Multiculturalisme is uit de mode geraakt. ‘De multiculturele samenleving is mislukt’, konden we politici in Europa niet lang geleden horen roepen. Multiculturalisme wordt geassocieerd met wegkijken, vrijblijvendheid, cultureelrelativisme en verkeerd beleid. Tegenwoordig zal je nog weinig mensen tegenkomen die er een warm gevoel bij krijgen.
Des te opmerkelijker dat het begrip diversiteit niet meer is weg te slaan uit ons dagelijks spraakgebruik. Je zou zeggen dat multiculturalisme toch op zijn minst een variant is van diversiteit. Je zou kunnen veronderstellen dat degene die te hoop lopen tegen multiculturalisme, ook iets tegen diversiteit moeten hebben, maar dat blijkt anders te liggen. Diversiteit is goed en nastrevenswaardig. Diversiteit is de nieuwe mantra van het moderne beleidsjargon, de oplossing voor allerlei maatschappelijk onrecht. Het duikt op in beleidsnotities en organogrammen van zorginstellingen, ministeries en diensten. Vrijwel elke zichzelf respecterende organisatie heeft tegenwoordig een diversiteitsbeleid en een diversiteitsmanager die de ontwikkelingen op het gebied van diversiteit monitort en aanstuurt. Als het niet goed gaat met de organisatie dan zou dat wel eens kunnen liggen aan een gebrek aan diversiteit.
Hoe kan dat? Hoe komt het dat de critici van multicultureel beleid tegelijk diversiteit propageren als een grondkenmerk van een moderne samenleving? Voor een deel zit hem dat in de vaagheid van begrippen, de manier waarop zij gebruikt worden en waarmee ze geassocieerd worden. Neem multiculturalisme. Dat is van oorsprong een plaats en tijd gebonden begrip dat vooral in de negentiende eeuw werd gebruikt om het opkomend nationalisme in Centraal-Europa te begrijpen. Het dook decennia later weer op in de literatuur over naoorlogse arbeidsmigranten in West-Europa. In de politieke filosofie wordt het gedefinieerd als een politiek ideaal dat is gebaseerd op de gelijkwaardigheid van mensen met verschillende culturele achtergronden. Het gaat om rechten en om evenredigheid in de verdeling van welvaart, macht en invloed op het democratische besluitvormingsproces.
In de jaren negentig groeide het idee dat precies deze principes het beleid van de Nederlandse overheid in de jaren tachtig bepaalden. Terugkijkend op die periode beweerden critici dat die multiculturele politiek en de erkenning van culturele verschillen één van de belangrijkste redenen was waarom er nog steeds sprake is van grote maatschappelijke ongelijkheid tussen verschillende bevolkingsgroepen. Hoewel dat een volkomen verkeerde lezing van het Nederlandse beleid in de jaren tachtig is, ligt hier wel de oorsprong van de harde aanval op het ‘multiculturalisme’ die volgde, met als hoogtepunt het essay van Paul Scheffer, Het multiculturele drama uit 2000.
Diversiteit als principe, nastrevenswaardig doel en erkenning dat de samenleving bestaat uit mensen met verschillende kenmerken en verschillende achtergronden is misschien breder dan multiculturalisme, maar het gaat in wezen om hetzelfde idee. De diversiteit beperkt zich niet tot cultuur, etniciteit of religie, maar gaat ook over huidskleur, gender, seksuele geaardheid. Ja eigenlijk alle kenmerken waarop mensen zichzelf willen onderscheiden of door anderen worden onderscheiden.
Maar de weg die het begrip diversiteit in de loop van de tijd heeft afgelegd is anders dan die van multiculturalisme. Natuurlijk ligt het principe ten grondslag aan het terechte streven van bedrijven, instellingen en overheden om hun personeelsbestand een afspiegeling van de samenleving te laten zijn. Neem het diversiteitsbeleid van de politie dat onlangs in het nieuws kwam.
Diversiteit heeft ook een onmiskenbaar duistere kant. Want wie bepaalt welke verschillen relevant zijn? Diversiteit is geen objectief gegeven, maar is gebaseerd op de vraag welke kenmerken als belangrijk worden gezien. Daarover denkt niet iedereen hetzelfde. Welke diversiteit is (on)aanvaardbaar en voor wie? Als CDA-leider Sybrand Buma het heeft over ‘gewone’ mensen dan maakt hij met een beroep op het diversiteitsprincipe onderscheid tussen mensen op basis van kenmerken die hij kennelijk belangrijk vindt. Hoewel velen, onder wie ikzelf, niet bij zijn clubje ‘gewone’ mensen willen horen, sluit Buma diegenen uit die wat hem betreft niet tot de categorie ‘gewone’ mensen behoren. Thierry Baudets waarschuwing tegen ‘homeopathische verdunning’, het ‘gevaar’ dat ‘de’ Nederlandse cultuur zou verdwijnen door teveel migranten, is precies hetzelfde streven. Het idee dat er zoiets bestaat als een ‘zuivere’ cultuur die verdedigd moet worden tegen vermenging, vinden we ook terug bij de extreem-rechtse ‘identitaire’ bewegingen die overal in Europa opkomen. Het Zuid-Afrikaanse apartheidssysteem was ook gebaseerd op een bepaald soort diversiteit. Daar ging het over de mythe van raszuiverheid, volgens aanhangers een cruciaal kenmerk. Ook de nazi-ideologie was gebaseerd op een bepaalde opvatting van diversiteit.
De erkenning van diversiteit kan dus een manier zijn om mensen, hoe verschillend ook, gelijkwaardig bij de samenleving te betrekken. Dat was de manier waarop de betreurde Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan het zag. Helaas wordt het begrip in toenemende mate ook opgeëist door politieke volksmenners die er juist anderen mee willen uitsluiten. Of erger!
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!