14.7 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 889

Hoofdredacteur eist gerechtigheid in zaak vermoorde journalist

0
Hoofdredacteur Rober Koptas eist gerechtigheid van de Turkse staat in de Hrant Dink-moordzaak. ‘De rol van de diepe staat in de moord wordt volledig genegeerd.’

Journalist Rober Koptas is ontevreden over het verloop van het gerechtelijk onderzoek naar de moord op Hrant Dink. In een interview met deze krant zegt hij dat de ‘diepe staat’ achter de moord zit.

‘Diepe staat’ is een veelgebruikte term in Turkije. Het zou een ‘staat binnen een staat’ zijn die geleid worden door hooggeplaatste figuren binnen onder meer de strijdkrachten, politie, gendarmerie, inlichtingendienst, rechterlijke macht en onderwereld.

De Armeense Koptas is hoofdredacteur van Agos, een Turks-Armeens weekblad dat in 1996 is opgericht door Dink. Dink was een Armeense gemeenschapsleider en hoofdredacteur van Agos, tot hij op 19 januari 2007 op 52-jarige leeftijd op klaarlichte dag werd doodgeschoten voor het hoofdkantoor van het blad in Istanbul. Daar komen elk jaar op 19 januari duizenden mensen bijéén om Dink te herdenken. Daarbij worden borden gedragen met teksten als ‘wij zijn allemaal Hrant’ en ‘wij zijn allemaal Armeniërs’. De moord is tot op heden niet volledig opgelost. De man die hem doodschoot, de ultranationalist Ogün Samast, werd op zeventienjarige leeftijd veroordeeld tot bijna 23 jaar gevangenisstraf voor moord met voorbedachte rade. Bewijsmateriaal in de zaak wijst er echter op dat Samast niet alleen handelde. De nabestaanden van Dink roepen de autoriteiten dan ook al jaren op alle details van de moord aan het licht te brengen en alle betrokkenen te vervolgen. Dat is tot nu toe een doodlopende weg gebleken.

Dink was geliefd in Turkije, getuige de tienduizenden rouwenden van verschillende etnische en religieuze achtergronden die eind januari 2007 de straat opgingen in Istanbul om hem de laatste eer te bewijzen. Maar hij had ook vijanden, met name binnen nationalistische en islamistische kringen, omdat hij openlijk sprak over de Armeense genocide. Turkije claimt dat uitroeiing van Armeniërs door de Ottomaanse staat niet aan de orde was, maar dat aan beide kanten doden zijn gevallen door oorlogsomstandigheden. Dink bekritiseerde de bagatallisering en ontkenning van de massamoord, maar riep ook op tot verzoening tussen de Turkse en Armeense gemeenschappen. Dat deed hij in een periode waarin het in Turkije weinig aandacht kreeg in de media en nauwelijks werd bestudeerd door academici. Dat veranderde enigszins, maar Dink maakte dat niet mee, omdat het zijn dood was die leidde tot groeiende interesse in het onderwerp.

De Kanttekening sprak Koptas, onder meer over de moord op Dink, Dinks invloed op de Turks-Armeense gemeenschap en de belemmeringen voor verzoening tussen Turken en Armeniërs.

Waarom zijn zo veel feiten rond de moord op Dink nog steeds niet aan het licht gebracht?
‘De manier waarop de zaak tot nu toe is behandeld kan gezien worden als een spelletje dat gericht is op het beïnvloeden van de publieke opinie. Het is een toneelstuk, opgevoerd door het duistere machtscentrum binnen de staat (‘diepe staat’, red.) dat er niet voor terugdeinst moorden te plegen om staatsbelangen veilig te stellen. We weten dat de moord is gepleegd onder zeer verdachte omstandigheden. We weten dat een aantal overheidsfunctionarissen direct betrokken was, terwijl andere overheidsfunctionarissen de moord oogluikend hebben toegestaan of bewijzen hebben achtergehouden. De vele documenten en bewijsstukken die dat bewijzen worden genegeerd. De staat heeft Dink niet beschermd, geen degelijk onderzoek ingesteld en de veroordeling van overheidsfunctionarissen belemmerd. De rechtbank achtte georganiseerde misdaad onbewezen, maar kon dat niet hard maken. Ze gaf dan ook uiteindelijk noodgedwongen toe dat haar eigen vonnis ‘gebreken bevat’. Politici toonden zich ontevreden over dat besluit. Daarop verklaarde het Hooggerechtshof het vonnis nietig en kwam op de proppen met een merkwaardige profielschets van de organisatie achter de moord. Ze kwalificeerde de organisatie als een ‘gewone’ misdaadorganisatie in plaats van een ‘diepe’ misdaadorganisatie met politieke banden en motieven. Dat is een onvolledig beeld van de werkelijkheid, omdat het impliceert dat de moord uitsluitend is gepland en gepleegd door een groepje jongeren uit Trabzon. De rol van de diepe staat in de moord wordt volledig genegeerd.’

Onlangs hebben de nabestaanden van Dink felle kritiek geuit op het verloop van het proces en bekendgemaakt dat ze de zittingen niet meer zullen bijwonen. Is er geen hoop op gerechtigheid?
‘Datgene wat gezegd moest worden heeft de familie Dink een dag voor de rechtszitting van 17 september middels een verklaring naar voren gebracht. De familieleden hebben besloten de rechtszittingen niet meer bij te wonen, omdat ze tot de conclusie zijn gekomen dat het verloop van het proces onacceptabel is; dat de moord een georganiseerde moord is en overheidsfunctionarissen berecht moeten worden. Dat is veelzeggend. Het laat zien dat we ver verwijderd zijn van gerechtigheid. De regering heeft er alles aan gedaan om het recht niet te laten zegevieren. Zolang de moord op Dink niet wordt opgehelderd, is het niet mogelijk om de diepe staat aan het licht te brengen. Met het Ergenekon-proces en het verwante Balyoz-proces (Ergenekon en Balyoz zouden de namen zijn van vermeende coupplannen om Erdogan af te zetten; Ergenekon zou tevens de naam zijn van de vermeende geheime organisatie achter de vermeende coupplannen; Ergenekon-verdachten verschenen voor het eerst voor de rechtbank in 2008 en Balyoz-verdachten in 2010, red.) is dit machtscentrum deels ontmanteld, maar om het in zijn geheel af te breken, is het noodzakelijk dat de Dink-zaak wordt opgelost. De AKP beschikt niet over de politieke wilskracht en vastberadenheid om dat te bewerkstelligen.’

Waarom niet?
‘De AKP heeft te maken gehad met serieuze bedreigingen, dat moet gezegd worden. Denk maar aan de coupdreigingen tegen de partij en de ontbindingszaak (in 2010 werd na de opheffing van het hoofddoekverbod op de universiteiten een verzoek ingediend bij het Constitutioneel Hof om de AKP te ontbinden, omdat de partij de seculiere staat zou ondermijnen en het land zou willen islamiseren, red.). Dat waren uiterst belangrijke affaires voor het democratiseringsproces. Uiteraard was het nodig om de regering op bepaalde vlakken te verdedigen en dat hebben wij gedaan. Het Ergenekon-proces was hoopgevend, maar het evolueerde tot iets heel anders. Sinds de start van het proces is duidelijk geworden dat de AKP slechts bepaalde groepen in het vizier heeft. De AKP richt zich alleen op groepen die een gevaar vormen voor de partij zelf. Ze heeft niet de intentie om af te rekenen met de ‘diepe staat’ in zijn geheel en een algehele transformatie van het machtssysteem te verwezenlijken. Ik deel de visie dat de meeste Ergenekon-verdachten die zijn berecht, daadwerkelijk schuldig zijn. Zij zijn dan ook reeds gestraft. Het Ergenekon-proces had echter veel meer potentie, het had Turkije fundamenteel kunnen veranderen. Het had de potentie om de capaciteiten van de staat om misdaden te begaan, volledig af te breken. Helaas is dat niet gelukt. Dat een aanpak gericht op een grondige transformatie van het machtssysteem niet tot uiting is gekomen in de Dink-zaak, is het gevolg van het feit dat de AKP een akkoord heeft gesloten met de diepe staat. Daarom heeft ze ervan afgezien het aandeel van de diepe staat in de moord op Dink te onthullen. Ze heeft daarmee de bedreigingen van de diepe staat aan haar eigen adres van zich afgewend. Wat we tot nu toe hebben gezien, is een houding die gericht is op het wegmoffelen van de waarheid. De AKP heeft genoegen genomen met het laten arresteren en berechten van de schutter. Daarom zijn we op dit moment ver verwijderd van gerechtigheid, wat erop neerkomt dat we ook ver verwijderd zijn van democratie. De diepe staat kan ook in de toekomst weer moorden of andere misdaden plegen. Daarom willen wij gerechtigheid.’

In 2015 vindt de honderdste herdenking van de Armeense genocide plaats. Dat zal ongetwijfeld zorgen voor spanningen tussen Turken en Armeniërs. Wat belemmert verzoening tussen de twee bevolkingsgroepen? 
‘Een combinatie van ontkenning, nationalisme en woede zorgt ervoor dat geen opbouwende dialoog tot stand kan komen. Onder zulke omstandigheden is bouwen aan een gezamenlijke toekomst niet mogelijk. Als iemand die vrede wil tussen de Turkse en Armeense gemeenschappen, zet ik me in om hier verandering in te brengen. Ik nodig beide kanten uit tot gematigdheid en het vinden van een middenweg. Natuurlijk zal de kwestie niet opgelost worden in 2015, het échte werk zal daarna pas beginnen. We hebben nog een lange weg te gaan.’

Wat verwacht je van de Turkse staat?
‘Ik weet dat Turkije niet van de éne op de andere dag de genocide zal erkennen. Het land is daar niet klaar voor, daar ben ik me van bewust. Maar het primaire probleem is het taalgebruik. Er wordt geen respect getoond voor het leed van de Armeniërs. De Turkse staat voert een beleid van absolute ontkenning. Alsof er niets is gebeurd, alsof Armeniërs niet zijn gedood of gedwongen te emigreren. Turkije moet ruimte creëren voor vrije discussie, zodat openhartig besproken kan worden wat zich in het verleden heeft afgespeeld. Op basis van de resultaten die daaruit voortkomen, moet de inhoud van studieboeken worden aangepast. Het hoeft niet persé zo te zijn dat het drama dat zich heeft afgespeeld gedefinieerd wordt als een daad van genocide, maar men is wel verplicht om duidelijk te maken hoeveel Armeniërs er zijn gestorven en wat ze hebben meegemaakt. Het garanderen van geschiedschrijving gebaseerd op feiten en waarheden, dat zou de eerste taak van de Turkse staat zou moeten zijn.’

En dan?
‘Als Turkije erin slaagt een omslag te realiseren en het Armeense leed serieus te nemen, dan zullen Turken een positievere, meer open houding ontwikkelen tegenover Armeniërs en meer begrip tonen voor hun leed en frustraties. Dan zal de Armeense gemeenschap daar een passende reactie op geven. Ze zullen hun woede overwinnen. Armeniërs zijn immers ook ‘kinderen’ van Anatolië. Het moet niet vergeten worden dat de slachtoffers van de genocide in dit land hebben geleefd. Ze hebben hier gewerkt, ze zijn hier getrouwd, ze zijn hier gestorven. En wij zijn hun erfgenamen. Het feit dat mijn opa hier honderd jaar geleden bezittingen had, een huis, tuin of andere bezittingen, maakt mij zijn erfgenaam. Niemand die een geweten heeft, kan dat ontkennen.’

Dink was kritisch over de bemoeienis van het Westen met de betrekkingen tussen de Turkse en Armeense gemeenschappen. Hij verklaarde dat het Westen een belangrijke rol heeft gespeeld in het ontwrichten van de banden tussen de twee bevolkingsgroepen. Hoe moeten westerse landen zich gedragen om een bijdrage te kunnen leveren aan het vinden van oplossingen?
‘Alle partijen moeten, zoals Dink dat ooit zei, denken in termen van het eigen aandeel in de gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden. Op basis daarvan moeten ze in gesprek gaan met elkaar. We weten wat voor een desastreus effect de imperialistische politiek van het Westen had op het Ottomaanse Rijk. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk de Armeense genocide te begrijpen en in de juiste context te plaatsen zonder de rol van de Duitsers te analyseren. Daarom moeten degenen die Turken en Armeniërs advies willen geven, eerst hun eigen troep opruimen. Dat is een morele noodzaak. Als het Westen eerst zijn eigen rol zou erkennen en zich daarna pas zou richten op inmenging, zou dat Turken en Armeniërs veel tijd en hoofdpijn besparen. In Turkije bestaat namelijk de perceptie dat westerse landen steeds op de proppen komen met de Armeense genocide, omdat ze het slecht voorhebben met Turkije. Als het Westen deze perceptie kan veranderen, dan zal een zware last vallen van de schouders van de mensen in Turkije die deze kwestie openlijk willen bespreken. Dat zal er ook voor zorgen dat de invloed van de nationalisten wordt teruggedrongen. De positie van de nationalisten rond deze kwestie is namelijk vooral een uiting van verzet tegen het Westen. De meeste nationalistische standpunten zijn daardoor geïnspireerd. Door in te spelen op frustraties en anti-westerse sentimenten, claimen ze dat Armeniërs de ‘leugen’ van genocide verkondigen, omdat ze marionetten zijn van het Westen. Dat klopt niet. Armeniërs vertegenwoordigen namelijk dat waar ze zelf in geloven. Ze verkondigen hun eigen waarheden. Uiteraard worden ze daarbij ook weleens misbruikt door het Westen. Landen die daadwerkelijk dialoog willen moeten zich richten op het bevorderen van de toenadering tussen de Turkse en Armeense gemeenschappen, zodat nieuwe generaties Turken en Armeniërs in volledige harmonie samen kunnen leven. Oprechtheid is cruciaal. Dat moet de basis van inmenging zijn. Een vals beleid gericht op het gebruiken van het Armeense leed tegen de Turken zal meer nadelen dan voordelen scheppen.’

Wat is de belangrijkste verandering die de Turks-Armeense gemeenschap heeft meegemaakt sinds de moord op Dink?
‘De Armeense gemeenschap leeft in het algemeen in angst. Dat is niet gek, aangezien ze is onderdrukt en zware politieke druk heeft ervaren. Daarom kunnen veel Armeniërs zich niet goed uitdrukken. Velen geven de voorkeur aan het lijden van een rustig bestaan en treden niet graag op de voorgrond. Met Agos slaagde Dink erin om die mentaliteit te doorbreken. Het was voor het eerst dat een Turkse Armeniër op de voorgrond trad, openhartig zijn verhaal vertelde, zijn rechten verdedigde en zich met geheven stem hard maakte voor gelijke behandeling. Dat heeft velen van ons aangemoedigd. Behalve Armeniërs die bang zijn, zijn er nu ook Armeniërs die durven te praten en politiek willen bedrijven. De laatste groep denkt ‘nu kunnen en zullen we ons niet meer stilhouden, het is onze plicht om het pad van Hrant te volgen, omdat we met z’n allen een bijdrage moeten leveren aan het democratiseringsproces van Turkije’. Na de moord op Dink is deze scheiding tussen Armeniërs sterker geworden. Maar zijn dood is een groot verlies voor ons allemaal, voor Armeniërs én Turken. Hij vertegenwoordigde immers iedereen in dit land die vrijheid wilde.’

Credo

0
freedom.jpg
Foto: © AP

Jaren geleden woonde ik de begrafenisdienst bij van een oud-buurmeisje in de gereformeerde kerk, een traditie waarin ik bescheiden wortels heb. Toen ik de kerk binnenkwam, ervoer ik de warmte van de godsdienst van weleer en ik voelde me verheven boven tijd en plaats. Dat gevoel werd nog versterkt door de orgelmuziek die me ontroerde en de zang die me zo bekend was.

Dat gelukzalige gevoel – het klinkt wat raar als je dat krijgt tijdens een begrafenisplechtigheid – werd wreed verstoord toen de voorganger het woord nam. Hij wees de rouwenden erop dat wij allen zondaars zijn in de ogen van God en alleen maar verlost kunnen worden door het bloed van Jezus Christus, Gods zoon. De preek maakte mij klein en nietig en weg was mijn goddelijke gevoel. Ik wilde eigenlijk direct weglopen, maar dat kon natuurlijk niet. Ik voel me geen zondaar. Ik heb niets verkeerd gedaan waarvoor ik Gods vergeving nodig heb. En als ik al iets verkeerd heb gedaan, dan neem ik daarvoor de verantwoordelijkheid en probeer ik de schade te herstellen, voor mezelf en voor de ander. Ik moet niets hebben van het religieuze schuld-en-boeteritueel.

Nadat ik in 1977 Arabisch ben gaan studeren, ben ik meermaals in islamitische landen geweest. Vooral in Egypte en Marokko, maar ook in Turkije. Ik heb het er altijd naar mijn zin gehad. De Arabische, Berberse, Turkse en islamitische culturen zijn buitengewoon gastvrij en dat maakte dat ik me als gast en als man ook altijd zeer welkom voelde bij mijn vrienden en relaties. De islam is, zo stelde ik verder vast, prettig rationeel en pragmatisch. Hoe vaak hoorde ik in Egypte mijn vrienden niet zeggen: ”inta horr” (je bent vrij). Vrij, meerbepaald, om te doen wat je wilt. Werden er in mijn omgeving of door mijzelf fouten gemaakt ten opzichte van anderen, dan volgde daar meestal geen zware schuld-en-boetetocht op, maar een praktische manier om de zaken weer te herstellen. Niks calvinisme in de islam!

Maar het feit dat ik man was en ben, maakt wel een wereld van verschil. De vrijheid die ik in de islamitische wereld voelde, is niet weggelegd voor al mijn westerse vriendinnen en vrouwelijke collega’s. Voor hen is de bewegingsvrijheid aanzienlijk beperkter. Ik ben me daar altijd bewust van geweest. En er was nog iets. Buiten de dagelijkse praktijk van het leven van moslims was er verder weinig dat ik aantrekkelijk vond in de islam. Het is me allemaal veel te wettisch. Er zijn te veel regels waar je je aan moet houden. En ik ervoer weinig spirituele diepgang.

Bovendien vond ik de alomtegenwoordigheid van de islam in de islamitische samenleving te veel van het goede, vooral dan tijdens de Ramadan, wanneer een heel land feitelijk stil komt te staan. Ik vind dat zonde van de tijd, hoewel ik besef dat de criteria voor functioneren en gelukkig zijn anders liggen in de islamitische wereld.

Religie heeft zo dus zijn aantrekkelijke kanten voor mij: de muziek en sfeer in de gereformeerde kerk en de ongelooflijke gastvrijheid in de islamitische landen. Maar de leer en de praktijk van de leer staan me niet aan.

Waarom dan toch opkomen voor de moslims in Europa? Die vraag wordt me van tijd tot tijd voor de voeten geworpen door mijn politieke vrienden én mijn politieke tegenstanders.

Mijn stelling, met name in het debat over PVV en haar ideologie, is altijd de volgende geweest: als een partij een politiek voorstaat van uitsluiting van een groep (in het geval van PVV de moslims) en zo’n politiek op den duur een realiteit wordt, kan het niet anders dan dat andere groepen ook volgen. Een partij die de ‘ander’ afwijst, wijst uiteindelijk alle ‘anderen’ af. Dus na de moslims komen de Oost-Europeanen (waarvan acte!), de Roma en uiteindelijk ook de homoseksuelen aan de beurt. Dat leert de geschiedenis ons van partijen die aanstuurden op uitsluiting en die later de macht in handen kregen.

Omdat ikzelf ook tot een minderheid behoor, als man die samenleeft met een andere man, werp ik me op als verdediger van de vrijheid van iedere ‘ander’. Onder het Latijnse motto: ”hodie mihi, cras tibi” (vandaag ik, morgen jij). Of beter gezegd ”hodie tibi, cras mihi” (vandaag jij, morgen ik).

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

‘Het verbaast me dat mensen Wilders zo knap vinden’

0
‘Het punt is dat het niet om kritiek, maar om discriminatie gaat. Religiekritiek moet uiteraard mogelijk zijn.’

Sociaal wetenschapper Ineke van der Valk (Universiteit van Amsterdam) geeft in haar boek Islamofobie en discriminatie (2012) een overzicht van de theorievorming rond de omstreden term islamofobie en beschrijft de Nederlandse situatie en context. Critici vinden de letterlijke betekenis van de term islamofobie (angst voor de islam) te breed, generaliserend en suggestief. De term wordt ook gebruikt om haat, vooroordelen of discriminatie jegens moslims aan te duiden. Islamofobie en discriminatie is één van de eerste Nederlandse wetenschappelijke studies naar dit fenomeen. ‘Islamofobische uitspraken moeten weersproken worden, anders zetten ze zich vast in de hoofden van mensen. Daarom is het belangrijk dat een tegendiscours actief is’, zegt Van der Valk in een interview met deze krant.

Heeft je boek Islamofobie en discriminatie geleid tot specifieke ontwikkelingen?
‘Na de publicatie van mijn boek is het onderwerp opgepakt door vooral Turkse en Marokkaanse organisaties die zich willen organiseren op het punt van islamofobie. Deze organisaties zijn momenteel bezig om campagne te ontwikkelen om islamofobie als aparte discriminatiegrond erkend te krijgen door de politiek. Ook sommige gemeenten en anti-discriminatie-bureaus hebben het onderwerp opgepakt. Zo heeft het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam in zijn jaarrapport opgenomen dat islamofobie apart geregistreerd moet worden.’

Waarom moet het apart geregistreerd worden?
‘In Nederland is het al langer gebruikelijk discriminatie op grond van godsdienst te registreren, maar dan staat er vaak niet bij dat het om islamofobie gaat of het wordt gerubriceerd onder de noemer ‘levensovertuiging’, zoals met de politiegegevens in 2011 gebeurde. In de rapportages komt dan niet altijd helder en expliciet naar voren dat het om discriminatie op grond van de islam gaat. Daarom is het belangrijk dat discriminatie op grond van de islam gehighlight wordt tussen alle andere vormen van discriminatie. Dan kan duidelijk worden hoe vaak en in welke gedaante het voorkomt en aan de hand daarvan kan beleid ontwikkeld worden.’

Waarom wordt het niet apart geregistreerd? 
‘In Nederland is pas sinds kort meer aandacht voor dit verschijnsel. Dat omzetten naar een politieke beslissing om apart te registreren, is een proces dat nu langzamerhand op gang komt. Je ziet dat er internationaal her en der gediscussieerd wordt over de term islamofobie. Die discussie is hier ook opgepakt door mensen en organisaties, binnen en buiten het islamofobe kamp, die tegen aparte registratie zijn. ‘Als islamofobie officieel gehanteerd wordt als aparte discriminatiegrond, zal er geen religiekritiek meer mogelijk zijn’, is een tegenargument dat vaak naar voren wordt gebracht. Het punt is dat het niet om kritiek, maar om discriminatie gaat. Religiekritiek moet uiteraard mogelijk zijn.’

Is er animo voor aparte registratie binnen de politiek?
‘Discussies over het fenomeen worden ook gevoerd binnen politieke partijen, die langzamerhand als het ware worden gesensibiliseerd rond het onderwerp islamofobie. Over het algemeen hebben ze wel oog voor deze vorm van discriminatie, maar of ze er veel voor doen of niet, is een andere kwestie. Sommige partijen staan positief tegenover aparte registratie, terwijl andere partijen er eerder naar neigen om tegen te zijn. Het CDA bijvoorbeeld, zo bleek uit discussies in de Tweede Kamer, is nogal weifelend, terwijl D66 bijvoorbeeld duidelijk vóór aparte registratie is.’

Is het belangrijk dat anti-discriminatie-beleid regelmatig geactualiseerd wordt?
‘Discriminatie is niet iets wat duidelijk is afgebakend en zich altijd op dezelfde manier voordoet. Het is een dynamisch verschijnsel. Het verandert met de tijd en de omstandigheden. De discriminatie van voor de Tweede Wereldoorlog is anders dan de discriminatie van nu. Het is belangrijk dat het anti-discriminatie-beleid daarin meebeweegt. Als je kijkt naar discriminatie in de huidige tijd, dan moet helaas geconstateerd worden dat het vooral gericht is tegen de moslims. Dat moet gezien en bestreden worden.’

Zie je overeenkomsten tussen moslimdiscriminatie nu en het antisemitisme in Duitsland voor de Tweede Wereldoorlog?
‘Maatschappelijk processen kunnen leiden tot het gebruik van geweld tegen een bepaalde groep. Als je kijkt naar het antisemitisme voor de Tweede Wereldoorlog, het gebruik van stereotypen en de subtiele manieren waarmee negatieve beeldvorming werd opgebouwd, zie je dat er parallellen zijn. Verscheidene elementen zijn vergelijkbaar, zoals het idee van de ‘vijfde colonne’ (het idee dat een groep mensen in een land of een andere eenheid, voor de vijand werkt; het idee suggereert een georganiseerde samenzwering, red.). En de Joden werd ook verweten dat ze niet konden integreren. ‘Ze kunnen niet integreren, ze willen hun eigen cultuur behouden’, dacht men. Of neem het boek De protocollen van de wijzen van Sion uit 1897, waarin de Joden beschuldigd werden van het smeden van een complot om de westerse beschaving om zeep te helpen. Het is een heel antisemitisch boek dat een grote rol heeft gespeeld bij de opbouw van het racisme tegen de Joden voor de Tweede Wereldoorlog. Je ziet nu ook dat veel islamofobe theorieën gaan over de opbouw van een islamitische macht die Europa wil overnemen.’

Ontvang je haatreacties?
‘Ik krijg soms vervelende reacties, maar niet heel veel gelukkig. Opvallend is dat ik weleens ben uitgemaakt voor ‘NSB’er’ en ‘landverrader’. Heel gek is dat, want mijn bewustwording over anti-discriminatie is begonnen bij wat de Joden in Nederland en elders is overkomen tijdens de Tweede Wereldoorlog.’

Uit jouw onderzoek blijkt dat moskeeën in Nederland tussen 2005 en 2010 117 keer doelwit van geweld waren. Dat is relatief vaak in vergelijking met andere landen. Hebben de uitspraken van PVV-leider Geert Wilders over de islam en moslims daar wellicht iets mee te maken?
‘Wilders is scherp wat betreft verbale agressie, maar hij bepleit natuurlijk niet het gebruik van fysiek geweld tegen moslims. Naarmate steeds vaker islamofobische uitspraken worden gedaan, wordt islamofobie steeds meer genormaliseerd. Dat stimuleert een bepaald maatschappelijk klimaat waarin agressie en geweld gedijen. Aan dat klimaat draagt Wilders bij uitstek bij. In politieke en maatschappelijke discussies over de islam en moslims is de volhardendheid van Wilders goed voelbaar. Hij gooit, vaak met veel verbaal geweld, sterke uitspraken de wereld in. Hij beweert zelfs dat niet de recessie, maar de islam het grootste probleem is.’

Veel PVV-aanhangers zijn het lang niet altijd eens met wat Wilders zegt, maar velen zijn het erover eens dat hij een soort klokkenluidersfunctie vervult.
‘Veel PVV’ers vinden dat Wilders veel te ver gaat. ‘We vinden dat hij een belangrijke functie heeft om de boel te alarmeren, maar we vinden het niet nodig dat hij aan de macht komt’, denken velen. Dat is natuurlijk wel gevaarlijk, want ondertussen geven ze hem wel macht. Kijk, het antisemitisme voor de Tweede Wereldoorlog bestond in alle Europese landen, maar in Duitsland is het volledig uit de hand gelopen, omdat het politiek georganiseerd werd. Het machtsblok dat de macht greep had antisemitische overtuigingen en zette die overtuigingen om in daden.’

Nederland is een land van coalities, maar zou zoiets toch ook in Nederland kunnen gebeuren?
‘Het kan altijd gebeuren.’

Het is opmerkelijk dat één van de meest prominente zo niet de meest prominente anti-islam-politicus ter wereld een Nederlander is.
‘Ja, zo manifesteert hij zich. Daarom wordt hij onder anti-islam-figuren op handen gedragen.’

Groeit of slinkt de steun voor Wilders?
‘Hij krijgt allang niet meer zo veel steun in bijvoorbeeld de Verenigde Staten als voorheen. De internationale steun voor Wilders is écht aan het afbrokkelen. Zijn boek heeft ook niet veel aandacht gekregen. Hij staat te boek als een groot supporter van Israël, maar ook binnen die delen van de Joodse gemeenschap die hem eerder steunden, heeft hij veel steun verloren, vooral omdat hij zich heeft gekeerd tegen het ritueel slachten. Sindsdien is hij op zoek naar nieuwe bondgenoten en richt hij zich steeds meer op extreem-rechtse partijen en groeperingen in Europa, zoals het Vlaams Belang en het Front National. Hij laat steeds meer zijn ware gezicht zien. Verder zie je dat hij tegenwoordig niet alleen sterke uitspraken doet, maar hij onderneemt ook actie. Wellicht wil hij daarmee tegemoet komen aan de kritiek van Hirsi Ali dat hij de mond vol heeft, maar weinig doet. Zo is hij een website gestart tegen de bouw van moskeeën in Nederland en heeft hij vorig jaar een zwartboek over de ramadan uitgebracht.’

Toch wel een knappe politicus die Wilders, niet?
‘Het verbaast me dat mensen Wilders zo knap vinden.’

Hij is geslepen, standvastig, creatief…
‘En kort door de bocht? Het is veel moeilijker genuanceerd te zijn, dat is pas knap. Wilders bekommert zich totaal niet om wat de dingen die hij roept teweegbrengen. Er is sprake van een intensivering van de negatieve beeldvorming over de islam en moslims en een toename van discriminatie van moslims. Daarom was het onverantwoord een gedoogcoalitie aan te gaan met de PVV (minderheidskabinet bestaande uit de VVD en het CDA dat van oktober 2010 tot april 2012 gedoogsteun kreeg van de PVV, red.). Wilders’ anti-islam-betoog kreeg daardoor een gelegitimeerde basis. De gedoogcoalitie is beëindigd, maar daarmee is het proces van een veranderend maatschappelijk en politiek klimaat niet gestuit. Daar is meer voor nodig.’

Arabist Jan Jaap de Ruiter stelt in een interview met deze krant dat bepaalde ideeën van Wilders inmiddels onderdeel zijn van de mindset van veel Nederlanders, waardoor negatieve uitlatingen over de islam en moslims niet of nauwelijks meer worden weersproken. Klopt dat?
‘Absoluut. Islamofobische uitspraken moeten weersproken worden, anders zetten ze zich vast in de hoofden van mensen. Daarom is het belangrijk dat een tegendiscours actief is. En niet denken van ‘oh, ik word er zo moe van, altijd dezelfde dingen herhalen’. Organisaties en individuen moeten altijd tegengas geven. Overigens zijn anti-islamitische uitlatingen uiteraard niet uitsluitend voorbehouden aan PVV-stemmers.’

Krijgen de islam en moslims te veel negatieve media-aandacht?
‘Als iets negatiefs dat met de islam of moslims te maken heeft in de pers komt, dan wordt het vaak een hype. Recentelijk was dat bijvoorbeeld het geval na de publicatie van dat verhaal in Trouw over de vermeende shariawijken in Den Haag. Veel mensen reageren via sociale media op dit soort kwesties. Daarbij stapelen de anti-islamitische uitspraken zich in rap tempo op. Zo wordt het anti-islamitische betoog openlijk uitgedragen en vindt het een plek. Er is een megahype aan de gang. Dat kwesties over de islam en moslims massaal gehoor krijgen in de pers en dat er zo veel reacties op komen die het in een anti-moslim-kader plaatsen, heeft te maken met de problematische plek die de islam en moslims langzamerhand zijn gaan innemen in het publiek debat.’

‘Nederland kan geen monocultureel eilandje blijven’

1
‘Diversiteit is een verrijking, het dynamiseert en vitaliseert de samenleving.’

‘Jan Pronk is een icoon. Een partijgenoot op wie ik altijd heel trots ben geweest’, reageerde PvdA-voorzitter Hans Spekman teleurgesteld op het recente vertrek van ‘de hoeder van het nationale geweten’, die zijn lidmaatschap van de partij opzegde. Partijleider Diederik Samsom gaf aan ‘een groot bewonderaar’ van Pronk te zijn. Vice-premier Lodewijk Asscher sprak zich lovend uit over Pronks reputatie en betekenis voor de partij. Er klonken echter ook minder positieve geluiden. ‘Zo blij dat Pronk is opgestapt’, twitterde de voorzitter van de Jonge Socialisten, Toon Geenen. Hij voegde er de hashtags ‘opgeruimd’ en ‘netjes’ aan toe. ‘Je kunt waarschijnlijk niet eens in de schaduw staan van Jan Pronk’, reageerde iemand.

‘Wie bijna een halve eeuw lid is van de Partij van de Arbeid neemt niet luchthartig afscheid’, luidt de openingszin van Pronks afscheidsbrief. Hij voelt zich niet langer thuis in de partij, omdat ze de basiswaarden van de sociaal-democratie zou verloochenen. ‘De kern daarvan wordt gevormd door het beginsel van solidariteit. Dat beginsel is terzijde geschoven.’ Hij vindt dat het debat binnen de partij ‘een vraag-en-antwoord-ritueel’ is geworden. ‘De uitkomst staat tevoren vast: applaus!’, schrijft hij. ‘Tegenspraak wordt niet meer aangemoedigd, maar gefnuikt.’

Ontheemd en onthecht
Hoe voelt Pronk zich nu hij niet meer lid is van de PvdA? ‘Ik voel me ontheemd, want de PvdA was natuurlijk heel lang mijn partij. Tegelijkertijd heb ik er zo lang over nagedacht om de partij te verlaten dat ik onthecht ben. Ontheemd en onthecht. Dat is hoe ik me voel’, zegt Pronk in een interview met deze krant. ‘Daarnaast heb ik het gevoel dat een last van mijn schouders is gevallen, omdat een grote afstand was ontstaan tussen de kernwaarden van de sociaal-democratie en het beleid van de PvdA. Dat die beginselen, die ik deel, niet in praktijk worden gebracht door de partij, dat was een last. Die last is nu van me afgevallen.’

Overweegt Pronk om lid te worden van een andere partij? ‘Nee, dat zal ik niet doen. Ik ben en blijf sociaal-democraat en er is op dit moment geen partij in Nederland die echt sociaal-democratisch is’, zegt hij. ‘Ik heb veel waardering voor de SP, maar de partij is te nationaal, veel te weinig internationaal georiënteerd. De SP is zeer principieel met betrekking tot de binnenlandse sociaal-economische politiek, maar veel minder beginselvast wanneer het gaat om internationale solidariteit. Voor mij is dat een heel belangrijk punt. Ik heb veel waardering voor GroenLinks. Het is een buitengewoon sympathieke partij, vooral ook omdat ze veel waarde hecht aan het milieu en culturele vrijheden, maar het sociale element is voor GroenLinks toch secundair. De partij heeft interessante standpunten, maar is geen onderdeel van de sociaal-democratische beweging. Daarom zou ik niet lid worden van GroenLinks. Andere partijen komen überhaupt niet in aanmerking.’

Achterban
In zijn afscheidsbrief onderscheidt Pronk zeven ‘PvdA-fasen van verandering’ in de laatste 49 jaar: opschuiving naar links, democratisering, oppositie, heroriëntatie, paarse coalitievorming, verwarring en – in de laatste zeven jaar – aanpassing aan rechts. Hoe ziet de oud-minister de toekomst van de partij?  ‘Wat ik wil, is dat de PvdA weer een partij wordt die geen onderscheid maakt tussen verschillende ‘categorieën’ mensen en zich niet louter richt op de mensen die het al een beetje redelijk hebben’, zegt hij. ‘De PvdA richt zich sterk op de mensen die behoren tot de middenklasse. De sociaal-democratische beweging was vroeger altijd een beweging ten gunste van de arbeiders in de onderklasse. Zo is het begonnen. Met de economische groei zijn deze mensen als het ware meegegroeid. Ze zijn de middenklasse en de lagere middenklasse geworden. Zij vormen nog steeds het electoraat ofwel de achterban, het referentiekader van de PvdA. Maar ondertussen is een nieuwe onderklasse ontstaan. Die heeft de PvdA uit het oog verloren. En daar gaat het mij dus vooral om. Wat ik wil is een verdieping van het zicht van de partij vóórbij de voor de hand liggende achterban.’

Foto: Dida Mulder

Meritocratie
Is dat een realistisch toekomstperspectief voor de partij? ‘Nee, het zal niet gebeuren’ benadrukt Pronk. ‘Binnen de PvdA is momenteel een meritocratie aan het bewind. Bestuurders die het goed hebben. Ze hebben een redelijk inkomen en zijn hoogopgeleid. Dat is overal hetzelfde binnen de verschillende afdelingen van de partij. Daardoor zijn de bestuurders het zicht op de anderen kwijtgeraakt. Ze vinden dat ze gelijk hebben, omdat ze alleen contact onderhouden met elkaar. Ze worden niet uitgedaagd door de vertegenwoordigers van de onderklasse, omdat die ver van hen afstaan. Ze zijn overtuigd geraakt van hun eigen gelijk. Er heerst een gevoel van ‘we hebben gelijk, want we zijn hoogopgeleid, we hebben deze positie, want we zijn goed’. Het is een vorm van zelfbevestiging.’ Dat zie je volgens Pronk ook bij de elite van de andere partijen, met name de VVD en het CDA. ‘Binnen het bestuur van een politieke partij of binnen de Tweede Kamer is er bijna niemand meer die niet hoogopgeleid is. Opleiding is nodig, het is prachtig, maar als er alleen maar hoogopgeleide mensen zijn, dan zijn degenen die het slachtoffer zijn van bepaalde ontwikkelingen in de samenleving, zoals werkloosheid, niet direct vertegenwoordigd. Zij staan politiek buitenspel, waardoor het systeem niet kan veranderen. Je spreekt over hen, je spreekt misschien tegen hen, maar omdat ze geen toegang hebben tot macht, tot hoge posities, kunnen ze niet reageren. Zo ontstaat vervreemding. Dat vindt structureel plaats binnen alle politieke partijen. Het lijkt democratisch, het is formeel democratisch, maar er is verschil in invloed, in toenemende mate. Het reële democratische karakter van het besluitvormingsproces wordt steeds zwakker.’ Hij verwacht niet dat dat snel zal veranderen. ‘Voor verandering zal verregaande democratisering moeten plaatsvinden. Hans Spekman bijvoorbeeld is zich daarvan bewust, maar meer mensen zullen zich er bewust van moeten worden.’

Wilders
Waarom heeft de PvdA zich aangepast aan rechts? Pronk is daar duidelijk over. ‘Angst’, zegt hij. ‘Ze zijn bang dat ze hun kiezers verliezen. Ook de PvdA ziet dat de opvattingen van Geert Wilders aanslaan. Dus om hem te bestrijden, gaan ze steeds meer een klein beetje zijn kant op. Steeds meer. Daarbij vergeten ze dat een hoop mensen zich niet kunnen vinden in de ideeën van Wilders.’ Dat doen meerdere partijen volgens de oud-minister. ‘Het is ingebakken in het politieke systeem. Ze worden niet extreem, maar schuiven met z’n allen Wilders’ kant op. Allemaal, die kant op.’ Bedrijft de PvdA principeloze populistische politiek? ‘De PvdA is niet principeloos, maar heeft haar principes verloren. Het erodeert. Is dat bewust verraad? Nee. Ze weten niet beter. Ze praten dan ook alleen met zichzelf. Ze zijn vervreemd van de samenleving.’

Bevruchting
Wat is Pronks visie op integratie? ‘Nieuwkomers moeten integreren in onze samenleving. Daar hebben ze zelf ook baat bij. Maar er moet ruimte zijn voor diversiteit, verschillende opvattingen, tradities, culturen en religies. Diversiteit is een verrijking, het dynamiseert en vitaliseert de samenleving. Kijk maar naar Amerika. Je moet er niet bang voor zijn, je moet er blij mee zijn. Integratie moet niet gericht zijn op assimilatie, maar op het behoud van diversiteit. Het is goed voor de samenleving dat allerlei verschillende opvattingen en ideeën naast elkaar bestaan en elkaar voortdurend bevruchten.’

Sommige mensen hangen extremistische ideologieën aan die op gespannen voet staan met universele morele waarden. Mogen zij ook deelnemen aan de bevruchting? ‘Iedereen moet zich aan de wet houden. Maar je moet als overheid niet te ver doorschieten’, antwoordt Pronk. ‘Integratie is een proces van geleidelijke gemeenschappelijke verandering waarbij je geen dingen moet opleggen, behalve dan dat mensen zich moeten houden aan de wetten en regels. In Nederland is het integratiebeleid volledig doorgeslagen.’ Hij geeft als voorbeeld het voorstel van oud-minister Rita Verdonk voor een verbod op het spreken van andere talen dan het Nederlands in het openbaar. ‘Ik was geschokt toen ik dat hoorde. Het is een vorm van assimilatie die ik verwerp.’ Het inburgeringsexamen noemt hij ‘totaal uit het lood geslagen’. Er zitten vragen in waarop ik het antwoord niet weet en ik ben al 73 jaar Nederlander.’

Pronk omschrijft zichzelf als een ‘multiculturalist’. ‘Het moet niet zo zijn dat we een bestaande perceptie van wat de Nederlandse cultuur is gaan verabsoluteren en verbureaucratiseren, zodat het een soort van dwangbuis gaat worden. Ik ben een multiculturalist, want de wereld is multicultureel. Er zijn talloze volken, tradities, culturen, levensbeschouwingen en religies. Je kan niet verwachten dat Nederland een soort monocultureel eilandje blijft in een multiculturele wereld.’