8.1 C
Amsterdam

Ik ben Charlie niet, maar wie ben ik wel?

Maurice Crul
Maurice Crul
Onderwijssocioloog. Hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Lees meer

MauriceCrul-CharlieHebdo.jpg
Foto: © Reuters. Parijs (14 januari 2015).

Donderdagavond, ik sta samen met mijn vrouw en een vriend op de Dam met de tekst let’s agree to disagree. Het is kwart over zeven en de manifestatie begint met één minuut stilte. Tien meter van ons vandaag begint tijdens de indrukwekkende stilte iemand luidkeels een lied van Hans Teeuwen te zingen. In de eerste zin van het lied zit al een forse belediging aan het adres van de profeet Mohammed. Een man van diep in de zestig, gekleed zoals een gepensioneerde natuurkunde leraar, stormt op de man af en geeft hem een duw en schreeuwt dat hij zijn mond moet houden. De man gaat echter door met zijn lied. Daarop grijpt de krachtdadige grijsaard de man bij zijn keel en geeft hem en-passant ook een stomp in zijn maag. De politie snelt toe en voert de man die stug zijn lied blijft doorzingen af. Het is in een paar minuten voorbij.

De hele dag had ik een onwezenlijk gevoel, met al die voorspelbare commentaren van politici. Ik voel de adrenaline in mijn lijf, het is net of ik te snel ben opgestaan. Ik weet: dit is waar ik gedwongen wordt om mijn positie te bepalen. Ooit was ik Charlie en ook ooit stond ik achter de vrijheidsstrijders – of terroristen, het hing af van je perspectief hoe je ze noemde – van de jaren tachtig. Toen ik zestien was wist ik mijn conservatieve ouders niet erger te tergen dan door botte opmerkingen over het koningshuis en de katholieke kerk te maken. Geen grap over die onderwerpen kon mij te hard zijn. Het gaf mij een gevoel van vrijheid. Ik kon dat doen en voelde mij superieur ten opzichte van mijn ouders die in alle andere zaken zoveel machtiger waren dan ik. Jaren later stond ik achter de ‘terroristen’ van de jaren tachtig. Ik was actief in de anti-apartheidsbeweging en ik vond dat het ANC in Zuid Afrika het recht had om de blanke machthebbers, desnoods met geweld en aanslagen, te bestrijden. Elke gelukte aanslag koesterde ik als een overwinning voor de beweging. 

Vandaag de dag ben ik geen Charlie en zeker geen Chérif of Saïd. Maar wie ben ik wel? Ben ik minder radicaal geworden, censureer ik mijzelf tegenwoordig? Ik denk het niet. Ik werd vorig jaar uitgenodigd voor een lezing op het hoofdkantoor van Shell in het kader van een mentorproject voor jonge ‘nieuwe’ Nederlanders. De CEO van Shell zat in de zaal. Ik begon met te vertellen dat ik precies twintig jaar geleden daar ook was om het hoofdkantoor van Shell te blokkeren in verband met de steun van Shell aan het apartheidsbewind in Zuid Afrika. Een steun die in de lijn lag van wat Shell in de geschiedenis altijd al deed, tijdens de koloniale tijd en tijdens de Tweede Wereldoorlog toen de directeur van Shell actief nazi-Duitsland steunde. Ik eindigde mijn introductie ermee dat ik blij was dat Shell tegenwoordig de diversiteit op de werkvloer heeft omarmd en daarvoor een actief beleid voert.

En waar is de Charlie in mijzelf gebleven? Terug naar de Dam. Ik hou van harde grappen. Vaak als begroeting met Turks-Nederlandse of Marokkaans-Nederlandse vrienden maken we eerste een paar harde grappen over kaaskoppen, Turken of Marokkanen. Of we bespotten ons zelf of we bespotten de ander. Het is wellicht een rare vorm van begroeting voor buitenstaanders, maar het werkt voor ons. De voorzichtigheid waarmee mensen elkaar benaderen willen we niet, dat creëert afstand. Vervolgens kunnen we vragen naar de kinderen en de partner. Het wezen van die harde grappen is dat we er samen om kunnen lachen. Het zijn geen grappen om de andere te beledigen maar we geven via spot en zelfspot snel en raak commentaar op de gebeurtenissen van de afgelopen week. Is het een vorm van zelfcensuur dat wij geen grappen maken die elkaar beledigen? Ik vind van niet. We willen communiceren. Humor past daarbij, beledigingen niet, die staan de communicatie in de weg. 

Terug naar de arrestatie op de Dam. Ik was trots dat zoveel Amsterdammers naar de Dam waren gekomen en dat we dat deden zonder een racistisch woord of belediging. Dat is Amsterdam voor mij. De zingende man verstoorde dat met zijn lied. Dat wilde ik niet. De man belichaamde het idee dat je overal alles altijd maar mag, of zelfs moet, roepen. Met zijn actie, tijdens de minuut stilte, maakte hij echter kapot dat wij ondanks onze verschillen daar samen stonden. Dat is waarom ik geen Charlie meer ben.

Dit is mijn persoonlijke pleidooi voor humor, maar tegen beledigingen. En dit is mijn pleidooi voor radicale en confronterende meningen, maar tegen geweld.

Let’s agree to disagree.

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -