?
‘Allereerst wil ik een plek veroveren binnen de kunstwereld. Daarnaast wil ik een graphic novel maken over mijn Pink Tsunami-verhaal. Ik wil dat doen aan de hand van beelden, dus zonder tekst. Ik wil daarin heel het verhaal laten zien: van het begin van de grote ramp tot het moment dat alles verdwijnt. Dat er vervolgens een poppetje met een paddenstoelenhoofd uit de lucht komt vallen die een nieuwe wereld bouwt. Het raakt aan de actualiteit, religie en de grote verhalen uit de geschiedenis van de mensheid. Waar ik dit doe, is niet zo belangrijk. Ik heb op meerdere plekken in de wereld gewoond, omdat ik nog kort voor deze studie werkte voor milieuorganisaties. Mijn eerste studie in Japan was Biologie, omdat ik, zoals een gehoorzame Japanse dochter betaamt, deed wat mijn ouders zeiden en niet mijn hart volgde. Later ben ik wel mijn hart gaan volgen. Ik wilde van kinds af aan al kunstenaar worden. Nu zijn mijn ouders supertrots op me, mijn moeder is onlangs zelfs nog komen helpen.’

Heb je een kruiwagen?
‘Jazeker. Medestudenten hielpen me op weg in mijn eerste jaar op de academie. Maar ook leraren waren belangrijk. Toen ik hier kwam zat ik echt gevangen tussen twee culturen. Er zijn echt grote verschillen tussen Japan en het Westen. Vooral de docenten hielpen me de juiste mix te vinden tussen de oorspronkelijkheid van de Japanse cultuur, mijn eigen originaliteit, karakter en de manier waarop er in het Westen naar kunst en filosofie wordt gekeken. Daarnaast is mijn familie natuurlijk altijd op de achtergrond een belangrijke steun geweest.’

Zijn er beren op de weg?
‘De kunstwereld in Japan is anders dan die in het Westen. Daardoor kun je denken, zoals ik, dat het erg moeilijk is je daar tussen te wurmen. Ik heb dan ook, zeker in het begin, behoorlijk aan mezelf getwijfeld. Toch moet je je niet laten afleiden door dat soort gedachtes. Je moet gewoon datgene doen wat je wil doen. En niets anders. Houd vertrouwen, doe het. Voordat ik aan de Kunstacademie begon, nam ik ontslag van een goed betaalde baan in Nederland. Dan moet je vertrouwen hebben én houden dat het goed komt. Het heeft zich inmiddels wel terugbetaald.’

Heb je tips?
‘Die sluiten aan op wat ik net zei: vertrouw op jezelf, maak fouten, durf fouten te maken, dan kom je er vanzelf. In Japan is kunst traditioneler, hier is het conceptueler. Ik heb me daaraan over gegeven en zo de manier van denken eigen gemaakt. Doorzetten is dan ook erg belangrijk. Zo, maar nu ga ik mijn afstudeerwerk verdedigen tegenover de commissie die het beoordeelt.’

In Israël is alles politiek

1

Wanneer je op vakantie gaat naar Israël kun je je voornemen om je níet met politiek bezig te houden, maar de kans dat dit daadwerkelijk lukt is nihil. Toen ik twee weken geleden op het vliegtuig naar Tel Aviv stapte, beloofde ik mezelf plechtig dat ik aan niets anders zou denken dan de bruiloft van mijn nicht, familie en het strand. De eerste twee dagen lukte dat aardig, maar op de derde dag ging het mis. Samen met mijn vriend bracht ik een bezoek aan Jeruzalem, waar we lunchten met enorme hoeveelheden hummus, een wandeling maakten door de christelijke wijk en een bezoek brachten aan de Klaagmuur in de Oude Stad. Eigenlijk wilde ik graag naar de islamitische wijk, maar onze gids raadde dat af, omdat ze meende dat daar af en toe opstootjes plaatsvonden tussen joden en moslims tijdens de ramadan. Ik vond dat nogal paranoïde en vroeg me af of de gids bevooroordeeld was tegen Arabieren en ons daarom niet wilde meenemen.

Op de terugweg naar het busstation bleek een belangrijke verkeersader te zijn afgesloten door de politie. De agenten zagen er gespannen uit en maanden ons om zo snel mogelijk de andere kant op te lopen. Op internet las ik tot mijn grote schrik dat er een aanslag was gepleegd op nog geen tweehonderd meter bij ons vandaan: in de islamitische wijk hadden drie Palestijnen op Israëlische politieagenten ingestoken met messen. Eén van de agenten, een vrouw van 23 jaar, overleed aan haar verwondingen. De drie aanslagplegers werden doodgeschoten door omringende soldaten.

Eenmaal in Tel Aviv leek het alsof er niets was gebeurd. Het leven ging door zoals altijd. Men was klaarblijkelijk al gewend aan dit soort gebeurtenissen. De terrassen zaten bomvol, de rooftop party’s werden niet afgezegd en voor de hipste restaurants stonden ellenlange rijen. Pas de volgende ochtend merkten we dat het politieke circus wel degelijk was losgebarsten, zoals viel te lezen in alle Israëlische kranten. IS claimde de aanslag als eerste, maar even later claimde ook Hamas de aanslag ‘van de drie heldhaftige martelaren’. De Israëlische premier Netanyahu was vooral boos op president Abbas van de Palestijnse Autoriteit, omdat hij volgens hem de aanslag niet veroordeelde. Hij ging zelfs zo ver door te zeggen dat ‘deze houding van Abbas aangeeft dat er geen serieuze partner voor vrede aan Palestijnse kant is’. Hij ging meteen over tot represailles: vanwege de ramadan hadden 350 Palestijnen van de Westoever visa gekregen om Jeruzalem te bezoeken. Die werden per direct ingetrokken.

Soms koester ik de ijdele hoop dat er ooit nog een oplossing komt voor het Israël-Palestina-conflict. Ik pleit voor de dialoog en ben ervan overtuigd dat Israëliërs en Palestijnen elkaar vooral moeten leren kennen, omdat het wantrouwen voor elkaar pas afneemt als je ‘de ander’ als mens van vlees en bloed leert zien. Dat kan ik natuurlijk makkelijk zeggen vanuit mijn appartement in het Amsterdamse. Pas nu ik hier ben voel ik hoe beklemmend het conflict is en begrijp ik hoe muurvast het zit. Palestijnen en Israëliërs – en met name de politici aan beide kanten – houden elkaar gegijzeld in een wurggreep van angst en haat. Dat los je niet op door ‘even’ met elkaar te gaan praten over gemeenschappelijke interesses. Ik droom van de dag dat Israëli’s en Palestijnen zij aan zij in vrede kunnen leven en dat het hier écht alleen draait om de vraag waar het leukste restaurant zit en wat de mooiste strandtent is. Maar ik vrees dat ik nog heel lang op die dag zal moeten wachten.